Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1978, 11ste jaargang, nr. 1

GEZIEN IN HET HEEMKUNDIG MUSEUM TE EEKLO.

DE KLOMPENMAKER

De houten schoen of klomp is de jongste jaren zo snel de wereld uitgewandeld, dat men hem in Vlaanderen, - zij het dan ook al in geringe mate, - nog praktisch uitsluitend aan de voet van de boer kan terugvinden.

Wij, stadskinderen, kennen doorgaans het klakkende en kleppende geluid van de klompen niet meer.  Bij de jongsten wordt het begrip "klomp" nog enkel levendig gehouden door afbeeldingen uit het prentenboek, waarin de klomp bij de schoorsteen ligt te wachten op de komst van Sinterklaas of waarin Klein Duimpje in een klomp wordt neergezet.

Kortom, de "kloppere" zoals men die te Eeklo pleegde te noemen, een produkt dat door de "kloppermakere" in zijn klompenmakerij werd afgeleverd in enkele honderden eksemplaren per jaar, behoort tot de folklore.

Produktief gerichte "kloefkappers" kan men nog zelden aan het werk zien.  Hun alaam is rijp voor het museum.  Hierin ligt een taak voor de scholen, die aldus het sociaal karakter van onze voorouders op een passende wijze aan de kinderen kunnen overdragen.

Enkele woorden historiek.

In de Nederlanden zou de klomp ontwikkeld zijn uit de Patijn, wat een soort van houten onderschoen is, voorzien van twee stelten onder de voorvoet en de hiel, vooral in gebruik bij de adel en de burgerij.  Dit schoeisel moet zich ontwikkeld hebben rond 1400 of iets vroeger.  In Nederland worden reeds in 1429 'platynmakers ende hoelblockmakers' vermeld (1).

Te onzent is het Pieter Bruegel op het schilderij van "De Strijd van de Vasten tegen de Vastenavond" en op Van Eycks paneel "Arnolfini en zijn Vrouw" die dit soort schoeisel voor het eerst weergegeven heeft (2).

Op het einde van de 17de eeuw was het Waasland het centrum van de familiale klompennijverheid in het Vlaamse land.

Le Francq van Berkhey merkt in zijn "Natuurlijke Historie van Holland" (uitgegeven te Amsterdam in 1769) op
"... het draagen deezer Hoosblokken houd nog heden veeler handen aan den arbeid, nadien het zelfs een byzonder handwerk uitlevert.  Ze zyn in deeze Gewesten van onbetaalbaar nut voor de Landlieden en andere Arbeiders; die dezelfven in vogtige landen, in de Veenen, op de veestallen menigvuldig gebruiken.
"Daarenboven verstrekken ze, ter oorzake van den goedkopen prys tot eenen nuttige dragt voor de schamele Armoede, die er tegen opziet om lederen schoenen te koopen..."

De grote ontwikkeling van de klomp dateert echter van 1800-1840.

Wat tot dan toe uitsluitend als familiebedrijf werd uitgebaat, kreeg omstreeks 1850 een andere wending.  Door de verminderde voorraden hout uit de eigen omgeving van de dorpen, die tot hiertoe aan de vraag van de klompenmakerij konden voldoen, was men genoodzaakt ver van het werkhuis de nodige voorraden aan te kopen.

Dit eiste meteen grotere financiële lasten, die de middelen van de meeste klompenmakers overtroffen.

Vanaf dit ogenblik ziet men de meest gegoede klompenmakers werklieden aanwerven en echte bedrijven stichten.

Kleine ondernemers beschikken over enkele arbeiders, belangrijke ondernemingen gaan tot 40 werklieden.

Op dit ogenblik is de klompenmakerij nog uitsluitend een winterbedrijf, waarvan de produktie voor de behoeften volstaat.

Tengevolge hiervan laten de arbeiders-klompenmakers zich in de zomer als landarbeiders aanwerven.  De daaruit voortspruitende onstabiliteit van de werkkrachten zet de bazen ertoe aan, rond 1900, het ganse jaar door te werken.  Die ononderbroken aktiviteit veroorzaakt niet alleen een verhoging van de produktie, maar tevens ook een kwaliteitsverbetering.

In 1904 worden de eerste machinale klompen vervaardigd.

De daaropvolgende tien jaar kunnen de bazen van de handklompenmakerijen en de huisambachtslieden zich nog tegen de stijgende konkurrentie van de mechanische werkplaatsen verdedigen.

Ontegensprekelijk is er toch reeds een regressie merkbaar.

De oorlogsjaren 1914-1918 betekenen echter een nieuwe bloei voor de handklompennijverheid.

Na de oorlogsjaren (1921) krijgen we een ernstige krisis door overproduktie.  Het gevolg hiervan is een felle daling van de lonen, waardoor we een belangrijke afvloeiïng kennen van de arbeiders naar andere nijverheidstakken.

Na het einde van de krisis in 1922, ontwikkelt de mechanische klompenindustrie zich in zo een tempo, dat de handklompenmakerij gedoemd is om te verdwijnen.

Sporadisch handhaaft zich hier en daar nog een huisklompenmaker, die trouw blijft aan de oude levenswijze en enkel voor de plaatselijke behoeften werkt.

Het vervaardigen.

In onze streken gebruikten de klompenmakers wilgen- en populierenhout.  Van deze twee was wilgenhout veruit het beste.  Soms werd ook olm gebruikt, doch dit hout was veel te zwaar om er een goede klomp uit te vervaardigen.

Na aankoop werd het hout veelal met graszoden bedekt om het uitdrogen te voorkomen.  De stammen moesten zes maand blijven rusten.

Na de rustperiode werd het nagezien of er geen barsten of zelfs neiging tot barsten in voorkwamen.

Het was gebruikelijk dat de klompenmaker tussen "licht en donker" het hout voor de volgende werkdag prepareerde.

Deze voorbereiding bestond uit het zagen en klieven van de voorziene hoeveelheid hout.  Daarvoor plaatste men de boom op twee ezels, teneinde de nodige bolen of schijven af te zagen.  Op de doorsnede werden dan twee of drie bruikbare fragmenten met een potlood aangeduid, die met een kliefmes en kliefhamer werden uitgewerkt.

Op de kapblok ontwikkelde zich met behulp van kapmes of bijl de ruwe vorm van de klomp.

Met de distel sloeg men de vorm van de hiel, het profiel van het bovenste van de klomp evenals de plaats van de opening.

Aanvankelijk werd eerst de hiel ingekapt en vervolgens de zool uitgekapt. Gemakshalve zaagde men later eerst de hiel in, alvorens er gekapt werd met de distel.

Op het snijpaard bepaalde men de uiteindelijke vorm van de klomp.

De hoeken werden afgerond en het overtollige hout eraf gehaald.

Door middel van spieën klemde men een paar klompen op het paard, waarna deze met de "goege" werden uitgewerkt, dit noemde men het putten.

Nadien ruimde men het gat door middel van verschillende boren.

Het eerst met de voorganger, vervolgens met de openingsboor en uiteindelijk met de hoolboor.

Na het afwerken aan de binnenzijde was het nu de beurt aan de buitenzijde.

Soms sneed men nog eens na op de snijbank, en indien nodig, - al naargelang het model van de klomp - profileerde men de hiel met het hielmes.

Het schrepen of krabben van de klomp gebeurde met een stuk glas.  Om de handelswaar beter te prijzen, ging men de klompen "bloemen", wat in feite alles inhoudt wat met het versieren van de klomp in aanmerking komt.  Deze bewerkingen voerde men uit met de ritsen of siermessen.  Op de "holle blokken" werd meestal een grove tekening met knopen aangebracht.

De kinderklompjes en vrouwenklompen versierde men met meer inspiratie; vogeltjes, bloemen, plooien,... sneed men met een opdraaier.

Om het koppelen van de klompen mogelijk te maken boorde men een klein gaatje met het koppelmesje aan de binnen-zijkant van de klomp.

Na het drogen, werden de klompen veelal geverfd (okergeel was een veel gebruikte kleur), waarna een kleurloze vernislaag het werk voltooide.

De verkoopklare klompen werden per paar met touwtjes of met ijzerdraad samengebonden, om daarna in bossen van 13 paar samengebracht te worden.

Gereedschap.

Tot slot geven we een kort overzicht van het meest voorkomende klompenmakersalaam.

1. Ezel
Boomtronk van ongeveer 15 à 20 cm diameter, waarvan het een einde op de grond rust en het andere op twee poten is gevestigd.  In deze tronk zijn een viertal gaten geboord, waarin men een stok steekt om de boom op te heffen en vast te zetten.  Twee ezels zijn er nodig om een tronk te kunnen zagen.  Ook wel zaagpaard genoemd.

2. Kortzaag of kerfzaag
Een lange zaag voorzien van twee vertikale handvatten, waarmee de boomtronken naar maat werden gezaagd.  Kleine kortzagen werden door twee man bediend, grote door vier.

3. Maat
Stuk rond hout, 50 cm lang en 3 cm doorsnede, gebruikt om de lengte van de boomtronken af te tekenen (ontbreekt nog in het museum).

4. Kliefblok
Een blok waarop men de tronken of bol en klieft.

5. Kliefmes
Soort langwerpig kapmes met handvat, volledig van ijzer.  Hiermee worden de bolen of tronken in stukken gekloven.

6. Kliefhamer
Grote houten hamer met lange steel en zware kop, waarmee het kliefmes in het hout wordt gedreven.

7. Knots of kloefspie
IJzeren spie die men in de kloof steekt om deze gemakkelijk te doen barsten.

8. Kapblok
Tronk van Canada-populier of wilg (dient van zoet hout te zijn), rond gekapt en rustend op drie poten, zoals een beenhouwersblok.  Hierop wordt de vorm van de klomp ruw uitgewerkt.

9. Kapmes
Soort bijl met groot driehoekig blad en korte steel, om de klompen grof te kappen.

10. Distel
Werktuig met breed omgebogen snede en korte steel, gebruikt om de hiel uit te kappen en om het bovenste van de klomp te profileren.

11. Snijbank
Tronk, circa 2 meter lang, rustend op vier poten, de bovenste kant is grotendeels vlak gemaakt.  Het rond gebleven gedeelte, dat dus hoger ligt, is voorzien van een horizontaal geplaatst plankje (pasplank) , dienend om twee klompen naast elkaar te kunnen leggen om te zien of ze een goed paar vormen.  Een vijs, voorzien van een oog, steekt vertikaal door de tronk.  Deze dient om het snijmes vast te zetten, terwijl men de klomp versnijdt.

12. Snijmes
Een lang mes, voorzien van een haak aan een van de uiteinden en een handvat aan het andere.  Wordt op de snijbank bevestigd.

13. Hielmes
Een mes van ongeveer dezelfde lengte als het snijmes, maar enkel voorzien van een korte, boogvormige snede in het midden.

14. Uitmaakbank
Een tronk van een meter lengte, meestal op drie poten rustend.  In het midden ervan is een schuine inkeping gekapt, dienstig om een paar "uit te maken" klompen in te spannen, door middel van een blok en een aantal losse spieën.

15. Guts
Half holle beitel om het binnenste van de klomp grof uit te kappen, dit met behulp van de houthamer.

16. Houthamer
Zware houten ronde hamer met korte steel, vervaardigd uit es.  Wordt soms ook puthamer genoemd, omdat het werken met guts en hamer putten noemt.

17. Voorboor of voorganger
Er bestaan verschillende voorboren qua afmetingen.  Alle hebben ze tot doel de klomp uit te werken na het putten.

18. Openingsboor
Is een kleinere boor dan de voorboor.  Wordt aangewend om de klomp verder uit te hollen, ofwel als voorganger bij de vrouwenklomp.

19. Heulboor
Een boor gebruikt om mansklompen uit te boren, ook mansboor genaamd.

20. Zoolmes
Een vrij plat en aan weerskanten snijdend mes met licht gekrulde punt.  Hiermee wordt de zool van de klomp bewerkt.

21. Teenmes
Mes van hetzelfde type als het zoolmes, maar kleiner en met licht gekruld uiteinde, waarmee men in de klomp de teen afwerkt.

22. Hielmes
Een mes met licht gekrulde punt, hoekvormig staande tegenover de steel.  Hiermee wordt in de klomp de hiel afgewerkt.

23. Afronder of opdraaier.
Een mes vervaardigd uit een versleten teenmes of uit een gewoon mes; het wordt gebruikt om het binnenste van de rand van de hiel af te ronden en glad te maken.

24. Rits
Dit werktuig wordt gebruikt om figuren in de klomp te snijden.  Er bestaan diverse modellen van ritsen:
 - fijne rits; kleine ploegrits
 - middenrits ; om bloemen te snijden
 - grove rits; bladerenrits ; grote ploegrits, hoofdzakelijk om bladeren te snijden.
 - knopsteker ; een konisch buisje op houten steel, waarmee de knopen op de klompen worden getekend; max. 0 1 cm.
 - knopendraaier ; om grote cirkels te maken.

25. Koppelmes
Een gewoon klein mesje met een smal lemmer waarmee men in de zijkant van de klomp een gaatje boort om de klompen per paar te kunnen vastbinden.

26. Wedstok
Het was gebruikelijk dat de klompenmaker zijn gereedschap wekelijks sleep, terwijl het dagelijks werd gezet op een zoetsteen ; de sneden van de messen en boren moesten zo scherp als een scheermesje zijn.

E. De Smet.

__________________________

(1) Dr. Jan Van Bakel: De Vaktaal der Nederlandse Klompenmakers. Assen, 1958. Terug naar de tekst

(2) Dr. J. Weyns : Bij Bruegel in de leer voor honderd-en-een dagelijkse dingen.
Bokrijkse Berichten, IX-1969. Terug naar de tekst

Separator

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024