Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1985, 18de jaargang, nr. 2

Heemkundige wandeling door Adegem heen (11)

DE TEIRLINK

In onderhavige bijdrage willen we het hebben over "het eerste begin" zoals dat in het Adegemse landboek wordt beschreven.  Tevens biedt het ons de gelegenheid wat dieper in te gaan op de structuur en de inhoud van de bestaande Adegemse landboeken.

1. ADEGEMSE LANDBOEKEN.

Landboeken zijn in feite niets anders dan voorlopers van onze huidige kadastrale leggers.  Ze beschrijven een hele gemeente perceel per perceel.  Op hun beurt worden deze percelen in welbepaalde secties samengebracht: deze secties worden in de landboeken belopen of beginnen genoemd.

Op deze kaart zijn de 31 beginnen van het Adegemse landboek aangeduid.  Ook de beginnen van het aparte bosboek werden genoteerd.  Tot nu toe behandelden we in onze heemkundige wandelingen de nummers 6 tot en met 13.
 

De prochie Adegem was verdeeld in 31 beginnen.  Sommige ervan telden maar enkele percelen, andere omvatten er enige honderden.  De beginnen waren begrensd door bestaande straten of landwegen.

Die verdeling in beginnen treffen we reeds aan in het landboek dat in 1640-1641 werd opgesteld door landmeter Jan De Zuttere die de eerste negentien beginnen voor zijn rekening nam en Jan Van de Velde, landmeter en griffier van Zomergem, die de laatste twaalf beginnen had gemaakt.  Naast dit landboek werd dan ook nog een apart bosboek opgesteld door een zekere Roelants.  In Adegem waren er in het midden van de 17de eeuw blijkbaar nog voldoende bossen om ze te bundelen in een apart boek.

We mogen veronderstellen dat voornoemde landmeters hun werk opstelden aan de hand van nog een ouder landboek zodat de 31 Adegemse beginnen een eeuwenoude verdeling weergeven.  Deze verdeling wordt aangehouden in het landboek dat — zoals velen verkeerdelijk menen — werd opgesteld in 1765-1766.  Pas onder het Franse bewind werd van die eeuwenoude indeling afgestapt en werd de gemeente verdeeld in secties.  Toch werd bij die eerste moderne kadastrale legger, opgesteld in het jaar XIII (1804-1805) nog verwezen naar de bestaande landboeken.

Een voorbeeld moge dit verduidelijken.  De kerk en het kerkhof liggen in 1804 in de 3me section en hebben er het nummer 1072.  De oppervlakte wordt echter als nihil ingevuld: er worden dus geen belastingen op geheven.  Er wordt verwezen naar den ouden bunderbouck waar de kerk en het kerkhof het nummer 142 van het 6de begin uitmaken.  Ook hier is er geen sprake van enige belasting.  In het nog ouder landboek (1640) werden kerk en kerkhof niet eens belegerd.  In theorie is het dus mogelijk om van elk perceel de belastbare oppervlakte, de eigenaar, de gebruiker enz. te achterhalen en dit sedert 1640 tot op de dag van vandaag.

Het opstellen van zo'n landboek was allesbehalve een sinecure.  De schepenen van het Ambacht Maldegem schreven een openbare aanbesteding uit, opgesteld volgens de vigerende wetgeving van het Brugse Vrije.  Zo gebeurde dit althans voor de totale vernieuwing van het landboek in 1765.  De landmeters Jozef Francies Lammeire en Jozef Leopold Heems beede geswooren Landmeters Slands vanden Vryen kregen het werk toegewezen.  Het akkoord met Bailliu, Burghmeesters ende Schepenen werd in de extrordinaire vergaederinghe van 4 juni 1765 afgesloten.

Handtekeningen van de landmeters Lammeire en Heems
Handtekeningen van de landmeters Lammeire en Heems

Beide heren landmeters gingen niet over ijs van één nacht !  Vooreerst lieten ze zich — of dienden ze zich te laten bijstaan — door Lucas Loete, Jacob Van Quekelberghe, Paulus Geirnaert, Francies De Neve, Jacob Danckaert en Jan de Clerck, allemaal geboren en getogen Adegemnaars behorend tot de wat betere klasse en zeer waarschijnlijk elk in hun gebied op de hoogte van eigenaars, gebruikers maar vooral van de belastbare waarde van elk afzonderlijk perceel.  Voornoemde heren waren inderdaad vanwege de weth gedenomeert omme de nieuwe proprietarissen ende ghebruyckers op elcke partije van lande, samen met Heems en Lammeire, te boek te stellen.

Het was meer dan nodig dat er een nieuw landboek voor Adegem werd opgesteld, want men moest al een hele krak zijn om nog wijs te raken uit de tientallen veranderingen, verdelingen, verminderingen enz. die bij elk perceel stonden genoteerd in soms onleesbaar schrift.  Een gevolg daarvan was dat de reeks oninneembare posten in de parochierekeningen alsmaar aangroeide, zeer tot ongenoegen van de heren schepenen.

Perceel uit landboek.
 
Het eerste artikel van het eerste begin geeft ons een idee van de talrijke veranderingen die sommige percelen in de loop der jaren ondergingen.  De tekst zelf luidt als volgt:
"Item ten eersten heeft Gillis de Smet nu Simoen de havé een hofstede ghenaemt de herberghe ten houcke oost ende noort de straete, suijt de weduwe Jan de mol, west cornelis coorebijter, is groot vol landt iii C xliiii Roen (344 roen).
De veranderingen zijn de volgende:
Jaartal Naam Opp.
1709   Carel van Houtte 304 r
1710 Jan versluijs loco Carel van Houtte 40 r
1718 Pr. Maenhout van Versluijs  
1723 Willemijne Claeijs van Jan Coppens  
1737 Pr. Maenhpout hieraf 252 r
1737 Willemijne Claeijs 92 r
1751 Remi Dhavé loco Jan Van de Velde loco Willemijne Claeijs   92 r
1753 Frans Bourgoij loco Jan Van de Velde 92 r
1788 Frans D'avez loco Remi D'avé  

Bij sommige artikelen in het landboek staan er meer dan 50 veranderingen ingeschreven !
 

Alhoewel het contract in 1765 werd afgesloten werd het opstellen van het nieuwe landboek een werk van lange adem, van zeer lange adem zelfs !  In 1776, tien jaar na de toewijzing van het werk, vragen de landmeters aan de Maldegemse Schepenen op wat gouste zij beide delen van het landboek gebonden willen zien.  Op 7 september van hetzelfde jaar schrijven beide Brugse heren dat de lantsboucken ende geinserreerde caerten der prochie van Adeghem sijn ghecompleteert ende volghens Ul. orders onder de handen van Sr. Van Praet om ghebonden te worden.  De heren vragen de Schepenen experte om 't selve werck alhier te Examineren ende naer Bevint over te nemen.  Er wordt door de landmeters niet de minste difficulteyt gevreesd en ongetwijfeld zullen de schepenen voldoeninghe van onsen arbeijt laten volghen.  Een vraag om betaling van het gepresteerde werk dus.  Er wordt in het schrijven aan herinnerd dat de landmeters reeds in juli 1775 een brief aan de schepenen stuurden waarin zij beweerden dat het lang Retardement geensins van ons gedependeert en heeft nemaer t'onsen grooten nadeele uyt andere Redens is voortgecommen.  Er wordt ook gewezen op de prachtige uitvoering van het werk en op den Modiquen prijs van aenneminghe, kortom op Alle mogelijcke attentie ende arbeijt om 't selve tot Soodanighe Perfectie te Brenghen.  Besluitend menen Heems en Lammeire dan ook recht te hebben op eene genereuze gratificatie naer meriten van 't werck.

Een en ander moet toch niet zo denderend zijn geweest want twee jaar later, in 1778, vragen Heems en Lammeire de oude Adegemse bunderboeken ter inzage om erreuren te vermijden.  Bij de Maldegemse schepenen moeten er talrijke klachten omtrent het nieuwe landboek zijn binnengekomen, want de Brugse landmeters zullen cathégorique antwoorde gheven op aantijgingen waarbij zij zich gheaccuseert vinden van menigvuldighe erreuren.  De schepenen beslissen hen de oude landboeken 14 dagen ter inzage te geven.

Drie jaar later is nog lang niet alles in orde !  Op 29 mei 1781 beslissen de Maldegemse schepenen de adeghemse caerte te laeten justineren door enkele landmeters.  Op 19 juni van datzelfde jaar werd door dezelfde heren geresolveert de generaele caerte van de metinghe der prochie van adeghem berustende ten comptoire van den heer griffier Emmens vanden ambachte toe te zenden aende landmeters Lameire en Heems.

Pas op 5 april 1782 werd besloten het restant voor de ermetynghe van Adegem aan Heems en Lammeire over te maken.  De ontvanger van Adegem diende daarvoor in zijn volgende rekening een uitgave te voorzien ten bedrage van 929 gulden 17 stuivers en 3 deniers.

Precies 17 jaar na de aanbesteding viel dan toch eindelijk het doek over deze aanslepende zaak.  Het geruzie omtrent de accuraatheid van beide boeken lijkt ons meer te maken te hebben met touwtrekkerij dan met de juistheid van het werk: Heems en Lammeire leverden twee bijzonder fraaie boekdelen af met prachtige figuratieve kaarten die, naar ons lijkt, heel precies zijn getekend en de allerfijnste nuances van het Adegemse landschap weergeven.

Deze historie reveleert ons echter nog een ander belangrijk feit, namelijk de precieze datering van het landboek.  Weliswaar werd het aanbestedingscontract reeds in 1765 ondertekend, maar de boeken zelf waren pas klaar in 1776 en dat is toch tien jaar later dan iedereen tot nu toe dacht.

Het landboek van 1640-1641 (twee delen) berust op het Rijksarchief te Gent.  Dat van Lammeire en Heems wordt bewaard in het Gemeentelijk Archief van Adegem dat berust in het Maldegemse stadhuis.  Helaas is het tweede deel van dit hoogst belangrijke werk sedert 1923 spoorloos verdwenen.  Spoorloos is eigenlijk teveel gezegd, want er is precies te achterhalen hoe het van het Adegemse gemeentehuis is verdwenen.  De wijze waarop dit gebeurde is werkelijk onverantwoord te noemen !

Op 30 juli 1925 werden beide boekdelen overgebracht naar de diensten van het Kadaster te Gent.  Het gemeentebestuur had duidelijk gezegd dat deze uitlening tijdelijk was en dat de boeken binnen de kortst mogelijke tijd terug op het gemeentehuis dienden te liggen.  Het liep helemaal anders af.  Het eerste deel kwam, na herhaald aandringen terug op het gemeentehuis.  Het tweede deel echter, dat het zuidelijk deel van Adegem beschrijft, was in het bezit van landmeter COLLE die het nog nodig had.  Deze laatste overleed echter en zijn weduwe verhuisde naar Brussel.  Verschillende brieven vanwege het Adegemse gemeentebestuur aan de diensten van het kadaster leverden niet het minste resultaat op.  Is het landboek onherroepelijk verloren of zal het toch nog ergens opduiken ?  Laat het ons hopen.

Gelukkig maakten Heems en Lammeire een "kladwerk" dat praktisch identiek is aan het origineel met dit verschil dat er geen kaarten in voorkomen.  De kaart van Popp is hier dan ook de onmisbare aanvulling.  Dit kladwerk van het landboek wordt bewaard in het Rijksarchief te Brugge.  Voor de raadpleging van de Adegemse landboeken dienen er dus steeds drie Archiefdepots te worden bezocht wat bijzonder omslachtig en tijdrovend is.

Retournons à nos moutons !  Na deze wat uitgebreide en hopelijk verduidelijkende uitweiding over de landboeken keren we terug naar datgene waar het ons eigenlijk om te doen was: het eerste begin, de Teirlink genaamd.

2. DE TEIRLINK.

Het eerste begin of beloop van Adegem is eenen wyck ofte beloop ghenaempt den teirlijnck.  De Teirlink, ongetwijfeld zo genoemd naar de enigszins vierkante vorm, lag (1640) lanckst dese naervolghende straeten, oost de straete vanden houcke naer het cruijsken, suijt den herwegh, noort ende west de callestraete.  De straete vanden houcke naer het cruijsken werd in het landboekgemakshalve zo genoemd.  In de 17de eeuw spreekt men meer over de straete die loopt vanden houcke naer den malecotte muelen, of langs de straete westwaerts de meullen voorbij tot de smesse ende soo tot den hoecke.

Klik op de foto voor een grotere versie ervan.
Kaart van het eerste begin
Kaart van het eerste begin.
Toponiemen zijn zeer schaars in het noordelijk deel van Adegem: in dit eerste begin kregen slechts twee stukken land een naam: het Swart Manneken (nr. 43) en het Handt stuk (nr. 44).

HOEKE

De Hoeke is altijd een voornaam kruispunt geweest in Adegem.  Vooreerst stond er hier altijd een kapel.  Die stond er reeds op de kaart van Pourbus (1568).  Weliswaar wordt er in latere eeuwen niet veel meer over gesproken, maar de ommeganc passeerde hier toch altijd wat er op wijst dat de kapel er altijd is blijven staan.  In de dertiger jaren werd hier zelfs een volledig nieuwe kapel opgetrokken.  Nu rest er alleen nog een beeld van O.L. Vrouw van de Weg, opgericht door toedoen van enkele buurtbewoners die vonden dat hier een eeuwenoude traditie diende voortgezet te worden.

Het huis van burgemeester Wouters.  Op de plaats waar de wegwijzer staat bevond zich, tot in de jaren '60 het kapelletje van de Hoeke.  Toen dit werd afgebroken werd een beeld van "O.L. Vrouw van de Weg" in het midden van de Hillestraat geplaatst.  Dit beeld stond echter IN de weg zodat het verhuisde naar het voetpad waar het nu nog altijd staat.

De smidse op de Hoeke kon eveneens bogen op een respectabele ouderdom.  Volgens Daniël Verstraete zou het hier zelfs gaan om een van de oudste smidsen van het land.  Dank zij een rente in het bezit van het Sint-Janshospitaal uit Brugge is het mogelijk heel wat eigenaars van deze smidse terug te vinden.  Eind 13de eeuw woonde smid Voetkin hier, begin 15de eeuw was het Pieter Focke.  In 1765 was het Bernard Maenhout, tevens "paardemeester", die de smidse uitbaatte.  In de 19de eeuw treffen we er Bernard Vanderstraeten aan en de laatste smid was Kamiel Lievens.

Het lijkt bijna vanzelfsprekend dat er op dit kruispunt ook een herberg stond, De hofstede ghenaempt de herberghe ten houcke oost ende noort de straete was in 1640 eigendom van de rijke brouwer Gillis De Smet van Raverschoot die talloze herbergen op het Ambacht Maldegem bezat.  De herberg werd verkocht aan Simoen De Havé, ongetwijfeld een voorvader van de familie D'Havé die nu nog altijd een herberg op de Hoeke uitbaat.  Na Simoen kwam er een Frans D'avez (1753) en een Remi d' Avé wonen (1788).  Het stuk grond waarop deze herberg stond werd al vrij vlug verdeeld in enkele kleinere partijen.  Op één ervan woonde rond 1760 chirurgijn Bourgeois.  De woning van Francies Bourgeois stond precies op de hoek van de Hoeke.

In 1764 werd aangekondigd door een "Laet-Weten" dat er op de Hoeke een herberg te pachten viel.  Of het hier de herberg van D'Havé betreft konden we niet achterhalen:

  Men laet eenighelijck weten dat er van stonden aen te paghten is een Werck en Woonhuijs met de Erfve daer medegaende ter prochie van adegem ten houcke, genaemt den Swarten Leeuw actuelijck gebruijckt wordende bij dominicus Slock imant gadinghe hebbende om de geseijde partije te paghten tsij int geheele ofte voor dhelft om in te gaen met prima meije 1765 toecomende kan sigh addresseren aen guilliame francois pavot als maghtigh over den Eerweerden heer Canoninck moentack woonende ontrent de gaeremarct tot brugghe.

Dit zondagsgebod werd ghepubliceert binnen de phie van Adeghem sondagh den 22 julij 1764 ter plaetse ende ure ordinaire, t.t.z. na de zondagse hoogmis.  Het was Jacobus Danckaert die in die tijd belast was met het afkondigen van de kerkgeboden.

Blijkbaar zat het wetgevend werk de familie Danckaert in het bloed, want een der nakomelingen van Jacobus, Corneille Danckaert namelijk werd later de eerste Adegemse veldwachter.  Op 11 april 1796 (22 germinal jaar IV) namelijk werd Corneille door de Commission de garde champêtre nommé comme garde champêtre voor de gemeente Adegem.  Lang hield hij het niet uit, wamt reeds op 11 december 1798 (21 frimaire jaar VII) werd hij opgevolgd door Pieter De Vlieghere.

Den Swarten Leeuw hoorde in de 17de eeuw toe aan de Eeklose chirurgijn Jan Spittael.  Deze man was ook brouwer, zodat we zijn geneeskundige activiteiten eerder als een bijverdienste dienen te beschouwen.  In 1777 werd de herberg aenden houcke op 200 roeden van de kercke, den swarten leeuw die daer oock uytsteeckt, ghebruyckt ende geopent sedert twee jaeren door Pieter Van de Velde.

SPANJAARDSHOEK

We verlaten de Hoeke en begeven ons in zuidelijke richting naar de Spanjaardshoek.  Op het eerste gezicht lijkt dit toponiem vrij duidelijk: waarschijnlijk was het de plaats waar Spanjaarden gelegerd lagen tijdens de onrustige 16de eeuw.  Vermelden we enkele vindplaatsen van het toponiem:

1669:  Corneille Verloock au quartier dite den Spanaerts houck moet een rente betalen aan de heer van Maldegem au prix de une couple de poulets ou une schellinck de gros
1689:  op een stuck lant in den spaenders hoeck
1773:  100 roeden lant aen spaenjaershoek

In het Adegemse en Meetjeslandse dialect is een spaander een brok hout die overblijft nadat het hout gekliefd is.  In Adegem wordt ook wel gezegd: "Hij woont op de Spaander" waarmee dan de Spanjaardshoek bedoeld wordt.  Verder onderzoek werpt allicht meer licht op dit toponiem.

Op de hoek van de Molenstraat met de Spanjaardshoek woonde in 1759 Jan Cornelis Claijs.  De man baatte er een kamslagerswynckel uit.  Hij bezat bij zijn overlijden 33 gemonteerde weefcammen, 17 ongemonteerde, 27 die in twerck sijn met ontrent eenen bondt en alf spaens Riedt en al den camslaeghers en riemaeckershalm.

We passeren de Middellenen waar de kerk van Adegem een belangrijke partij grond bezat en komen op het Kruisken, Het lijkt bijna vanzelfsprekend dat op dit belangrijk kruispunt van de weg naar de Kruipuit en de aloude heerweg van Gent naar Brugge een herberg stond.  Meer bijzonderheden over het Kruisken en zijn molen kan men vinden in "Adegemse Hoeven" p. 125-141.

VERBRANDEN BOS

We slaan rechtsaf de Verbranden Bos in.  De Verbranden Bos verbindt het Kruisken met de Kallestraat en is zelf een stuk van de heerwegh tussen Maldegem en Eeklo.  De naam duikt slechts in het beg'n van deze eeuw in de bronnen op.  Andere "verbrande" namen in Adegem zijn:

1573:   het verbarrent velt
1572:   de verberrende sticken
1642:   de verbernde hofstede
1776:   tverbrande nieuwlant
1913:   't Verbrandsel.

Alhoewel veel van deze toponiemen gegeven zijn naar aanleiding van echte aangestoken branden willen we er toch op wijzen dat deze toponiemen evengoed een herinnering kunnen zijn van het vroegere uitbranden van graszoden (Fr. écobuage).

KALLESTRAAT

Tenslotte komen we in de Kallestraat.  Wie niet van Adegem is zal wel enige moeite hebben om deze kronkelende straat vanaf de Hoeke tot aan de oude Gentweg te kunnen volgen.  De straat is zeer lang en wordt door talrijke andere wegen gekruist.

De naam Kallestraat treffen we voor het eerst aan in een Renteboek van het Sint-Janshospitaal dat opgesteld is tussen 1294-1300: griele sturlins hout van sente ians huus L R lands ende es die ofstede daer zoe hup woent ter caluwer strate.
Andere schrijfwijzen zijn:

1300:   caelwestraete
1448:   calwestraete
1845:   te caluwestrate
1660:   callestrate

De naam komt van het Germ. "kalwa" + straat = de kale, onbegroeide straat.  Het is niet uitgesloten dat de naam afgeleid is van de persoonsnaam De Caluwé of Caluwaert die echter beiden ook "de kale" betekenen.

De Kallestraat was en is een zeer bekende straat in Adegem.  Alleen haar naam al doet vele mensen vreemd opkijken, Zo legden sommige zelfs het verband tussen de Kallestraat en de Spanjaardshoek.  Calle is het Spaans voor straat, vandaar.  Deze bewering is natuurlijk volkomen uit de lucht gegrepen, want de Kallestraat bestond reeds eeuwen voor de Spanjaarden hier ooit heer en meester waren.

Adegemse boerderij
Veel van de Adegemse boerderijen lijken op elkaar, vooral dan waar het de inplanting van de hoevegebouwen betreft.  We bemerken het woonhuis met de versieringen boven ramen en deur, het bijgebouw naast het woonhuis met daarvoor nog enige "koterijen" en tenslotte de schuur.  Naast enkele rijkere boeren woonden er langsheen de Kallestraat heel wat "keuterboerkes".

Eens woonde zelfs een burgemeester van het Ambacht in de Kallestraat, namelijk Cypriaan Crul die we als burgemeester van de Commune aantreffen in 1649.  Nu we het toch over burgemeesters hebben, op de Hoeke, waar we het daarnet over hadden, woonde er ook al eens een burgemeester, nl. Filip Wouters die in 1620 fungeerde als burgemeester van Schepenen.  Het was een rijk man, en zijn woning staat er nog steeds.  In 1645 treffen we dezelfde persoon aan als burgemeester van de Commune.  In die tijd wisselden de taken in het Ambacht wel eens meer !

De burgemeester van de Commune bezat bevoegdheid over het ganse Ambacht: hij stelde voogden aan, zorgde voor de financiën, hief nieuwe belastingen enz.  Alles in samenspraak met — en meestal op bevel van — de heer natuurlijk.  De burgemeester van Schepenen diende er voor te zorgen dat het dagelijks leven op het Ambacht vlekkeloos verliep.  Ook zat hij de Schepenen voor wanneer deze als rechters hun medeburgers dienden te veroordelen.

Vandaag de dag wonen er geen burgemeesters meer in de Kallestraat.  Wel woonden (en wonen) er nog wel zeer welstellende boeren, maar meer en meer verdwijnen de mooie boerenhoven om plaats te maken voor woningen van het zich steeds maar uitbreidend Adegem.

Typisch voor de Kallestraat en de Weide waren de arme "keuterboerkes".  Een venditie, gehouden op 7 maart 19.22 ten hove van Vital De Vos is er een markant voorbeeld van. Vital de Vos bezat eene beste werkkoe met harnas, een jaarlingrund, twee schoone zwijns, 25 hoenders en een haan.  Het landbouwalaam was ook al niet veel zaaks: een driewielkar, een ploeg, een eg, een aalstuk, een windmolen, een fourneisketel, een wan, een bascuul en een kortewaren...  Voeg er nog wat plantaardappelen bij, wat rogge en haver en je hebt het hele hebben en houden van Vital gehad.  De na-oorlogse jaren waren jaren van doffe armoede: de meeste mensen konden nauwelijks rondkomen, er werd effectief honger geleden, ook in Adegem.

Bij de faits-divers van de Kallestraat kunnen we toch niet nalaten de historie van de vondeling te vertellen.  In de steden was men het wel gewoon dat kinderen te vondeling werden gelegd, op de "buiten" was het een daad die gevoelens van afkeer opriep.  Toch kwam het wel eens een zeldzame keer voor.

Op 1 mei 1823, werd in de voormiddag door Florentina Van Hauwe een kind gevonden.  Florentina begaf zich naar haar man die op het veld werkte.  Tot haar grote verbazing zag ze in de Kallestraat jegens eenen braemhul in eenen landweg uytcommende op d'oude hairbane (= Verbranden Bos) een pakje liggen dat bewoog.  Naderbij gekomen zag Florentina dat er in het pakje een baby lag te wriemelen.  Onmiddellijk stelde ze de burgemeester en de veldwachter van haar "vondst" op de hoogte.  Consternatie allerwegen !  De burgemeester wilde zich zo spoedig mogelijk van het kind ontmaeken ten laste van enig gesticht.  De eigen armenkas had het al moeilijk genoeg om de plaatselijke behoeftigen enig soelaas te bezorgen.  Nu kwam er daar nog deze vondeling bij !

Nog dezelfde morgen werd ook pastoor Welvaert ingeschakeld.  Die doopte het wichtje: "Prima Maii 1823 circa horam decimam ante meridianam inventa est infans in Platea vulgo De Callestraete et eodem die sub conditione Baptizata quam nomina venunt Florentinam Van den Braeme cujus parentes adhuc incogniti sunt.  Suscepit Florentina Van den Hauwe".  Blijkbaar moest men niet lang zoeken naar een naam: de braamstruik bleek voldoende om het kind met de naam "Braeme" op te zadelen.

Een onderzoek bracht geen enkele supicië op eenigen parochiaen.  Wel liep het straatgerucht dat er smorgens achter den grooten steenweg van Eeclo naar Adeghem zoude gekoomen zijn een vrouwspersoon met een paksken en zeer stille gaende...  Niemand echter wist wie de vrouw in kwestie was.

Op 12 mei ontdekte men echter reeds het vrouwspersoon van het gevonden kynd.  Secretaris De Weert had na de vroegmis van een schoenmaker uit Eeklo vernomen dat er aldaer op 10 dezer aengehouden was een vrouw verdacht van een kynd te vinden geleyt te hebben.  Het betrof de Eeklose spinster Ludovica van Overmeire.  De jonge vrouw werd aangehouden en ze deed haar treurig verhaal uit de doeken.  In de vroege morgen van 1 mei bracht zij bij de molen van weduwe De Vos en dengonen van Zaman een kind ter wereld in een nabijgelegen bosje.  Ze bond de navelstreng met een stuk van haar jak af en wikkelde het pasgeboren wezentje in een bijna versleten geel achtigen katoenen neusdoek, begaf zich vervolgens naar Adegem waar zij haar kind niet ver van een arm hutteken te vinden heeft geleyt.

Huidig beeld van de Kallestraat.  De rust die van deze opname uitstraalt is maar schijn: voetgangers en kinderen dienen zeer aandachtig op de voorbijrazende auto's te letten !  Wat niet is veranderd is de breedte van de straat, onaangepast aan het moderne verkeer.

We kunnen hier enkel maar gissen naar de oorzaken die de arme vrouw ertoe gedreven hadden om tot zo'n verdrietige daad te moeten overgaan.  Armoede, de schande voor de "klap" van de mensen, schrik van de ongehuwde moeder: het zal wel allemaal een rol hebben gespeeld.

Twee maanden na de feiten kon burgemeester De Weert dan ook gerust ademhalen: Florentina Van der Braeme werd naar een Gents weeshuis overgebracht.

WEIDE

Langsheen de Kallestraat komen we ook een klein straatje tegen dat de Teirlink middendoor snijdt en uitkomt aan de Verbranden Bos: de Weide, vroeger den disch wegel genoemd.  Iedereen denkt natuurlijk dat den dis ofte armentafel van Adegem hier met eigendommen lag, niets is minder waar !  In de loop van de 19de eeuw werden er langs de Weide en langs het weggetje van de Middellenen een serie egale arbeiderswoningen gebouwd waarvan er waarschijnlijk enkele werden gepacht door het Bureau van Weldadigheid.  Voor de mensen was dat nog altijd den disch.  Deze woningen waren zo klein dat het eerder stallen leken.  De arbeiders die er huisden waren de eerste Adegemnaars die de vruchten van de industriële revolutie zouden smaken.

Er werden aan de Oude Staatsbaan ook verschillende van die wel zeer kleine woningen gebouwd.  Het kwam zo ver dat het gemeentebestuur diende in te grijpen en de minimum normen waaraan arbeiderswoningen dienden te voldoen, vastlegde.  Wel was er eerst een "nationale" wetgeving tot stand gekomen die die zaken regelde.

Hugo Notteboom

Separator

Heemkundige wandeling door Adegem 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024