Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1975, 8ste jaargang, nr. 1

Met het Heemkundig Genootschap van het Meetjesland -
zondag 7 september 1975...

OP TOCHT DOOR SLEIDINGE

Situering: Sleidinge heeft een oppervlakte van 2074 ha, ligt op 10 km ten noordwesten van Gent en wordt ten noorden begrensd door Lembeke en Oosteeklo, ten oosten door Ertvelde met het voormalige Kluizen, ten zuiden door Evergem en ten westen door Lovendegem en Waarschoot.

De gemeente is als één lichthellend vlak dat van het westen (gemiddeld 7 m hoog) zacht naar het oosten daalt (6 m) met enkele lage plaatsen in Wittemoer, Putten, Holeinde, achterland van de Langedam en centrum der Holbeke, om in de Heffink aan de samenloop van Brakeleiken en Langebeek (nu Sleins Vaardeken) te dalen tot 5 m.

Bij de kerk is de hoogte 7,48 m; de hoogste gronden, in de Molenstraat, rondom de plaats waar de oude Lovendonkmolen stond, verheffen zich tot 9 m.

WAT DE OUDE PLAATSNAMEN ONS VERTELLEN.

Sleidinge is ontstaan uit een aanvankelijk bebost en woest gedeelte van Evergem, waarmee het nog tot omstreeks het midden van de 13e eeuw was verbonden.  De noordelijke en zuidelijke grenzen lagen respectievelijk vervat tussen twee grensbeken: de Oostwatergang, later genaamd de Burggravenstroom en de Lange Beek, het latere Sleins Vaardeken.  Ongeveer middenin liep de Holbeke (± 1380 Olbeke), later Lede en Brakeleiken genaamd.

Sleidinge was overigens een uitgesproken lage en moerassige streek.  Daarvan getuigen de oorspronkelijke schoot-namen (spits toelopende stukken opduikend uit moerassig gebied): Bukschoot (1383: Bucschoot), Hertschoot (1223: Hertscote) en ook de donk-namen: (eveneens hoogten opduikend uit drassige grond): Varendank (1383: Varendonc), Daasdonk (1397: ter Daesdonc), Rommeldonk (1406: Rotmaerdonc), Berendank (1418: Beerendonc), Lovendonk (1418: Lovendonc), Smal donk (1445: Smaeldonc).

Langs de bovengenoemde waterlopen strekten zich alluviale meersgebieden uit: in het noorden van de Lange Beek, de Sompel (1418: Somple) en de Hoofden (1462: hoofde) en ook de meersen van de Heffink (1390-1420: Eyfinc).

Bij de noordelijke grens met Lembeke, die werd afgebakend door de Burggravenstroom, lag het belangrijke meersgebied van de Langemate (1277: Langhemate).

Daarnaast treft men ook nog belangrijke moergebieden aan: ten westen aansluitend bij de moeren van Waarschoot en Eeklo, bevond zich de Wittemoer (1418: Wittemoer) en veel meer oostwaarts, aansluitend bij de heide van Oosteeklo, de Moerbrug (1445: Moerbrugghe).  Deze laatste gaf toegang tot een uitgestrekt moergebied aan Sleinse zijde: de Moerkens (1591: Moerkens).

De Sint-Joriskerk in 1908 Prentkaart uit de
verzameling van
Alf. Ryserhove.




De Sint-Joriskerk
in 1908.

De gehele westzijde van Sleidinge kreeg de benaming Broek (1366: Brouc) en vormde een uitgestrekt moerassig gebied dat doorliep tot Lovendegem.  Zelfs de oudste straat van Sleidinge, de as van de kerk naar het westen, heette in de middeleeuwse bronnen: de Westvoorde (straat) (± 1280: Westvorde), wat er eens te meer op wijst dat een gebied van moeilijk begaanbare, moerassige plaatsen diende te worden doortrokken.  De benaming van de aangrenzende Lange Dam (1289: langhe Damme) wijst in dezelfde richting.

Oorspronkelijk woeste gronden sloten aan bij het uitgestrekt heidegebied van Lembeke-Oosteeklo.  Zij werden kortweg Woestijn genoemd (1418: woestine), soms ook Ollend (1445: hollende), ofwel Veld, dit laatste dan in tegenstelling tot de reeds bebouwde gedeelten. Zo troffen wij ten oosten van het dorp het Oostveld aan (1400: Oostvelt) en in het afgelegen noordoosten de Veldhoek (1418: Velthouc).

Bosnamen zijn betrekkelijk zeldzaam, wat erop wijst dat Sleidinge, met later een aanzienlijke bebossing, oorspronkelijk een moer- en heidegebied was.  Van de belangrijke oude gehuchtnamen is er slechts één waarin een boomnaam zit verscholen: het Eeksken (1572: Heecxkene) .

Wanneer wij de oude gehuchtnaam de Berrent (1336: Berrent) aanzien als de plaats waar ooit bomen zijn verbrand om de grond vruchtbaar te maken en Lichtelare (1443: Lichtelare) als een open plaats in het bos, dan hebben wij ook hier met oude bosvegetaties te doen.

Een belangrijke bosnaam is eveneens de Kwade Bras (1516: Quabraes) en veel recenter: de Abeelbos (1692: den Abeelbosch).

De eigenlijke ontginningsgeschiedenis van Sleidinge vangt aan met de ontsluiting door vier parallelle wegen (richting zuid-noord) van dat in de 13e eeuw nog woest gebied.

De twee belangrijkste waren ongetwijfeld: Hooiwege (1281: hoiwesch) en Volpenswege (1361: Volponds weghe), later uitgegroeid tot de twee administratieve wijken van Sleidinge - St-Baafs.

De overige twee wegen lagen meer westelijk, doorsneden Sleidinge-Keure, een nog woester gebied, en zijn dan ook van jongere datum.  Het betreft hier de Langedam en het Eeksken, in latere bronnen ook betiteld met de veelbetekenende naam: Moervoorde.

Vlak voor de kerk lag en ligt nog steeds het driehoekig dorpsplein: de dries (1418: driesch), later de Plaats (1588: plaetse).

Het oudst ontgonnen akker complex werd gevormd door de Erritakker (1400: Herritacker).

Ver van de dorpskern verwijderd, strekten zich geïsoleerde kernen uit, die men vaak met «hoek» betitelde in de betekenis van «uithoek», zoals Schroonhoek (1418: tsrueden houc), Asterhoek (1465: astrouc) en de reeds eerder vermelde Veldhoek (1418: Velthouc), ofwel met «einde» (letterlijk en figuurlijk als het einde beschouwd:

Broodseinde (1502: broets hende), Loppenseinde (1502: loppins hende).

Nog andere middeleeuwse nederzettingen zijn: het Zwaantje (1463: zwaenken), genaamd naar een aldaar bestaande herberg «het Zwaantje» en de Vier Huizen (1520: IIII huusen) met de Putten (1418: pitte).

Op het platteland waren de gehuchten en geïsoleerde woonkernen verbonden door wegen.  De benaming «straat», zoals wij die nu kennen, sloeg oorspronkelijk enkel op een met aaneengesloten huizen bebouwde weg.  Later spreekt men op het platteland ten hoogste nog van een straat om de richting aan te geven.  Toch treffen wij te Sleidinge naast de Weststraat, de centraal gelegen straat, nog twee specifiek middeleeuwse straatbenamingen aan: de Wurmstraat (1383: Wueremstrate) en de Wellingstraat (1445: Wellynck strate).

Later spreekt men ook van Kerkstraatje (1418: tkercstraetkin), Molenstraatje (1494: muelenstraetkin) e.a. waarvan de bestemming en de aard duidelijk in de naam besloten liggen.
 

SLEIDINGE-ST-BAAFS EN SLEIDINGE-KEURE.

Prof. Verhulst toonde aan dat de Merovingische fiscus Marca in de 7e eeuw door koning Dagobert aan de pas gestichte St-Baafsabdij werd geschonken.

1908: de kerk en de slagerij «De Bonte Os», tevens herberg
De kerk en de slagerij «De Bonte Os», tevens herberg - in 1908.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

Door de invallen der Noormannen was de abdij vrijwel machteloos geworden.  Hiervan maakten de graven van Vlaanderen en hun militaire vazallen gebruik om door allerlei usurpaties belangrijke gebieden van het oorspronkelijk domein tot zich te trekken.  De graaf stelde een voogd aan, die de materiële belangen van de abdij moest behartigen, maar zich alras tot een felle tegenstander ervan opwierp.  Die voogden waren de heren van Dendermonde.

Van Sleidinge zelf, was er toen nog nauwelijks sprake.  Het ging gewoon met Evergem mee, zonder daarom uitdrukkelijk te worden vermeld.  Pas in 1248 bracht de graaf orde in de zaken: het nauwelijks ontgonnen Sleidinge werd toen in twee helften verdeeld.

Het oostelijk gedeelte, de wijken Hooiwege en Volpenswege bleven aan de St-Baafsabdij en vormden samen met Wondelgem en de vier wijken van Evergem het Graafschap Evergem.  Deze belangrijke heerlijkheid, die de drie parochiekerken van Evergem, Wondelgem en Sleidinge omvatte, kreeg een schepenbank van 7 schepenen: 3 voor Evergem, 2 voor Wondelgem en 2 voor Sleidinge.  Dit deel van Sleidinge werd dan ook steeds Sleidinge-St-Baafs genoemd.

Zoals hierboven vermeld, kreeg het westelijk deel, met belangrijke gedeelten van Lovendegem en Waarschoot samen met Desteldonk in 1248 een wettelijk statuut: de keure van Desteldonk-Sleidinge.  Hierdoor wilde de graaf expliciet een ontwikkelingsfase voltooid zien.  Dit westelijk deel werd in de bronnen dan ook steeds Sleidinge-Keure of kortweg «De Keure» genoemd.  Het werd verdeeld over de wijken Broek en Berrent en telde eveneens een schepenbank van 7 schepenen, waarvan 3 voor Sleidinge, 2 voor Lovendegem en 2 voor Waarschoot.  Beide grote deelheerlijkheden bezaten de drie graden van justitie.  Die twee grote heerlijkheden sloten op 23 december 1656 een conventie af waarbij de gemeenschappelijke lasten voor de kasselrij van de Oudburg waaronder Sleidinge administratief ressorteerde, werden verdeeld op basis van 11/20 voor St-Baafs en 9/20 voor de Keure.

Daarnaast bestonden nog drie belangrijke enclaves, heerlijkheden die enkel lage justitie bezaten.  Het betreft hier de heerlijkheden de Langemate, ter Hinnen (toebehorend aan het St- Veerlekapittel) en Nieuwenhove.  Tenslotte was er nog het Laatschap van Speibroek met lage justitie dat aan de abt van St-Baafs toebehoorde, maar op het grondgebied van de Keure was gelegen.

De heren van Sleidinge-St-Baafs waren zoals gezegd, de abten van de St-Baafsabdij.  Bij de oprichting van het Bisdom Gent in 1559, ging het patrimonium van St-Baafs over naar het Bisdom en werden de bisschoppen, aldus automatisch heren van Evergem en dus ook van Sleidinge-St-Baafs. De heren van de Keure waren de Graven van Vlaanderen, later de landvorsten, vertegenwoordigd door de hoogbaljuw van de Oudburg.
 

SLEIDINGE ALS PAROCHIE.

Sleidinge is in de loop der 13e eeuw als dochterparochie afgesplitst van Evergem.  Het behoorde toen tot het oude bisdom Doornik, dekenij Gent.  Sinds de oprichting van het bisdom Gent in 1559 ressorteerde Sleidinge onder de dekenij Evergem; na het Concordaat in 1801 onder de dekenij Eeklo en thans opnieuw onder de dekenij Evergem.

De kerk van Sleidinge is toegewijd aan St-Joris, maar sinds de overdracht in 1659 van de relieken van de H. Godelieve uit het Klein Begijnhof te Gent is hier ter plaatse een bloeiende devotie tot laatstgenoemde heilige ontstaan, die de devotie tot de oorspronkelijke patroon in de schaduw stelde.  Pastoorslijsten komen reeds voor vanaf de 14e eeuw, zij het met enige hiaten.  Er is een merkwaardig Fundatieboek van 1418 in het kerkarchief bewaard.
 

SLEIDINGE ONDERGAAT HET WEL EN WEE VAN MACHTIGE HEERSERS.

Het is duidelijk dat het landelijke Sleidinge het wel en wee van het naburige Gent mede diende te ondergaan.

Wanneer Gent het in 1453 met Filips de Goede aan de stok heeft, zinnen de hertogelijke Picardiërs op weerwraak en plunderen de dorpen in het Gentse, waaronder ook Sleidinge.

Onder de Calvinistische Republiek (1577-1584) begon de aftakeling van onze streek voorgoed.

Plunderingen van de heen- en weertrekkende legers waren nog maar een zwakke afglans van wat nog volgen moest.

Inderdaad vanaf 1584 zullen de Vrijbuiters meer dan 20 jaar lang de streek ten noorden van Gent onveilig maken.

De Dorpsstraat in 1908
De Dorpsstraat in 1908. Reproductie Heemschut.

Op 28 juni 1585 heeft te Sleidinge een bij eenkomst plaats tussen de afgevaardigden van de Oudburg en van het Ambacht Boekhoute, «omme den generalen vijant te wederstaene ende belettene alzulcke quade voornemen ende Entreprysen als hij up dese ende Brugsche quartieren zouden willen attempteren».

Ondertussen ondernamen de Vrijbuiters hun eerste grootscheepse inval.  Op 5 juni 1586 vallen zij Sleidinge binnen, roven er alles wat zij in handen kunnen krijgen en nemen verschillende gevangenen mee als gijzelaars onder wie ook de pastoor, heer Jan Goethals. Deze pastoor was tegelijk aalmoezenier van het Korps van de Oudburg.  Zijn «rantsoen» of losprijs was vastgesteld op 800 gulden.  In 1589 werd hij nog steeds gevangen gehouden in Zeeland.  Hij vraagt dat men hem zou uitwisselen voor Jaspar Clauwaert, gevangen schipper te Nieuwpoort.  Na zijn vrijlating werd hij in 1593 opnieuw aalmoezenier van de Compagnie. Hij bleef pastoor te Sleidinge tot aan zijn overlijden in 1611.

Als gevolg van deze inval krijgt Sleidinge in 1586 als bescherming een garnizoen van 20 inlandse soldaten van de Oudburg.  Deze bezetting wordt later nog aangevuld met een nachtwacht bestaande uit 10 weerbare mannen van Evergem.

Ondertussen krijgen Sleidinge en Evergem brandbrieven van de vrijbuiters uit Sluis.

De inwoners van Sleidinge zijn het onderling niet eens wat betreft het opstellen van Oudburgse soldaten.  Sleidinge-St-Baafs wenst de versterkte post opgesteld te zien op het Zwaantje.  Sleidinge-Keure daarentegen op Daasdonk.  Echter, de derde toegangsweg tot Sleidinge, de weg langs Volpenswege, zou dan onbeschermd blijven.  Ook hier werd voor gezorgd.  De landslieden van Evergem, die 's nachts de wacht te Sleidinge moeten optrekken, zullen deze post bezetten.  Bij een herverdeling van de bewakingstroepen in 1589, krijgt Sleidinge een bezetting van 11 man toegewezen, in 1592 zijn het er opnieuw 25, wat later nog wordt opgevoerd tot 30.

Op aandringen van de er omheen wonende bewoners, zal in de Wittemoer, nabij het Goed te Merienpade, zonder verwijl een klein fort worden opgericht.  Deze voorzorgsmaatregel bleek maar al te nodig, want reeds op 29 december 1592 viel een sterke groep vrijbuiters Sleidinge binnen, staken er 10 à 11 huizen in brand en namen er verschillende gevangenen.  In 1591 lagen op het fort Daasdonk 6, op het fort Zwaantje 9 en op het fort Volpenswege 6 soldaten gelegerd.

In hetzelfde jaar delft men ook de Burggravenstroom tussen Kluizen en Eeklo op.  Dit zou de toegang der vrijbuiters in Sleidinge en omliggende parochies ten zeerste bemoeilijken. Het deel van het graafwerk te Waarschoot wordt uitgevoerd door arbeiders van Waarschoot, Vinderhoute, Lovendegem en Zomergem.  Evergem en Sleidinge worden geholpen door Mariakerke, Drongen en Wondelgem in hun deel vanaf Sleidinge tot Kluizen.  De werklieden bieden zich aan voorzien van bijlen, houwmessen, schoppen en met hun wapens.

In 1595 wordt het aantal soldaten opnieuw opgevoerd.  Voor Sleidinge wordt dat: Zwaantje 23; Volpenswege 12 en Daasdonk 15.  Later wordt ook versterking gevraagd aan de Vier Huizen (grens Lembeke) en Hulleken (grens Evergem).

In 1599 is de dreiging voor Sleidinge nog steeds bestendig aanwezig.  De pastoor en de wachtmeester van Sleidinge beklagen er zich op hun beurt over dat dagelijks groepjes vrijbuiters ongehinderd de Lembeekse heide kunnen doorkruisen.

Tot overmaat van ramp werden in de maand januari 1600 Waarschoot, Sleidinge en Evergem geteisterd door muitende Duitse troepen, die hun officieren gevangen met zich meevoerden.

De landing van prins Maurits op 21 juni 1600 te Filippine en Boekhoute, zaait andermaal paniek te Sleidinge.

Tot 1604 krijgen de bewoners buitengewoon veel overlast van de heen en weer trekkende legers.

Vanaf 1621, toen de vijandelijkheden met het Noorden, na het Twaalfjarig Bestand, werden hernomen, behoorde Sleidinge tot het Contributieland, de streek tussen de Sasse en de nieuwgegraven Brugse Vaart, die vrijwillig «contributie» of brandschat betaalde aan de vijand.

Het zwaartepunt lag nu inderdaad bij de Brugse Vaart, die trouwens om strategische redenen was gegraven.

Om veiligheidsredenen verbleef de pastoor van Sleidinge toen meestal buiten zijn parochie over de Brugse Vaart in het kasteel te Vinderhoute.

Tijdens de Franse veroveringsoorlogen werden op 23 december 1683 door plunderende Franse troepen 48 huizen op de Keure en 62 huizen op St-Baafs platgebrand.

De Statiestraat in 1908
De Stationsstraat in 1908.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove

Onder invloed van de lokale geestelijkheid werden van oktober 1789 tot februari 1790 inzamelingen gehouden ten voordele van de Patriotten.  Op 8 oktober 1789 meldde zich zelfs een korps plaatselijke vrijwilligers.

Opstootjes tegen het Frans bestuur hadden plaats op 22 oktober 1798.  Het huis van de Franse Commissaris en de parochieregisters (nodig voor de conscriptielijsten) werden verbrand.

Twee dagen later volgde een bloedige repressie en werden vier Sleidingenaars door de Fransen neergeschoten.

Sleidinge kende ook de last en de weeën van de laatste twee oorlogen.  Naast de gesneuvelde soldaten vielen ook burgerlijke slachtoffers, o.a. bij het bombardement van mei 1944 op de fabrieken omheen de dorpskom.

ONZE TOCHT.

1. Onmiddellijk na het verlaten van het gemeentehuis werpen we nog een blik op de gedenkplaat van Sanderus, aangebracht op de muur van de pastorie, waar deze beroemde Vlaming, schrijver van "Flandria Illustrata", pastoor was van 1611 tot 1622, o.m. om een sterke Calvinistische bevolkingsgroep te bestrijden.  Deze plaat werd hier aangebracht door de V.T.B.-afdeling Evergem, bij de inwandeling van het Sanderuspad, op zondag 8 juni 1975.

Vervolgens brengen wij een bezoek aan de kerk.  De oorspronkelijke t.t.z. de oudste delen van de kerk dateren van de 13e eeuwen behoren tot de vroeggotiek.  Het venster aan het doksaal, waarschijnlijk in zijn vroegste toestand bewaard, is nog steeds spitsbogig.

De achtergevel van de kerk: - het oudste gedeelte - laat onder zijn huidig kalkwitsel nog voldoende doorschijnen dat het eerste kerkdak zeer spits moet zijn geweest.  Verder zijn de stenen van de achtergevel en de onderste muurgedeelten van dezelfde afmetingen als die van de muren in de kruisbeuk (te zien in het traphokje van de toren) en van de achthoekige toren met zijn gotische ramen.  Ook in de zuidermuur, tot ongeveer halfweg het voorste kerkgedeelte vindt men die afmetingen (stenen van 30 cm. op 8 cm.).  Zij contrasteren duidelijk met die van de andere, later gebruikte bouwstenen.  Op de plaats waar zich vermoedelijk de sacristie bevond, is in de muur op ± 2 m. hoogte, nog duidelijk het gemetseld welfstuk van een sacristieraampje.

Een ander bewijs voor de vroeggotische stijl biedt de oostzijde van de toren, waar de scherpe nok van het oude dak, merkelijk hoger en spitser dan dat van de huidige middenbeuk, nog duidelijk is te merken.

Betreden we nu even de kerk.

We zijn getroffen door het stemmig interieur.

Het mooi barok hoofdaltaar is bekroond met het schilderij Golgotha van de hand van Jozef Paelinck (1781-1839).

Boven het O.L.Vr.-altaar, de Henwlvaart van O.L. Vrouw door Niklaas de Liemaeckere, bij genaamd Roose, met erboven Kroning van Maria door Jozef Pauwels (1860), een Sleinse kunstenaar.

Boven het St-Jorisaltaar: St-Joris' overwinning op de draak eveneens van de Liemaeckere en erboven H. Godelieve door Jozef Pauwels.

Boven het koor: 4 medaillons, de 4 evangelisten.

De kruisweg is vervaardigd door de Evergemnaar A. De Baets (1794-1855) .

De doopvont in gekleurd marmer (1663) is vervaardigd door de Gentse meester Jacques Cot.

De predikstoel in eikenhout is gebeeldhouwd door P.C. De Preter uit Borgerhout en afgewerkt in 1854-1857.

Veel mooie glasramen, geplaatst meestal tussen 1930 en 1932.

Bij de kerkschat horen o.a. twee grote koorkandelaars en een hele reeks andere.

Er zijn een paar mooie 17e eeuwse kelken en een reliekcapsule van de H. Godelieve (1659).

Al deze en nog vele andere voorwerpen waren te zien op een tentoonstelling ingericht door de Culturele Raad van Sleidinge in het jaar 1972.

Het orgel is van de hand van de Gentse orgelbouwfamilie Van Peteghem, werd in 1821 vergroot en in 1948 grondig hersteld door de firma Loncke.

Bemerk nog langs de buitenzijde van de kerk de schilderachtige ommegang ter ere van de H. Godelieve met uitbeelding van het Vagevuur.

Prachtige hoevewoningen, Schroonhoek 2
Prachtige hoevewoningen, Schroonhoek 2.
Foto Romano Tondat, 1966.

Schuin tegenover de kerk vinden we tegen de afsluitingsmuur van de textielfabriek «Calcutta», een gedenkplaat, hier aangebracht bij het honderdjarig bestaan van de werkplaats in 1948.  Zij eert de nagedachtenis van Pieter Bernardus Dobbelaere, grondlegger van de fabriek.

Op het grasperk voor de zijbeuk van de kerk bevindt zich op een sobere marmeren sokkel het bronzen borstbeeld van kunstschilderportrettist Leo Steel (Stekene 1878-Sleidinge 1938) door beeldhouwer Joris Van Osselaer.

Op het driehoekig dorpsplein bevindt zich eveneens een oude dorpsfontein.  Van hieruit starten wij onze tocht langs de Kerkstraat.  Wij komen spoedig aan de Vierweegse, waar wij links afslaan langs het Rijk Eindeken naar de volkrijke wijk Volpenswege.

Rechts van de weg zien we in de verte de dijken van het Spaarbekken, dat deels op het grondgebied van Sleidinge, deels op het grondgebied van Kluizen-Ertvelde gelegen is.  Het is een rechthoekig waterreservoir 55 ha. groot (80 ha. inclusief de omringende dijk) met een inhoud van 6 miljoen m3.  De uit zand bestaande 3,4 km. lange ringdijk is 13,5 m. hoog, 90 en 11 m. breed, resp. aan de basis en bovenaan.  Het water, dat bestemd is voor de bevoorrading met drink- en industriewater in de Gense kanaalzone, is afkomstig van de Burggravenstroom en het Brakeleiken.

Dit Spaarbekken kan dagelijks 40.000 m3 zuiver water leveren. Via een aanvoerkanaal door een bezinkingsbekken, komt het water in een verdeelkanaal, van waaruit het met pompen overgepompt wordt over de dijken.  Het water verschijnt dan aan de inlaten van het bekken. Er zijn er 8 in totaal.  Via pomptoren en tuikabelbrug komt het water in het zuiveringsstation terecht.  Vandaar wordt het verdeeld onder de verbruikers.

Het Spaarbekken werd gebouwd door het ministerie van Openbare Werken, het zuiveringsstation door het departement van Volksgezondheid en de kalibrering van de waterlopen werd uitgevoerd door het ministerie van Landbouw.

Het volledig complex zal in de uiteindelijke fase uit 2 spaarbekkens bestaan.  Het eerste werd officieel in gebruik genomen op 27 juni 1974.

De bediening gebeurt dag en nacht door 3 ploegen van 2 mannen.  (Overgenomen uit Wandelboekje nr 36.  Het Sanderuspad te Sleidinge).

De keerzijde van de medaille is dat door de aanleg van het Spaarbekken een prachtig stukje natuurschoon is teloor gegaan.

2. Op het einde van Volpenswege, bij het brugje over het Brakeleiken, slaan wij linksaf, richting Veldhoek, die we helemaal tot het einde toe berijden.  We genieten hier nog van een oorspronkelijk stukje natuurlandschap: moerassige, halfverwilderde heesterbossen met fazantenkwekerij.  Idealer jachtterrein is nauwelijks denkbaar.  In het voorjaar loopt de fazantenhen met haar kuikens je daar werkelijk voor de voeten !

We keren op onze schreden terug en belanden in de Wellingstraat, reeds in de Middeleeuwen als dusdanig bekend.

Links bevindt zich nog een schuur met monumentaal strooien dak.  Bemerk eveneens de talrijke groentenkwekerijen, die sinds een paar decennia een «new-look» aan de omgeving bezorgen.

3. We bereiken de rijksweg Gent-Watervliet nabij het oude gehucht het Zwaantje, waar we in de herberg De Koekoek even een verfrissing gebruiken.

We volgen deze weg nog een paar km. tot bij het gehucht Singel.

We slaan er linksaf naar de Vier Huizen.  Door een zeer landelijke streek belanden we in het voormalig heidegebied op de grens van Lembeke, Waarschoot en Sleidinge.

4. We bevinden ons hier niet verre van de Bevende Hazelaar, eigenlijk een linde.  Volgens de legende werd hier een Gentse soldenier door de opdringende landslieden aangevallen en vermoord.  Een lievevrouwkapelletje werd hier te zijner nagedachtenis opgehangen.  Het voorval zou zich situeren in 1491, één der beroerdste periodes voor Vlaanderen.

5. Langs de Wittemoer bereiken wij de wijk Daasdonk, zeer sterk bekend in de folklore door het Mithrembeeld. Het reeds verscheidene malen vernieuwd beeld bestaat nog.

De Weststraat in 1916
De Weststraat in 1916.
Reproductie Heemschut.

Sommige auteurs laten de oorsprong van Mithrem teruggaan op de cultus van een Perzische zonnegod.  Ons interesseert alleen hoe het beeld ooit in Daasdonk is terecht gekomen en dat blijft een open vraag.

Wel schijnt het in verband te staan met de jaarlijkse vernieuwing van de wet van Sleine-Keure en de ermee gepaard gaande kermis de eerste zondag na Allerheiligen.

Volgens een bepaald auteur zou het beeld buit gemaakt zijn op rondtrekkende zigeuners in de loop van de 16e eeuwen door een Daasdonkenaar mee naar huis genomen en er achteraf tentoongesteld.

Wat wel zeker is, dat men in de 19e eeuw met het toenmalige beeld alle herbergen van de wijk bezocht. Bij de sluitingsdag van de kermis werd met het beeld «gezegend»: men omhelsde het en stortte een offerpenning, die dan ten goede kwam aan de armen van de wijk.

Mithrem werd net als zijn beroemde tegenhanger van Brussel, van talrijke eigentijdse kostumes voorzien.  Het oorspronkelijk houten beeld werd vóór Wereldoorlog II door een pleisteren vervangen.

De laatste jaren, dat Mithrem uitgestald werd, had hij een pijp in de mond en een borrel en een fles naast zich, de attributen van een gezellige kermisvierder, een echte Bacchusvriend.

We verlaten Mithrem, richting Eeksken, grens met Lovendegem en belanden langs Linde en Weegse, via de Langedam over de spoorlijn Gent-Eeklo-Brugge langs de Molenstraat, waar we ongeveer halfweg links afslaan naar Schroonhoek.

Hoeve, nog voorzien van strobedekking, Wellingstraat 8
Hoeve, nog voorzien van strobedekking, Wellingstraat 8.
Foto Romano Tonclat, 1966.

6. We bekijken er een zeer geslaagd en mooi bewaard hoevetje in een unieke omgeving, keren opnieuw terug langs Molenstraat en Langedam naar de Weegse met de bekende Kneipp-gestichten (een belangrijk kuuroord voor zenuwzieken), slaan dan linksaf de Weststraat in, een oude en belangrijke hoofdas door Sleidinge.

7. Niet zo heel ver daarvan, slaan wij opnieuw linksaf.  We rijden de Keizersdreef binnen, parkeren er de wagen en doen de noodzakelijke voettocht van een paar honderd meter naar de verborgen visvijver, een oude plas, die boordevol vis steekt en waar men nog rustig kan hengelen.

We keren op onze schreden terug en komen langs de Dellaertsdreef opnieuw de Weststraat binnen.  We komen hier voorbij de oude herberg «Het huis van Oostenrijk», boven de ingang prijkt nog een beeldje (halfverheven beeldhouwwerk) van Jozef II, keizer van Oostenrijk.

Van hier uit is het nog slechts een boogscheut naar het Sanderushuis, waar wij verwacht worden op een gezellig avondmaal, niet zonder vooraf nog een bewonderende blik geworpen te hebben in de gelagzaal op de prachtige Brueghelcopijen van kunstschilder Leo Steel.

Achiel DE VOS.

N.B.: De eigenlijke tocht vangt aan op 7 september te 15.30 uur.
        Vooraf verzamelt men te 14 uur op het gemeentehuis, alwaar receptie.

Separator

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024