Enkele Bijdragen tot de Geschiedenis der Families Rijckaert, Noë en Aanverwanten

Désiré Ryckaert

Jongste zoon van Johannes Baptista Rijckaert en Maria De Roo

Voorkomen: geen te grote gestalte, mager, geleek het best op zijn zoon Emiel met wezentrekken van Petrus.  Hij was bekend als een zeer strenge vader die nooit de gewoonte had tweemaal hetzelfde te gebieden.  Bleef als landbouwer te Boekhoute op het ouderlijk erf boeren.

° Boekhoute 11/10/1820 en er + 9/10/1887.

Huwde: (volgens notariscontract Maenhout in 1852) VIRGINIE DE VLEESCHAUWER, oudste dochter van Johannes en van Francisca Hollebosch.  (Zie voor beide grootouders het respectievelijke bijvoegsel van de verwanten).

Virginie is ° Boekhoute 4/1/1828 en er + 12/6/1915.  Toen haar zoon Seraphien huwde is ze "op haar goed gaan leven" in de Weststraat waar haar dochter Stephanie reeds woonde.

Het was, weer lijk haar man, een niet te groot persoon, eerder diklijvig met een zeer minzaam en ingoed voorkomen (zie foto).  Samen boerden ze dus op de vaderlijke hoeve welke ongeveer 40 gemeten groot was met nog 30 gemeten uitpacht.  Hier hebben ze 7 kinderen groot gebracht en de verwaarloosde zaken van Tieste heropgebeurd in zodanige mate dat Desiré voor een der beste boeren van zijn dorp doorging.  Hun oude kindermaerte was Meleken Buyck die lang hun toevlucht was voor kleine en grotere aangelegenheden.  Ze woonde in hun gebuurte en is nadien te Sleidinge stoelkeszetster geworden tot diep in de tachtig.  Al de kinderen geleken natuurlijk op hun ouders en waren weer niet te groot.  Ze hadden in hun jeugd zwart kroezelhaar, helaas niet voor lang.  Het waren brave mensen die voor mekaar veel overhadden.

Er werd beweerd dat Desiré een liberaal was.  Ook zijn kinderen hadden die naam.  Wat was daar waar van ?  Naar alle waarschijnlijkheid niets.  Wel leven we in de periode dat de liberale partij haar hoogtepunten bereikt en dat ze vooral in het Noorden veel aanhangers telde.  In 1870 zal ze met de beruchte schoolstrijd haar victorie en ook haar nederlaag kennen.  Juist in die periode komt er in de familie een klein incidentje voor, die aanleiding zal geven tot die "blauwe" gezindheid.

Op zekere dag is de pastoor op ronde en komt ook bij grootvader Desiré bedelen.  Zo zou ongeveer (?) het gesprek zijn gevoerd:

Pastoor: Ik kreeg van uw geburen x franken … dus moet ik er van u x keren meer hebben.
Desiré: Ik trek me niet aan hoeveel mijn geburen geven (de pastoor deed een niet instemmende geste) en bijaldien hier is geen spraak van moeten...
Pastoor: Zo die x fr. geven moet gij er voor 't minst.
Desiré: Ik ben niet gewoon van te moeten, ik geef er X.
Pastoor: Dat is voor u veel te weinig.
Desiré: Dat of niets.

De pastoor blijft bij zijn woord en grootvader ook...

Hierop verlaat de pastoor nogal gestoord het hof en laat zijn hekken open, waarop Desiré hem de opmerking maakt dat hij het moet sluiten.  's Anderendaags wist heel de gemeente dat Dees Ryckaert de pastoor van zijn hof had gejaagd.  Nu, 't is een lelijke tijd en voor het minste is men een blauwe.  Voeg hierbij het feit dat voor hen zeer bezwarend zal zijn gebleven: een zijner zonen was later liberaal schepen en een der dochters trouwt met de broer van een liberaal senator.  Geen van beiden was strijdend liberaal.

Het is vreemd hoe die naam is gekomen en het is nog vreemder hoe hij is gebleven.  Gedurende de schoolstrijd en erna gaf nochtans mijn vader vrijwillig, tegen de liberale op de Zondag cathechismusles aan de kinderen die tot zulks verhinderd werden in de openbare scholen.

Ik weet bij ondervinding dat al de kinderen van grootvader Desiré er prijs op stelden, volgens de traditie van hun ouders, hun kinderen christelijk op te voeden.


Vertelsels uit de jeugdjaren van dit gezin.
-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
We hebben het zo dikwijls horen vertellen.  De jongens van Desiré gingen eerst naar Boekhoute, daarna naar Bassevelde ter schole.  In die tijd stak het nog niet zo nauw, men ging waar de beste meesters leerden en verliet ze om d'een of d'andere reden.  In de oude tijd waren het meestal geestelijken die zich met de opvoeding der jeugd bemoeiden.  Vooral het godsdienstonderricht werd verzorgd.  De methode was, gezien de onwetende tijd, meestal didactisch.  De bidprentjes of beeldekens speelden een grote rol.  In onze familiale verzameling hebben we er nog een paar.  Ze komen van voorouders en zijn denkelijk door henzelf met de hand bijgeschilderd.  Dit laatste om zich in school "bezig te houden".

"Betaelt aen… omme daermede te coopen beeldekes om uyt te deelen aen de jonckheit die commen naer den catechismus".

Langzaam worden ook leken ingezet, op de buiten blijven het meestal gelegenheidsonderwijzers die vooral in de wintermaanden onderwijzen.  Schoolplicht bestond er niet, en in de zomermaanden moest men al vroeg gaan werken.  Eerst rond 1850 komt er geleidelijk verandering.  Papa en Nonkel Emiel liepen school te Bassevelde bij meester Walsche, nog altijd een wijkmeester, die betaald werd door de ouders.  Door dit feit alleen had deze al geen genoegzame "pak" op zijn bengels.  Ze waren vrij te gaan waar ze wilden, en dat wisten ze.  Tucht was daar weinig te zoeken: de meester explikeerde b.v. het woord "woestijn" en dadelijk riep er een van de grootste pummels "Meester 't er zit een vlieg op uw woestijn".  Wanneer ze dan straf kregen en "scholleken moesten blijven" spraken ze af met de sterkste loeders van de bende en onder belofte van appels te krijgen dromden deze de gestrafte elementen buiten.  De meester was een manke en... de vogels waren gaan vliegen.

Pastoor Claeys vertelde dat hij "die 2 Rijckaerts" zo dikwijls huppelend en "maatjes leggend" naar school zag lopen.  Het ging langs veldwegels en elsenkanten altijd tijd over om vogels te zoeken tot ze moesten draven om toch enigzins op tijd te zijn.  Hun roggeboterhammen (alleen 's Zondags was het tarwebrood) hadden ze altijd mee en droegen ze in een "snuitdoek" over de schouders aan de stok bengelend.
Wat ze daar leerden ?  Och niet veel, wat manieren, wat godsdienst en een beetje taalonderricht en rekenkunde, lezen en schrijven konden de beste.  De meeste bleven dommerikken die door eeuwig geduld en eerst na lange tijd toch genoeg konden om zich uit de slag te trekken.  Veruit het voornaamste was goed te kunnen werken, en dat moesten ze al vroeg kunnen.

Ter illustratie geven we hier een uittreksel van een oud schoolreglement: "Sullen ook de scholieren straffelijck verbieden te vloecken, sweiren, onsuyvere woorden spreken, vuyle liedekens refereynen, ende dobbelen, het kaertspel ende andere spelen van haesaert… ook te swemmen naementlijck in openbare plaetsen daer de menschen passeren, verbieden ook op de straete eenige dartelheyt ende namentlijck niet molesteeren…"

Reglement of niet toch was dat voor die mensen een vreugdevolle tijd, want fratsen, ja dat kenden ze allemaal !  Wanneer zij iets groter geworden waren, natuurlijk waren wij er niet bij (!), gingen hun kameraden de hekkens afzetten, de schouwen dicht leggen, de sleutelgaten toe metselen en op Ste Looi kaarske blazen.  Aan Tieste de barbier vroegen ze of hij hun 't vel ging afdoen of scheren.  In 't eerste geval mocht hij voortdoen...

Maar werken konden ze ook, zelfs de tanten waren er niet benauwd van.  's Zondags reden ze te paard naar nonkel Kobe - Cies of naar vrienden en kennissen wat ze wel graag deden.  Zie ze zitten op hun draver met hun lakensche broek, hun brabantse muts en hunnen nieuwen " boezeron" aan.  Nu was het geen kwestie meer van koeien te gaan wachten (langs de vliet of langs de nieuw aangelegde treinroute).  Die trein (convooi), wat een evenement in hun kinderjaren !  Heelder troepen vreemde werklieden zagen ze dagelijks naar 't werk komen.  Van hen hoorden ze van stad en andere streken spreken, er waren er zelfs bij die frans spraken.  Van hen leerde Papa zijn eerste frans.  Korte tijd nadien kocht hij zich een (groot) boek, om zich te vervolmaken.
En dan zijn de jaren gekomen dat ze aan trouwen gingen denken.  Natuurlijk werd daar weinig over gesproken.  De Zondag namiddag gingen ze naar het lof en de Vespers en dit was de ideaalste manier om kennis aan te knopen.  Papa zei: "Ik heb uw moeder leren kennen op de markt van Eekloo aan de boter-en eiermarkt".  Beide zijn dan te St. Margriete getrouwd en denzelfden dag nog ondernamen ze, naar de gebruiken van dien tijd, hun trouwreis.... naar huis.

Wat zouden wij hier nog allemaal aan toevoegen ?  We gaan maar niet vertellen van de tijd dat ze gingen nieuwjaren.  Er waren er bij die het tot half Maart wensten om aan gierig meetje te laten verstaan dat ze "iets" vergeten had.  En als ze naar de Gentse foor gingen ?  Het mansvolk ging te voet voorop, de vrouwen reden met de diligence van 's morgens vroeg 4 uur, om eerst 's avonds doodmoe thuis te komen.  Van de witte wijtewagen waarmee ze gingen beewegen naar Stoepe-Ertvelde of St. Jan.

Vergeten wij de histories niet van hun toeziener Goeminne (il n'y a pas moyen de tromper ces gens ?), van het Cambrinushotel, de Gentse bakker, van Aalterstatie, van de moordenaar Vervacke, van de overstroming te Philippine, van d'eerste velo's, van Mr. Dhaenens die door zijn werkvolk aan de boom gebonden werd na de mis, van die kwibus die 8 dagen op de hooischelf bleef en van de tijd dat Papa zaliger de zondaglering deed.  En van al de rest…

Een anecdote die ik ook dikwijls horen vertellen heb:
Onder de Nonkels was er een, we verzwijgen zijn naam, die niet goed leerde.  De catechismuslessen waren niet voldoende en de pastoor was nogal streng.  Er bestond dus een mogelijkheid dat de leerling zijn 1ste Communie niet zou mogen doen, wat natuurlijk een "affront" voor de familie zou zijn.  Vader Desiré trachte de pastoor door een present uit te kopen en koos een van zijn beste kalkoenen.  De bengel in kwestie moest er dus mee op trekken nadat hij de les "gespeld" was: "Mijnheer de Pastoor 'k ben hier mee n'en vette kalkoen".  Onderweg heeft hij het wel duizend keren herhaald om het toch maar niet te vergeten.  Aan de pastorij gekomen belt hij en ziet tot zijn grote verbauwereerdheid niet het "meizen" maar de pastoor in hoogst eigen persoon verschijnen en van schrik lapt hij het er uit: " Mijnheer de kallekoen 'k ben hier mee ne vette pastoor"...

En toch heeft hij zijn eerste Communie mogen doen want de Pastoor was nog het meest verwonderd en heeft zich bijna slap gelachen.

Hunne 9 kinderen: Petrus, Marie, Seraphien, Emiel, Stephanie, Pelagie, Nathalie.  Tussen de 2 oudste waren er 2 in hun jeugdige jaren gestorven nl. een Seraphien en een Marie.
 



Vorige blz: Marie-Francisca Ryckaert
Volgende blz: Petrus Ryckaert, fs. Désiré

Het bidprentje van Virginie, Désiré, Petrus, Emiel en Seraphien



↑Top
De Bladwyzer van het boek van Prudent
Onze Ryckaert homepage
Foto's van Mevr. Nadine Ryckaert en van de familie Ryckaert van Bentille
Doorzoek onze Ryckaert webstek

Uw suggesties, aanvullingen en verbeteringen zijn steeds heel welkom.
Neem aub contact op met ons.

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteland homepage

Copyright Notice

Meest recente bijwerking :  21-04-2021