C IIc - Elisabeth Ryckaert

fa Judocus Ryckaert en Petronella Van Hecke

° Eeklo 17/7/1680
x Eeklo 7/2/1699 Boudewijn D'Herckers
† Eeklo 31/5/1702
 

Elisabeth Ryckaert, dochter van Judocus en Petronella Van Hecke, zag het levenslicht te Eeklo op de hoeve het Groot Goed, op 17 juli 1680 en stierf te Eeklo op 31 mei 1702.  Zij werd op 2 juni in de kerk begraven nabij de eerste pilaar van het noordelijk deel van de kerk (“in templo iuxta primum sustentaculum a parte septemtrionem”).

Zij was in het huwelijk getreden te Eeklo op 7 februari 1699 met Boudewijn D'Herckers, een zoon van Petrus en van Maria Van Lantschoot, geboren te Eeklo op 20 augustus 1677 op de gekende hofstede het Goed ter Moere in de Jansdreef en er gestorven op 4 januari 1709.  Boudewijn pachtte het Sint-Jansgoed samen met zijn oudere broer Jan.

Elisabeth Ryckaert en Boudewjn D'Herckers kregen twee kinderen, die te Eeklo op de hoeve werden geboren:

  1. Petronella D'Herckers
    ° 20/11/1699
     
  2. Joannes D'Herckers
    ° 19/4/1701

Boudewijn was op zeer jonge leeftijd schepen van Eeklo, nl. reeds in 1701 en dat bleef hij tot 1704.

Hij is na het overlijden van Elisabeth Ryckaert nog hertrouwd met Livina Van Ackere, filia Guillaume, bij wie hij nog 4 kinderen had:

  1. Joanna Maria D'Herckers
    ° 25/9/1703
     
  2. Anna Maria D'Herckers
    ° 13/11/1705
     
  3. Jacobus D'Herckers
    ° 26/11/1707
     
  4. Balduinus D'Herckers (postuum)
    ° 22/6/1709
     

Boudewijn D'Herckers woonde van 1699 tot 1708 op de hofstede het Goed ter Moere, een uitgestrekt landbouwbedrijf van ruim 120 gemet, dat in de tweede helft van de 13de eeuw door het St.-Janshospitaal van Brugge werd opgetrokken in de St.-Jansdreef te Eeklo.  Boudewijn had daar in 1699 zijn vader Pieter als pachter opgevolgd.

De familie D'Herckers—de naam werd op verschillende manieren geschreven—behoorde, evenals het geslacht Ryckaert, tot de meerbegoede landbouwersfamilies van Eeklo.  Pieter D'Herckers, de vader van Boudewijn, die van 1684 tot 1699 het grote bedrijf had geexploiteerd en zelfs tot de notabelen en de grootgrondbezitters van Eeklo behoorde, stierf op de hoeve in 1702 en liet een groot fortuin achter.  Voor zijn zoon Boudewijn echter liep het veel slechter af.  Wanneer zijn echtgenote Elisabeth Ryckaert in 1702 op het hof overleed, werd op 19 maart 1704 een staat van goed van het sterfhuis opgemaakt, waaruit bleek dat het echtpaar nog zeer wel­stel­lend was.  Uit deze inventaris lichten wij de volgende eigendommen.

De paternele goederen die Boudewijn van huize uit door erfenis had verkregen, bevatten:
6 gemet 204 roeden land in diverse partijen te Eeklo in de Busstraat, gekomen uit de erfenis van Boudewijns vader Petrus en nog voor een groot deel toebehorende aan Boudewijns broer Petrus, die zijn deel verkocht aan Boudewijn op 18 oktober 1707 (SAE 834/63v).

De maternele goederen die Elisabeth uit de nalatenschap van haar ouders had verworven en eveneens voor een groot deel eigendom waren van de kinderen van Jan Blondeel, die gehuwd was geweest met Elisabeth Ryckaert, een tante van Elisabeth, de echtgenote van Boudewijn D'Herckers.  Hier zullen we verschillende goederen terugvinden die reeds vermeld staan in de staat van goed van de ouders van Elisabeth, Judocus Ryckaert en Petronella Van Hecke.

Deze maternele goederen bestonden uit:
17 gemet land in de Bentillepolder in St.-Jan-in-Eremo, vroeger een bebouwde hofstede.  Een gemet land eveneens in de Bentillepolder en de helft van 800 roeden land binnen Kaprijke in de Vlotstraat, waarvan de andere helft aan haar broer Judocus toebehoorde.

Tijdens hun huwelijk hadden Elisabeth en Boudewijn de volgende eigendommen aangekocht:
Een partij land en meers te Eeklo in het Balgerhoekse aan de kleine waterloop.

De veestapel bestond uit 3 paarden en twee zwijnen.  Van rundvee is er in de boedelstaat geen sprake.  Er werd op het hof veel aan vlasteelt gedaan en tevens veel vlas bewerkt en verweven.  Men noteerde er enorme hoeveelheden rouw, ruw en bewerkt vlas, 2 getouwen en 3 spinne­wielen met hun toebehoorten.  De afezigheid van runderen kan misschien verband houden met deze intense vlasindustrie, om het zo te noemen, waarop het gezin zich onge­twijfeld gespecialiseerd had.

De inventaris sloot af met een batig saldo van 235 pond groten, maar al de bezittingen en tegoeden werden geraamd op 844 pond, een remarkabel bedrag, dat de welstand van het gezin onderlijnde.

Na het overlijden van Elisabeth Ryckaert in 1702 is het haar weduwnaar Boudewijn D'Herckers niet meer voor de wind gegaan.  Volgens de staat van goed, op 20 maart 1709, na zijn overlijden door de wethouders van Eeklo opgemaakt, zien wij, dat er van de goederen die Elisabeth uit de erfenis van haar ouders tijdens haar huwelijk had meegebracht, niets meer was overgebleven, aangezien deze na haar dood onder haar kinderen waren verdeeld.  Er restten voor Boudewijn nog slechts zijn eigen paternele goederen en de helft van deze die hij tijdens zijn huwelijk met Elisabeth had aangekocht.

De veestapel zag er thans even anders uit: 2 paarden, 8 koeien, 1 rund, 1 stier, 2 kalveren, 3 magere zwijnen, 1 slachtzwijn en 64 schapen met hun lammeren.  Er waren nog drie spinnewielen en één weefgetouw opgeschreven, maar die werden niet meer gebruikt.  De vlasbewerking was kennelijk op de hoeve tot verval geraakt ten behoeve van de veeteelt.

Was Pieter D'Herckers, de vader van Boudewijn op de hoeve nog zeer welstellend geweest en had Boudewijn zelf er tijdens zijn huwelijk met Elisabeth Ryckaert nog goede sier gemaakt, nadien waren voor Boudewijn zeer rampspoedige jaren opgedoken.  Hij was na de dood van Elisabeth nog hertrouwd met Livina Van Ackere en nadien moet de teruggang van de welstand van Boudewijn begonnen zijn.

De staat van goed van Elisabeth vertoonde in 1704 nog een batig saldo van 235 pond, maar deze van Boudewijn zelf sloot af met een nadelig saldo van 312 pond, wat een achteruitgang betekent van 537 pond, een enorm kapitaal.  In 1708 werd de pacht van het Goed te Moere, dat Boudewijn van het St.-Janshospitaal te Brugge in huur had, niet meer hernieuwd, omdat de pachter, zo verluidde het, sinds "meerdere jaeren sijnen pagt niet meer en had betaelt".  De achterstallige huur bedroeg toen reeds 173 pond.

De staat van goed die na het overlijden van Boudewijn op 20 maart 1709 werd opgemaakt, vertoont een eerder dramatische situatie.  De oorzaak van de betrekkelijk snelle achteruitgang, om niet te spreken van een nefaste teloorgang, was niet uitsluitend te wijten aan het wanbeheer van de pachter.  Hiervoor kunnen voornamelijk twee redenen worden opgegeven.

Ten eerste was er de nalatenschap van zijn echtgenote Elisabeth Ryckaert, wiens eigen goederen na haar overlijden aan haar kinderen ten goede waren gekomen, die nog minderjarig waren en dus onder voogdij werden geplaatst, met het gevolg dat de voogden vooral het belang van de kinderen op het oog hadden, temeer omdat Boudewijn reeds vroeg na het overlijden van Elisabeth aanstalten maakte om te hertrouwen, wat misschien de familieleden Ryckaert niet zinde.

Een tweede oorzaak zal waarschijnlijk wel de oorlogsomstandigheden geweest zijn die op het einde van de 17de en in het begin van de 18de eeuw veel landbouwers vreselijk hebben getroffen.  Het is ons genoegzaam bekend dat vooral de landbouwers tijdens deze troebelen door brandschattingen, leveringen aan de troepen en gewelddaden door dezelfde, zeer moeilijke tijden hebben moeten doorworstelen, waarvan er velen nadien de opgelopen schade niet meer te boven zijn gekomen.

Franciscus De Rycke, fs Guilliaeme, die gehuwd was met Livina Van Acker (die, zoals we reeds vertelden, de tweede vrouw was van Boudewijn D’Herckers) was in 1710 samen met Jan Ryckaert (fs Joos) voogd over de wezen van Elisabeth.  Hij, Franciscus, verkocht 200 roeden meers "inden wijck genaemt de Balgerhoecksche Meersschen" ten noorden van "den grooten Waterganck" op 2 april 1710 (SAE 834/187v).  Op 13 maart 1710 waren ook verschillende stukken land in de Bus verkocht, alsook 1 gemet land in de Bentillepolder en de helft van 800 roeden land (waarvan de andere helft van Judocus Ryckaert was) ten noorden van de Vlotstraat en ten zuiden van de Moerstraat te Kaprijke (SAE 1285 en 1286, los stuk).

Franciscus De Rijcke was ook pachter van het Goed ten Moere; na het overlijden van Livina in Kaprijke op 16/4/1711, hertrouwde hij in Eeklo op 28/7/1711 met Cornelia De Roo, dochter van Jan en Elisabeth Dierckens, geboren in Eeklo op 19/3/1684.  Franciscus stierf in Eeklo op 18/3/1724 en Joanna hertrouwde nog hetzelfde jaar met Joannes Piessens, zoon van Jan en Digna Pieters.  Hij was geboren in Kaprijke op 16/5/1697.  Van Joannes zullen er afstammelingen tot het einde van de 19e eeuw het Sint-Jansgoed pachten.

Cornelia De Roo overleed echter reeds te Eeklo in juli 1730 en Joannes hertrouwde met Christophora Dhaenens, fa Christoffel en Anna Cools, die te Eeklo op 19/2/1754 haar laatste adem uitblies.  Op 8/4/1755 trouwde Joannes een derde keer, nu met Petronella Bekaert, die in Kaprijke op 4/8/1725 geboren was als dochter van Pieter en Catharina Huyghe.  Hij overleed in Eeklo op 27/10/1773.

De ouders van Elisabeth:
Judocus Ryckaert en Petronella Van Hecke

Top van deze blz.
Onze Ryckaert welkomblz
Inhoudstafel  -   Zoek-bladzijde

U heeft een aanvulling, een commentaar, een foto of een verbetering ?
Neem dan aub contact op met ons !

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteland homepage

Copyright Notice

Meest recente bijwerking :  13/08/2022