Augustus is de maand van de traditionele jaarlijkse uitstap van
het Heemkundig Genootschap van het Meetjesland. Ditmaal zijn wij te gast te
Sint-Laureins, vlak bij de Nederlandse grens, aan de scheiding van het houtland
en het kreken- en poldergebied.
Er werd besloten dit jaar «NAAR SENTE» te gaan, dank aan de vriendelijke
welwillendheid van het Gemeentebestuur en wegens het verschijnen van het eerste
deel «Uit de Kronieken van Sint-Laureins vóór 1900», van de hand van eerw. heer
Onderpastoor Robert Bernaert, naar uitgebreide notities van wijlen Pastoor De
Swaef (†1898).
Sint-Laureins ligt op zeer vlakke bodem aan het Leopoldskanaal en de Vaart van
Schipdonk en telt ongeveer 3200 inwoners. De verouderende bevolking neemt eerder
af, door gebrek aan plaatselijke nijverheden. In 1951 waren er 3329 zielen, in
1866 reeds 3346.
De gemeente Sente — zo wordt zij in de volksmond nog algemeen genoemd
— is 2139 ha groot en grenst ten noorden aan Aardenburg (Ned.),
Sint-Margriete en Sint-Jan-in-Eremo; ten oosten aan Sint-Jan-in-Eremo en
Kaprijke; ten zuiden aan Kaprijke, Eeklo en Adegem; ten westen aan Adegem en
Maldegem. Zij vormt met haar grondgebied een tamelijk lang bijna rechthoekig
blok. Het centrum ligt zeer dicht bij de Nederlandse rijksgrens.
Sint-Laureins. — Zicht van het dorp, naar de kerk toe, genomen in 1897 door G. Gernaey, wonend in het huis hier aangeduid onder nummer 2 op de foto. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
De feodale toestand van Sint-Laureins was niet zo ingewikkeld. Het dorp maakte,
zoals Adegem, deel uit van het Ambacht Maldegem en werd door de schepenbank van
Maldegem bestuurd. Er waren vrij onbelangrijke enclaves van de heerlijkheid van
Watervliet en, in het zuiden, van de Keure van Eeklo.
De Potter en Broeckaert vermelden nog «de heerlijkheid van den Hondsche, welke
zich ook in deze gemeente uitstrekte en waarvan twee der schepenen onder de
inwoners van St.-Laureins moesten gekozen worden». Dit leen lag «ten zuidwesten
van de kerk, omtrent den weg naar Moershoofde» en «stond ten dienste te leverene
eenen witten glaive mijnen heere van Vlaenderen».
Sint-Laureins is geen polderdorp en ook geen echte gemeente van het bosrijke houtland
geweest; wij zouden het wél een typisch moerdorp kunnen noemen. In de nabijheid
van Aardenburg lag een uitgestrekt moergebied,
waarvan de graaf van Vlaanderen reeds in 1187 een klein gedeelte had vercijnsd, want
in de grote brief van dat jaar noteert de grafelijke ambtenaar een ontvangst van 2
pond 12 d. «ex mur Ardenburg». De grote brief beperkt zich jammer genoeg tot het
eenvoudig vermelden van dit moergebied, zodat wij op latere bronnen beroep moeten doen,
om de juiste ligging ervan terug te vinden. Uit oorkonden van de tweede helft
van de dertiende eeuw, vernemen wij dat de turf- of moergronden gesitueerd zijn in een
gebied gelegen tussen de kerktorens van Aardenburg, Maldegem, Eeklo en Watervliet.
Het kerngebied van het moer van Aardenburg was het huidige grondgebied van de gemeente
Sint-Laureins. Vandaar dan ook de naam Sint-Laureins-in-de-Moere, of ook wel
Sint-Laureins-in-de-Woestijne.
Sint-Laureins is dus ontstaan in een streek waar de ondergrond in de middeleeuwen rijke
turflagen bevatte. Reeds in 1187 was men op kleine schaal
begonnen met het steken of uitdelven van turf in het moer te Aardenburg. De
uitbating van die turflagen is echter pas in de tweede helft van de dertiende
eeuw voorgoed op gang gekomen. Gravin Margareta van Constantinopel verkocht dan,
in grote hoeveelheden, moergronden te Maldegem (rond Warhem = Warmestraat), te
Sint-Kruis-bij-Aardenburg, te Sint-Laureins, te Sint-Jan-in-Eremo en te
Watervliet. Voor de exploitatie en het vervoer van de turf werden door de
turfuitbaters kleine kanalen of «leeden» gegraven. Te Sint-Laureins kwamen zo de
Moerwatergang (= oude Eeklose watergang), het Vakeleed en het Sher Jansleed tot
stand.
Het Vakeleed werd naast de Vakeweg gegraven en stond in verbinding met de oude
Lieve naar Aardenburg. Die Vakeweg liep naar het hof te Vake, een zeer oude
nederzetting te Maldegem; de «villa qui vocatur Facum» wordt reeds vermeld in
768-814 (kopie van het jaar 941, M. Gysseling). Het Ser Jansleed, dat in 1264
voor het eerst in de bronnen opduikt, werd vermoedelijk op initiatief van Heer
Jan (of Johan) van Leffinghe gegraven. Die Johan was, als grafelijk ambtenaar,
nauw betrokken bij het verkopen van de moergronden. Hij wordt ook beschouwd als
de bedijker van 170 gemet polder tussen Aardenburg en Lapscheure, in de jaren
1236-1246. Hij was dus een man die van aanpakken wist en zag waar er iets te
verdienen viel ! Het Ser Jansleed begint bij de Moerstraat en liep langs de
Ser Jansleedstraat (= Eerste straat) naar de wijk Dood Luizenkerkhof en vandaar dan
zuid-oostwaarts naar de Celiebrug toe, waar het in de Lieve uitmondde.
Het graven van die "leeden" gaf aanleiding tot het ontstaan van verschillende
"veeren" of overzetten. In 1304 treffen we op het Vakeleed een "Hannekin
prijxvere" aan en in 1312 ligt over het Ser Jansleed een "Lammerecht Biesvere";
die namen gaan ongetwijfeld terug op vroegere uitbaters of bewoners. In een oorkonde van
1264 wordt een "Risselvere" als grens afbakening aangegeven, in de omgeving van
Bentille. Driehonderd jaar later zijn die veren reeds door brugjes vervangen: het
landboek van de Feiewatering vermeldt in 1554 een "Betkin Lamsbrugghe", over het Ser
Jansleed. Betkin Lams (= Elisabeth Lam of Lammens) is een vrouwelijke persoonsnaam.
In 1386 spreekt men over de Celiebrug over de Lieve (Chart. Chartreuzinnen, Brugge); ook Celien,
Seleyn, Celye is een middeleeuwse vrouwennaam, later eveneens familienaam geworden.
Merkwaardig is wel, in verband met Betkin Lamsbrugghe, dat in 1307 een zekere Alard Lam,
"poortere in Brugghe",
acht gemet woestine aan de Sint-Andriesabdij schenkt, die gelegen waren
"tusschen der Vaeckeleet ende sheere Jansleet" !
Sint-Laureins moet omstreeks 1300 een bedrijvige aanblik geboden hebben, waar ijverige
mensen op hun platte hooggeladen schuiten de turf naar de Lieve vaarden ! Het
uitturven van het moer te Sint-Laureins heeft zeker tot het midden van de veertiende eeuw
geduurd, want het Sint-Janshospitaal verkocht nog tot 1348 turf uit haar moer in de
Sint-Jansdreef, dus vlakbij de Moerstraat.
Door de grafelijke verkopers werden de moergronden in verschillende blokken of
maten verdeeld. Elke maat werd dan verder onderverdeeld in kleinere percelen.
Die structuur is nu nog bijzonder goed te herkennen in het gebied van de
Viermatenwatering: de weg van Balgerhoeke naar het centrum van Sint-Laureins
loopt dwarsdoor dit" in maten" verdeeld gewest.
De graaf vercijnsde natuurlijk zijn gronden niet gratis: naast de koopsom diende
de eigenaar nog een blijvende, jaarlijkse cijns van 6 à 9 d. per bunder te betalen;
een bunder was 3 gemet of 9 lijnen (= 900 roeden). Al die renten werden door een
klerk van de graaf ontvangen en ingeschreven op een rekeningrol, die in het middelnederlands
"brief" werd genoemd. De renten van Sint-Laureins dienden zo betaald te
worden aan de brieven van Assenede. Die brieven bestreken een zeer ruim gebied, zodat
voor elke parochie een afzonderlijk renteboek werd opgemaakt. Een dergelijk renteboek
is ons voor Sint-Laureins bewaard gebleven; het dateert van 1572 en bevat een lijst van de
renteplichtigen met hun percelen en de verschuldigde renten daarop. Daaruit leren wij
dat die berente gronden over gans het grondgebied van Sint-Laureins verspreid lagen.
De ontvanger van de brieven van Assenede hield voor de renteplichtigen van Sint-Laureins drie
zitdagen per jaar: twee "ter kercken" van Sint-Laureins en één te Bentille.
De totale rente bedroeg in 1572 voor Sint-Laureins 21 pond 9 schellingen parisis.
Na het uitturven van de grond bleef er slechts woestine of slechte grond over. Uit
talrijke schenkings- en verkoopsoorkonden van het begin van de veertiende eeuw, vernemen we
dat toen al heel wat turfgronden tot woestine herschapen waren. De bovengenoemde
schenking van Alard Lam uit Brugge, aan de Sint-Andriesabdij, is daar een goed voorbeeld
van. Het echt moeilijke ontginningswerk kwam pas na het uitturven van die veengronden
aan de beurt. Wij vermoeden dat die woestinen in het begin vooral als veeweiden zullen
gebruikt zijn en dat misschien ook wel enkele percelen al vroeg met bos beplant werden.
In 1572 was het grootste gedeelte van Sint-Laureins in elk geval reeds in akkerland herschapen,
met hier en daar wat bos en "meeten" widdau of teenwilg.
«De Hoek» van Leemweg en Brieversweg te Sint-Laureins, aan de «Klappersbrug», omstreeks 1898. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
Het groeien van een nieuwe nederzetting of gemeenschap brengt mee dat er
behoefte ontstaat aan een kerk en een bestuur. Wij beschikken over geen
stichtingsdatum van een nieuwe parochie en kennen evenmin het jaar waarin de
eerste kerk van Sint-Laureins gebouwd werd. In een renteboek van het
Sint-Janshospitaal van circa 1310 wordt Sint-Laureins expliciet vermeld. In 1352
vernoemt men een zekere "Jan Cloetinc, prochiepape van St.-Lauwereyns in de
Wostine". Maar Dr. Gottschalk vond te Rijsel een oudere vermelding in een
cijnsrol van 1307, waarin meegedeeld wordt dat in dit gebied "bin corten tiden"
twee kerken werden gebouwd - onmiskenbaar deze van Sint-Laureins en
Sint-Jan-in-Eremo — daar de bevolking zeer talrijk geworden was: "daer
wonen lieden up so vele...". Men dacht toen zelfs aan de bouw van een derde
kerk, waarschijnlijk te Bentille: "ende heet Benthil... Et hebben voracht noch
ene (kercke) te makene" (Hist. Geografie v. West Zeeuws-Vl., I, blz. 148-149).
Parochie en kerk te Sint-Laureins dateren dus pas van het einde der 13e eeuw, of
kort vóór 1300.
Die kerk werd opgericht bij het eindpunt van de Brieversweg, een verbindingsweg
met Brugge, over Middelburg, Moerkerke en Sint-Kruis-Brugge nog te volgen en
ontstaan naar aanleiding van de rush naar de moergronden. Wij mogen ongetwijfeld
aannemen, dat er reeds kort vóór 1300 een bidplaats te Sint-Laureins werd
opgericht voor de kolonisten en turfdelvers.
Wellicht is het omwille van hun gelijktijdig ontstaan in ditzelfde moergebied
dat men meermaals sprak over de kerken van Sint-Jan-in-Eremo of
Sint-Jan-in-de-Wildernis en van Sint-Laureins-in-Eremo en
Sint-Laureins-in-de-Wildernis.
Tenslotte weze opgemerkt dat men zeer vaak Sint Laurentius tot patroonheilige
gekozen heeft voor kerken in een gebied van moer-, veen- en schorregronden; wij
denken bv. aan Zelzate, Sint-Laureins, Lokeren, Verrebroek, St-Laurens ten
oosten van Biervliet, enz...
Rond 1300 duiken ook "de laten ten moerbrieven van sgraven lijfnere" op, die
verkoops- en schenkingsakten opstellen voor gronden, gelegen op het grondgebied
van Sint-Laureins. De graaf had dus in dit nieuw ontgonnen gebied een bestuur
ingesteld. Die "laten" hebben echter vermoedelijk geen recht gesproken
voor de kolonisten, die daarvoor aangewezen waren op de schepenen van het ambacht
Maldegem, waartoe de parochie Sint-Laureins behoorde. Ze waren evenmin belast
met het innen van de renten te Sint-Laureins, want dat was de taak van de
grafelijke ontvanger van de brieven van Assenede; de moerbrieven vormden immers
slechts een onderdeel van de belangrijke brieven van Assenede. Misschien werden
die "laten" juist omwille van hun beperkte bevoegdheid ook geen schepenen
genoemd ?...
Wij kunnen besluiten dat alles erop wijst, dat op het einde van de dertiende eeuw,
omstreeks het jaar 1300, te Sint-Laureins reeds een gemeenschap bestond, die over
een eigen bestuur en een primitieve kerk beschikte.
Op het grondgebied van Sint-Laureins treffen wij niet minder dan zes wateringen aan. Door een "watering" verstaat men niet een riviertje of waterloop, maar wel een nauwkeurig bepaald gebied, waarbinnen alle eigenaars verplichtingen hebben in zake waterafvoer, bedijking, belasting of "watergeschot", onderhoud van de "watergeleden", enz.
«De Root» of de «Acht Zaligheden», op het Moleneinde te Sint-Laureins, vóór 1914. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
De Beoosteredewatering komt nog met een stukje op Sint-Laureins, in het noorden,
boven de Brieversweg. Ten oosten van de Eeklose watergang vinden wij de
Goochelarewatering, die tussen de Goochelarestraat en de noordelijke grens van
Sint-Laureins ligt. Daaronder komt dan de Feiewatering, gelegen tussen de
Eeklose Zijdelingen en de Vakeleedstraat
(= Kruiskensstraat), met nog een stukje tussen de Goochelarestraat en de
Vakeleedstraat, ten westen van de Feiewatergang. Westelijk van de Eeklose
watergang behoort bijna het ganse gebied tot de Viermatenwatering. Slechts een
klein deel ten westen van de wijk Middeldorpe ressorteert onder de
Moerhuizewatering (Maldegem). Ten slotte bezat de Slependammewatering nog
bepaalde rechten te Sint-Laureins, want de Eeklose watergang dwarst het
grondgebied van deze gemeente van zuid naar noord. In zijn bijdrage over de
watering van Eeklo, in "Appeltjes van het Meetjesland", nr 20, 1969, heeft Ir.
Luc Stockman gepoogd een verklaring te vinden voor de hoekige loop van dit
watergeleed: het stuk op Sint-Laureins is waarschijnlijk een
verbindingskanaaltje tussen de Noordwatergang te Eeklo en de Moerwatergang (=
oude Eeklose watergang) te Sint-Kruis-bij-Aardenburg. In 1332 werd het deel
tussen de Zijdelingen en het Ser Jansleed verbreed en in 1351 kwam het deel
tussen de Brieversweg en het Ser Jansleed, alsmede het deel van het Jansleed dat
in de Eeklose watergang werd opgenomen, aan de beurt.
Op 9 september 1818 waren er binnen Sint-Laureins slechts twee korenwindmolens;
in 1847 telde men er drie:
1) De "Stientjesmolen ", een houten koren windmolen op De Kommer, in de
Molenstraat, die zou opgericht zijn in 1685 en sedert het invoeren van het
Kadaster behoorde aan de familie Demeulemeester; hij werd in 1935 totaal
gesloopt.
2) Een stenen windmolen, Brieversweg, nieuw gebouwd in 1847 door Felix Eykens te
Sint-Laureins, in 1854 verkocht aan Pierre Bayens-De Smet, mulder, in 1885 aan
Honoré De Vos-De Craene, eveneens molenaar te Sint-Laureins; in 1890 werd er
reeds een stoommachine geplaatst en in 1929 volgde de totale afbraak.
3) Een houten koren windmolen op Moershoofde, bij het invoeren van het Kadaster
in het bezit van Felix Willems-Temmerman, mulder te Sint-Laureins, in 1884
verkocht aan Auguste Ceulenaere en in 1923/24 aan Germain-Pascal
Blondeel-Ceulenaere, molenaar; in 1928 werd de molen tot elektrische maalderij
omgebouwd, die verwoest werd onder de jongste oorlog en in 1946 opnieuw
herbouwd.
Na de gebruikelijke receptie, aangeboden in het gemeentehuis — een
neogothisch gebouw van 1902, opgericht op de plaats waar eertijds de pastorij
ongeveer stond — brengen wij een geleid bezoek aan de kerk en aan het
rustoord.
Z.E.H. Bernaert, zo pas tot pastoor bevorderd te Bassevelde, parochie
Gravejansdijk, Ir. Luc Stockman en de heer G. Van Vooren zullen, als gids voor
deze gelegenheid, om beurt overal de gewenste uitleg verstrekken.
De stenen windmolen van Felix Eykens te Sint-Laureins, aan de Brieversweg, gebouwd in 1847 en gesloopt in 1929. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
De kerk van Sint-Laureins is voor deze parochie ongetwijfeld het mooist bewaarde
monument en de oudste getuige uit het verleden. Zij mag trouwens gelden onder de
schoonste godsdienstige gebouwen, in het noorden van Vlaanderen overgebleven.
De oudste baksteenconstructie van gans de streek was wel de XIIIe eeuwse,
vroeg-gothische toren van Eeklo, in 1878 totaal gesloopt. Die toren was een
westtoren, net als die van Damme, Lissewege, Oostkerke en die van Sint-Salvator
te Brugge. Dit kerktype met westtoren heeft invloed uitgeoefend op de
onmiddellijke omgeving en navolging gevonden te Waarschoot (einde XIVe eeuw),
Knesselare (1460; gesloopt in 1885), te Oostwinkel, Lembeke en Sint-Laureins.
De oudste gedeelten van de kerk en van de toren voet te Sint-Laureins kunnen
dateren, naar de gebruikte bouwmaterialen te oordelen, uit de periode 1350-1400.
Maar de meeste fragmenten, zowel van toren, schip en koren, dagtekenen
ongetwijfeld van 1554-57, vaak nog met sporen van latere herstellingen.
"Terwijl de toren van Eeklo, door zijn uiterst vlak karakter nog aansluit bij
het Romaanse stijleigen, vertonen de andere Meetjeslandse westtorens steunberen
aan de hoeken. Vooral de drie laatstgenoemde (nl. Lembeke, Oostwinkel en
Sint-Laureins), met hun dubbele hoekfrijten met talrijke versnijdingen,
verkrijgen daardoor een echt gothisch dynamisch karakter.
Anderzijds schijnt de levendige vormgeving van Eeklo's toren bijgedragen te
hebben tot de verspreiding van sommige architectonische siermotieven: lisenen,
blindnissen en boogfriezen vinden wij in het Meetjesland zowel op centraaltoren
(Ursel, Bassevelde, Kaprijke, Sleidinge) als op westtoren.
Blindnissen, als zelfstandig siermotief of als omlijsting van vensters en
galmgaten, vinden wij in nagenoeg al onze oude kerktorens.... Te Lembeke en te
Oostwinkel vinden wij ook hangende boogfriezen aan de kruin van de toren.
Het is niet steeds met zekerheid uit te maken, noch voor de kerken met
vieringtoren, noch voor de kerken met westtoren, welke de vorm was van het
oorspronkelijke schip: dit ten gevolge van de herhaalde verbouwingen,
herstellingen en vergrotingen, of zelfs door sloping.
Nochtans zien we dat in de loop der gothische periode het type der Vlaamse
hallekerk nagenoeg algemeen verspreid wordt. Deze simplistische bouwoplossing,
waarbij de drie beuken nagenoeg even hoog en even breed zijn, en elk
afzonderlijk door een zadeldak afgedekt zijn, is trouwens een bodemvaste
schepping van onze kuststreek. De hallekerken van het Meetjesland behoren tot de
meest oostwaarts gelegene van het type. Oostwaarts van het Meetjesland komt het
type nog slechts sporadisch voor, bij voorbeeld de kerk van St.-Maartens
Akkergem en het koor van Stekene-Waas.
Merkwaardige gothische kerken of fragmenten zijn: de zijkoren van Assenede, de
hallekerken van Sint-Laureins, Zomergem, Oostwinkel, Maldegem, Sleidinge.
De hallekerk van Sint-Laureins kreeg omstreeks 1555 (datum in buitenmuur) een
nieuw koor met kooromgang en drie straalkapellen". (Dr.
E. Dhanens, in "De kerkjes van het Meetjesland ", Appeltjes, I, 1949, blz.
43-48).
Eerlijkheidshalve menen wij te moeten zeggen dat de steen met het jaartal
«1555», in de buitenmuur tegenover de herberg «De Zwaan», ons zeker
oorspronkelijk lijkt, doch wellicht nog verplaatst is geworden; hij bevindt zich
daar in geen al te natuurlijke positie en de afstand tussen de onderscheiden
cijfers is wel erg ongelijk. Wij weten immers ook niet wat er nodig geweest is
aan herstelling, na de geuzenberoerten, in de eerste helft van de 17e eeuw...
Gedurende de periode 1554-57 werd er in elk geval regelmatig aan de kerk
gewerkt, onder het bestuur van Pastoor van Zuydt. Een blik op het metselwerk van
de torenvoet en van de zuidelijke zijbeuk bv., met hun glazuurstenen, moffen of
moefen, leert echter onmiddellijk dat het hier slechts om een verbouwing ging en
dat dez,e gedeelten heel wat ouder zijn.
Op de noordelijke muur van de kerk lezen wij inderdaad" 1555". Het jaartal 1557
wordt vermeld in een eiken balk van het gebint boven het hoogaltaar, terwijl een
bouwsteen van 1554 volgende tekst geeft:
"INT JAER DUUST VC EN LIIII ZOO WAS BEGONE TE FON-
DERE DE DRYE CHORE TE SINTE LAUWEREYS IN HEREMO.
GHENAT TE BLOCKE DAER IN DAT WAS PASTOOR Mr AER-
NOUD V A ZUUDT EN KERCMEEST ADRIAEN HEYNDRICKS
GOEDERTIER PIET. PIETERS BOGAERT JACOP GILLICS
NEYTS ADRIAS JA COPS HEYNE EN CORNELIS CLAYIS YME-
ZOETE EN ONTFANGHER VA DER SELV KERCKE FRACOYS
CORNELIIS SLABBART".
In 1717 werden belangrijke herstellingen verricht aan de toren en aan de
kerkdaken, door Andries de Tollenaere, loodgieter-schaliedekker te Brugge:
"Item betaelt aen Andries de Tollenaere, meester lootgieter tot Brugghe, de
somme van 45 pont 13 sch. 9 gr. over coope ende leverynghe van schalien, loodt,
saudure, naghels ende andere materialen, midsgaders over den loon van alle
deselvete verwercken an den torre en het dack van voormelde kercke ten jaere
1717" (Rek., Kerkarchief).
Op 27 mei 1761 werd te toren van Sint-Laureins door de bliksem getroffen en
daaromtrent noteert Pastoor De Swaef uit "een oud perchement":
"Op den 27 Meye 1761 is door den donder den toren van de kercke van St Laureyns
af ofte in de stukken geslagen, datter stukken sijn gevlogen, volle kepers van 4 à 5
duym en acht voet lang, tot aen de herberg de Swaen. Den selven donder heeft
veel wonder gedaen inde kercke en aen de muren, ook op het nieuw tabernakel, 't
welcke op vele plaetsen swart is geweest, ende het vergulsel bruyn ende swart (de
dwalen vanden hoogen autaer met degone van O.L.V. autaer geheel swart), als verbrant
en in stukken als vidselijngen. Den middenbeuk
aen den toren de kepers afgescheurt, met van ieder zyde de schaeljen 5 à zes voeten
afgesprongen. Al de gelasvijnsters van de kercke waeren grootelijksch
beschaedigt".
Het koor van de kerk te Sint-Laureins, in 1969. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
Ook dokter Geerssens vermeldt een inslaan van de bliksem op de toren, amper vier
jaar later, onder Pastoor Glorie, de 13 juli 1765. Hij geeft daarvan volgend
relaas:
"T Jaer 1765, toen hier dheer Glorie pastor was te St Laureins, rees de toren
spitsgewijs zeer hoog en was als een baak, zoo ten noorden voor de zee, als ten
Zuiden voor het platte land. Bij halven afstand van den top gestonden vier
uitspringende vensterrijen. Den 13en dag van de maend July, bij een en
overmatigen heeten dag, rond vier uren vanden namiddag rees een vreeselijk
onweder op. Rond vier uren en half sloeg den bliksem in den toren bij zulk een
geweld, het smal gedeelte van den toren, van het zwaarste gedeelte af, zoo te
zeggen: dat den basis werd krom geslagen en wel met zulk een geweld dat het
getroffen gedeelte door het dak der middenbeuk tot in de kerk te zien vallen
was. De angst en de schrik onder de bevolking was natuurlijk groot. De E.H.
Pastor beriep spoediglijk alle bouwwerkers, zooals timmermans, metsersbazen en
andere voorname personen. Een der voorname bouwers was de timmerman Pieter De
Vliegher, later commissaris onder het fransch schrikbewind te Waarschoot. Met
de overige werkbazen van Eecloo en het omliggende was hij van gedacht, dat het
gedeelte, overhangende van den toren, ten spoedigste moest afgewonden worden,
met alle voorzichtigheid. Op belofte van eene goede belooning nam zekere Jan
Loose, metserdiener, aan, tot aan de klokgaten van den toren te klimmen.
Zulks geschiedde met goeden uitslag. De Loose slaagde in zijn voornemen: Hij
maakte twee sterke reepen vast aan het houtwerk, wierp de reepen alsdan door de toren
gaten langs de Zuidkant. Na dit verricht te hebben daalde De Loose uit den toren
neder. Alsdan begon men met alle macht en voorzichtigheid te trekken".
Niettegenstaande het verschil in datum, achten wij het goed mogelijk dat beide
hierboven aangehaalde natuurrampen in verband met de toren, zouden teruggaan op
één enkel feit, dat sterk de volksverbeelding heeft aangesproken en pas veel later
neergeschreven werd. Wij lazen trouwens voor dit inslaan van de bliksem, ook
nog ergens het jaartal 1763 !
De absidiale kapellen van de kerk te Sint-Laureins (1555). |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
In 1868 schreven De Potter en Broeckaert dat de kerk van Sint-Laureins "uit drie ruime beuken is samengesteld, met eenen gang rond het koor, in welken men drie absidiale kapellen heeft. Iedere dezer kapellen bevat drie vensters, in twee lichten verdeeld, en is langs buiten door dubbel uitspringende schoormuren ondersteund, met eenen band van witten steen, ter hoogte van de schuinte der vensters aan elkaar verbonden (Balegemse witte arduin). De middelvensters zijn toegestopt. Ter linkerzijde van den gang zijn twee andere, zeer breede vensters, met steenen kruiskozijnen, en waarvan het eene uit vier, en het andere uit vijf lichten bestaat. In een der timpanen ziet men de overblijfselen eener geschilderde ruit, met de wapens van Mattheus Lambrecht, derden bisschop van Brugge, geboortig van St.-Laureins, en langs buiten, in den muur, nevens het vijflichtig venster, het jaartal 1555, hetwelk datgene van de bouwing van dit deel der kerk zou kunnen zijn. De kolommekens in den gang vertoonen nog in hunnen oorspronkelijken vorm hunne kapiteelen met gekrulde koolbladeren van de XVIe eeuw.
De huidige predikstoel in de kerk van Sint-Laureins. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
Aan den voorbouw werden in het eerste vierde der XVIIIe eeuw merkelijke
veranderingen toegebracht. Onder andere lezen wij in de kerkrekening van 1722,
dat aan Antoon Gunnevet de som van 6 pond 18 schellingen groote betaald werd"
over het afbreken van de reste van het steen van den inghevallen boghe binnen
dese kercke", en in een andere rekening, dat dit instorten gebeurd was uit
oorzaak dat er "iets" afgekapt was geworden.
De toren, die vierkant is, rijst boven den voorgevel, en wordt aan de hoeken door
drummers met zesdubbelen uitsprong geschraagd... Een er tegenstaande (rond)
torentje bevat den wenteltrap, die naar de klokken leidt ".
Dit wenteltraptorentje werd hersteld en inwendig vernieuwd in 1840, onder
Pastoor J.B. Verheecke, door Eeklose metselaars, mits de som van 1.060 fr.
De klokken van Sint-Laureins werden onder het schrikbewind door de Fransen
weggehaald, zoals bijna overal elders. In 1831 schonk Pater Serafien een klein
klokje aan zijn goede vriend, Pastoor Verheecke. Daarop kwam volgend opschrift
voor:
" Ik ben gegoten tot meerdere eer en glorie van God voor de kerk van St. Laureins; mijnen naem is Seraphinus Franciscus Laurentius; mijnen Peter is Joannes Baptista Verheecke, pastor, en meter Juffr. Catherine Huyghe, Wwe Fr. Van Damme. J. Dumery me fecit. Brugis, anno 1831". |
Dit klokje is in 1860 gebarsten en werd, met toevoeging van nieuwe spijs, in twee klokken
vergoten. Toen schonk Pastoor Van den Berghe ook een derde, een "middelbare"
klok, mits vrijgesteld te worden van de plaatselijke" omslag" der gemeente.
Op de drie klokken van 1860 las men deze opschriften:
Grote klok:
LAUDATE DOMINUM DE CAELIS, LAUDATE EUM IN EXCELCIS. PS. CXLVIII. IN HON. B. M. V.
SINE LABE CONCEPTAE ET S. LAURENTII MART. 1860. A.-L.-E. VAN AERSCHODT MAJOR SUCCESSOR A.-L.
VAN DEN GHEYN, ME FUDIT |
Middelbare klok:
LAUDATE EUM IN SONO TUBAE, LAUDATE EUM IN PSALTERIO ET CITHARA. PS. CL. IN HON.
S. JOSEPH SPON. ET S. ANNAE MATR. B. M. V. 1860. A.-L.-E. VAN AERSCHODT MAJOR SUCCESSOR
A.-L. VAN DEN GHEYN, |
Fragment van het mooie koorgestoelte, werk van Rijckaert Brouckman, in de kerk van Sint-Laureins. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
Kleine klok:
LAUDATE EUM IN TYMPANO ET CHORO, LAUDATE EUM IN CHORIS ET ORGANO. PS. CL. PR.
HON. S. BLASII MART. ET S. BARBARAE VIRG. ET MART. 1860. A.-L.-E. VAN AERSCHODT
MAJOR SUCCESSOR A.-L. VAN DEN GHEYN, |
Deze klokken werden op 11 juni 1860 door Z.E.H. C. van Oeckel, deken van Eeklo,
in de kerk van St.-Laureins gewijd.
De bemeubeling van de kerk is zeer mooi en een bezoek overwaard. De Potter en
Broeckaert schrijven in 1868, nadat zij dit bedehuis bezochten:
" Behalve de reeds genoemde kapellen, heeft de kerk één hoog- en twee
zijaltaren. Het hooge koor, dat met een tafereel van den gunstig gekenden
schilder VAN OOST prijkt, is door een schoon gebeeldhouwd gestoelte en
afsluitingshek met openingen omringd. Achter het altaar bewondert men een
tabernakel van 1627, verdeeld in drie verdiepingen, door roodmarmeren
kolommetjes gedragen, en met beelden versierd. Omhoog is het LAATSTE AVONDMAAL,
in albast, en in de bovenste nis het beeld van den H. Blasius (tweede
kerkpatroon).
Het hoogaltaar werd verscheidene malen veranderd. Zoo lezen wij in de
kerkrekening van 1656, dat aan Rijkaard Brouckman, van Brugge, eene som van 50
pond groote ter rekening betaald werd "van 't maecken van den hooghen aultaer
met twee sieghen (zitbanken) ende communiebanck in de kercke van St.-Laureyns,
volghens den contracte daervan ghemaeckt van daete 5 February 1654", en in de
rekening van 1704: "Voorts betaelt aen Pieter Mortier de somme van vijf en
dertich ponden vi sch. iv grooten, soo vele de voors. Pieter Mortier hadde
verschoten ende betaelt tot Gent over coope voor den hooghen autaer, in dese
kercke, eerst eenen troon met den voet ende vier groote enghels, ende acht
cleyne enghels ende vier candelaers".
In gemeld jaar 1654 werden meer andere inwendige versieringen bekostigd, en aan
gezegden Rijkaard Brouckman, onder andere, 24 pond 6 schellingen 8 groote
betaald, "ende dat over het laetste payemendt van het maecken ende leveren van
eenen preeckstoel ende eenen bychstoel in voornoemde kercke".
De tegenwoordige predikstoel, met beeldwerk, is nog nieuw, en vervaardigd door
eenen beeldhouwer van Turnhout.
De doksaal dagteekent van 1711.
Wat de grafzerken betreft, die hier vroeger zeer talrijk waren, deze verdwenen
meest in 1844, om voor eenen nieuwen vloer plaats te maken, en in de grondvesten
van het nieuw hospitaal te worden gemetst !
Vóór het portaal liggen nog twee oude zerksteenen, de eene van 1489 met de
beeltenis eener kloosterlinge en de Vier Evangelisten op de hoeken, en de andere
met de afbeelding eens priesteres en het volgende opschrift:
Sepulture van heere Jan Osterman, in zyn leven pastor deser kercke van
St.-Laureins, die overleed den ... Nov. 16 ... Bidt voor de ziele.
Ook op de hoeken zijn de Vier Evangelisten afgebeeld. De overige zerken in den
muur en aan den Kalvarieberg zijn nieuw, en leveren, behalve dien voor de
familie Huyghe, niet veel belang op.
Het Vlaams tabernakel, in de achterkant van het hoogaltaar te Sint-Laureins. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
Het gemis aan oude papieren laat ons niet toe over deze kerk meer bijzonderheden
aan te halen. Alleen hoeven wij hier nog te melden, dat er aan de maagdekens,
ten dage van de ommegangen, wittebrooden uitgedeeld werden:
"Item betaelt aen Jan Coppens de somme van een pond elf schellynghen thien
groote, over leverynghe van witte brooden aen de maeghdekens, op de ommeganghen"
(Kerkrekening van 1689).
Het kerkhof stond vroeger met notelaars beplant. In 1665 brachten de noten op
't kerkhof niet min dan 22 gulden 10 stuivers op. Er was ook in de kerk een
hondenslager, die voor de uitoefening van dezen dienst eene jaarlijksche belooning
van 3 pond groote ontving:
"Item aen Jacob van Dorpe, 3 pondt gr. over een jaer pensioen van te weren de
honden ende andere ghedierten uyt de kercke" (Kerkrekening van 1721).
De kerkrekening van 1721 behelst den volgenden post, die ons over den grooten
volkstoeloop ten dage der ommegangen een gedacht laat opvatten: "Item betaelt
aen Bernard van Damme 13 schellingen 4 grooten over de theire, verleent aen de
officieren (politiemannen) der gemelde prochie, in consideratie van diensten ghedaen
tot het beletten van alle desorders in de processien, mitsgaders aen de clockluyders
en andere". (Geschied. der gemeenten v. Oost-Vl., Sint-Laureins, blz.
12-14).
Het was vooral de feestdag van Sint Blasius die vanouds met een buitengewone
plechtigheid gevierd werd en steeds duizenden bezoekers uit gans de omtrek naar
Sint-Laureins lokte.
Hierboven was er spraak van het werk van Rijkaard Brouckman, in het midden van
de XVIIe eeuw, voor deze kerk. Het Rijksarchief te Gent bewaart nog, in het
ongeklasseerd kerkarchief van Sint-Laureins, de schriftelijke verbintenis
daaromtrent aangegaan op 5 februari 1654 en ondertekend door de pastoor, de
kerkmeesters en de kunstenaar. Lic. Dan. Verstraete heeft daaraan een korte
bijdrage gewijd in de Handelingen van de "Société d'émulation" te Brugge,
jaar 1967, deel 104, aflevering 3-4, blz. 227-230. Daarin merkt de schrijver
terecht op:
"Om de stijl van Brouckman goed te leren kennen, moet men de kerk van
St.-Laureins bezoeken. Daar zijn immers het hoofdaltaar, een prachtig gestoelte
en een biechtstoel vervaardigd door Brouckman en goed bewaard. Het was rond 1654
dat al die mooie zaken in de kerk kwamen. In dat jaar althans werd de
aanbesteding voor het hoogaltaar, twee zitsels en de communiebank, door Brouckman
ondertekend. De communiebank is, in het midden van de 19e eeuw door de
hedendaagse communiebank vervangen en ook aan het hoofdaltaar is reeds heel wat
veranderd: De kolommen met de bekroning en het Lievevrouwbeeld zijn daar echter
nog zoals zij in het bestek werden beschreven. Het gestoelte, aan beide zijden
van het koor, is volledig gaaf bewaard. Brouckman maakte ook een preekstoel voor
de kerk van St.-Laureins maar deze preekstoel zou, midden de 19e eeuw, naar de
kapel van het klooster zijn overgebracht".
Het obiit van Mgr Lambrecht, in de kerk van Sint-Laureins. De derde bisschop van Brugge werd in deze parochie geboren in 1539; hij overleed de 1 juni 1602. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
Het handschrift van Pastoor De Swaef, in de pastorij bewaard, zegt inderdaad dat
de huidige communiebank in de kerk geplaatst werd in 1856 en 1.000 frank kostte;
de nieuwe preekstoel dateert van hetzelfde jaar en vereiste een uitgave van 7.000
fr, waarvan 4.000 fr betaald door verschillende weldoeners. Het handschrift
beweert verder dat de oude
preekstoel van 1654 naar het klooster overgebracht werd, doch wat zich nu aldaar
bevindt is stellig de preekstoel van Brouckman niet meer en dateert wellicht pas
uit het begin van de XIXe eeuw.
Brouckman heeft veel mooie meubelen vervaardigd voor kerken in het Brugse Vrije,
bv. voor deze van Oostkamp, Oedelem, Stalhille, Maldegem, Snellegem, Damme,
Beernem, Klemskerke en Sint-Laureins. Hij was vooral bedrijvig in de jaren
1650-1670.
Dat was een zeer gunstige tijd, want er viel zoveel te herstellen en te vernieuwen
na de geuzentroebelen, in kerken en kloosters. Alleen ontstonden er soms wel
moeilijkheden en betwistingen, wanneer het op de eindbetalingen aankwam. In
dit verband weet Lic. Dan. Verstraete interessante dingen te vertellen, in zijn
hogergeciteerd artikel:
"Brouckman heeft zijn werk uitgevoerd toen Judocus Blomme Pastoor was te
St.-Laureins. Zoals in veel andere kerken werden hier herstellingen aangebracht
na de beschadigingen tijdens de geuzenberoerten. Maar pastoor Blomme durfde het
aan die herstellingen en verbeteringen luxueuser te doen uitvoeren dan in sommige andere
kerken. Naast de hierboven vermelde werken kocht hij nog 15 standaarden van de H.
Rozenkrans voor 70 pond. Hij deed ook een schilderij maken die 50 pond kostte en
een zilveren vergulde remonstrans die meer dan 100 pond kostte. Het schilderij werd
door De Potter aan Jacob van Oost toegeschreven. Het stelde de verrijzenis voor en
het werd, in 1890, boven het gestoelte gehangen; nu weet niemand meer waar het is...
Wat de remonstrans betreft, die is nog altijd in de kerk. Zij werd in 1657 gemaakt
door Chaerles Lijms, goudsmid, volgens een model getekend door Joos van Guylck
(Rijksarchief Gent, Kerkarch. St.-Laureins, ongeklasseerd). De remonstrans woog 116
oncen en kostte 1 pond en 1 schelling per once. Zij zou gebruikt worden op het
hoogaltaar, maar ook op het Lieve-Vrouwaltaar bij feesten van de H. Scapulier. Dat
laatste altaar moest dan ook helpen in de betaling. Daarbij zouden speciale
geldomhalingen gedaan worden en er zou een offerblok geplaatst worden. Eigenlijk had
men het gewaagd die kostelijke remonstrans te doen maken, omdat Joris Nuyt daarvoor 100
pond voorzien had in zijn testament. Het sterfhuis van die milde schenker was echter
zwaar belast en de erfgenamen konden het geld niet geven. De wet van Maldegem
legde dan ook beslag op nog te vereffenen schulden, om toch nog iets te hebben.
De goudsmid Lijms moest wachten tot 1661 vooraleer hij zijn geld kreeg.
Ook Rijckaert Brouckman moest, in 1658, een proces inspannen om de laatste betaling voor
zijn geleverd werk te bekomen. Pastoor Blomme had gehoopt dat de tiendenheffer, het
kapittel van Doornik, zou tussenkomen in de onkosten, al was het maar in de betaling van
de tiendenklok. Deze klok was ook hergoten en groter gemaakt. Maar Doornik
liet weten dat de kerk van St.-Laureins veel te veel geld had uitgegeven.
De communiebank, het hoogaltaar en het gestoelte hadden samen 123 pond gekost.
Preekstoel en biechtstoel hadden samen 83 pond gekost. Doornik zegde dat het niet
geoorlofd was zulke kostelijke zaken te maken in een troebele tijd. Daarbij kwam
nog het schilderij van 50 pond, 70 pond voor de standaarden van de H. Rozenkrans, een
remonstrans van meer dan 100 pond en ten slotte had men nog voor 34 pond herstellingen
gedaan aan de pastorij. Doornik beweerde dat de pastoor en de koster meer geld
verdienden dan voorzien was en dat de parochianen ook konden helpen betalen. Het
zijn inderdaad de parochianen geweest die de grootste som betaalden. In 1663 was
alles betaald..."
Vlak tegenover de Kruiskensstraat, doch op grondgebied Kaprijke, nabij de herberg «Het Wisken», stond in 1930 nog de prachtige «Wiskensmolen». |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
Alles bij mekaar mogen wij ons gelukkig achten dat Pastoor Blomme "zo
luxeminnend en glorieus" geweest is en ook Sint-Laureins is er uiteindelijk wel
mee gevaren. Het valt zelfs te betreuren dat men alles niet angstvallig heeft
bewaard, wat Pastoor Blomme eenmaal kocht.
In 1663 bestelde de kerk reeds opnieuw een schilderij bij Jan Maes, mits 26
pond. Dit doek stelde Sint Anna voor, met haar echtgenoot Sint Joachim en was
bestemd voor het altaar van Sint Anna. In 1756 werd het echter vervangen door
een ander schilderij, van Dominicus Plasschaert, dat nu ook al uit de kerk
verdwenen is !
Vóór de kerk van Sint-Laureins lag "Het Motje", dat vrije en publieke toegang
gaf tot het kerkhof. Om de misbruiken te beletten kocht Mejuffrouw Antonia Van
Damme, door toedoen van pastoor Van den Berghe, een stuk grond van dat "Motje".
Op de zuidzijde van het kerkhof, vanaf de Leemweg tot "Het Motje", lag een grote
wal, waarin de kinderen in de zomer kwamen baden en waarop zij 's winters hun ijspret
botvierden. Pastoor Van den Berghe maakte aan dit "publiek gedoe" een einde,
door langs de zuid- en westkant van het kerkhof een muur te bouwen op kosten van de Kerkfabriek,
geholpen door enkele weldoeners. In 1855 werd ook nog een "grille" aangebracht
langs de straat, voor de som van 3.000 fr.
Minder gelukkige werken — die trouwens door iedereen afgekeurd werden — waren het
aanbrengen van zinken dakgoten aan de kerk, in 1852, en het metselen van een bergplaats tegen
de voorgevel van het bedehuis. De gevel werd evenwel later in zijn oorspronkelijke staat
teruggebracht.
Terwijl Pastoor Van den Berghe nu eenmaal aan het metselen was, bouwde hij ook een muur vóór
de pastorij, op de kant van de Leemweg, zodat het gebouw nu volledig ommuurd was.
In 1862 kocht het kerkbestuur een stel witte kerkgewaden: een kazuifel, twee dalmatieken
en een koorkap, voor de som van 3.000 fr. Het oude altaar van Sint-Anna verdween,
om plaats te maken voor de doopvont. Op de muur achter dit altaar bevond zich een
schilderij: "Het doopsel van Jezus door de H. Joannes". Een zeer mooie
kruisweg werd nu in de kerk opgehangen en plechtig ingewijd door Pater Theodorus Vander
Linden, recollet. Ook de geschilderde H.H. Harten van Jezus en Maria, achter het
hoofdaltaar, werden nu aangeschaft. In 1873 kocht men een fijn geborduurde standaard
van het H. Sacrament, voor 1.000 fr, alsook een baarkleed voor 700 fr. In 1875 vierde
Pastoor Van den Berghe zijn 25-jarig pastoorschap te Sint-Laureins en bij deze gelegenheid
ontving hij, als geschenk voor zijn kerk, een prachtige standaard van O.L.-Vrouw, ter
waarde van 1.000 fr.
In 1881 werd een stel rode kerkgewaden besteld, bij Rysman te Kortrijk, voor de
som van 2.300 fr, terwijl de heer De Cauter-Cardon een kelk aan de kerk verkocht
voor 450 fr.
Het Godshuis en Hospitaal van Sint-Laureins vormen een koninklijke gift van de
grote weldoenster Mejuffrouw Antonia Van Damme.
De Potter en Broeckaert schreven daarover:
"De gemeente St.-Laureins bezit ontegenzeglijk het schoonste en grootste
liefdadigheidsgesticht onder al de dorpen van Vlaanderen. Het werd gebouwd door
de weldoende jufvrouw Antonia Van Damme, van St.-Laureins, naar de plans van den
bouwmeester J. Bruyenne, van Doornik, en staat onder de bescherming van den H.
Jozef en de H. Catharina-Alexandrina. Z. H. Delebecque, bisschop van Gent, legde
er den 11 Juli 1843 den eersten steen van, en ging den 25 September 1849 tot de
plechtige wijding der kapel van dit gesticht over. Eene metalen plaat in den
muur, onder het hoogaltaar, gemetst, draagt het volgende opschrift: "XI Julii
MDCCCXLIII, ILL. DOM. LUD. JOS. EPISC. GAND. OPT.MA DOMA ANTA. BERNA. VAN DAMME
EX HAÊ, SUB TITULO STI JOSEPHI. ARCHIT. DOM. JUSTINO BRUYENNE, TORNACI".
Den 1 Januari 1868 telde men in dit gesticht, dat door Zusters der H. Kindsheid
bediend wordt, eene bevolking van 131 personen, verdeeld in 35 weesmeisjes, 26
oude mannen, 24 oude vrouwen, 9 kostscholieren (meisjes), 23 dienstboden van
beide geslachten en 14 Zusters".
Bernardus De Neve, gewezen burgemeester van Zomergem, bezocht in 1845 de aan
gang zijnde werken van het Klooster-Godshuis te Sint-Laureins en noteerde in
zijn dagboek:
"1845 - Den 8 September ben gaen zien 't nieuw Klooster te St-Laureyns,
gebouwd door Antonia Van Damme; de hoogte was van 50 voet circiter, 't was
bijna vierkantig, op den voorkant ten oosten waer de Kapelle uijtspringt is
eene lengte van wel 250 voet lang en heeft 16 Kalsijnen van wederkanten t'samen;
den Kant opposiet ofte westkant heeft dus ook eene lengde van 250 voet lang,
heeft 23 Kalsijnen in die lengde, is van 3 stagien, de eerste als souterein
heeft 23 halve cirkels, de 2de stagie heeft 23 Kalsijnen ofte doorgaten, de 3de
stagie idem; ieder Kalsijne heeft gewoonlijk 9 voet lengde, den zuijd en noordkant
hebben ieder circa 186 voet lengde en 50 voet hoog met 17 Kalsijnen. 't
Midden in zijn twee binnencouren, op iederen is eene Citerne tot het ontfangen
van 't regenwater en op de tweede stagie omzet met Kolommen die eene galderij
zullen maken rond die Couren, etca."
Dit Klooster-Godshuis met zijn reusachtige gebouwen en machtige koepel is in
deze tijd echter een zwaar probleem geworden, voor wat de financiële lasten en
onderhoudskosten betreft...
De herberg «Het Stadhuis van Zevekote», in de Eerstestraat te Sint-Laureins, gebouwd door Petrus Bracke-Goethals. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
Het rustoord, thans bezit van de C.O.O., met zijn reusachtige gebouwen,
kelderingen, kapel in Florentijnse stijl en talloze kamers, komt nu bijna
verlaten voor. Het geheel biedt omzeggens een troosteloze, tragische aanblik en
is financieel niet meer te onderhouden. Bezield met de edelmoedigste gevoelens,
heeft men hier werkelijk iets groots willen scheppen ten bate van de
noodlijdenden, een indrukwekkend monument van christelijke caritas, ten koste
van een onnoemlijke som aan energie en kapitaal. Men staat er nu verveeld mee en
alles blijkt van lieverlede te vervallen. Een edel en gigantisch opzet heeft
zijn doel en bestemming uiteindelijk totaal gemist. Binnen zulk een inrichting
en in een dergelijke omgeving wordt het voedsel voor de laatste, overgebleven
oudjes dagelijks uit Gent aangebracht.
Gedurende de beroerde oorlogsdagen bood de ondergrondse doolhof van bevoute
gangen en kamers evenwel een uitstekende schuilkelder voor een gans dorp !
* *
*
Wij volgen nu een eindje de oude Brieversweg, waarlangs het centrum zelf met de
kerk eenmaal ontstond, tot vlak vóór de brug over het Leopoldskanaal. Wij zijn
hier op Moershoofde. Links, aan de overzijde van de Vaart, stond vroeger de
molen.
In de oorkonden van de dertiende eeuw komt herhaaldelijk de vermelding "Frontem
mori" of Moershoofde voor. In 1243 geeft Karel De Flou reeds: Moere ten hovede,
Morshoeft, Moerhoeft.... Dit blijkt een toponiem voor een uitgebreid terrein in
dit moer- en wastineland, gelegen tussen de ambachten Aardenburg en Boekhoute.
De cijnsrol van 1307 te Rijsel zegt: "Dittes Moershoeft van Ardenburgh, streckende
tote Boghoute ende heet Benthil". In 1324 omschrijft een charter een perceel
land en wastine, liggend in de parochie Sint-Laureins, tussen Vakeleed en Ser Jansleed,
als "hoofdende up 't Capricse mourhoeft" (Sint-Janshospitaal Brugge, chart. 9,
nr 398); Gottschalk merkt daarbij aan, dat het Kaprijkse en Aardenburgse Moershoofd dus
identiek waren. Hier hebben, in zeer oude tijden, de moeren van Aardenburg en
Kaprijke mekaar geraakt en nabij dit "Moershoeft", op de Brieversweg, ontstond
later Sint-Laureins-ter-Moere, zoals men de jonge parochie ook wel noemde.
Zonder de brug over te rijden, volgen wij links een eindje het Leopoldskanaal en
slaan dan af langs de Moershoofdeweg (vermeld in 1417), om rechts te zwenken
naar Middeldorpe. Deze plaats werd in 1572 Bareldurp genoemd en in 1646
Bertheldorp; maar in 1500 lezen wij reeds Bertholsdorpe en zelfs Baertholfs
meekin (1453), zodat de naam wel zou kunnen herinneren aan de aloude familie
Bertholf, die hier al vroeg veel goederen bezat.
Wij sturen verder naar het zuiden op Celie aan, doch laten niet na een blik te
werpen op het merkwaardige Verheckekruis, dat zich onderweg in de beek bevindt,
op de hoek van de Vaakweg en het Roodwegelken. Hier verdronk Jan Verhecke,
senior, in 1743, toen hij laat in de avond naar huis ging, na een vergadering
van het kerk- of armbestuur bijgewoond te hebben. Hij was familie van
Kanunnik Andries.
Het Verheckekruis of «Peetjeskruis» te Sint-Laureins bij de hoek van de Vaakweg en het Roodwegelken. |
Foto: J. Valcke, Sint-Laureins. |
Op dit stenen kruis staat nog duidelijk te lezen:
"Hier is verdroncken Jan Verhecke, D'Haude, den 3 November 1743, oudt 76 jaeren.
Die dit sal lesen, wilt de ziele gedachtich wesen".
Wat verder komen wij tot vóór de Celiebrug. Het kanaal van Schipdonk werd hier
gedolven in de bedding van de oude Lieve. Al vroeg lag op Celie een brug over de
Lieve, die op kosten van de Gentenaars — als eigenaars van het water en van de
barmen — onderhouden werd. Nabij de grens van Sint-Laureins met Adegem stond
het Steentjesrabot op de Lieve.
Wij zetten onze tocht verder langs de Kochuytstraat (weerom een persoonsnaam,
vgl. met Cockuytstraat te Eeklo), dwarsen de grote rijksweg
Balgerhoeke-Sint-Laureins op de wijk Boterhoek, om een weinig verder af te
zwenken naar het noorden, de Caatsweg in. Die Caatsweg, vermeld in 1559, wordt
gevolgd tot het kruispunt met de Eerstestraat, waar wij even een slippertje
maken naar links, om in "Het Stadhuis van Zevekote" een frisse pint te kunnen
drinken. Als wij tenminste naar binnen geraken in dit landelijk herbergje,
waarvan men het bestaan in deze tijd niet meer voor mogelijk zou houden !
Nu keren wij terug naar het kruispunt, doch blijven verder rechtdoor de Eerstestraat
volgen, tot wij links de Waterstraat inslaan. Opnieuw stappen we uit op de hoek
van de Goochelarestraat, bij de Eeklose watergang, midden de moerlanden.
Van de Goochelarestraat, langs de Mandeweg (vermeld in 1647), zetten we koers
naar de Zonne, reeds in 1562 een herberg en een wijk. Intussen hebben wij het
grondgebied van Sint-Laureins verlaten en bevinden wij ons op Sint-Jan-in-Eremo.
Wij bewonderen even de prachtige Bentillekreek. Als zovele andere in dit gewest,
is ook deze kreek een grilliggevormde, schilderachtige plas, overgebleven van
vroegere overstromingen in het polderlandschap.
Verder gaat het nu in oostelijke richting, om kort vóór Bentille linksaf te zwenken naar
het mooie, stille kerkje van Sint-Jan-in-Eremo, met zijn vele oude grafstenen, dat wij
ook nog even bezoeken.
Daarmee zal het tijd geworden zijn om vlakbij, in een mooie omgeving, de inwendige mens
te versterken — naar keus en hartelust —, in de pas geopende
"Krekenpoort", waar nog lang kan nagepraat en verbroederd worden...
———————————————
Aangeboden door de
Drukkerij - Uitgeverij
VAN HOESTENBERGHE P.V.B.A.
MALDEGEM
———————————————
All about St.-Laureins
Our Meetjesland
— Table of Contents
— Find something in this Meetjesland website
MijnPlatteLand.com
Most recent update : 22-04-2021
Copyright Notice (c) 2024
Aalter
Adegem
Assenede
Balgerhoeke
Bassevelde
Bellem
Belzele
Bentille
Boekhoute
Donk
Doornzele
Eeklo
Ertvelde
Evergem
Hansbeke
Kaprijke
Kerkbrugge-Langerbrugge
Kleit
Kluizen
Knesselare
Landegem
Lembeke
Lotenhulle
Lovendegem
Maldegem
Merendree
Middelburg
Nevele
Oosteeklo
Oostwinkel
Overslag
Poeke
Poesele
Rieme
Ronsele
Sleidinge
St.-Jan-in-Eremo
St.-Kruis-Winkel
St.-Laureins
St.-Margriete
St.-Maria-Aalter
Ursel
Vinderhoute
Vosselare
Waarschoot
Wachtebeke
Waterland-Oudeman
Watervliet
Wippelgem
Zelzate
Zomergem