Het gebeurde tijdens een rondgang van de plaatselijke fanfare, toen het tromgeroffel groot en klein naar buiten lokte, dat er spontaan zich een gesprek ontspon over ons dorpsmuziek. Spoedig kwam het tot de vraag: Hoelang bestaat de fanfare reeds, hoe is ze hier ter plaatse ontstaan, wie waren haar promotors geweest en wie was de ziel van dit alles.
De historiek over de geboorte van het Adegems muziek moeten we opsporen in de archieven van de vorige eeuw. Trouwens dat is zó voor veel muziekmaatschappijen van het Meetjesland. Adegem heeft niet de eerste fanfare gehad, doch voorbeelden van nabije gemeenten en vooral de stad Eeklo waren de prikkel om hier van wal te steken. Op het einde van de 19de eeuw bloeide te Adegem als voornaamste vereniging, buiten de ontspanningsmaatschappijen, zoals handboogmaatschappijen, het «Sint-Franciscusgenootschap» onder de beschermende vleugels van de parochiale geestelijkheid. Ook de naburige gemeenten hadden dergelijk genootschap. Ieder welgeaard mannelijk persoon, zonder onderscheid van rang of stand was lid van het genootschap. Nauwelijks de jongelingsjaren ontgroeid, werd men ingelijfd bij de «siezen» zoals dat in de volksmond genoemd werd. Te Adegem was hun ledenaantal zeer groot. Over de werking van dit genootschap zullen we het nu niet hebben. Toch is het noodzakelijk deze bond te vermelden omdat bij de leden van dit genootschap de kiem van de plaatselijke fanfare te vinden was. Immers wegens de doelstelling van deze bond waren ze nauw verbonden met de kerkelijke aangelegenheden en bestond er een bloeiend zangkoor onder de leden. In de volksmond noemde dat toen de «Coeur». We vonden dat zo vermeld omdat voor hun publiek optreden ter gelegenheid van lokale en buitengemeentelijke opvoeringen van de zang al eens een toelage verleend werd. De directie van het zangkoor berustte in handen van de toenmalige koster Den Dauw, en later rond het ontstaan van het muziek bij koster Raym. Tuypens. Dit alles onder het herderlijk gezag van de geestelijkheid. Trouwens we moeten die toestand bekijken in de geest van die tijd.
Op initiatief van leden van de zangvereniging die af en toe eens op verplaatsing uitgenodigd werden naar andere gemeenten voor het opluisteren van feestelijkheden en daar reeds dorpsfanfares hoorden en zagen, werd ter plaatse overgegaan tot het stichten van een plaatselijk dorpsmuziek op 6 oktober 1894. De doopnaam van dit plaatselijk cultuurkind was en is nog op heden «De Verenigde Vrienden». Deze titel is wel typisch Adegems, als men weet wie er te dien tijde de promotors van geweest zijn.
In het reglement dat niet minder dan 41 artikelen omvat lezen we onder andere:
Art. 2: De fanfare heeft tot doel de muziekkunst te beoefenen, den bloei van het Sint-Franciscusgenootschap te beijveren, met deszelfs vergaderingen door muziek op te luisteren...
Art. 5: De bestaansmiddelen zijn: de retributiën der leden, de hulpgelden van het Sint-Franciscusgenootschap, de bijlage der kerk... en andere gelden tot de maatschappij gericht.»
Zo vinden wij dat de Kerkfabriek een jaarlijkse dotatie doet van 50 fr. en het gemeentebestuur eveneens 50 fr. (in de jaren vóór 1900).
In aansluiting met die genaamde «retributiën» staat beschreven dat de retributie voor de ereleden (art. 31) bepaald werd op 5 fr. per jaar voor deze van eerste klas, en op 3 fr. per jaar voor deze van de tweede klas. En nog in verband met de inkomsten vinden we dat in vergadering van 29 december 1896 onder de werkende leden werd besloten als volgt:
"Er is door het grootste deel van de werkende leden goedgekeurd en geschikt van gedurende het jaar 1897 «Wekelings» een uitleggeld te doen van 5 centiemen per lid, klein of groot, niemand uitgezonderd, die men gebruiken moet op het Ceciliafeest, die 2,50 fr. kost, waarvan de werkende leden voor dit jaar maar 1,50 fr. moeten betalen. Niemand kan binst het jaar zijn geld krijgen, tenzij op de volgende wijze:
1. Als een lid op een andere gemeente of stad gaat wonen.
2. Als een lid zich in «HET LOT» trekt en naar het leger moet trekken...
3. In geval van ziek zijn op den dag van het Ceciliafeest...»
Er werd veel gepalaberd over dat teerfeest, want een feestmaal in die tijd was een echte buitenkans.
Als eerste bestuursleden die langs een regelmatige stemming het bestuurskader
vormden vinden wij:
Standaert Adolphe, fabrikant te Balgerhoeke en E.H. Verhaegen, pastoor, samen
fungerend als ere-voorzitters.
Tot voorzitter: F. Piessens, eveneens van Balgerhoeke, en tot
ondervoorzitter, Alph. Neyt van Veldekens. In feite waren dat de grote
geldschieters bij de oprichting. Als commissieleden: Bernard Verstrynge en
Charles Goethals. De secretaris was Edmond De Lobel.
Twee commissarissen die instonden voor de orde en tucht, alsmede belast met de zorg over de instrumenten, moesten regelmatig bij elke uitstap aanwezig zijn. Dat waren Van Den Abeele Henri en De Mestenaere August.
Een regelmatig bijgehouden kasboek gaf overzicht van inkomsten en uitgaven.
Reeds in 1895 noteerde de secretaris een batig saldo van 79,94 fr., nadat er
o.a. was uitgegeven:
3,30 fr. voor een ronde bier (aan 33 personen)
1,20 fr. voor 50 kg. kolen
0,54 fr. voor 3 liter olie
64,05 fr. voor 36 coupons heen en terug voor een uitstap
naar Heist-aan-Zee
95 fr. voor twee nieuwe bugels (aan Moermans)
6 fr. om gedurende het ganse jaar de lessenaars van de
school naar de herberg van Felix Boels te verdragen (elke week).
In 1896 werd een drapeau aangekocht voor 30 fr. Deze bestaat nu nog.
Als bijkomende bron van inkomsten, naast de toelagen en de giften, werd
spoedig een toneelbond opgericht, onder de kenspreuk: «Wij Willen».
Als blijk van dank aan de ere-leden werd jaarlijks een gratis toneelopvoering
gegeven. De acteurs van de toneelbond waren werkende leden van de maatschappij.
Te vermelden waard, is dat in 1896 werd betaald: «Patenten voor twee vertoningen:
3,86 fr.».
We mogen dit artikeltje, bekeken in het kader van de heemkunde van het Meetjesland, niet afsluiten zonder een der topfiguren te vermelden die meer dan een kwarteeuw de dirigentstok in handen heeft gehad, en de faam van de Adegemse fanfare in de ganse streek heeft hoog gehouden, namelijk: DE PRE THEOPHILE. Zijn drie oudere broeders waren medestichters, zeer muzikaal aangelegd en eveneens met hart en ziel verbonden aan de fanfare. Van kindsbeen af genoot Theophile zijn primaire opleiding in de muziek, want hij had er een aangeboren talent voor. Zeer jong nog, hanteerde hij reeds verscheidene blaasinstrumenten en speelde hij reeds deuntjes samen met zijn oudere broeders.
Als jongste spruit uit een kloefkappersfamilie kon hij meer opleiding krijgen dan de anderen. Hij mocht school lopen te Eeklo, en daar notenleer volgen en beter leren instrumenten bespelen. Met ongekende ijver legde hij er zich op toe en spoedig ontdekten zijn leraars wat zijn aanleg waard was. Na korte tijd werd hij actief medelid van de «Welgezinden» te Eeklo, om er als muzikant hun opvoeringen te helpen verzorgen. Hij werd lid van een orkest te Heist en samen met zijn vriend Urb. Van Daele uit Assenede opende hij zelfs een muziekwinkel aldaar. Ze waren echter meer muzikant dan handelaar. Hun zaken floreerden maar zwakjes en Theophile belandde weer te Adegem, waar hij met open armen werkend lid werd van de fanfare. Na korte tijd kreeg hij de maatstok in handen en werd hem het dirigentschap toevertrouwd. Van dan af steeg de faam van de Adegemse muziekmaatschappij nog meer. In zijn onberekende ijver offerde hij al zijn vrije tijd aan het schrijven van muziekpartijen, aan het opleren van nieuwe muzikanten, aan het bestuderen van nieuwe muziekstukken enz.
Hij had de natuurlijke gave om met geduld en toegewijde zorg de muziek uit te leggen, aan te leren en steeds beter weer te geven wat de componist in zijn muziek wilde vertolkt zien. Hij verstond muziek. Zelf componeerde hij zeer gegeerde aria's ten behoeve van zijn leerlingen. Hij maakte zelf de aangepaste partituren voor de verschillende instrumenten. Kortom, zijn kunstenaarstalent stond volledig ten dienste van de Adegemse fanfare. Zijn oudleerlingen zijn knappe muzikanten geworden die lange jaren de voortrekkers geweest zijn en nu nog... Is het niet zo gekomen dat huidige afstammelingen van leden van de fanfare hun weg door 't leven maken als beroepsmuzikant ? We denken maar even aan de Himschoots en de Van Landschoots. De huidige nog jonge dirigent is de zoon van Omer, die zelf leerling was van De Pré.
Niettegenstaande zijn verfijnde muzikale kunde, waarin hij zich zijn leven lang heeft vervolmaakt, was hij toch de bescheidenheid in persoon, joviaal in zijn omgang en steeds ten dienste van de fanfare. Want, soms kreeg de «plankenkoorts» hem wel te pakken, als hij voor een zware opdracht stond. Hij had verantwoordelijkheidsgevoel voor zijn muzikanten. Daarom lag zijn instrument naast hem tijdens uitvoeringen van zware stukken. Hij kon dan eventueel inspringen waar het moest.
Op 1 mei 1942 viel plots en onverwacht het doek over dit zo verdienstelijk leven van een man, die in het dagelijks leven om den brode kloefkapper was, doch meestal de bloemen grifte op de «muil» van de kloefen, maar een aangeboren kunstenaar van de streek is geweest. Zulke streekfiguren zijn een voorbeeld en hun naam dient voort te leven in de geschiedenis.
Langs deze weg bedanken wij Angèle De Pré, echtgenote B. Van Landschoot, nicht van Theophile, die ons zeer bereidwillig nota's en foto's bezorgde.
VAN CLEEMPUT P.
Vorig artikel: Gebed van de H. Karel de Grote |
Inhoud 1970, jaargang 3 |
Volgend artikel: Oud Bassevelde |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024