Een Stam Claeys uit Waarschoot meer dan vier Eeuwen in Kaprijke

Kaprijke

Als we het verblijf en het reilen en zeilen bestuderen van een familie die meer dan 350 jaar in en rond een zelfde gemeente heeft gewoond, dan kunnen we misschien maar beter ook even stilstaan bij de geschiedenis van die gemeente.

Reeds in de 9de eeuw zou de naam Kaprijke gebruikt zijn, maar zijn wettelijk bestaan zou dateren van rond 1228 toen Kaprijke een keure kreeg en tot stad gepromoveerd werd.  Gedurende de Middeleeuwen was een groot gedeelte ervan moerassig of met heide bedekt en diende Kaprijke te worden beschermd tegen de vernietigende invloeden van de zee, door de aanleg van de 's Gravenjansdijk die van Antwerpen over Bentille naar Knokke liep.  Nochtans is door een dijkbreuk in 1403 Kaprijke grotendeels overspoeld geweest.

In de late Middel­eeuwen was het een vrij welvarend stadje, vooral door de laken­weverij, waarvan bekend is dat men steeds produkten met hoge kwaliteit afleverde.  In de 16de eeuw werd Kaprijke gekweld door verschrik­kelijke oorlogen en plunde­ringen, vooral na de Geuzenberoerten in 1574 en nog erger in 1583.  Meer dan 20 jaar lag Kaprijke toen "vague, desert ende gheaban­donneert".  Vanzelf­sprekend was de nijverheid ook compleet ten onder gegaan en kwam er nooit meer tot volle bloei.

Alles werd in het werk gesteld om het stadje herop te bouwen, maar veel geduld en extra belastingen waren nodig. Een poging in de goede richting midden de 17de eeuw was het graven van "het Kaprijks Vaardeken" dat Kaprijke via Lembeke en het Leiken te Sleidinge met de Burggravenstroom in Kluizen verbond en aldus een verbinding met Gent mogelijk maakte - een verbinding die vooral nuttig was voor het transport van granen, zaden, vlas, appelen, hout, wijn, bier, paarden en vee.  Helaas verzandde dat vaardeke geregeld en diende men herhaaldelijk beroep te doen op de belastingsbetaler en mankracht om het opnieuw bevaarbaar te maken, maar halverwege deze eeuw werden de laatste resten op Kaprijks grondgebied opgevuld en blijft alleen nog een herinnering over.

Midden de 17de eeuw is ook de Kaprijkse kerk hersteld maar rond 1755 brandde die gedeeltelijk uit en er werd besloten alles met de grond gelijk te maken, behalve de toren.  De nieuwe kerk was af in 1787-1788.

In 1663 was het Kaprijkse stadhuis herbouwd maar kort daarna begon de Spaanse Successieoorlog en onze streken werden nog maar eens onder de voet gelopen.

Vooral in 1673 stroopten de Fransen hier alles leeg en in 1683 vielen dezelfde Fransen weer binnen onder aanvoering van Markies d'Humières. De magistraten waren gevlucht en niemand kon voldoen aan de zware "brandschatting" (d.i.: goederen en geld te betalen aan de invaller met brandstichting als straf indien niet aan de eisen werd voldaan).

Onmiddellijk werd het vuur aangestoken en verschillende huizen en schuren, alsook het bovendeel van het stadhuis brandden af. Zich verkneukelend in al die gewelddaden schreef de Markies later: "Nous brulâmes au nord de Gand les plus beaux villages qui se puissent voir au monde." (we hebben ten noorden van Gent de mooiste dorpjes van de wereld platgebrand.)

Geen wonder dat heel wat pachters afslag vroegen op hun pacht en andere verplichtingen, om enigszins de geleden schade te milderen. In 1695 kwamen de Engelsen hier hun winterkwartier opslaan, het jaar nadien de Schotten en in 1704 diende het Hollands leger vele weken van voeder, hout en stro voorzien te worden. In de verdere 18de eeuw kende Kaprijke, trouwens gans Vlaanderen, een relatieve rust en bloei.

Op het einde der 18de eeuw verdrongen de Fransen de Oostenrijkers in onze contreien. Kaprijke werd de hoofdplaats van een kanton. Napoleon vaardigde de fameuze conscriptie­wetten uit waarbij onze jongens verplicht werden met het Frans leger op te trekken.  Protest alom !

Toen velen O.L. Vrouw van de Kleemkapel aanriepen om een goed lot te trekken en aldus van legerdienst vrijgesteld te zijn, vernietigden de Fransen het (toen nog kleine) kapelletje. Later was bij de lottrekking ook geregeld hevig tumult en werd het de ambtenaren door de bewoners moeilijk gemaakt hun administratief werk te voltooien.

Rond 1815 werd België bij Nederland ingelijfd en in 1830 werd ons landje onafhankelijk.  Het bijna 1500 hectaren tellende Kaprijke was toen hoofdzakelijk op de landbouw afgestemd maar toch waren er nog 1/4 bos en heide; 22% was bezaaid met rogge, 17% met boekweit, 7% met klaver en 12% was weide.

Weven en de verwerking van vlas gebeurden vooral 's winters.  Kort na de helft van de vorige eeuw kwam dan de grote industriële crisis over Vlaanderen met een sterke daling van de algemene levens­standaard.  Van de ongeveer 750 families waren er rond 1855 slechts een 100-tal welstellend, waaronder een 70-tal landbouwers.  De kleine landbouwers, wevers, herbergiers en veldarbeiders konden net rondkomen maar 1/3 van de bevolking was min of meer aangewezen op "den Armen". Vandaar dat heel wat gezinnen de tocht naar Amerika waagden, want hier was toch geen onmiddellijke betering in het vooruitzicht.

In 1871 kreeg Kaprijke wel een spoor­verbinding met Eeklo en Zelzate, maar ook die is reeds jaren verdwenen.

De beide wereldoorlogen van de 20ste eeuw gingen uiteraard Kaprijke niet voorbij, maar het had erger kunnen zijn.  Nu ligt het met zijn zeer ruim dorpsplein en zijn prachtig gerestaureerd stadhuis vredig, als een poort tot de polders op het kruispunt van de weg Gent-Watervliet en Antwerpen-Zeekust: de industrie heeft zijn lucht niet aangetast.

Naar de top van deze blz

Inleiding
Inhoudstafel
Overzicht I - Overzicht II - Overzicht III
Doorzoek onze Claeys website

Meer stambomen

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright (c) 2024











Home
Doorzoek onze Claeys webstek    

Overzicht I
Overzicht II
Overzicht III

Inleiding
Inhouds­tafel
Naam­ver­klaring
Afkortingen
Kaprijke

mijnplatteland.com