Ligging
Ze is gelegen te Watervliet in den Barbarapolder, wijk Blekkersdyk nr 124, (steenweg
naar Boekhoute). De polder zelf grenst ten Z. de Kristoffelpolder (Blekkersdyk),
W. De Annapolder (Calusdyk), N. de Clarapolder (staatsgrens met Nederland is hier de
Vrije dyk). Hij ligt 4 m. onder de zeespiegel en is 540 gemeten groot.
Geschiedenis van deze polder.
Behoorde vroeger tot het watergebied der Bovenschelde wiens hele geschiedenis er
mee samenloopt en die hem het typisch landschappelijk karakter gaf. Er is eerst
sprake van "land" vanaf de 14de eeuw toen de gevreesde en herhaalde
zeeoverstroomingen verminderden en de watergeulen langzaam waren toegeslijkt. De
naam "Barbara" is gegeven geweest naar de dochter van den indijker Jeronimus
Lauwereyn, die raadsman en schatbewaarder was van hertog Philips de Schone en
die zelf heer en stichter was van de op zee herwonnen gemeente Watervliet. Na
zijn indijking in 1509 werden er de eerste sluizen en dammen in opgericht en
schaapstallen gebouwd. Onze boerderijen waren toen nog slechts maar schaperijen,
en van eigelijke landbouw kon in die versch ontgonnen grond nog geen sprake zijn.
Waarom juist schaapdrift? Omdat schapen het nu eenmaal goed doen in zulke
zeeflora en de wol een gevraagd artikel was gebleven voor de wolnijverheid onzer
steden. Tevens bevruchtten ze op ongemene wijze deze pas bevrijde gebieden. Deze
nieuwe polder overstroomde nog vele malen. Intussen was hij bij testament van
den bezitter aan de kerk gekomen die hem dan ook weer herindijkte. Toch bleef
hij met de naburige polders in onderling verband langs een druk waternet zodat
de gemeentelijke haven, welke in den Kristoffelpolder lag, nog jaren met de zee
(Braakman) in verbinding bleef.
"ten versoecke van den Prelaet van St Baafs getrocken ende gevaeren van binnen
de stede van Watervliet ende also over de see passeerende…"
In 1570 staat hij weeral onder water om eerst in 1614 heringedijkt te worden.
Van toen af gebeurde zijne afwatering langs de laagstgelegen gedeelten en geulen
die nu nog overeenstemmen met de uitgegraven Barbaragang. Het overtollig water
loosde verder over de Laureinepolder naar de Isabelle in de zee uit. Bij de
strijd tussen Hollanders en Spanjaarden werd het een herhaald en gewild
doorsteken van dijken zodat hij lang onbewoond is gebleven. De resterende
"leegten" en wateringen zijn er een overblijfsel van. Op de kaart van Pourbus,
in 1580 geschilderd, staan slechts 3 hofsteden vermeld terwijl een nogal
belangrijke kreek hem in 2 helften verdeeld. Naar het huidige "Bellekesstraatje"
toe splitste ze zich in twee. Men noemde haar toen de Spleetwatering. Sluizen in
verbinding met de naburige zee (Clarapolder) bestonden er niet meer. In de buurt
stond het Patientia-fort. De naam Blekkersdijk was nog niet officieel. Het is
lange jaren de Kristoffelpolderdijk gebleven (eerst verhard in 1869).
Een tweede kaart ervan vinden we in 1748. Het water is sterk gekrompen. Nog ligt
er de Spleetwatering maar deze slijkt verder toe. Hij kwam overeen met het
gebied dat in 1944 door de Duitsers onder water is gelopen. De hoogst gelegen
delen zijn logisch het eerst bebouwd geworden en deze liggen juist in de
landerijen van deze hoeve.
De Hoeve zelf en haar landerijen.
Rond 1710 behoren ze aan Pieter Bruynsteen die gehuwd was met Maria-Anna
Verbrugh. Volgens de ommeloper van de stad Watervliet (R.A.B. anno 1748) was
deze eigendom verpacht aan een zekere Lieven Dobbelaere die eveneens de
omliggende landen pacht maar die andere eigenaars behoorden. Hij komt op deze
ommeloper echter niet voor met een woonst. Dus stond hier nog geen hoeve. Uit de
tekst van dit voornoemd boek kennen we ook de "geburen".
"Jufvrouw Bruynsteen heeft een proprieteit 21 gemeten I lijne en 33 grooten
abouteerende Mijnheere van Zomergem Z. den dijk W den heer Bern. Dhanens, Jan
Coppelans en een weinig de straete"
(1 lijne = 100 roeden)
(de straete is het huidige Clara Verheyenstraatje dat vroeger Cor de
Vintstraetken was, een boer die woonde rechts van de straat aan de grens toe.
Vroeger had het nog een andere naam nl. Koekamerstraetken.)
Wanneer Pieter Bruynsteen sterft hertrouwt zijn vrouw met den baljuw van
Watervliet een zekere Antheunis. Uit dit 2de huwelijk sproot een zoon
Philippe-Jacobus die priester werd en te Watervliet overleed 23/7/1780. Zijn
halfzuster Petronelle Bruynsteen stierf hier ook en dit in 1763. De erven van
die twee mensen werden dan verkocht op 30/3/1792. Voor het grootste deel was
Johannes-Franciscus Modde-Coppejans de koper. Hier is er al sprake van een
"behuisde ende betimmerde hofstede teenen blokke 16 gemeten" voor de som van
998.110 grooten wisselgeld. De hoevegebouwen zijn dus opgetrokken geweest tussen
1748 en 92. Nader is dit feit niet te omschrijven bij gemis aan gegevens. De
meeste van onze polderhoeven zijn wel in die periode gebouwd geweest. Het was
immers de rustige tijd van Maria-Theresia, toen er hier ten lande zoveel is
gedaan geweest voor het bevorderen van den landbouw. De troebelste tijden, de
gewilde oversromingen zijn achter den rug en de eigenaars denken er aan om hun
gebouwen in duurzaam materiaal op te trekken.
Jan-Cies Modde kocht die hoeve slechts gedeeltelijk met zijn geld want gans de
eigendom was "belast ende ghypothequeerd met eene rente groot in Capitael vier
duyzend hondert veertien gulden acht en twintig en half cents of 800 Ponden
grooten courant crooseerende in advenantie van 4 par cent in proffyte van d'Heer
Charles Francois Debbout proprietaris tot
Calcken" (akt notaris Millecamp gepasseerd voor borgemeester en schepenen der
stede en heerlijkde van Watervliet). Oorspronkelijk was die lening gedaan
geweest aan J. Bapt. De Poorter wiens dochter met Debbout huwde.
Wat is er nadien met die hoeve gebeurd ? Heeft J. C. Modde ze niet bijtijds
kunnen "afleggen"? Op 1/2/1821 wordt ze opnieuw verkocht en wel aan zijn broer
Francies ttz 3/4 voor hem en 1/4 voor de kinderen van wijlen Joh. Fr. Van Hecke
wiens vrouw ook een Modde was. De nieuwe eigenaar was ook "landtsman binnen de
commune" (akt Millecamp in ons bezit). Deze "welbebouwde ende betimmerde
hofstede" was toen nog 11 bunder en 10 roeden groot of 29 gemeten.
De som bedroeg 257 gulden en 14 cent of 50 ponden groten Courant.
Hier valt iets op: het stuk land dat in 1748 aan Jan Coppejans behoorde en dat
het Cor de Vintstraetken paalde is nie mede verkocht geweest. De reden? Dat
stukje behoorde J. C. Modde (wiens vrouw dochter was van den oorspronkelijke
eigenaar Coppejans). Het was dus hoogstwaarschijnlijk niet meebelast geweest.
Nog heden behoort het "tenenblokke" niet tot de hoeve waar het
"natuurlijker" wijze had moeten bij aan leunen. De Modde's zijn
nadien naar Yzendyke verhuisd. (Kanonhof)
Ze werden opgevolgd door Ciesken De Smet, Ciesken Wyffels, J. Hamerlinck. Deze
laatste bouwde er de nieuwe schuur (jaartal 1883), de oude houten had rond de
watering gestaan (grondvesten nog te zien). Door schuld moest hij opnieuw
verkopen, nu aan De Smedt de Nayere uit Gent.
Als pachter volgde nu Emiel Maenhout tot in 1906. Toen kocht S. Ryckaert-Noé
voor 80.000 fr de oude oorspronkelijke grond samen met een deel uit de "kavel"
in de Kristoffelpolder. In 1908 kwam hij ze bewonen. Hier werden de 3 laatste
kinderen geboren. In 1925 werd ze van electriciteit voorzien en 3 jaren nadien
is ze gedraineerd geweest. In 1920 stierf er moeder en 20 jaar nadien ons vader.
In 1944 is deze polder weer gedeeltelijk ondergelopen tengevolge van
oorlogsfeiten.
Van de oorspronkelijke partijen is een gedeelte gevoegd geweest aan de hoeve P.
Van Driessche (Kristoffelpolder) die was aangekocht geweest in 1932 zodat Remi
en Leopold Ryckaert fi Seraphien er respectievelijk een bijna gelijke hoeve
bebouwen. Emiel Maenhout ging van het oude hof naar de hoeve van Driessche. Zijn
voorgangers waren er Van Hyfte (kwart voor een) Hollebosch, Ch. Verschorre, Bern
Cnockaert. Hier is in 1941 de oude friesse schuur afgebrand en in 1950 de woonst
afgebroken. De oude eigenaars waren de Zaman's uit Moerbeke.
Op een kleine oppervlakte ligt al een hele geschiedenis en of er op weinige
jaren veel veranderd is. Hier groeide vroeger de meekrap. Wie kent het nog en
weet dat het gebruikt werd als kleerverfmiddel. In 1848 had deze gemeente nog 39
Ha boekweit, 44 Ha wortels en 106 Ha onbebouwd land, graasden er nog 400 schapen
en waren er nog 190 Ha braakland, 3 Ha bos.
De pacht per Ha bedroeg toen 62 fr en de kostprijs 2220 fr.
Van de oude rijke landeigenaars verdwenen er enkele, nieuwe kwamen bij. Er
is een tijd geweest dat de meest soliede geldbelegging in het grondbezit was
gelegen. De grond gold bij onze voorouders zoiets dat alles kon trotseren en
oorlog en dood en devaluatie. Ten gevolge van de industrialisatie is het al wat
veranderd. De opkomende nijverheid eischte grote kapitalen die ze ook bij de
landelijke adel ging zoeken. De lage opbrengsten en de verpletterende
fiscaliteit zullen nog verder die toestand in de hand werken zodat op die manier
de boer al meer en meer zelf eigenaar zal worden en dit leiden zal tot
verbrokkeling maar ook tot betore grondverdeling en sociale vrede.
Klein stukje grond, ons zo duurbaar, Gij leeft ... dus hebt ge geschiedenis. Ze
blijve immer vredig!
Vorige blz: Prudent Ryckaert, fs. Seraphien
Volgende blz: Emiel Ryckaert, fs. Désiré
↑Top
De
Bladwyzer van het
boek van Prudent
Onze Ryckaert homepage
Foto's van
Mevr. Nadine Ryckaert en van
de familie Ryckaert van Bentille
Doorzoek onze Ryckaert webstek
Uw suggesties, aanvullingen en verbeteringen zijn steeds heel welkom.
Neem aub contact op met ons.
Meest recente bijwerking : 21-04-2021