Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1977, 10de jaargang, nr. 3
BIJ HET HEEMKUNDIG GENOOTSCHAP
VAN HET MEETJESLAND - 28 AUGUSTUS 1977 :

OP BEZOEK TE
BELLEM, LOTENHULLE en POEKE

Op 1 januari 1977 fusioneerde de gemeente Aalter met Bellem, Lotenhulle en Poeke.  De nieuwe gemeente Aalter beslaat daardoor een oppervlakte van 8190 ha. en telt 14.800 inwoners.  Groot-Aalter is op kerkelijk gebied verdeeld in zes parochies: Sint-Cornelis-Aalter, Sint-Maria-Aalter, Sint-Godelieve-Aalterbrug, O.L. Vrouw-Bellem, Sint-Kruis-Lotenhulle en Sint-Lambertus-Poeke.

Als nieuw wapenschild voor Aalter heeft het gemeentebestuur het volgend schild aan de bevoegde overheid aangevraagd :
'Een vertikaal gedeeld, waarvan het eerste deel van keel (rood) is, beladen met een ankerkruis van zilver, en het tweede deel van goud is, beladen met een klimmende leeuw van sabel (zwart), getongd en genageld van keel (rood)'.

Het is een combinatie van het wapenschild van de heren van de Woestijne en dat van de eerste heren van Poeke.

Over het verleden van de vier gefusioneerde gemeenten schreef de betreurde Arthur Verhoustraete talrijke bijdragen in Appeltjes van het Meetjesland.  In augustus 1962 bracht het genootschap een bezoek aan de gemeente Aalter onder zijn leiding.  Bij die gelegenheid schreef hij een interessante brochure over zijn geboortedorp met talrijke historische bijzonderheden.  Om die reden zullen we vandaag vooral onze aandacht richten naar Bellem, Lotenhulle en Poeke.  We zullen te Aalter slechts even halt houden bij de gerestaureerde Sint-Apolloniakapel op de wijk Biesem.

De Sint-Apolloniakapel te Aalter, Biesem
De Sint-Apolloniakapel te Aalter, Biesem.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

1. DE SINT-APOLLONIAKAPEL TE AALTER-BIESEM.

Op zaterdag 27 september 1975 werd deze kapel plechtig herwijd door Z.E.H. M. Lepoutre, pastoor van de Sint-Cornelisparochie.  Deze kapel die volledig in verval was - veel schaliën van het dak lagen op de grond en de verf schilferde van de binnenmuren af - werd door de zorgen van haar eigenaar, de C.O.O. van Aalter, opnieuw volledig opgeknapt.  Kunstschilder Omer Buyse uit Knesselare, penseelde drie taferelen uit het leven van deze tandheilige op de binnen­muren.  Onder elk tafereel staat een volks rijm in verband met de specialiteit van de heilige: 'Verhoor onze bee, Patrones der tandenwee';  'H. Apollonia, gouden hart, bespaar ons tandensmart'; 'Patrones van alle landen, verjaag de pijn der tanden'.

Het ontstaan van deze kapel moet gezien worden in de historische kontekst van het einde van de vorige eeuw, toen ten alle kante veel veldkapellen uit devotie of uit belofte werden gebouwd.  Rond 1900 leefde te Aalter een gepensioneerde brigadier van de rijkswacht, nl. Jan-Baptiste Royaert.  Hij was een vroom man en bezat de gave tandpijn en brandwonden te genezen.  Hij beoefende een soort volksgeneeskunde en de mensen kwamen bij hem om zich te laten 'overlezen'.

In 1910 liet J.B. Royaert dan de Sint-Apolloniakapel bouwen op een stukje grond dat toebehoorde aan de familie Maeyens.  Een herinne­rings­steen boven de toegangsdeur van de kapel gemetseld, herinnert aan deze schenking: Anno 1910, dona M. Royaert.  Bij akte van 24 december 1912 schonk J.B. Royaert de kapel aan de C.O.O. van Aalter, met de verplichting de kapel te laten onderhouden en een jaarmis voor zijn zielerust te laten celebreren.  Daartoe schonk hij twee obligaties van 3.000 F. aan de C.O.O.  J.B. Royaert, die geboren was te Helkijn, overleed op 18 april 1915 in de gezegende leeftijd van 89 jaar.  Zijn echtgenote Barbara De Crits was reeds overleden in 1910.

Tijdens de eerste wereldoorlog werd de kapel druk bezocht en ook tussen de twee wereld­oorlogen was de toeloop van de bede­vaarders zeer groot.  De ouders van architekt Willy Lambrecht kwamen hier beewegen naar Sint-Apollonia voor hun zoon die maar geen tanden kreeg !  Na de tweede wereld­oorlog vermin­derde het aantal bede­vaarders stelselmatig om bijna volledig tot nul te komen.  Toch werden er nog regelmatig kaarsen in de bijna totaal vervallen kapel aange­stoken.

Van Doorne's kapel
Van Doorne's kapel.
Foto Romano Tondat, Eeklo.

2. VAN DOORNE'S KAPEL

Op het grondgebied van de gemeente Aalter, vlak bij de grens met Ruiselede, bezat de familie Van Doorne een uitgestrekt bos.  Te midden van dit bos had ze een kapel laten bouwen ter ere van O.L.-Vrouw van Lourdes.  In zijn roman 'Jan van Noorde' beschreef Hendrik Van Doorne deze kapel op volgende wijze: ''t bouwke stond daar nederig genoeg, eene simpele vierkante bidplaats, met een halfrond choorken of apsis deraangevoegd.  Bijzijden de groote deur stond er een zware ronde toren bij - en half in - het gebouw gelescht'.

Bij het altaar bevinden zich drie blokken witsteen, in de vorm van doodskisten.  Deze drie grafmonumenten zijn afkomstig van het kerkhof van Poeke; zij werden opgericht ter nagedachtenis van Joannes Van Doorne en Augusta van Eeckhoutte, de ouders van Hendrik, en van Justine Van de Velde, tweede echtgenote van Joannes en stiefmoeder van Hendrik.

Deze eenzame kapel, midden in een donker bos, met de drie stenen doodskisten, maakt een lugubere indruk op de toevallige wandelaar, vooral dan bij valavond.


De Knokstraat en de kerk te Poeke.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

3. DE POEKEBEEK

De Poekebeek was, volgens de studie van Achiel De Vos over de middeleeuwse Durme, een bijrivier van de Durme.  Zij vond haar oorsprong iets ten noorden van Tielt en vloeide over Ruiselede, Poeke, Poesele, Nevele, Landegem en Merendree naar Vinderhoute, waar zij uitmondde in de Durme.

Vóór 1600 vormde de Poekebeek volledig de oostelijke grens tussen Poeke en Lotenhulle.  Later werd het grondgebied van de gemeente Poeke uitgebreid met een stuk van het kasteelpark ten oosten van de Poekebeek in de omgeving van het goed te Leurbroek.  De Poekebeek stroomt dwars door het park van het kasteel van Poeke, waarbinnen vier bruggen over deze waterloop liggen.

4. DE KERK VAN POEKE

In 1838 was de oude kerk van Poeke volledig bouwvallig geworden, zodat de kerkfabriek besloot ze te laten slopen.  Er is slechts een afbeelding van de oude kerk bekend nl. die van 1641, in Sanderus.  Daarop kunnen we zien dat het verdwenen bedehuis een driebeukige hallekerk in gotische stijl was.  Zij was opgetrokken in veldsteen en boven de ingang verhief zich een achtkantige toren, waarvan het spitse dak met schaliën was bedekt.  In deze toren zaten nog romaanse bouwelementen, zoals kleine gestopte vensters, met volronde boog.  Van de oude kerk is zeer weinig overgebleven; slechts een drietal graftomben en een deel van het interieur, zoals beelden en schilderijen, verhuisden naar de nieuwe kerk.

Ange De Lancker, leraar aan de akademie te Tielt, maakte een eerste ontwerp voor een nieuwe kerk.  De kerkfabriek vond het ontwerp veel te ingewikkeld en vroeg aan Louis Roeland een eenvoudiger plan te maken.  Hij bereikte dit door alle ornamentiek weg te laten, zodat de voorgevel een onafgewerkte indruk liet.  Einde 1841 werden de bouwwerken in aanbesteding gegeven en op 7 juni 1842 legde Mgr. Delbecque de eerste steen van de kerk.  De Gentse bisschop kwam dan in mei 1844 het nieuwe kerkgebouw wijden.

Dorpsplein en kerk te Poeke
Dorpsplein en kerk te Poeke.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

De nieuwe kerk is in klassicistische stijl gebouwd; zij is driebeukig, met halfronde koorafsluiting, met tong gewelven en een vlakke koorafdekking.  Alhoewel het eenvoudige, sobere kerkje geen rijk interieur heeft, bevat het toch nog enkele mooie stukken, afkomstig van die oude kerk.  Het merkwaardigste stuk is ongetwijfeld het grafmonument van Jan-Baptiste Preud'homme d'Hailly, baron van Poeke en burggraaf van Nieuwpoort, overleden in 1642, en van zijn echtgenote Katarina de Croix, overleden in 1656.  Katarina de Croix schonk bij testament een prachtige monstrans aan de kerk.  In de voet van de monstrans kan men volgend inschrift lezen: 'dame Cath. de Croix, baronne de Poucques, at doné ceste remonstrance à l'église de Poucques 1660'.

De grafsteen van Roeland I, heer van Poeke, doet nu dienst als altaal'steen.  In die grafsteen is volgende tekst gebeiteld: 'Hier leghet Roeland, here van Poucke, die starf int jaer ons Heren als men screef MCCCLXXIlI, den III dach van Hovest. Bid voor de ziele'.  Een tweede grafsteen met een mannen figuur en twee vrouwenfiguren zou die van Olivier II van Poeke en zijn beide echtgenoten Clara van Beaurewart en Johanna van Steeland moeten zijn.  Dit is weinig waarschijnlijk omdat deze grafsteen uit de 16de eeuw dateert, terwijl Olivier II heer van Poeke was op het einde van de 13de eeuw en in het begin van de 14de eeuw !  Nu wordt die grafsteen als antipendium van het hoogaltaar gebruikt.  Het zou best een deel van het grafmonument van Jan III van Poeke en zijn echtgenote Anna van Oostende kunnen zijn, want het woord 'Oostende' is nog leesbaar in deze erg verminkte grafsteen.

Boven de drie altaren hangen drie schilderijen, die Nicasius Bernaert (Antwerpen 1620 - Parijs 1678) geschilderd heeft in de jaren 1660-1670.  Het schilderij boven het hoofdaltaar stelt de prediking van Sint-Lambertus, patroonheilige van de kerk, voor.  Dit doek werd geschonken door Anna Damman, echtgenote van baron Mark-Antoon Preud'homme d'Hailly.  Het schilderij in het O.L.-Vrouwkoor stelt de H. Familie voor, terwijl Sint-Hubertus op het schilderij in het Sint-Janskoor afgebeeld wordt. 


Glasraam te Poeke in het kerkkoor, geschonken door Pierre Van Poucke.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

In de kerk staan ook nog twee relikwiekassen : een van de kerkpatroon Sint-Lambertus en de tweede van Sint-Jan-Baptist, de plaatselijk vereerde heilige.  Vermelden we tenslotte nog twee glasramen in het hoogkoor, die in 1940 door Pieter Van Poucke aan de kerk werden geschonken.  Deze Pieter Van Poucke, afkomstig van Oostwinkel, beweerde dat hij een afstammeling van de eerste heren van Poeke was !

In 1949 liet de huidige pastoor vier staties, met taferelen uit het leven van Sint-Jan-de-Doper, in de buitenmuren van de kerk aanbrengen.


Reliekwieschrijn van Sint-Jan-de-Doper.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

5. HET GEBOORTEHUIS VAN HENDRIK VAN DOORNE

Op 16 april 1841 werd Hendrik Van Doorne te Poeke geboren; na een wel gevuld leven stierf hij er op 13 september 1914 als rustend priester.  Hij is vooral bekend geworden als leerling van Guido Gezelle.

De Van Doorne's behoorden tot de voornaamste families van Poeke.

De grootvader van Hendrik, Josephus Van Doorne, was eerst baljuw van de heerlijkheid Poeke, en later, onder de Franse tijd, meier van de gemeente.  Daarnaast fungeerde hij ook als notaris 'publicque'.  Josephus-Ivo Van Doorne had zes kinderen, waarvan Henricus en Joseph priester werden.  De derde zoon Joannes, volgde zijn vader als notaris te Poeke op.  Joannes Van Doorne, die eerst gehuwd was met Augusta van Eeckhoutte, woonde vlak tegenover de kerk.  Het tweede kind uit dit huwelijk was priester Hendrik.

Joannes stuurde in 1854 zijn zoon Hendrik, uit Vlaamsgezindheid, naar het klein seminarie te Roeselare.  Daar maakte de jonge Hendrik kennis met Guido Gezelle, die er toen bewaker en leraar was.  Het was Gezelle die hem de bijnaam van 'Poucke' gaf !


Borstbeeld en reliekhouder van Sint-Lambertus.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

Guido Gezelle was een graaggeziene gast bij de familie Van Doorne te Poeke.  Na een van die bezoeken zond hij het gedicht 'Poeke' aan vader Joannes:

POEKE
Poeke, Poeke, uw boomgewelven
deên zo'n deugd aan 't herte mijn,
als, bij God en bij mij zelve,
'k mocht in uw waranden zijn!

Poeke, Poeke, 't langzaam luien
van uw klokken en 't gekras
van uw zwarte vogelbuien
deên mij deugd als 'k bij u was.

Poeke, Poeke, duizend werven
komt mij nu die naam weerom;
zeker is 't, aleer ik sterve
dat ik nogmaals wederkom !

Weer, om traan en troost en vrede,
weer, om kraai- en klokgeschal,
weer, om al uw lieflijkheden, weer,
om Poeke - en daar is 't al !

Hendrik Van Doorne poogde zijn meester Guido Gezelle na te volgen en zette zich ook aan het dichten over zijn geboortedorp:

          AEN POUCKE

          Laudabant alli clarum Rhodon
 
Dat andere op verre landen roemen
En 't voorste en 't beste en 't schoonste noemen,
Ik min alleen mijn Vlaenderland,
Alwaer ik in een frisse streke
Op 't kronkelboord der Pouckebeke
Het eerste bloeij ende bloemeke vond.
En waar ik, onder moeders zorgen,
Mijn jonge kinderjaren sleet,
En leefde in vreugde en leefde in vreed'
Door 't blanke kinderkleed verborgen!
Als anderen vreemde landen zoeken
Dan wijst mij ook mijn hart een oord,
Maer altijd is 't hetzelfde woord
Dat mij komt streelen, altijd Poucke !
 
St Rochus, 1859  H.K.E.v.D.v.P.
 

Grafmonument voor Jan-Baptist Preud'homme d'Hailly te Poeke.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

De vriendschap met Guido Gezelle bleef echter niet voortduren.

Hendrik Van Doorne, die meer tot de liberaal-katholieke richting behoorde, keerde zich af van de meer ultramontaan denkende Guido Gezelle.  De breuk met zijn meester was reeds vóór zijn priesterwijding in 1865 voltrokken.

Intussen had Guido Gezelle echter reeds een beslissende invloed op Van Doorne's priesterlijke loopbaan gehad.  Gezelle, die een bewonderaar van Engeland was, trachtte overal priesters te werven om ze als missionaris naar Engeland te sturen, voor de bekering van het Engelse volk tot het Katholicisme.

Na zijn priesterwijding vertrok Hendrik Van Doorne naar Engeland.  Na verschillende functies te hebben uitgeoefend, werd hij in 1881 belast een nieuwe parochie te stichten te Brixton, een Londense voorstad.  Hij bouwde daar o.m. een school en een kerk in neo-gotische stijl.  Deze kerk, die veel te groots was opgevat, werd echter nooit volledig afgewerkt: alleen het koor, met twee zijaltaren, en de dwarsbeuk werden gebouwd.  Hendrik Van Doorne was gedurende twintig jaar rector van deze bloeiende missie Corpus Christi te Brixton.  Hij nam in 1901 ontslag en kwam zich vestigen in zijn geboortehuis te Poeke.


De beschadigde altaarsteen, grafsteen voor Jan III, heer van Poeke.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

Eens te Poeke terug, trad hij in briefwisseling met zijn schoolvriend dr. Eugeen Van Oye, over de literatuur, hun schoolverleden en ook over zijn gezondheid.  Hij maakte nog enkele reizen, verzamelde 'sanctjes', autografen van beroemde personen en ook veel antiek.

Het ouderlijk huis, waarin hij gestorven is, werd volledig verbouwd door de zusters van het klooster, dat aan de eigendom van de Van Doorne's paalde.  In de voorgevel van dit gebouw werden aan weerszijden van de deur twee gedenkplaten geplaatst, die op 5 september 1976 door Jozef Van Overstraeten, voorzitter van de VTB-VAB werden onthuld: de ene beeldt Hendrik Van Doorne af, met onderschrift (werk van beeldhouwer Maurits Witdouck uit Lovendegem); de andere geeft het hier boven overgenomen Gezellegedicht 'Poeke' weer (werk van Bavo Pausenberger uit Zomergem).


Poeke, naar Ant. Sanderus, 1641.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

6. HET KASTEEL VAN POEKE EN ZIJN HEREN

De oudst gekende heer van Poeke is Steppo, die in een tekst van 1139 'baro' wordt genoemd.  Misschien mag hij vereenzelvigd worden met Steppo van Viggezele, die vermeld wordt van 1139 tot 1172 ?  Viggezele was een heerlijkheid gelegen te Kanegem en te Ruiselede, dus vlak bij Poeke.  Een van de volgende heren, ridder Olivier I van Poeke, overleed in 1239 en kreeg zijn laatste rustplaats te Drongen in de abdijkerk.

Door het huwelijk van Eulaard II van Poeke met Margareta de Vos, vrouwe van Wingene, kwam de heerlijkheid van Wingene in het patrimonium van het geslacht van Poeke.  Van zijn vader Wouter van Poeke had hij reeds de heerlijkheid van Tomme geërfd.  Het bezit van de heren van Poeke groeide nog aan door het huwelijk van Eulaard III van Poeke met Anastasia van Oultre, burggravin van Ieper en vrouwe van Weldene.

Het hek van het kasteel van Poeke
Prachtig kasteel hek te Poeke.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

Eulaard III van Poeke was een echte rokkenjager zoals blijkt uit zijn testament.  Hij bedacht zijn beide bastaard dochters Margriete en Maria elk met 25 p. gr.  Het kind 'dat Jehaenken de Voestre draeght' moet bij de geboorte 10 p. gr. krijgen.  Bovendien 'begheirt mijnheere dat men Crijstine siner pachter dochter van Tomme ende Truden Sutters haren lachtre ende sconfiericheden betren sal' !  Tenslotte schenkt hij nog '6 aunen' aan jonkvrouw 'Angueeze Cabbelianus over haren lachtre' !

Zijn zoon Jan I van Poeke mocht de titel voeren van heer van Poeke, burggraaf van Ieper en heer van Wingene, Tomme en Welden.

Zijn zoon, Roeland II van Poeke, verkocht echter in 1474 de burggravij van Ieper, terwijl Jan III van Poeke de heerlijkheid van Wingene van de hand deed.

Het kasteel te Poeke in 1957
Het kasteel te Poeke in 1957.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

Deze Jan III van Poeke, die gehuwd was met Anna van Oostende, vrouwe van Tillegem, overleed in 1563 kinderloos.  Hij was de laatste van zijn geslacht, zodat met hem de adellijke familie van Poeke uitstierf.  In zijn testament bepaalde hij o.m. dat hij wou begraven worden in de kerk van Poeke, voor het hoogaltaar.

  Boven zijn graf moest een tombe gemaakt worden 'vande hoochde wat meerder dan de thombe van die mijn neve, den heere van Praet, zaligher ghedachte, ghestelt heeft binnen den choore van Aeltren'.  Van dit mooie grafmonument is echter niets overgebleven !

Voor- en zijggvel van het kasteel van Poeke
Voor- en zijggvel van het kasteel.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

Na de dood van Jan III kwam de heerlijkheid en het vervallen kasteel in de handen van de familie de Mastaing.  In maart 1597 kocht Jan Preud'homme d'Hailly de 'heerelichede ende baronnie van Poucques' van Christoffel Delrye.  Zijn echtgenote, Antonia de Grenet, was burggravin van Nieuwpoort.  Hun zoon Jan-Baptiste voerde dan ook de titel van burggraaf van Nieuwpoort.  Deze Jan-Baptiste de Preud'homme d'Hailly was gehuwd met Katarina, gravin van Croix.  De laatste feodale heer van Poeke, Lodewijk-Ernest Preud'homme d'Hailly, overleed in 1830.

Deze laatste liet het kasteel na aan zijn achterneef Constant-Adolf Preud'homme d'Hailly, die gehuwd was met Ida-Anna Preud'homme d'Hailly.  Hun kinderen, Alfred en Isabelle, verkochten rond 1871-1872 het kasteel van Poeke aan Victor Pycke de Peteghem, die op 12 september 1872 ingehaald werd als baron van Poeke.

Kapel van D.L. Vrouw van Lourdes te Poeke
Kapel van D.L. Vrouw van Lourdes te Poeke.
Foto Lothar Graumann, Aalter.

Isabelle Preud'homme d'Hailly liet in de Knokstraat het 'Kasteelke' bouwen, waar zij dan haar intrek nam.  Zo leefden oude en nieuwe eigenaars van het kasteel van Poeke naast elkaar in hetzelfde dorp.  In het koor van de kerk had zowel de familie Preud'homme d'Hailly als de familie Pycke de Peteghem haar eigen bidbank.  Er bestonden echter geen hartelijke betrekkingen tussen beide families !

Door het overlijden van de jonge baron Etienne Pycke de Peteghem op twintigjarige leeftijd kwam het kasteel in het bezit van zijn enige zuster Ines, die ongehuwd bleef.  Zij was burgemeester van Poeke tot aan haar overlijden in 1955.

De blikvanger van de gemeente Poeke is ongetwijfeld het kasteel van de voormalige barons van Poeke.  Dit gebouw heeft een hele geschiedenis achter de rug.  Over de eerste woning van de heren van Poeke hebben we geen inlichtingen.  We kunnen enkel vermoeden dat het een versterkte woning was, omringd door een diepe wal, die gespijsd werd door het water van de nabijgelegen Poekebeek.

In de veertiende en vijftiende eeuw was het kasteel van Poeke een versterkte burcht, van waaruit men het dal van de Leie kon beheersen.  Het speelde dan ook een zekere rol in de militaire geschiedenis.  In 1382, tijdens de opstand van Gent tegen graaf Lodewijk van Male, viel het in handen van de Gentenaren, die het als bolwerk tegen de Vlaamse graaf gebruikten.  Eulaard II van Poeke sneuvelde op het Beverhoutsveld te Oedelem met de grafelijke banier in de hand zoals blijkt uit volgend vers:
'Den seer heedel Ruddre, mer Heullardt, Heere van Poucke vaillant
Was versleghen te velde altyts vromelic houdende 's gravens baniere in dant
Op den derden dagh van Meye doemen duusent drie hondert en LXXXII schreef
Ende te Jacopinen begraven, dis menich mensche in Brugghe rauwe bedreef'.

Het goed te Voormezele te Lotenhulle, Heirstraat
Het goed te Voormezele te Lotenhulle, Heirstraat.
Foto Romano Tondat, Eeklo.

Eulaard II van Poeke werd dus begraven in de kerk van het klooster van de zusters-Jacobinessen te Brugge.

Zeventig jaar later ontstonden nieuwe moeilijkheden tussen de Gentenaars en hun vorst Filips de Goede.  In 1452 maakten ze zich meester van drie burchten, nl. Schendelbeke, Gavere en Poeke, om de dalen van Dender, Schelde en Leie te kunnen kontroleren tegen de oprukkende troepen van de hertog van Bourgondië.

Een deel van het leger verscheen in juni 1453 voor het versterkte kasteel van Poeke.  De verdediging van de burcht werd geleid door de Gentse kapitein Laurens Goethals.  Na een dagenlange belegering, waarbij de edelman Jacques de Lalaing door een kanonkogel werd gedood, werd het kasteel op 5 juli 1453 door de Boergondische soldaten bestormd en ingenomen.  Laurens Goethals werd met al zijn metgezellen opgeknoopt.  Het kasteel werd met de grond gelijk gemaakt.

Het kasteel van Poeke bleef zeer lange tijd in puin liggen.  In het penningkohier van Poeke van 1577 is er sprake van 'een vervallen huus ghenaempt tcasteel te poucques groot in water ende erfve ontrent 60 roeden'.  De baron woonde dus niet meer op zijn kasteel in 1577, maar in de boerderij of neerhof van het kasteel had hij een kamer en een paardestal voor zich gereserveerd, voor het geval dat hij op bezoek kwam te Poeke.

Het Goed te Voormezele, met het hooghuis
Het Goed te Voormezele, met het hooghuis.
Foto Romano Tondat, Eeklo.

In 1577 breekt er een zeer troebele tijd aan, die zal duren tot aan het afsluiten van het twaalfjarig bestand in 1609, zodat er geen sprake kon van zijn het kasteel weder op te bouwen.  Einde 1606 liet de kasselrij Kortrijk een aantal forten oprichten, om de bovenloop van de Leie te beveiligen tegen de invallen van de Hollandse Vrijbuiters.  Het kasselrijbestuur liet vijf versterkingen aanleggen nl. te Aalter, bij de Vijfringen, te Zwevezele, te Waardamme, te Wingene en ook te Poeke, waar de kasselrij 150 soldaten legerde.

Waarschijnlijk werd op initiatief van Jan-Baptist Preud'homme d'Hailly het kasteel volledig herbouwd na 1609.  Het was zeker in 1641 reeds voltooid, zoals blijkt op de gravure van Sanderus, in zijn Flandria Illustrata van 1641.  Het had een zeshoekig plattegrond; op vijf van die hoeken stond een ronde toren, terwijl op de zesde hoek een toegangsdeur werd aangebracht.  Drie zijden van de zeshoek bestonden uit woongebouwen met een verdieping en de drie overige waren gewone dienstgebouwen zonder verdieping.  In het middenplein verhief zich een middentoren, die vroeger vermoedelijk als uitkijktoren werd gebruikt.  Het groot aantal openingen in de top van de gevels laat vermoeden dat die middentoren ook als duiventoren dienst deed.  Een gelijkaardige duiventoren is nu nog te zien te Bellem.

Oud hoevetje te Lotenhulle, Heirstraat
Oud hoevetje te Lotenhulle, Heirstraat.
Foto Romano Tondat, Eeklo.

Dit zeshoekig kasteel was omringd door een grote wal en daarvoor lag een mooi park.  Naar de kerk toe stond een imposante toegangspoort, met daarachter de gebouwen van het neerhof.  De boerderij werd in 1577 gepacht door Aarnaut van Duerne, baljuw van de heerlijkheid Poeke.  Zij omvatte 'een nederhof metten huusen, schueren, waghenhuus, hovenbuer ende duufhuus' en 14 bunder land, meersen en bossen.  Aarnout van Duerne betaalde daarvoor een jaarlijkse pacht van 22 p. 13 sch. gr. en moest bovendien nog een kuip boter en 6 steen vlas aan zijn heer leveren.

Ten opzichte van 1641 heeft het huidige kasteel grondige verbouwingen ondergaan.  De zeshoekige vorm heeft plaats gemaakt voor een rechthoekige.  Alleen de fundering en de aanzet van de vier hoektorens werden in het hedendaagse gebouw opgenomen.  De binnenplaats, goed zichtbaar bij Sanderus in 1641, is volledig verdwenen.

In 1671 begon men de linkervleugel in Franse stijl te herbouwen.  In 1750 (jaartal in de gevel) volgde de middengevel en in 1761 werd de rechtervleugel volledig opnieuw opgetrokken.  De vier hoektorens, waarin vensters zijn aangebracht, zijn bekroond met een dak in Spaanse stijl, met een bolvormige versiering op de spits.

De mooie en rustige voorgevel, bekroond met een driehoekige fronton, met twee rondvenstertjes en zes dakvensters, bevat een kelderverdieping, een benedenverdieping, een bovenverdieping en een reeks mansardekamers.  De voorgevel heeft nawidth=genoeg zijn uitzicht van de 18de eeuw behouden.  De nieuwe eigenaar van het kasteel, baron Victor Pycke de Peteghem, liet alleen zijn wapenschild in het fronton aanbrengen.  Boven het middenvenster in een gestyleerde schelp, prijken de letters V.P. (= Victor Pycke); terwijl in de sluitstenen van de vensters twee naar elkaar gekeerde P's als versiering voorkomen.

Over een vaste brug, bestaande uit vier ongelijke bogen, bereikt men de ingangsdeur.  Vooraan de brug bevinden zich twee zwierige trappen, die toegang verlenen via een loopbrugje naar de kelderverdieping, waar de keukens zijn gelegen.  Aan de voorkant heeft het kasteel dus twee toegangen op verschillend niveau: een op brugniveau en een op waterniveau.

De romp van de Aartemeersmolen
De romp van de Aartemeersmolen.
Foto Lothar Granmann, Aalter.

De achtergevel werd in 1875 door de familie Pycke de Peteghem in belangrijke mate verbouwd.  Voor de bestaande achtergevel uit de 18de eeuw werd een nieuw stuk bijgebouwd, tussen de twee zijgevels.  De toegangshal werd daardoor gevoelig verruimd, terwijl op de bovenverdieping plaats vrij kwam voor het inrichten van een kapel.  Daarvoor stak men grote vensters boven de nieuwe toegangsdeuren.  Boven een van die vensters kunnen we 'anno 1875' lezen.  Boven diezelfde drie vensters rijst een fronton, bekroond met een mooi kruis in Franse steen.  De ontworpen kapel werd echter nooit ingericht !

Binnen het kasteel op beneden- en bovenverdieping kunnen we nog enkele vensters van de achtergevel uit de 18de eeuw zien.  Zij hebben precies dezelfde vorm als die van voorgevel en zijvleugels.

Aansluitend op de achtergevel is een halfrond pleintje aangelegd, dat uitloopt op een brede brug die rust op drie zware pijlers.  Het pleintje en de brug zijn omsloten door een balustrade uit hardsteen.  Ook de brug aan de voorkant en de trap naar de kelderverdieping zijn afgezet met eenzelfde balustrade.  Op de hoeken van de bruggen stonden gebeeldhouwde leeuwen en sfinksen.

Panorama te Lotenhulle in 1905
Panorama te Lotenhulle in 1905.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

Het interieur van het kasteel biedt een zeer kale aanblik omdat alle meubels verdwenen zijn.  Enkel de marmeren eretrap, de grootse beelden en wapenschilden in de toegangshal, en de marmeren schouwen getuigen nog van het eens zo rijke interieur.  In de schouwen staat nog het wapenschild met de Spaanse kenspreuk van de familie Pycke de Peteghem: 'Pellias Hastor'.  Dit betekent: 'Ja, zelfs tot strijd'.

Het park, dat een oppervlakte van 53 ha. beslaat, ligt er wat verwaarloosd bij.  Het telt evenwel nog enkele honderden bomen van allerlei soorten.  Het fraaie smeedijzeren afsluithek dateert uit circa 1780.

Het kasteel werd door de laatste barones Ines Pycke de Peteghem bij testament in 1955 overgemaakt aan de schoolkolonie 'Duinen en Heide' uit Brussel.  Op dit ogenblik heeft de gemeente Aalter een procedure ingezet tot gerechtelijke onteigening tot openbaar nut.  De aankoop van dit prachtig domein opent mooie perspectieven voor de passieve recreatie in het mooie park.  Ook het kasteel zelf, dat dringend moet hersteld worden, wordt op die manier van een algemeen verval gered.  Het gemeentebestuur van Aalter verdient alle lof voor dit initiatief !

Dorpsplein van Lotenhulle in 1904
Op het dorpsplein te Lotenhulle in 1904.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

7. HET GOED TE VOORMEZELE TE LOTENHULLE

De heerlijkheid van Voormezele was een leen gehouden van de burggravij van Ieper.  In het leen boek van de kasselrij van Kortrijk, opgesteld in 1515, wordt dit leen als volgt beschreven: 'Item tzevenste leen licht inde prochie van Loo ten Hulle bij poucke ende daer ontrent ghenaempt tVoormezeelsche ende houdt Huubeert Van Hecke in hooghe juusticie, middele ende nedere, de boete van 60 p. par. ende daer ondere'.  De heerlijkheid werd bestuurd door een baljuw en zeven schepenen.  De baljuw kon een 'stedehoudere' aanstellen die in zijn plaats de schepenbank voorzat.

Van de heerlijkheid van Voormezele hingen tien achterlenen af, waaronder 'de visscherie in eene beke ghenaempt de Poucke'.  Deze tien lenen lagen allemaal te 'Loo'.  De Poeke stroomt iets ten westen van het goed te Voormezele in de richting van Vinkt.  Aan deze heerlijkheid was een inkomen verbonden van 39 sch. 6 d. par. en een rente van 35 mud en twee achteling haver.

Als oudste bezitter van dit heerlijk goed hebben we Daniël Van Hecke gevonden in 1474.  Deze Daniël Van Hecke fungeerde als ontvanger van de heerlijkheid van Bellem-Schuurvelde van 1486 tot 1488.  Hij bezat ook nog de heerlijkheid van Varezele en Oudegoede, beide eveneens te Lotenhulle gelegen.  In 1515 is dan bovengenoemde Huibrecht Van Hecke heer van Voormezele, terwijl we in 1569 Laurens Van Hecke als bezitter van het goed te Voormezele aantreffen.

Volgens De Potter en Broeckaert kwam Voormezele in 1689 in het bezit van Kasper De Voocht.  Hij liet een kapel op zijn goed bouwen waar de pastoor van Lotenhulle drie missen per week moest lezen.

De kerk te Lotenhulle in 1900
De kerk te Lotenhulle in 1900.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

De huidige hoevegebouwen hebben hun oorspronkelijk uitzicht goed bewaard.  De voorgevel van het woonhuis met een traditionele middendeur en vertikale vensters, is de blikvanger van het goed te Voormezele.  De huidige bewoners, de familie Boone, bewaren met zorg het uitzicht van hun eeuwenoude hoeve.  Onlangs plantten zij langsheen de toegangsweg naar het woonhuis een reeks bomen om de voorhof te verfraaien.

Bouwkundig bekeken is het lagere gedeelte van het goed te Voormezele, dus het huidige woonhuis, het oudste en dateert uit het begin van de 18de eeuw.  Het hooghuis is jonger en werd pas op het einde van de 18de eeuw opgetrokken in zijn tegenwoordige vorm.  Voorgevel en binnenafwerking ervan getuigen voor een bouwmeester die onder Franse invloed stond.  Het was in de periode van de terug opkomende Lodewijk XV-stijlen en de voorgevel is er een sprekend voorbeeld van.  Bovenaan ziet men nog de zware getande lijst, die de indruk wekt te worden gesteund door de twee pilasters, met waarschijnlijk Ionische kapitelen.

Links en rechts van de voordeur in het hooghuis werden de vensters gedicht.  Boven rechts was er een derde venster, nu ook dichtgemetseld.  Binnen vindt men alles in stucwerk: de moluren en versieringen langs de muren, de centrale bloemmotieven midden de zoldering en de geprofileerde schouwmantels.  De haarden werden met donkergrijze klampstenen afgewerkt.  Het is wel zeer waarschijnlijk dat op de plaats van het hooghuis eenmaal een veel oudere woning heeft gestaan.  Daarvan getuigt onmiskenbaar de kelderstructuur van het geheel (Romano Tondat).

De kerk te Lotenhulle in 1906
De kerk te Lotenhulle in 1906.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

8. DE KERK VAN LOTENHULLE

Alhoewel de huidige kerk van Lotenhulle ons als een gaaf Romaans bouwsel voorkomt, is zij toch het resultaat van grondige verbouwingen in de loop der tijden.

De oorspronkelijke romaanse kerk werd wellicht gebouwd op het einde van de twaalfde eeuwen in de loop van de 16de eeuw vergroot tot een driebeukige kerk.  Zij werd op het einde van de 16de eeuw, zoals alle Meetjeslandse kerkjes, door de geuzen verwoest.  In 1613 lag het schip van de kerk volledig in puin; het koor en de dwarsbeuk stonden nog overeind, maar waren slecht gedekt.  De vloer lag volledig gebroken en alle vensters waren uit de muren verdwenen.  We vermoeden dat het koor en de dwarsbeuk nog volledig in romaanse stijl waren opgetrokken.  Ook de resten van de achtkantige toren zullen romaans geweest zijn.  De vier zware pijlers, waarop de toren gebouwd is, en het voorkomen van veldsteen in de buitenmuren van het koor en de zijkoren wijzen alleszins in die richting.

In 1679 werden de muren van het O.L.Vrouwkoor en het Heilig Kruiskoor lichtjes opgetrokken.  In 1757 werden die beide zijkoren grondig verbouwd en waarschijnlijk ook verlengd zodat er plaats was om drie gotische vensters in de muren te steken.  Op oude postkaarten kunnen we nog het jaartal 1757 in het dak van het H. Kruiskoor zien.

Het kerkgebouw te Bellem, vóór de brand van 1944
Het kerkgebouw te Bellem, vóór de brand van 1944.
Prentkaart uit de verzameiing van Alf. Ryserhove.

Ten tijde dat De Potter en Broeckaert hun geschiedenis van Lotenhulle schreven, bestonden er plannen om het driebeukig schip te verlengen.  Die vergroting is dan effectief uitgevoerd in 1871.  De drie beuken werden volledig herbouwd in breuksteen in neo-romaanse stijl, met de kenmerkend rondbogige vensters.  Tenslotte werden in het begin van onze eeuw de drie koren in een neo-romaans kleedje gestoken en bouwde men een rond torentje bij het H. Kruiskoor.  Ook de romaanse vieringtoren werd een verdieping hoger opgetrokken.  Deze laatste verbouwingen, onder impuls van de heer Hulin de Loo, dateren uit de periode 1902-1905.

Op die manier krijgen we nu de indruk van een volledige romaanse kerk, alhoewel buiten de aanzet van de toren en herbruikte veldsteen nog weinig van de oorspronkelijke romaanse kerk is overgebleven.

Ook van het interieur van de achttiende eeuw is weinig bewaard gebleven.  De preekstoel, daterend van 1710 volgens het inschrift, mag wel het pronkstuk van het kerkmeubilair worden genoemd.  Op de vijf panelen van de kuip van de preekstoel zijn O.L.- Vrouwen de vier evangelisten gebeeldhouwd: Lukas met de os, Marcus met de engel, Mattheus met de leeuw en Johannes met de arend.  Ook de twee biechtstoelen uit de achttiende eeuw zijn een blik waard.  In de kerk en buiten de kerk werden enkele mooie grafstenen in de muren gemetseld.  Vermelden we slechts die van Johan-Ferdinand Blomme, weldoener van kerk en parochie: 'Ter gedachtenisse vanden heer Johan-Ferd. Blomme, geboren te Gent den 1 Febry 1785, alhier overleden den 26 Janry 1852.  Hij stichtte ten eeuwigen dage de uitstelling van het Allerheiligste in de solemnele mis van elken Donderdag, en gaf mildelijk den grond, waerop de pastory, het klooster, de Zondag- en Armschool gebouwd zyn.  Het volk beweende bitterlyk zyne dood en betreurde hem vele dagen.  Wel hoe, zegden zy : is hy gestorven, die de behoeder van het volk was ?'

Kerk van Bellem omstreeks 1922
Kerk van Bellem omstreeks 1922.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Hyserhove.

Te Lotenhulle bestaat een zeer oude devotie tot het Heilig Kruis.

Lodewijk Van de Steene had zeker reeds vóór 1415 twee wekelijkse missen gefundeerd uit devotie 'voer thelich cruse'.  De broederschap van het H. Kruis overleefde de Geuzentijd.  Zij werd heringericht in 1656.  In 1739 werden haar statuten vernieuwd en in 1829 werd de confrerie opnieuw tot leven gebracht.

9. HET GOED TE SCHUURVELDE TE LOTENHULLE

In 1365 hield Jan van Schuurvelde in leen 'de stede te Scuervelde met 27 bunre lands groot onder lande ende mersch lettel min of meer ende een grote plaetse van velde daer hi gheener numer af en wet, met hoghe heerscep ende neder, 70 capoenen ende 6 hoenre ende 5 gansen'.  Het goed te Schuurvelde besloeg dus een oppervlakte van 27 bunder land en meers en een ongemeten oppervlakte heide.  Aan het hof van schuurvelde waren niet alleen heerlijke rechten zoals hoge, middele en lage justitie verbonden, maar ook het maalrecht en het visserijrecht in de Schuurveldse beek.  Dit visrecht begon 'anden buuspit vanden moere bij Cromeecke ende also nedenvaert loopende tot Hamme inde vaert'.

In 1331 hield een niet nader genoemde vrouwe van Schuur velde 'le lieu a Scheurvelt avoec le signorie de Bellem' in leen van de Oudburg van Gent.  Deze korte tekst roept toch wel enkele vragen op !  Het goed te Schuurvelde wordt hier als een gewoon leen beschouwd terwijl er wel sprake is van een heerlijkheid Bellem, die dan als zetel de hofstede van Schuurvelde zou hebben.  In latere teksten spreekt men steeds van een heerlijkheid van Schuurvelde.  Merken we daarbij op dat de heer van Schuurvelde het auditierecht van de kerkrekeningen van Bellem had.

Binnenzicht van de kerk te Bellem, vóór de brand van 1944
Binnenzicht van de kerk te Bellem, vóór de brand van 1944.
Prentkaart uit de verzameling van R. De Backer, Sint-Amandsberg.

Dit alles zou er kunnen op wijzen dat Bellem en Schuurvelde in de 14de eeuw slechts één heerlijkheid vormden zoals dat opnieuw het geval was in 1577 toen Charles Rym, heer van Ekenbeke, de heerlijkheid van Bellem en de heerlijkheid van Schuurvelde van de vorst kocht.  Tot nu toe heb ik evenwel nog nergens een afbakening van het gebied waarin de heer van Bellem zijn heerlijke rechten kon doen gelden.  Wijlen Arthur Verhoustraete schreef trouwens in dit verband dat bijna gans Bellem renteplichtig was aan de heer van de Woestijne.  Boven schreven we reeds dat de heer van Schuurvelde het recht op de kontrole van de kerkrekeningen van Bellem bezat.  We kunnen ons bij gevolg toch wel afvragen of er nog plaats is voor een afzonderlijke heerlijkheid van Bellem, die volledig onafhankelijk stond van de heerlijkheid van Schuurvelde.

In de domeinrekeningen van Bellem en Schuurvelde uit de 15de eeuw spreekt men 'vanden lande ende heerlichede van Bellem en de Scuervelt'.  Uit de analyse van een dergelijke rekening over het jaar 1484 blijkt overduidelijk dat Bellem en Schuurvelde slechts één en ondeelbaar domein uitmaakten.

De heerlijkheid Bellem-Schuurvelde strekte zich in hoofdzaak over Lotenhulle, Aalter en Bellem uit.  Door de graaf van Vlaanderen werden rond 1380 de goederen van Jan van Schuurvelde aangeslagen.  Graaf Lodewijk van Male schonk de heerlijkheid Bellem-Schuurvelde aan zijn bastaardzoon, Jan van Vlaanderen.  Zijn zoon Jan van Drinkham volgde hem als heer van Bellem-Schuurvelde op.  Toen Filips van Drinkham, kleinzoon van Jan van Drinkham, kinderloos overleed, kwam het domein Bellem-Schuurvelde terug aan de graaf van Vlaanderen.  Zoals gezegd kwam de familie Rym in 1577 in het bezit van de heerlijkheid Bellem-Schuurvelde.

Het kasteel te Bellem (nu: Mariahove) in 1913
Het kasteel te Bellem (nu: «Mariahove») in 1913.
Foto uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

In 1481 had Pieter Lauwers vanden Scoonackere 'thuus ende pacht van Scuervelt, groot 54 bundren, 91 roeden, metter mate, grachten, singhelen, bosch, hof ende winnende land' voor 120 p. par per jaar.  Ten opzichte van 1365 was de oppervlakte van de kultuur grond rond Schuurvelde van 27 bunder tot 54 bunder aangegroeid: dat is dus een verdubbeling.  Jan Van Lake pachtte de vijvers van Schuurvelde 'te wetene de Gavere, Cassandre ende Lyssenweedaghe ende vivers bij den Cappelleberch' voor 34 p. par. per jaar.

10. HET GOED TE KROMEKE TE BELLEM

Een van de oudste wijken van Bellem is ongetwijfeld Kromeke.  Alhoewel de plaatsnaam Kromeke pas in 1473 voor het eerst in de bronnen opduikt, moet deze plaats reeds vroeger bewoond zijn.  Verschillende feiten pleiten immers voor een hoge ouderdom van deze wijk.

Te Kromeke komen vooreerst twee oude heerwegen samen, nl. de Oude Gentweg en de Diksmuidse Boterweg.  In 1557 wordt een stuk land gesitueerd te Aalter 'neffens den ouden Ghendswege, die men plocht te ghaen van Kerckemeeck naer Cromeecke'.  Deze Oude Gentweg had haar beginpunt te Aalter in de Lostraat (vroeger Kerkemstraat geheten) en volgde dan het tracé van de Kestelstraat (vroeger Oudestraat en Kesterstraat genoemd) en op het einde daarvan moet de Oude Gentweg dwars door de heide naar Kromeke toe gelopen hebben.

De pastorie en een deel van het dorp te Bellem in 1906
De pastorie en een deel van het dorp te Bellem in 1906.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove.

De tweede heerweg die te Kromeke toekwam, was de Diksmuidse Boterweg die westwaarts over een bepaalde lengte de grens vormde tussen Aalter en Lotenhulle.  Vanuit Kromeke kon men dan verder over de Karmhoek in de richting van Gent reizen.

Kromeke maakte onder feodaal opzicht deel uit van de heerlijkheid van Schoonberge die zich uitstrekte over een belangrijk deel van Aalter, over een stuk van Ruiselede, Lotenhulle en Bellem.  De heer van Schoonberge bezat te Kromeke een rente, die men wachtpenning noemde.  Deze zeer oude rente was een vergoeding die bezitters van de berente gronden aan de heer moesten betalen, in vervanging van de verplichting de wacht op te trekken in het versterkt huis of de burcht van de heer.  Deze wachtpenningen klimmen ongetwijfeld tot de 12de eeuw op.  Elk jaar op Sint-Martensdag hield de ontvanger van Schoonberge zitting te Kromeke, voor het innen van de renten.  Stasinus de Sconeberghe, oudst bekende houder van de heerlijkheid, leefde in de tweede helft van de dertiende eeuw.

De kerk van Bellem bezat in 1494 een bos 'bij Cromeken'.  Later zal ook het moer- en turfgebied, dat bij Kromeke lag, herschapen worden in een bos, want in 1717 wordt een 'partije bosch, ghenaempt den moer'.

De oudst bekende pachter van het goed te Kromeke, Symoen Blieck, vinden we vermeld in het handboekje van de Bellemse pastoor Jacob Willaert, in het jaar 1554.

In 1669 verkocht Jonkheer Jacques De Rycke het goed te Kromeke aan Joos Cardon voor 850 p. gr.  Het goed omvatte, toen 'eene behuysde hofstede mette mate, wallen, huys, scueren, stallijnghe' en 100 gemet (= 44,5 ha.) land, bos en meers.  Dit goed werd toen gesitueerd ten zuiden van de 'heirwegh'.

Fragment van het huis nr 102,
Kerkstraat te Bellem, met de oude,
mooibewaarde deuromlijsting.
 
Kerkstraat te Bellem, met de oude, mooibewaarde deuromlijsting
Foto: Romano Tondat, Eeklo.

In dat jaar pachtte Gabriël Vervinck, die gehuwd was met de weduwe van Joris Bruysems, de voorgaande pachter, het goed te Kromeke voor 32 p. gr. per jaar.

In 1727 kwam het tot een proces tussen Filips-Frans, prins van Rubempré en Everberg, leenheer van de heerlijkheid van Schoonberge, en Maria-Anne Rym, barones van Bellem-Schuurvelde en vrouwe van Ekenbeke, in verband met de heerlijke rechten te Kromeke.  Uit dit proces bleek dat het goed te Kromeke wel degelijk onder de heerlijkheid van Schoonberge ressorteerde, maar ook dat het klein goed te Kromeke onder de baronie van Bellem-Schuurvelde viel.

Oude huizen te Bellem, Kerkstraat 102
Oude huizen te Bellem, Kerkstraat 102, in hun oorspronkelijke toestand.
Prentkaart van H. Levecque, in «Zondagsvriend».

Deze uitspraak belette echter niet dat bij het overlijden van de pachter van het groot goed te Kromeke het beste hoofd naar de barones van Bellem-Schuurvelde ging en niet naar de heer van de Woestijne, als leenheer van de heer van Schoonberge.  Dit gebeurde namelijk bij het overlijden van Pieter Slos in 1717 en bij het overlijden van Marie Martens, echtgenote van Pieter-Francies Van Vynckt, pachter op deze hofstede, in 1778. 

Drie oude huisjes te Bellem, Lostraat 83-84-85
Drie oude huisjes te Bellem, Lostraat 83-84-85 (nu gesloopt).
Foto: Romano Tondat, Eeklo.

Het woonhuis, waarin Marie-Catherine Martens op 18 juli 1778 overleed, bevatte een west- en oostkamer, een keuken, een kelder, een zolder en een achterhuis.  Haar man, Pieter-Francies Van Vynckt, bezat drie paarden, 5 koeien, 4 'jaerlingen', 2 kalveren, 3 varkens en 2 viggens.  Hij betaalde een jaarlijkse pacht van 82 p. gr. aan de barones van Bellem-Schuurvelde die dit goed in haar bezit had gekregen.  Hij liet zijn vrouw in de kerk van Bellem begraven.  Hij kon dat gemakkelijk betalen want de staat van goed van zijn vrouw werd afgesloten met een boni van meer dan 700 p. gr.  Een zuster van hem, Marie Van Vynckt, was begijntje in het klein begijnhof van Gent.  Het gebeurde vaak in de 18de eeuw dat rijke boeredochters begijntje werden te Gent of te Brugge.

11. HET DORPSPLEIN TE BELLEM

Het dorpsplein van Bellem lag tot diep in de 18de eeuw op de rand van het Bulskampveld.  Vandaar dat de bossen zo dicht bij de dorpskom van Bellem liggen.  Ondanks enkele minder gunstige veranderingen heeft het dorpsplein van Bellem nog zijn landelijk karakter goed bewaard.  Bij het dorpsplein, dat gedomineerd wordt door de O.L.Vrouwkerk, staan nog enkele mooie oude huizen.  Het meest opvallende huis is ongetwijfeld het oude wethuis aan het begin van de weg Bellem-Hansbeke.  Het bouwjaar van het wethuis, 1760, kunnen we nog lezen in de natuurstenen omlijsting rondom de voordeur.

Het schepenhuis of Het Moorken op de Swaerterick te Bellem
Het schepenhuis of «Het Moorken» op de «Swaerterick» te Bellem dorp.
Foto : Romano Tondat, Eeklo.

Vóór 1800 was het een herberg waarin de schepenen van Bellem-Schuurvelde vergaderden.  In de loop der tijden kreeg dit wethuis verschillende namen: «Schepenhuus», «Negher», «De Moriaen», «Het Moorken».  De grond waarop het gebouwd werd, heette «De Swaerterick».  Dit huis heeft ook nog als pastorie gediend.  In 1925 werden de zes eeuwenoude beuken die voor het huis stonden, onbarmhartig afgezaagd omdat het dak van de kerk eronder zou geleden kunnen hebben, indien ze bleven groeien.

Alhoewel het interieur van de kerk in 1944 door een moedwillige brand volledig werd vernield, loont het toch de moeite om de kerk even binnen te lopen.  Binnen de oude kerkmuren heeft men een eigentijdse sfeer kunnen scheppen door het aanbrengen van een moderne lambrisering, door het steken van eenvoudige glasramen in de vensters en vooral door het plaatsen van altaren in een kleurrijk marmer.  Het is een geslaagde moderniseringsoperatie geworden zonder het oorspronkelijk gebouw te verminken.

Nabij de kerk bouwde graaf d'Hendecourt omstreeks 1860 een neogotische kapel ter ere van O.L.-Vrouw van Zeven Weeën.  Rond de kerk op het kerkhof staan nog vijftien houten kapelletjes met de afbeelding van de staties van de Rozenkrans.

Aalter, 24 juli 1977.

L. Stockman.

Separator

«Heemkundige speurtocht te Aalter, Bellem, Lotenhulle en Poeke op 28 augustus 1977»
in "Ons Meetjesland", 1977, 10de jaargang, nr. 4.

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024