Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1978, 11ste jaargang, nr. 2

OVER VINCENT REYCHLER,
EEN EEKLOSE "COUREUR"

Het omstreeks 1880 op de markt brengen van de "Savety bicycle", d.w.z. de fiets met voor- en achterwiel van gelijke grootte, betekende de doorbraak van het rijwiel, het intussen bij uitstek populair geworden vervoermiddel.

Dit nieuwe model "velo" was zeker veiliger en het bood ook meer mogelijkheden dan de vorige zogenoemde "Hoge Bi", "Sphinx" en "Kangoeroe"-modellen, die alle voorzien waren van een klein achterwiel en een abnormaal groot, maar hinderend voorwiel met soms een doormeter van 2 meter.

Het uitvinden van de luchtband in 1890 door de Schotse veearts John Dunlop bracht mede dat ook nog de snelheid kon opgedreven worden.

In 1869 waren er ten andere reeds wielerwedstrijden gehouden in Vlaanderen op het parcours Veurne-Duinkerken-Veurne.  In 1886 beschikte Antwerpen zelfs reeds over een open wielerbaan (1).  De wielrennerij werd hier weldra de volkssport bij uitstek.

Er werd niet alleen "gekoerst" op onze in die tijd beruchte kasseiwegen.  De open "veledrooms" rezen uit de grond en omstreeks 1910 konden de "pistiers" uit onze streken reeds hun krachten meten o.a. te Gentbrugge, Evergem, Mariakerke, Tielt, Zottegem en Ieper, waar de wielermeetings de sportliefhebbers aantrokken.


Wielrenner Vincent Reychler omstreeks 1919.

In Eeklo werd in 1892 een "Veloclub" gesticht, waarvan geneverstoker Georges Van Hoorebeke de voorzitter was.  In 1897 is er spraak van een "Pédaleclub" (2).  Wij vermoeden dat die verenigingen eerder een soort voorlopers van onze huidige wielertoeristenclubs waren en dat van die "Veloclub" en "Pédaleclub" slechts enkelingen uit de plaatselijke high-life lid waren, die zich het aankopen van het nog niet zo verspreide doch snel opkomende rijwiel konden permitteren.

Het zou eerst in 1908 zijn dat te Eeklo een eerste "echte" en volkse wielerclub het leven zag, nl. de "Victoriaclub" die de maandag van Weversmisdag van dat jaar een wedstrijd Eeklo-Brugge-Eeklo inrichtte, die gewonnen werd door de beginneling Vincent Reychler (3).

De "Victoriaclub" was geen lang leven beschoren want in 1910 was hij reeds uiteengevallen in twee verenigingen, "De Moedige Wielrijders" en de "Sport-club".  Op het eerste zicht schijnt dit nogal abnormaal, doch wanneer wij weten dat Eeklo in die periode reeds twee "coureurs" rijk was, is alles al beter te verstaan.

Er moest gesupporterd worden voor de plaatselijke cracks, Vincent Reychler en August Dierickx.

Beiden hadden hun eigen aanhang en Eeklo stond in twee kampen verdeeld, want men was of voor Reychler en tegen Dierickx ofwel voor Dierickx en tegen Reychler.

Vincent Reychlers mannen waren "De Moedige Wielrijders".  Ze werden de "Sente-Gezellen" genoemd naar de voornaam van hun idool.

Wie voor Dierickx koos, maakte deel uit van de "Sportclub", doch die supporters waren in de volksmond de "Tiete-Vrienden", want hun renner zijn bijnaam was "Tiete Bomme" (4).

De respectievelijke supporters waren er natuurlijk van overtuigd dat hun favoriete renner "de beste" was.  Van oudere mannen die het hier nog meegemaakt hebben in hun jeugdjaren hebben wij vernomen dat Guustje Dierickx een fond-rijder was, dus uitstekend in de langere afstanden, terwijl Sente Reychler een eerder moeilijk in de spurt te kloppen "flyer" was.

"Sente" en "Tiete" brachten echter leven in de Eeklose brouwerij.  Naargelang de bekomen uitslagen werd er gevierd of getreurd, gediscussieerd en ook wel eens gevochten tussen de supporters.

Het schijnt zelfs dat de "hevigaards" — en er waren er in beide kampen — er niet voor terugschrokken "kloppernagels" te gooien voor het wiel van de in de koers ontsnapte renner van de tegenpartij in de hoop hem een platte tube te bezorgen.

Gelukkig gaven de besturen van de twee rivaliserende wielerclubs meer blijken van gezond verstand en in sommige omstandigheden wisten zij wel aan hetzelfde zeel te trekken.

Hun hiernavolgende gezamenlijke brief aan het stadsbestuur is daar zeker een bewijs van. Betrokken schrijven, dat ons een schets van de geest van die tijd geeft, luidt als volgt:

"Vereenigde Maatschappijen
"De Moedige Wielrijders"
en "Sport-Club"

Eecloo, 28 April 1910.

  Aan de Heeren Burgemeester,
Schepenen en Gemeenteraadsleden
Terstede.

          Geachte Heeren,
 

Zeer nederig en vol eerbied richten wij ons tot UEd., ten einde eene gunst van UEd. af te smeeken.

Om het voorbeeld te volgen van alle groote steden en zelfs van de kleinste gemeenten, zouden wij gaarne met Eecloo-Kermis aanstaande een groot Sportfeest op touw zetten.

Ons hart is er vol van, om hier in onze stad, ter gelegenheid der Kermis, een belangrijke Koers te zien plaats grijpen.  Dit zou voor onze stad eene goede nering teweeg brengen, en tevens het Sport wordt ten huidigen dage door het publiek boven alle andere feesten verkozen.  De koersen brengen steeds een massa volk op de been, daarvan zijn wij reeds dikwijls genoeg ooggetuigen geweest.

Voor een belangrijke koers echter, is er veel geld noodig en dàt juist bezitten wij niet.  Beide Clubs bestaan alleenlijk uit werkjongens, die wekelijks 10 centiemen in de kas storten, waardoor wij enkelijk genoeg hebben om onze gewone maatschappelijke onkosten te dekken.

Daarom, Geachte Heeren, richten wij ons zeer beleefdelijk tot UEd., om van UEd. eene toelage te bekomen.  Drie honderd frank zou voldoende zijn om een zeer belangrijke koers alhier te doen plaats grijpen en eene overgroote massa volk naar onze Kermis te doen komen.

Aangaande de koersen, Geachte Heeren, zouden wij zelf alles regelen. En in 't bijzonder zouden wij zorgen dat er geene ongelukken zouden gebeuren.  Immers de koersen die wij in 't voorjaar inrichtten, hebben UEd. genoegzaam bewezen, dat er niet gauw ongelukken gebeuren, wanneer de straat met koorden wordt afgespannen.  En thans, met de verzekerde medewerking van het geacht Gemeentebestuur, zou dit natuurlijk nog veel beter geschieden.

In de vaste hoop, Geachte Heeren, een gunstig antwoord op ons schrijven te ontvangen, bieden wij UEd., na voorafgaanden dank, de verzekering aan onzer gevoelens van ware hoogachting.

 
Namens de "Moedige Wielrijders"

Namens de "Sport-Club"

De Secretaris,
J. Lion
(5).
De Voorzitter
Ach. Verbiest
De Secretaris,
Gilson Noël
De Voorzitter,
De Clercq Ad.

Het was zeker nog de tijd dat idealisme en zuivere liefhebberij de bovenhand hadden in de Wielersport.

De "commerce" zat er nog zo niet in als de dag van vandaag, doch in die pionierstijd stonden er ook toch al financiële belangen op het spel, want "Sente" en "Tiete" reden elk met een fiets van een verschillend merk.  Zo koerste Reychler op een fiets van het merk "La Française-Diamant", waarvan de "Verbiesten" de plaatselijke vertegenwoordigers en verkopers waren (6).

Dierickx reed met een rijwiel van een merk dat te Eeklo verkocht werd door het huis Achiel Buyck-Steghers, dat toen nog gevestigd was in het "Rootjen" op de Markt.

Een overwinning kon de verkoop van het een of ander merk doen stijgen.

Men wist toen ook al wat publiciteit betekende en in de sportbladen van die tijd werd de technische kwaliteit van een bepaald merk aangeprezen met de slogan "De renners met de rijwielen X overwinnen overal !"  Wij mogen dus aannemen dat de wielrenners toen ook al van wanten wisten en zich lieten "steunen" door de rijwielconstructeurs.

Wie was nu Vincent Reychler, de man van wie zijn supporters zongen:

"En vie van Sente dat is ne man,
die per velo rijden kan..."

Vincent Reychler werd geboren te Eeklo op 14 juni 1890 als zoon van Felix en van Judith Vander Zwalm.

Hij was in elk geval uit stevig hout gesneden, want zijn vader geboren in 1862 overleed in 1951 in de leeftijd van 88 jaar. Zijn moeder die geboren was in 1865 stierf in 1954 toen zij 89 jaar oud was (7).

Vader Reychler was meester-kleermaker in de Boelare, nr.14, doch zoon Vincent ging de bakkersstiel leren te Brussel.


Oude gloriën omstreeks 1912 in de wielerbaan van Gentbrugge.

Vincent vond het wellicht te eng bij de bakkersoven.  Hij hield meer van de open lucht en de vrijheid.  In 1908 begon Vincent te koersen.

In een oude eigentijdse bron - de "Sportvriend" van 22 januari 1912 (8) - is over onze Eeklose coureur in de stijl van toen het volgende te lezen:

"VINCENT REYCHLER
van Eekloo
op rijwiel La Française-Diamant en tuben Colonial."
 

"    "... Van de pisterenners gesproken, Leon Buysse en Vincent Reychler hebben onbetwistbaar meest vooruitgang gemaakt...".

Dit schreef mijn vriend Karel van Wynendaele in "Sportvriend" van 1 Januari ll., en die woorden hebben zooveel te meer beteekenis omdat zij uit de pen van 'nen fijnen kenner vloeiden.

En waarlijk, dat ik al zoeke wat ik wil, 'k en vind geen enkelen renner - buiten Vanhouwaert, Leon Buysse en Defraey - die van de jare meer eerste prijzen won als Reychler.

Daarom geef ik nu zijne levensbeschrijving want dat werd mij al zoo dikwijls gevraagd.

Vincent Reychler werd den 14 Juni 1890 in de hoofdstad van 't Meetjesland geboren. Van persoon is hij lijk velen, doch in zijn lijf klopt 'n gezond hert,en zijne beenen, zonder dik te zijn, vormen een pak kloeke spieren.

Op 15 Augusti 1908 betwistte hij zijnen eersten straatkoers.  'k Herinner mij dat nog zoo goed alsof 't van gisteren geleên was.  Te Knesselare werd een koers gegeven met 12 fr. als eerste prijs.  Vincent Reychler en Gustje Dierickx deden meê en de helft van Eekloo was afgekomen om de twee beginnelingen aan te moedigen.  Reychler, die nog onervaren was, zette twee tuimelperten, en kwam een der laatsten toe; doch hij had ondervonden dat het zou gaan en veertien dagen later vinden wij hem tusschen de deelnemers van Eekloo-Brugge en terug.  Hij won dien koers met 20 meters voorsprong, vóór de beste renners der streek.  In 't begin van September zegepraalde hij opnieuw in 'nen baankoers op denzelfden weg gereden.

't Jaar nadien trok hij naar alle straatkoersen aan beginnelingen voorbehouden.  In Moorslede kwam hij tweede toe achter Vanlerberghe, in 'nen koers van 145 km.  Te Gendbrugge, St.-Amandsberg, Aeltre, Eekloo, Somergem, Lovendegem, zien wij hem keer op keer zegepralen en nu en dan zich eens meten met de beroepsrenners.  Van tijd tot tijd gelukte hij er in eenigen dezer laatsten te kloppen.  Hoe meer hij reed, hoe beter het ging, en hij was daar zoodanig van overtuigd, dat hij niet aarzelde in 1910 eene vergunning als liefhebber te nemen.

Maar vooraleer als liefhebber op te treden, kampte hij den 14 Maart 1910 mede voor het Kampioenschap van Eekloo, op 'nen afstand van 50 km.; dank zijnen rappen sprint klopte hij Dierickx met 10 lengten.

Acht dagen later vinden wij hem te Tielt in 'nen baankoers van 45 km.;  hij reed eerst den velodroom binnen en won als spelen.

's Namiddags deed hij meê in 'nen pistekoers en na verscheidene premien gewonnen te hebben, klopte hij al de anderen met vijf lengten.  't Was de laatste maal dat hij als beginneling optrad, want de koersen voor liefhebbers kwamen talrijk op, en Reychler, die hooger op wilde, trok er moedig naartoe.

Te Oostende won hij 'nen baankoers van 135 km voor de beste liefhebbers van Vlaanderen.  St.-Niklaas, Schellebelle en Gent zagen den Meetjeslander zegevierend over de meet bollen.

Geerne zou ik al zijne koersen bespreken, doch de plaats ontbreekt mij, en 'k ga mij vergenoegen met te zeggen dat hij dien zomer juist zes en twintig eerste prijzen won, deels als beginneling, deels als liefhebber.

Op het einde van 't seizoen, liep hij verschillige straatkoersen meê, en - alhoewel hij er doorgaans met specialisten als Haeck, Devogelaere, Defraeye, Vanlerberghe, Leon Buysse, Anno, Persyn en Brutin te kampen had - wist hij telkenmale eene der eereplaatsen te veroveren.

De beginneling van 1908 had veel vooruitgang gemaakt, kostelijke kennis opgedaan en, na den winter op matige wijze doorgebracht te hebben, vinden wij hem in Maart 1911 als beroepsrenner terug.

Na lange weken ernstige oefening vertrekt hij den 12 Maart in 'nen baankoers van 104 km., waarvan de overwinnaar tot Kampioen van 't Meetjesland zou uitgeroepen worden.

Marcel Buysse, Pier Vandevelde, Dierickx, Brutin, Tevels, Lootens, enz. reden meê, en na 3 uren 18 minuten rijden vloog Reychler eerst de eindmeet voorbij; Vandevelde was tweede op eene lengte en de anderen gaven het op.  Die koers gaf aanleiding tot vele klachten en, na veel wrijven en schrijven, werd hij vernietigd. Waarom ?...  'k Ga er liever van zwijgen, want daar zou men 'nen geheelen boek kunnen over schrijven.  Een klein woordjen wil ik er over zeggen: was Reychler strafbaar, dan moest Pierken Vandevelde den titel krijgen, vermits het tweede was en er tegen hem nooit klachten ingediend werden...

Op 19 Maart werd er in den velodroom van Evergem een koers gereden waarvoor Vanhouwaert, Depauw, Brutin, Burggraeve, Dierickx, Marcel Buysse, Vanlerbeghe, Leon Buysse, Steyaert, Maertens, enz. aangeworven waren.  In de eerste reeks, bij 't uitkomen der laatste bocht, op den oogenblik dat eene der eereplaatsen hem niet meer kon ontsnappen, springt zijne achtertube af; hij zet 'n vreeselijke tuimelperte en is onbekwaam den koers voort te zetten.

In Brussel-Evergem kon hij geenen weg op de steenen, tengevolge van zijnen val op 19 maart.  Hij kwam met Maertens en Govaert binnen, twee minuten na de eersten, en klopte met verschillige lengten zijne twee tegenstrevers.

Den 17 April won hij zes premien in den velodroom van Thielt en gaf den indruk te zullen winnen, toen hij omvergereden werd op 50 meters van de aankomst.  Met den velo op den schouder eindigde hij den koers en bekwam de tiende plaats.

Te Aalst nam hij den 7 Mei deel aan 'nen koers van 75 km. in 2 reeksen.  De eerste maal was hij eerste en de tweede maal zesde, doch in 't algemeen klassement had hij minst punten.

Acht dagen daarna zien wij hem in den velodroom van Sottegem, waar er een vier urenkoers geloopen werd. Cesar Debaets was zijnen maat, en niettegenstaande 'nen zwaren val, wist hij nog de tweede plaats te veroveren.

Den 21 Mei kwam Lapize naar Gent en zou er een koers van 100 km. loopen tegen Dierickx, Devogelaere, Demiddel, Apostel, Depauw, enz.  De fransche baankampioen vertrok als groote favori, doch hij had zonder de waard gerekend.  Reychler, na eene ronde verloren te hebben door eene plotselinge ontsteltenis, wist zich te ontdubbelen en Lapize in de laatste meters met een wiel te kloppen; Devogelaere volgde op 5 meters en Dierickx op 50 meters.

Den Zondag nadien stond Vincent weerom tegenover Lapize, Trousselier, Brutin, Garigou, Michel Debaets, Leon Buysse, Vanlerberghe, enz.  Zijne beknibbelaars beweerden dat hij Lapize met "trukken" geklopt had en dat hij ditmaal op geenen prijs moest rekenen.  Vanlerberghe nam twee ronden en Brutin eene ronde op al de anderen en ze werden wederkeerig eerste en tweede geplaatst.  Voor den derden prijs moest er dus gekampt worden tusschen Lapize, Reychler, Trousselier, Debaets en Leon Buysse; na eenen hardnekkigen strijd klopte Reychler den vermaarden Lapize met een half wiel, en dit heel regelmatig.

Van dan af was zijn naam gemaakt en wij vinden hem alle Zondagen in den eenen of den anderen velodroom: Gendbrugge, Yper, Deux-Acren, Evergem, Mariakerke, Sottegem, Thielt wierven hem aan en overal waar hij reed, wist hij de genegenheid van het volk te winnen. Meer dan eens was hij eerste, en altijd, zelfs als de ongelukken hem troffen, kon hij eene eereplaats veroveren.

't Zelfde mag gezegd worden van Reychler als straatkoerser, want op het laatste van 't jaar vond hij zelden zijn meester.  Te Lovendegem, Aeltre, St.-Joris-ten-Distel, Drongen, Somergem, Selzaete, Thielt, Eekloo en Beernem, toonde hij aan de besten, zelfs aan Haeck, zijn achterwiel, en als hij won, dan was 't doorgaans meer dan met eene lengte.

En om dezen, die soms aan zijne gaven zouden twijfelen, te overtuigen, zal ik mij vergenoegen eene opsomming te geven van zijne uitslagen: Reychler was 17 keeren eerste, 8 keeren tweede, 2 keer derde, 6 keeren vierde 1 maal vijfde, 1 maal achtste, 1 maal negende en 1 maal tiende, en won 53 premien, al binst één zomer.  En als er dan nog zijn die beweren dat hij niets 'n kan, dan vraag ik mij af wanneer men iemand kampioen mag noemen?

Al die uitslagen bekwam hij, dank zij zijnen onweerstaanbaren sprint.  In de velodrooms heb ik hem meer dan eens uit vierde of vijfde positie zien vertrekken als men voor 'n premie belde, om deze met meer dan twee lengten te winnen.

Er zijn kwatongen die beweren dat Reychler niets weerd is boven de 100 km,; indien dit waar is, dan is het omdat hij het zoo wil, want den dag waarop hij zich zal oefenen, moet hij tegen de besten opgewassen zijn.  Immers, met oefening kan men alles bekomen, bijzonderlijk taaiheid, en Choppy Warburton, een der vermaardste verzorgers die er ooit kwamen, had wel gelijk van te zeggen dat de beste renner op 100 meters, de beste renner kan worden op 400 km.  Won Cottereau, die vroeger snelheidskampioen van Frankrijk was, niet eens Bordeaux-Parijs met eene lengte vóór Stephane, een der sterkste fondloopers van gansch de wereld ?

Als Vincent Reychler het van de jare ernstig opneemt, zal men er van hooren, te meer, dat zijn vader - die, zonder rijk te zijn, toch goed aan zijn brood komt (hij is meesterkleermaker en bezit een groot ellegoederenmagazijn) - hem heel gemakkelijk dit kan toelaten.

Eén dingen is spijtig, en het is dat hij te gauw zijnen moed verliest, of liever dat hij weet er niet te moeten van eten.  Meer dan eens gaf hij den koers op omdat er iets haperde en hij meende geklopt te zijn.  En als men hem dan vraagt wat er scheelt, dan luidt zijn antwoord: "Meent gij dat ik mij ga afbeulen voor eenige franken ?".  Maar buiten die fout zijn 't al gaven die hij heeft.  Hij is brave, uiterst eerlijk en nederig.  En 'k wil zijne levensbeschrijving eindigen met een bewijs te geven van dit laatste.  Verleden jaar, achter 'nen koers te Gendbrugge, vroeg ik hem wat er school tusschen hem en twee andere renners.  "Jaloerschheid, zei hij ernstig; jaloerschheid, aangewakkerd door den klap van de menschen.  'k En zegge niet dat ik beter ben dan zij, doch 'k won van de jaere algelijk meer eerste prijzen, en daarmeê ben ik kontent !",

"Meer kon ik er niet uit krijgen...

CLARA. "

Als renner voelde Reychler zich meer en meer aangetrokken tot het "pistewerk" en in 1913 eindigde hij derde in het "Kampioenschap van België op de Wielerbaan" voor beroepsrenners dat op 15 juni plaats had in de wielerbaan van Zurenborg te Antwerpen.  In de 3de halve finale won hij tegen Goupy en Fastré.  In de finale werd hij tweede achter Van Bever.  Otto was derde.  Het algemeen klassement zag er als volgt uit: 1. Van Bever, kampioen, 2 punten; 2. Otto, 5 punten; 3. Reychler, 6 punten; 4. Goupy, 7 punten.  Van Bever en Otto waren Brusselaars die samen "tegen" Reychler gereden hadden ! (9).

Deze door Vincent Reychler gewonnen trofee maakte de overtocht mede naar het
verre Amerika waar hij als een kunststuk bewaard wordt door dochter Alina.
De inscriptie: Cercle des Sports.  Don du Trappistenbier, 1° Prix: Reychler Vincent,
Ostende-Blankenberghe-Bruges (2 Fois), 132 km, 12 juin 1910.

Vincent was intussen in kennis geraakt met Hortence Cortvriendt, geboren te Eeklo 1 juni 1891, dochter van Petrus en van Mathilde D'havé.  Zij trouwden te Eeklo op 22 april 1914 en het nieuwe paar vestigde zich in de Boelare, nr. 6, waar Vincent een rijwielhandel uitbaatte.

Wij weten niet of Reychler dan nog gekoerst heeft, doch kort nadien brak de Wereldoorlog uit en dan was het zeker gedaan met de wielrennerij in ons land.

Vincent Reychler in 1966 aan de North Fork of Zalmrivier met een gevangen kanjer,
een zalm van "16 pounds".

Nà de Wapenstilstand in 1918 - Reychler was intussen 28 jaar oud en vier jaar uit de beweging - is er van koersen niets meer in huis gekomen.

In 1920 trok Vincent met vrouw en zijn in 1916 geboren dochtertje Alina naar de Verenigde Staten van Amerika, waar het gezin zich zou vestigen in het stadje Butte in de staat Montana.  Zijn oudere broer Frans verbleef sedert 1911 ook reeds in de States.

Amerika was niet "bicycle-minded", doch Vincent bleef steeds sportman al was het dan als jager en visser, waartoe hij ruimschoots de gelegenheid had in het wilde Rotsgebergte.

Wij vermoeden dat "Sente" nog op oudere leeftijd, terwijl hij daar in de visrijke rivieren op zalm liep te vissen, menigmaal gemijmerd heeft over zijn "koersmachine" en de triomfen die hij eens beleefde in het verre Vlaanderen.

Vincent Reychler was 80 jaar oud toen hij op 17 november 1970 te Butte-Montana overleed.  Zijn vrouw, Hortence Cortvriendt is daar ook gestorven op 1 mei 1977.

W. HAMERLYNCK.

__________________________

(1) Standaard-Encyclopedie. Deel 5, blz. 234. Terug naar de tekst

(2) L. LAMPAERT. « De Geschiedenis van Eeklo », blz. 297. Terug naar de tekst

(3) L. LAMPAERT. a.w., blz. 315
Het lokaal van de «Victoria club» was gevestigd in de Boelare bij M.A. Dierickx. Terug naar de tekst

(4) Augustus Nicodemus Jacobus Diericl,x was geboren te Eeklo op 22 november 1889, als zoon van Joannes Baptist en van Eugenia Van de Walle. In 1890 woonde het gezin Dierickx- Van de Walle in de Stationsstraat, 28, waar vader Dierickx herbergier en varkensslager was.
In 1910 was vader Dierickx reeds overleden en zijn weduwe hield samen met haar dochter Martha ("1886) « estaminet» in de Collegestraat, 13 (naderhand is Karel Van de Voorde, herbergier & wapenhandelaar, daar komen wonen en nog later de ouders van beroepsrenner Gustaaf Speeckaert, die daar ook herberg hielden). Gust jen Dierickx was bakkersgast van beroep. Hij is op 19 februari 1916 te Mariakerke gehuwd met Maria Martha Verba uwen. In oktober 1916 is Gust jen van Eeklo naar Mariakerke verhuisd. Hij had een broer, nl. André Charles Dierickx, geboren te Eeklo 25 augustus 1882, die in 1910 bierhandelaar was in de Boelare, nr. 4. André Dierickx is in 1920 met zijn vrouw Julienne Caluwaert naar Paterson (U.S.A.) uitgeweken. Terug naar de tekst

(5) Stadsarchief Eeklo. Ont. Briefw. 1910.
In 1923 was het lokaal van de Velo-Club «De Moedige Wielrijders» in de Cocquytstraat, nr. 4 De secretaris was toen Florimond Reychler, de broer van Vincent. Terug naar de tekst

(6) Het begrip velo en de naam Verbiest waren en zijn te Eeklo als het ware synoniem.
Emilius Verbiest, °Lovendegem 10 oktober 1859, en zijn echtgenote, Cordula Van Hoorebeke, °Waarschoot 28 november 1859, kwamen zich te Eeklo vestigen op de hoek van de landwegel lopend van de Molenstraat naar de Zandvleuge (die in de volksmond nu nog «Verbiestes Menne» genoemd wordt).  In de jaren 1890-1900 was Emiel daar hoefsmid terwijl Cordula de wachtende klanten in haar herberg bediende.  In 1910 was Emiel Verbiest reeds overgeschakeld van het beslaan van paarden naar het herstellen en verkopen van velo's.
Emiel Verbiest stierf te Eeklo op 28 maart 1942 en Cordula Van Hoorebeke was bijna 99 jaar oud toen ze op 13 juli 1958 te Eeklo overleed.
Het echtpaar had volgende kinderen en de vijf zonen kwamen allen in de «rijwielbranche» terecht:

  1. Verbiest Achiel August, °Eeklo 1 maart 1889, trouwde met Mathilde Vande Kerckhove.
    Hij vestigde zich in de Boelare waar hij een groothandel in rijwielen uitbaatte. Hij was constructeur van fietsen van het merk «DURA».
    Hij was voorzitter van de «Moedige Wielrijders» en later van de wielrijdersclub «Ledegancksvrienden».
  2. Verbiest Maurice, °Eeklo 20 december 1890, huwde met Elvira Verstraete.
    Zijn groothandel in rijwielen was aanvankelijk gevestigd op de hoek van de Boelare en de Molenstraat, later in de Molenstraat, nr. 35, waar het bedrijf thans nog voortgezet wordt door de firma «P.V.B.A. Maurice Verbiest & Cie».  Hij was de constructeur van POLA-rijwielen.
  3. Verbiest Remi Joseph, °Eeklo 1 mei 1893.  Was getrouwd met Magdalena D'herckers (†1925) en met Margaretha Vande Putte.  Was velomaker te Eeklo, Hospitaalstraat, nr. 3, doch in 1925 vestigde hij zich te Kaprijke waar hij zijn beroep voortzette.
  4. Verbiest Irène Julienne, °Eeklo 25 mei 1895.
  5. Verbiest Hendrik Lionel, °Eeklo 4 december 1897, was getrouwd met Diana Emilia De Smet.
    «Neil Verbiest» was velomaker en rijwielhandelaar in de Molenstraat, 137, waar hij op 4 februari 1947 overleed.  Zoon Antoine zet er nu nog de zaak verder en kleinzoon Rik staat er ook aan de fietsen te sleutelen zodat het velomakersberoep daar verder in de familie blijft.
  6. Verbiest Omer Julien, °Eeklo 13 maart 1903, was getrouwd met Alice Smitz.  Bleef in het ouderlijk huis in de Molenstraat wonen waar hij ook rijwielhandelaar was. Terug naar de tekst

(7) Het echtpaar Felix Reychler-Judith Van der Zwalm had volgende kinderen:

  1. Reychler Frans August, "Eeklo 12 februari 1886.  Is uitgeweken naar Amerika waar hij trouwde met Belva Irène Chase.
    Is overleden te Butte-Montana op 16 september 1951.
  2. Reychler Edmond, °Eeklo 2 februari 1887.  Was getrouwd met Maria De Clercq.  Woonde in de Boelare waar hij banketbakker was. Overleed te Eeklo op 22 september 1942.
  3. Reychler Vincent Julien, °Eeklo 14 juni 1890, waarover deze bijdrage handelt.
  4. Reychler Alma Maria, °Eeklo 6 oktober 1894, huwde met Albert Van Wassenhove.  Woont Molenstraat, nr. 148, waar zoon Carlos een bloemenwinkel uitbaat.
  5. Reychler Florimond, °Eeklo 13 januari 1899.  Bankbediende.  Woont thans te Gent. Terug naar de tekst

(8) «Sportvriend» van 22 januari 1912 (Bestuurder: Hoornaert van Izegem).
In de «Sportman» — Orgaan aller sporten, verschijnt 's Winters éénmaal, 's Zomers meermaals per week — van 17 juni 1911 verscheen ook een artikel over Vincent Reychler.
De «Sportman» verscheen te Gent en kostte «5 centiemen per nummer». Terug naar de tekst

(9) Bulletin Officiel mensuel de la Ligue Vélocipédique Belge nr. 5, mai-juin 1913. Terug naar de tekst

Separator

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024