Heemkundige wandeling door Adegem... (3)
Het is niet de eerste keer dat er over Balgerhoeke geschreven wordt. Reeds in
1975 schreef Wilfried Steeghers een interessante brochure over deze wijk onder de
titel: "Doorheen Balgerhoeke's oudste geschiedenis".
In deze brochure heeft hij het vooral over de eigenaars van Malecote
en over de familie Willems. Ook de grensbetwistingen tussen Eeklo en het Ambacht
Maldegem behandelt hij uitvoerig (1). In het boek
"Adegemse hoeven" werden bij de geschiedenis van de hoeve Malecote ettelijke
bladzijden aan Balgerhoeke gewijd (2).
Voor het schrijven van onderhavig artikel raadpleegden we vanzelfsprekend bovenstaande
werken en vulden die aan met heel wat nieuwe gegevens die we, her en der verspreid, in
verschillende archieven aantroffen. We moeten de lezer er wel attent op maken dat
we het hier hoofdzakelijk zullen hebben over de "Adegemse" kant van
Balgerhoeke.
Het kanaal van Schipdonk Gegraven midden vorige eeuw in de bedding van de eeuwenoude Lieve. Bij het graven ervan ontdekte men een Romeins grafveld, ongeveer op de plaats van de spoorwegbrug. |
DE NAAM "BALGERHOEKE"
In de loop van een eeuw is het toponiem Balgerhoeke meer dan eens uitgelegd. We
zochten al deze verschillende betekenissen eens op en plaatsten ze op een rijtje:
1. | In Balgerhoeke zou het woord "balfart" te vinden zijn. Een "balfart" was de plaats waar onze voorouders de verbranding van de overledenen vierden (Snellaert). |
2. | Balgerhoeke zou kunnen afgeleid zijn van "bal" = huis, woonplaats en ward = bewaker, dit naar analogie met het Engelse guard (Kervijn de Lettenhove). |
3. | Historicus Geldholf en kanunnik David bleken wel gewonnen voor wat het woord "balfart" betreft, maar gaven er een andere betekenis aan: het zou hier om een oud-romeinse belasting gaan ten voordele van de heer geheven. Die belasting zou in de wetgeving van de Franken en later door die van het graafschap Vlaanderen zijn overgenomen. |
4. | "balger" zou kunnen duiden op de bewoners van de "balga" wat betekent dat we hier te doen hebben met bewoners van ietwat hoger gelegen gronden in of aan het water gelegen (vgl. met het Nederlandse Balg en Balgoy, allebei toponiemen die iets met "omhoogrijzend land" te maken hebben) (3). |
5. | In Balgerhoeke zou "balg" gewoon zak betekenen, terwijl "were" een net
of dam tot afsluiting van water voor de visvangst zou betekenen. We zouden hier te doen
hebben met een plaats waar een zakvormige were aanwezig was (4). Balgerhoeke moet dus reeds vóór het graven van de Lieve aan een waterloop gelegen hebben, want de Lieve werd pas gegraven in 1251-1260 en de naam Balgerhoeke duikt reeds op in 1227. Dat er hier reeds vroeg een waterloop lag wordt gestaafd door de tekst" in pago Rodaninse prope fluvium maris in loco qui vocatur Hattingim" (5). Die "fluvium maris" slaat (waarschijnlijk) op de waterloop die bij Balgerhoeke lag. Ook bij de afpaling van de Keure van Eeklo in 1240 wordt geschreven dat de grens tussen de Keure en het Ambacht langs een Molengracht liep. Die Molengracht kwam van Raverschoot en stroomde, over Balgerhoeke, in de richting van de Boterhoek (6). |
6. | Nog een andere verklaring van de naam zou de volgende kunnen zijn, omwille van de spellingsvorm
"Balle verhoucke". Het toponiem zou dan bestaan uit: balwa+were+hoek, waarvan het
eerste lid dan niet "dam" maar "slecht"zou betekenen. |
Deze opname toont ons duidelijk de bouwvallige toestand van de poort van Malecote: dringende restauratie dringt zich op, zoniet stort het gevaarte in elkaar. |
We laten het aan de lezer over om uit al het voorgaande de juiste betekenis te
distilleren.
Balgerhoeke is ongetwijfeld een der oudst bewoonde plaatsen in onze streek. Dit
wordt niet alleen bewezen door de toponymie, maar ook door de aanwezigheid van
een Gallo-Romeins grafveld. Dit grafveld lag (grosso modo) ten zuiden van de
spoorweg, ten oosten van het Schipdonkkanaal, ten noorden van de hoeve Malecote
en ten westen van de huidige verkaveling.
Bij de ontdekking van dit grafveld is men allesbehalve wetenschappelijk te werk
gegaan. Tijdens het graven van het Schipdonkkanaal stootten werklui op dit
grafveld en verzamelden al hetgeen ze vonden, zonder zich verder te bekommeren
om de vindplaats. De precieze ligging ervan werd niet aangeduid en evenmin werd
een inventaris van de vondsten opgesteld. Gelukkig was er
burgemeester Neelemans van Eeklo die een deel (of geheel) de vondst opkocht en ze zo
voor het nageslacht bewaarde (7).
Waar een grafveld lag, moet ook een nederzetting en dus bewoning zijn geweest.
Waar die Gallo-Romeinen woonden zullen we waarschijnlijk nooit meer kunnen
achterhalen. In de omtrek is er geen vierkante meter grond die niet door
mensenhanden omwoeld is. Toch bevinden er zich in de omgeving enkele partijen
land waarop scherven gevonden worden. Zo b.v. in het bos van Wilfried Verstraete
langs de Oude Weg. Ook Gerard Van Vooren uit het Westeindeke maakte ons attent
op een perceel waar wel eens een scherf uit de grond opduikt. Of al deze
scherven en scherfjes wel van Romeinse oorsprong zijn lijkt hoogst twijfelachtig.
Ze zouden moeten onderzocht worden door een specialist ter zake.
Nog een ander bewijs voor de aloude bewoning van Balgerhoeke is de hoeve Malecote.
Van die hoeve is reeds sprake in het begin van de 13de eeuw. In 1208 wordt een
Boudewijn van Praet vermeld in verband met het innen van tienden in dit gebied.
Diezelfde Boudewijn verpandt in 1222 zijn tienden aan het kapittel van Harelbeke.
In 1263 lag een zekere Johannes van Praet overhoop met dit kapittel. Johannes zou
bepaalde tienden geïnd hebben die eigenlijk aan Harelbeke toebehoorden.
Een overeenkomst tussen beide partijen werd gesloten "in domo dicti
j de praet milites apud balgen hoec", in het huis van Johannes bij Balgerhoeke: het
kan niet anders of men bedoeld hier de hoeve Malecote mee (8).
Het feit dat er reeds zo vroeg geruzied werd om tienden bewijst dat Balgerhoeke
reeds vroeg ontgonnen werd.
TIENDEN ROND BALGERHOEKE
Het getwist ging hem over de "balgherhoucksche thiende", zeer
uitgestrekt en verdeeld in 5 wijken (9). De tiende strekte zich
uit langs de Molenstraat in Adegem, tot aan de Lieve. Langs de Lieve ging het naar
het noorden tot aan Steentjes, van Steentjes langs de Moerwege over de Hillestraat tot
de voornoemde Molenstraat op de Spanjaardshoek.
De poort van de hoeve Malecote zoals die eruit zag na de verwoestingen van de oorlog 1914-1918. |
De derde wijk van deze tiende heette de "balgherhoucke thiende". Deze lag
tussen de "moerweghe straete" en "den heerwech die van de
cruuswech naer balgherhoucke loopt". De "cruuswech" was het kruispunt
van de heerweg, de Moerwege en de Hillestraat. In deze wijktiende placht "den
oliemeulen te staene".
De vierde wijk was "de groote thiende daer malecote inlicht ende den
balgherhoucxschen ackere". Deze tiende lag tussen de straat die "vanden
coorenmuelen naer twesthende" loopt, en verder noordoost waarts "jeghens onse
vrouwe thiende duer het leen van wijlent victor de ketelbotere, schietende
aehter een gracht tot op den waterganck alsoo keerende oostwaert achter
denselven waterganck crom en drayende tot up doorenkens rabot". Dorekens rabot
lag op ongeveer 840 meter ten zuiden van de (oude) Balgerhoeke brug, op de plaats waar nu
twee woningen staan langs het kanaal. Dat wordt daar nu de Kom genoemd, omdat het
water een soort kom uitschuurde achter het rabot. Toen de Lieve van langsom meer in
verval raakte en scheepvaart onmogelijk werd was dit Dorekens rabot het enige dat nog ietwat
werkte. In het begin van de 18de eeuw werd een aarden dam over de
Lieve geworpen om het water toch maar op peil te kunnen houden. Men sprak dan van de
Bovenlieve en de Nederlieve (10). In de zomer van
1683 werd, om reden van "troubelen van oorloghe" de Kom in de Gentse Lieve op
bevel van de Gouverneur van Damme doorgestoken waardoor de Lieve nagenoeg leegliep en alle
scheepvaart op de Bovenlieve voor maanden onmogelijk werd (11).
Van Dorekes rabot schoot de tiende "noortwaert achter de ghentsche lieve tot
jeghens het braemstick daer dese thiende over de ghentsche lieve schiet daer den
paelsteen placht te staene" (zie
kaart I). Die paalsteen bevond zich ter hoogte van de nieuwe brug, op de oostkant van
de Lieve. Van de paalsteen ging het verder in noordelijke richting "ten halven
huuse daer wijlen pauwels van kersbilck ghewoond heeft". Vanaf het
huis van Van Kersbilck volgde de tiende dan de heerweg in westelijke richting
"tot ten drywech daer den oliemeulen placht te staene".
Die "drywech" was het kruispunt van de heerweg met "de straete die vanden
oliemuelen naer den coorenmuelen" liep, de Oude Weg dus. De vijfde wijk van de
tiende lag eveneens op Balgerhoeke: de "leenthiende" werd deze wijk genoemd.
Hij begon aan "balgherhoucke brugghe, up de noortzijde van de moerweegstraete commende
tot up den houck van steenkens straetken". De steentjesstraat werd gevolgd tot
aan het rabat. Men volgde dan, op de oostkant van de Lieve "den barm" tot aan
een "waeterganck". Die beek werd gevolgd tot op "den leempat" die
zuidwaarts liep naar de hoeve waar Christiaen van Peperzele woonde. Van die hoeve kwam
de tiende dan weer op "den halven huuse" van Pauwels van Kersbilck.
BEWONERS VAN BALGERHOEKE (12)
(de cursiefgedrukte cijfers verwijzen naar de kaarten I en II)
Op de oostkant van de Lieve en ten noorden van de Balgerhoekstraat stonden, langsheen de
barm van de Lieve, twee huisjes.
In het meest noordelijke, "een hofstedeken metten lochtynck daer achter, west de
Lieve" woonde Pieter Truye in 1642.
In 1612 stond dit kleine huisje (evenals het volgende) er nog niet: het was een
blok land "ligghende vague, streckende tot an trabot te balgherhoucke, zuyt den
voetwegh". Na Pieter Truye vonden we nog volgende eigenaars of bewoners:
1693 : | Charel van Damme (tot everghem) |
1727 : | Jan Imschoot |
1735 : | Jan Zutterman |
1740 : | Thomas vanden Meerleer |
1766 : | Willem Lievens. Met deze Willem Lievens was het zeer "sober" gesteld. Het huisje was het enige dat hij bezat. Toen Willem overleed bleef zijn weduwe achter met twee minderjarige kinderen. Haar beroep was spinster. (1) |
Iets ten zuiden van dit huisje stond nog een kleine "doening" tegen de barm. Op het zuideinde ervan liep een voetweg in oostelijke richting naar Eeklo toe. Op dit lapje grond, nauwelijks 75 roeden groot, woonden achtereenvolgens: (2)
1612 : | Thomas van Peenen |
1701 : | Jan van Himschoot |
1731 : | Pieter Himschoot, fs Adam |
1766 : | Pieter Himschoot. Pieter Himschoot was, evenals zijn broers Henri en Louis, schipper van beroep. |
Ten zuiden van de voetweg komen we dan aan de hoeve waar Christiaen van Peperzele woonde "commende met de noorteynde jeghens den voetwegh, daerof dat den oostcant licht op Eecloo". (3) In de zuidwesthoek van deze hoeve had, in de 16de eeuw, een hoge populier gestaan die dienst deed als grensboom. Nu stond daar een schuur op de grens. Bij het afbakenen van de grens in 1619 wisten enkele "hauderlynghen" in het bijzijn van de Baljuw, Burgemeester en Schepenen van zowel Maldegem als Eeklo nog heel goed te zeggen hoe de scheiding tussen beide jurisdicties hier verliep. Die oude mensen leidden landmeter Simon Provoost naar het zuideinde van de schuur "alwaer dat er ghestaen heeft een en grooten popelhieren boom". Op de westzijde van die boom lag de "jurisdicxtie van Maldeghem", op de oostzijde de "jurisdicxtie van Eecloo". De scheiding liep dan verder in rechte lijn naar een doornstruik die op de noordkant van de Balgerhoekstraat stond.
KAART I (naar de atlas van de Lieve, SAG) Deze kaart toont ons de bewoning van de wijk zoals deze eruit zag in het begin van de 18de eeuw. De getallen verwijzen naar de tekst. |
Na Christiaen van Peperzele (1612) woonden hier nog achtereenvolgens:
1714 : | Jan Himschoot |
1731 : | Pieter Himschoot, fs Adam |
1762 : | Jan Goossens Naast dit huis pachtte Jan Goossens nog 8 gem. 9 lijn. en 10 roeden land van "die van de Lieve". |
1773 : | Martinus Dhaenens |
1776 : | Pieter Dhaenens |
In 1782 werd de hoeve in twee verdeeld: Cornelis Matthijs kocht er 100 roeden van
terwijl de rest eigendom bleef van de weduwe van Judocus Himschoot. Het stuk
dat de weduwe in eigendom bezat kwam tenslotte in handen van Bernard Matthijs.
Die Bernard Matthijs, "marchand", was gehuwd met Isabella Keersbilck.
Rond 1790 telde het gezin 4 kinderen terwijl hun vader, kleermaker Jacques Matthijs,
bij het gezin inwoonde. Ook Cornelis Matthijs, de eigenaar van de 100 roeden was
handelaar. Zijn echtgenote heette Isabelle de Smet.
Op de noordkant van de Balgerhoekstraat stond er in 1612 slechts één "woning
aenden voet vande brugghe". Joos Sierens woonde er toen. (4)
KAART II (naar het Landboek van 1766) In de loop van een paar eeuwen is er op de wijk Balgerhoeke niets veranderd, behalve enkele huizen die er bijgekomen zijn. |
De 370 roeden die Joos hier in eigendom had werden verkaveld en veranderden
zoveel van eigenaar dat het ons te ver zou leiden al die wijzigingen op te
sommen.
In 1766 woonden in de "diversche erfven met de huysen" volgende personen:
Pieter Coddens.
Pieter Coddens, die tegen de brug woonde, was herbergier. In feite baatte hij een soort "geheim" café uit: "hout cantine zonder weth ofte iemant gekent te hebben" (13). Een dochter van Pieter huwde met Jan Stroo. Zij hielden de herberg verder open. Weduwe Pieter Himschoot (5) Aernout Simoens (6) Matthijs Verstraete (7) Lucas Verheecke (8) |
Op de zuidkant van de straat (tussen de Lieve en de straat naar Eeklo) zag de
bewoning er als volgt uit:
De woning van Ghyselbrecht de Smet "een partie behuust streckende lancxt de Lieve
tot balgherhoucke brugghe" (1612) werd in 1642 bewoond door Pieter Jonckheere.
Gillis Himschoot woonde er in 1766. Gillis, wever van beroep was gehuwd met Regina
De Wilde. Het paar had 7 kinderen. (9)
Naast het huis van Ghyselbrecht de Smet stond de herberg van Pieter de Muynck
(1612), waar achtereenvolgens woonden: (10)
Gheraert van Renterghem (1632),
Jacques Heye (1642), Jacobus Simoens, Jan Braet (1728) en Jan Himschoot (1770).
De lezer zal ongetwijfeld reeds opgemerkt hebben dat de familie Himschoot een
echte Balgerhoekse familie moet zijn geweest: ze komen er in de 17de en 18de
eeuw overtalrijk voor.
Het laatste huis op de zuidkant van de Balgerhoekstraat, "cum oost zijde aende
straete die naer Eecloo leyt, den paelsteen ten noortwesthende van het huys op
de straete staende" werd bewoond door Adam Dyserinck (1610), Jacques Dercke,
Pauwels Keirsbilck en Carel Simoens. Omstreeks 1750 werden er van één twee
woningen gemaakt. In de ene woonde Pieter Geernaert, (11) de laatste werd
bewoond door Pieter de Bruyckere: (12) Ten zuiden van deze huizen lag een groot
stuk land, den "braem bilck" genaamd.
We kunnen nu eindelijk de Lieve oversteken. Waar nu de woning van de sasmeester
staat woonde Pieter Dilbeke in het begin van de 17de eeuw. (13)
Verder woonden er:
1692: Arnout de Bree 1733: Lieven Himschoot 1737: Lieven van Damme 1757: Jan Immesoete 1780: Jozef Lippens. |
Aan de overkant van de heerweg, tussen de heerweg en de Moerwege, woonde in 1612 Lieven Wouters "met een hofstede recht over de brugghe tot balgherhoucke tusschen de twee straeten breet voor de brugghe 11 roeden en 10 voeten sonder te weten het gescheet van achter". (14)
Gillis Dhaenens woonde hier ook een hele tijd, en in 1763 kwam Judocus Tytgadt hier
wonen: er stonden daar toen reeds een brouwerij
en herberg die de naam "de goude croone" droeg. Van deze herberg wordt in
1779 gezegd dat hij reeds bestond "van alle houde tyden echter zonder octrooi".
Rond 1790 was het de "veuve Josse Tytgadt, brasseur" die de zaak verder uitbaatte,
samen met haar zoon Francies. Ze werden geholpen door twee knechten: Pieter de
Bruyckere en Pieter van de Casteele, en een meid: de 14-jarige Catarina De Rycke.
Begin vorige eeuw was het Francies die de zaak beheerde. Francies was gehuwd met Johanna
Theresia De Reu. Het gezin telde vier kinderen:
Pieter-Francies, Serafien, Maria-Theresia en Sofia. Pieter van de Casteele was
er nog altijd knecht, samen met de 16-jarige Francies Vermeersch. "Servanten"
waren Johanna Verstuyf, 24 jaar en een zekere Livine, 14 jaar.
De hoeve ten zuiden van deze brouwerij was eveneens eigendom van de familie Tytgadt.
De familie Tytgadt hoorde tot de meest begoede families van Adegem. Ze waren verwant
met de families Willems, Van de Velde, De Weert en De Rycke: allemaal namen die in Adegem
klonken als een klok.
Een derde hoeve tenslotte stond ten noorden van de "moerweeghstraete", (15)
nu de Kleine Moerwege. Calleken Claeys woonde er in 1612 op het "hofstedeken met
den lochtynck". In 1642 vinden we als bewoner een zekere Livinus Verstrynghe.
Hij bezat de hoeve bij "erfachtighen cheyns van die van de Lieve". De familie
Verstrynghe bleef op de hoeve wonen tot in de 19de eeuw. Een der laatste Verstrynghes
die hier woonde was Francies, gehuwd met Isabelle D'Hurter.
Van al deze woningen bleef er na het graven van het Schipdonkkanaal niet veel meer over.
Verscheidene dienden afgebroken te worden en de families moesten verhuizen (zie fragment kaart
Popp, midden 19de eeuw).
Bij de bewoners van Balgerhoeke mogen we zeker Adrien Banckaert niet vergeten te vermelden.
Deze Adrien was omstreeks 1790 schoolmeester op Balgerhoeke. Noch zijn eigen woning, noch
de ligging van zijn school konden we tot nu toe achterhalen.
In het begin van de 19de eeuw breidde de bevolking zich ook hier geweldig uit. We vonden
Bernard Matthijs als wagenmaker, Filips Dhaenens als schrijnwerker, Ange De Baets als bakker,
Francies Claeyssens als herbergier, Armand De Wever als klompenmaker, en verder nog heel wat
wevers, werklui en landbouwers, waaronder de zeer welgestelde familie Willems.
DE PAROCHIE ADEGEM EN HET ONTSTAAN VAN DE PAROCHIE BALGERHOEKE
(14)
Het oprichten van de parochie Sint-Antonius was voor de Adegemse leden van de
kerkraad een zaak die ze met lede ogen aanzagen. Op Balgerhoeke woonden heel
wat rijke families die parochiaal bij Adegem hoorden en de kerk (soms) genereus
steunden. De nieuwe parochie zou voor Adegem een belangrijke financiële
aderlating betekenen.
Op 4 maart 1900 bespreekt de Adegemse kerkraad een brief van de Gouverneur van
Oost-Vlaanderen "handelende over het inrichten van ene Proosdij op 't gehucht
Balgerhoeke". In die brief werd naar de mening van de kerkraad gevraagd.
De Adegemnaars antwoordden de gouverneur dat de Adegemse kerk ruim genoeg was,
dat ze slechts in 1842 gebouwd was en slechts op 2250 meter van Balgerhoeke was
gelegen. De verbindingen tussen Adegem-Dorp en Balgerhoeke waren uitstekend:
in 10 à 15 minuten stond men in Adegem. Het was dus onnodig een parochie op
te richten op de wijk Balgerhoeke.
Onder impuls echter van enkele voorname ingezetenen van de wijk bleef men, zowel
bij geestelijke als bij wereldlijke overheden, aandringen om toch maar de parochiale
zelfstandigheid te bekomen. In 1899 had het "ingerichte comiteit"
reeds een plan laten maken "aanduidende de plaatselijke ligging volgens de
mening van het comiteit van de ontworpen kerk van Balgerhoeke, gedeeltelijk Eeklo,
Adegem en Sint-Laureins. De ontworpene kerk zoude eene afstand hebben van
4110 meters van de kerk van Eeklo, 4270 meters van de kerk van Sint-Laureins en
2250 meter van die van Adegem". Op dit plan kon men zien hoe uitgestrekt
de nieuw te stichten parochie wel zou zijn. Adegem verloor een flink deel van
zijn gebied en het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat het kerkbestuur zich
met alle macht tegen de nieuwe parochie verzette.
In Balgerhoeke echter zat een doordrijver, nl. Petrus Piessens. Deze
landbouwer-handelaar, tevens gemeenteraadslid van Eeklo, liet niets onverlet om
een zelfstandige parochie te bekomen. Jarenlang was Petrus zelfs lid geweest
van de Kerkraad van Adegem !
Op 11 december viel er een nieuwe brief in de bus van de Adegemse pastoor
Verhaeghen. Niet alleen de Gouverneur, ook de arrondissementscommissaris en het
Adegems gemeentebestuur wilden nog eens duidelijk weten, hoe men over de nieuwe
parochie dacht.
De kerkraad was wat voorzichtiger geworden. Wetend dat er toch niets meer aan te
doen was en ondanks het feit dat men de noodzaak van een nieuwe parochie niet
inzag, "stemt den Raad er nochtans in toe eene kerk op te richten op het gehucht
Balgerhoeke".
Men stelde echter volgende voorwaarden:
1. | "dat er slechts spraak zij van ene Proosdij" |
2. | "dat de gronden der beide gemeenten Adegem en Eeklo tot scheidingslijn
dienen" Als men weet dat de grens van Adegem Balgerhoeke in twee snijdt betekende deze voorwaarde dat het weinig zin had een parochie op te richten. |
3. | "dat de kapel of kerk in de nabijheid der school geplaatst wordt" |
4. | "dat er geene gronden, hofsteden of huizen met de parochie Eeklo vereenigt worden" |
5. | "dat de bepaalde plaats voor de kerk op het omschrijvingsplan slecht gekozen
is tegen de vaart, alswaar er dagelijks veel beweging
is, ook het stinkend water door den waterval aan de brug (toen ook al !)
veroorzaakt uitwasemingen die koper en zilverwerk in de kerk zullen aantasten en
beschadigen. Verders is het slechts op 10 meters afstand van het grondgebied van
Adegem". |
Ook dit beeld treft men nog aan langsheen het kanaal. Het stamt nog uit de tijd van "Pour les flamands..." |
Adegem wilde de kerk dus zo ver mogelijk van haar grondgebied verwijderd zien.
Waarschijnlijk als gevolg van deze strenge voorwaarden, opgesteld in zijn afwezigheid,
gaf Petrus Piessens in 1902 zijn ontslag als lid van de Adegemse kerkraad. Hij
vond de voorwaarden beslist onredelijk.
Ondanks alle tegenstand werden de parochie en de parochiekerk toch een werkelijkheid.
De "lijdensweg" voor Adegem was echter nog niet ten einde !
De "Verdeeling van de roerende en onroerende goederen der kerk van onze
plaatselijkheid" liep ook niet van een leien dakje.
Op 23 november 1902 besliste de Adegemse kerkraad deze verdeling met klem af te wijzen,
op basis van volgende argumentatie:
1. | Gezien de kerk zich op Eeklo bevindt, en 3/4 der inwoners op Eeklo wonen moet de stad Eeklo het grootste deel bijdragen. |
2. | De overige inwoners bevinden zich slechts op een afstand van 10 à 20 minuten van Adegem en werden "tegen wil en dank van kerk- en gemeentebestuur afgenomen". |
3. | Om de bouw van de nieuwe kerk van Adegem te bekostigen heeft men in 1842 "in ongunstige omstandigheden" veel kerkgoed moeten verkopen waardoor de kerk zeer verarmde. |
4. | Het zijn de gemeentebesturen die moeten zorgen voor de ontoereikendheid der
geldmiddelen. Eeklo verleende in 1842 ook geen hulpgeld aan Adegem "welke kerk nochtans allenlijk vermeerderd is ten voordele van Balgerhoeke", en nu zou Adegem moeten bijdragen voor Eeklo ! |
5. | De afscheiding op zich betekent al een groot verlies voor Adegem. Alleen reeds het stoelgeld is met een 6 à 700 fr. per jaar verminderd, zonder dan nog te spreken van de lijkdiensten, huwelijken, enz. |
6. | Adegem zit met de herstelling van het orgel, met de restauratie van een schuur op de boerderij in het Westeindeken. Men vindt nauwelijks geld om deze dringende werken te laten uitvoeren. Zelfs het witten der kerk, het schilderen der altaren, plafonds, plaats der doopvont en andere geestelijke noodwendigheden kan men wegens geldgebrek onmogelijk beginnen. |
7. | Nooit is er een fondatie gebeurd ten voordele van Balgerhoeke ! (wat moeilijk kon, aangezien er geen kerk was !). |
8. | Ten laatste: Adegem heeft nooit ingestemd met de oprichting van een kerk te Balgerhoeke. |
In Balgerhoeke wimpelde men deze bezwaren als niets ter zake doende af.
Tot in maart 1903 bleef men in Adegem bovenstaande standpunten verdedigen.
Weerom diende de Gouverneur van Oost-Vlaanderen zich met deze zaak te bemoeien.
Op 8 juni 1903 vroeg hij:
1. | een staat van verhuring en verpachting der kerkgoederen |
2. | de renten en de intresten van kapitalen |
3. | de gestichte diensten en jaargetijden. |
Aan punt 1 en 3 kon voldaan worden en "Daar de Kerkfabriek van Adegem geene
renten en intresten van kapitalen bezit, kan zij er geene staat bijvoegen".
In september 1903 schrijft de gouverneur: "Handelend over het gevoelen door de
diocesane overheid uitgedrukt dat de verdeeling der kerkgoederen van Adegem moet
gebeuren volgens de gebruikelijke rechtspleging ten gevolge van de oprichting
van de hulpkerk van Balgerhoeke".
Het enige wat van de brouwerij Tytgadt overbleef is deze enorme beuk, de rest is met de grond gelijk gemaakt. |
Maar nog steeds meende men in Adegem niet verplicht te zijn ook maar iets te
verdelen. Het beloofde, na een moeilijke geboorte, een nog moeilijker scheiding
te worden.
Als teken van goede wil liet men Balgerhoeke tenslotte weten dat men een partij land, groot
170,90 aren en gelegen op de Boterhoek bij Sint-Laureins, ten geschenke wil geven.
Het land was geschat op een waarde van 3100 frank. Dit
"geschenk" wordt in Balgerhoeke als een lachertje afgedaan.
Tenslotte gaan de leden van de kerkraad van Adegem aan het cijferen ! In december
1905 laat men de kerkraad van Balgerhoeke inzage nemen van dit cijferwerk. De
goederen van de Adegemse kerk worden op 62.700 fr. geschat, zonder aftrok en
niet NA aftrok.
Al die goederen zijn nog niet onderworpen aan verdeling ! Van die 62.700
fr. dienen afgetrokken te worden het legaat dat Ridder Stroo gaf aan de Kerkfabriek
van de gemeente Adegem en dus zeker niet aan Balgerhoeke dat op de gemeente Eeklo lag.
Dit legaat is daarbij belast met een jaargetijde en de uitdeling van 150 kg fijne
tarwebroden. Ook het legaat van Dominicus Lippens moet buiten de verdeling blijven,
want het is eveneens belast met een jaargetijde en uitdeling van brood. Blijft dus:
67.200 fr. - 44.350 fr. (legaat Stroo) 1600 fr. (legaat Lippens) = 16.750 fr.
Die 16.750 fr. zijn dan nog bezwaard met een last van 95,75 fr. voor jaargetijden, missen,
brooddelingen enz. Er dient nog eens 25 fr. bijgevoegd "voor de wisselvalligheden
des tijds". Dus: 95,75 fr. + 25 fr. = 120,75 fr. aan 3% is gelijk aan een kapitaal
van 4000 fr.: 16.750 fr. - 4.000 fr. = 12.750 fr. te verdelen.
Vóór de scheiding telde de parochie Adegem 4.300 inwoners. Daarvan zijn er omtrent 700
aan Balgerhoeke gegeven. Het cijfer van 827 door Balgerhoeke opgegeven is niet juist:
de telling is lang NA de scheiding gedaan. De
afgescheiden inwoners van Balgerhoeke bedragen dus 1/6 deel van die van Adegem:
12.750 fr.: 6 = 2125 fr.
Het besluit van deze alleszins voordelige becijfering voor Adegem is:
"De Kerkfabriek van Adegem is bereid aan de Kerkfabriek van Balgerhoeke als
bruidsschat. te schenken de som van 2125 franken".
Het spreekt vanzelf dat men in Balgerhoeke met bovenstaande oplossing van het
vraagstuk niet akkoord was !
Na heel wat schrijven en wrijven kwam er dan toch een akkoord, in oktober 1908 !
Adegem moest 8.000 fr. aan Balgerhoeke "schenken". De kerkfabriek leende
dit bedrag tegen een intrest van 3,25% aan de Burgerlijke Godshuizen.
Met deze overeenkomst was de volledige scheiding een voldongen feit.
NOG ENKELE WETENSWAARDIGHEDEN...
Een belangrijke verbetering voor Balgerhoeke was het graven van de het kanaal
van Schipdonk, waardoor scheepvaart mogelijk werd tot op deze wijk. Ook de
aanleg van de spoorlijn Eeklo-Brugge lokte heel wat nijverheid naar Balgerhoeke.
Tientallen mensen vonden werk in de fabriek van de familie Standaert, in de
bouwmaterialenhandel van de familie Van den Braembussche en nog in enkele andere
bedrijven.
De ontwikkeling van het wegverkeer is er mede de oorzaak van geweest dat heel
wat bedrijven die vroeger aangewezen waren op de scheepvaart Balgerhoeke hebben
kunnen verlaten. Vooral het omleggen van rijksweg nr. 10 (Brussel-Oostende)
heeft de wijk wel meer rust, maar minder nijverheid geschonken.
In 1933 telde men op deze rijksweg een gemiddeld vervoer van 1406 voertuigen en
867 rijwielen (ongeveer twee à drie wagens per minuut !). In 1938 waren
deze cijfers opgelopen tot 2298 voertuigen en 2323 fietsers.
Daar het algemeen tracé van deze weg erbarmelijk was en het dwarsprofiel bijzonder
gebrekkig besloot de regering deze belangrijke verkeersweg te
moderniseren. De laatste grote beurt die deze weg had gekregen dateerde nog
uit de Oostenrijkse tijd, rond 1780: toen werd de weg gekasseid.
In 1938 werden bochten rechtgetrokken, centra en overwegen vermeden. Om deze
werken te verwezenlijken dienden heel wat kunstwerken gebouwd te worden: een
brug te Waarschoot over de Lieve, een viaduct over de spoorweg te Maldegem en
een brug over het Schipdonkkanaal te Balgerhoeke.
De studie voor de bouw van deze brug werd uitgevoerd door de "bijzondere Dienst
voor Kunstwerken" te Brussel. Vooraleer met de bouw van de brug te
beginnen werden op beide oevers van het kanaal grondboringen verricht waaruit bleek
dat de hele constructie diende te rusten op een Franki-paalfundering.
Daar het kunstwerk schuin over de vaart komt - hoek van 44° - opteerde men voor
een bovenbouw in gewapend beton; redenen van estetische aard speelden ook een rol bij
de keuze van het materiaal. De brug omvat 5 overspanningen en heeft een lengte
van bijna 150 meter. De breedte van de rijweg is 9 meter. De vroegere
wegbedekking bestond uit kasseien.
De aanbesteding vond plaats op 30 december 1936: het laagste bod werd gedaan
door de "Firma technique et travaux": 4.876.765,25 fr.
Op 10 september 1938 was het kunstwerk af (15).
Nog geen twee jaar later, op 24 mei 1940 werd de nieuwe brug opgeblazen. Een
eerste ontploffing vernietigde ze slechts gedeeltelijk zodat een tweede
ontploffing omstreeks 13.45 u. de brug totaal vernielde.
De spoorwegbrug was op dezelfde dag omstreeks 9 uur 's morgens vernietigd.
De sasbrug kon men niet laten springen omdat daardoor het kanaal zou
leeglopen wat het naderen van de vijand zou bespoedigen. Men vernietigde dan maar,
aan beide zijden van deze brug, het wegdek (16). Bij een bezoek
aan het "slagveld" om en rond Balgerhoeke meende een kolonel dat men maar beter
de sasbrug ook had
laten springen: de Duitsers zouden het veel lastiger gehad hebben het kanaal over te
steken door de modder dan met hun bootjes over het gladde wateroppervlak.
Over de oorlogsgebeurtenissen te Balgerhoeke is het laatste woord nog niet
geschreven.
We besluiten dan ook deze bijdrage over het oude en nieuwe Balgerhoeke met de
hoop dat een echt Balgerhoekenaar eens de oorlogsgeschiedenis van zijn parochie
zou schrijven, want het leed dat hier geleden werd is niet te onderschatten.
Hugo Notteboom
__________________________ | ||
(1) | W. Steeghers, Doorheen Balgerhoeke's oudste geschiedenis. Te verkrijgen bij de auteur. | |
(2) | Notteboom Hugo, Oude Adegemse Hoeven, 1982, p. 39-66. Te verkrijgen bij de auteur. | |
(3) | J. De Vries, Woordenboel( der Noord- en Zuidnederlandse plaatsnamen. | |
(4) | M. Gysseling, Bijdrage tot Eeklo's middeleeuwse toponymie in "Het Koninklijk Atheneum viert zijn tweede lustrum". | |
(5) | C. Tavernier-Vereecken. Gentse Naamkunde van ca. 1000-1253. Een bijdrage tot de kennis van het oudste middelnederlands, 1968, p. 329. | |
(6) | L. Stockman. De afpaling van de Keure van Eeklo in 1240. Appeltjes van het Meetjesland, 22 (1971), p. 113-120. | |
(7) | Over dit Gallo-Romeinse grafveld vindt men meer bijzonderheden bij: | |
— | De Clippele L., Het Gallo-Romeins grafveld te Balgerhoeke in Hand. van de Maatsch. voor Gesch. en Oudheidk., nieuwe reeks, XXII (1968), p. 104-144. | |
— | Jaarboek van het Congres van het Oudheid- en Geschiedkundig verbond van België, nr. 25 (1925), p. 94-95. | |
— | W. Van der Biest. Gallo-Romeinse voorwerpen uit Brugge en ommelanden. Wet. in Vlaanderen, nr. 4, januari 1937, p. 51. | |
(8) | Rijksarchief Kortrijk. Kerkarchief Harelbeke, 209. | |
(9) | Archief Bisdom Brugge, reeks F-5: Adegem, 12 november 1653. | |
(10) | RAB, Kaarten en Plans, 1. | |
(11) | Stadsarchief Eeklo 1370/11 en De Eik, jrg. 5, nr. 1. | |
(12) | Voor de bewoning gebruikten we volgende archiefstukken: | |
- | RAG, Adegem, oud archief, 3: Landboek 1642. | |
- | idem, 4: "Corte verhoofdynghe van alle de ghebruyckers der prochie van Adeghem (begin 18de eeuw-1790). | |
- | idem, 5: "Hoofdynghe van elkcx ghebruyck..." | |
- | idem, 134: "Tableau concernant... l'an 4". | |
- | idem, 133-2: Bevolkingsregister 1 november 1818. | |
- | Gemeentelijk Archief Maldegem, Archief Adegem, Landboek 1766. | |
- | RAB, Ommeloopers Mastdagh, 773-787, Ommeloper Adegem 1766. | |
- | SAG, reeks 529/5 en reeks 98/11. | |
(13) | RAG, Ambacht Maldegem, 603, Resolutieboek. | |
(14) | Parochie archief Adegem, Resolutieboek, 1879-1907. | |
(15) | Nota betreffende de nieuwe brug te Balgerhoeke, in Tijdschrift der
Openbare werken van België, 1939, 4de afl., p. 643-652. Verbeteringswerken aan Rijksweg nr. 10 tusschen Gent en de grens van West-Vlaanderen. Nota van J. Haché, in: idem, 1940, 1e afl., p. 76-83. | |
(16) | George E. Spittael, Duel aan het Schipdonkkanaal, p. 54 e.a.
|
De persoon die het grootste aantal nieuwe leden aanbrengt tijdens 1982 en dit tot 1-10-1983, krijgt als beloning een kunstmozaïek ter waarde van 7.000 frank.
Deze mozaïek vervaardigd door Gino Tondat, die 4 jaar leerling was aan de
Italiaanse Mozaïekschool te Spilimbergo in Italië, wordt aan de betrokken
persoon overhandigd tijdens de fototentoonstelling die zal plaats grijpen einde
1983.
Heemschut Ons Meetjesland
Heemkundige wandeling door Adegem 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12
Vorig artikel: Beeld in nis, Oostmolen, Ursel |
Inhoud van 1982, jaargang 15 |
Volgend artikel: Voor en tegen het graven van het Leopoldskanaal |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024