De Koninklijke Harmonie Ste Cecilia Bassevelde 1805 - 1930

1805 - 1930 De Koninklijke Harmonie Ste Cecilia Bassevelde

Het muziekgezelschap van Bassevelde, dat heden den naam draagt van "KONINKLIJKE HARMONIEMAATSCHAPPIJ Ste CECILIA" en de vaderlandsche leus "EENDRACHT MAAKT MACHT" in zijn schild voert, is ontstaan in den schoot der kerk en werd "opgeregt ter vermeerdering van de Godelijke glorie, binnen de commune van Bassevelde, den 22 van slagtmaand (november) 1805".

In den beginne was het bijna uitsluitelijk een soort van broederschap of congregatie die, op de groote feestdagen van 't jaar, het Allerheiligste "met of sonder lantaern" vergezelde en zich, op het "orchest" onledig hield met het zingen van psalmen en kerkliederen.  Dat dit het doel was der stichters is klaar te lezen op het titelblad van het eerste "resolu­tieboek" in pronk­schrift neerge­schreven aldus opgesteld: "Niets zoo ter herten nemende dan de Godelijke Glorie en luijster van onzen roomsch-Catholijken godsdienst, en wel bijzonderlijk in het uitgalmen des lofs van D'Albespieglend' oog en Opperwezen, hebben d'onder­schreven ingezetene der commune van Bassevelde, met verlof en kennis van de zeer eerweerde heeren pastor en onderpastor, geresolveert ende vastgestelt op te regten en te formeren een Broederschap van de Edele Maget ende Martelaeresse Cecilia".

Benevens het plaatselijk belang dat de geschiedenis dezes gezelschaps oplevert is zij een bewijs hoe, met Napoleon, de godsdienstgeest van ons volk, gedurende het Schrikbewind zoo hevig onderdrukt in al zijne vrijheden, zich weer lucht kon geven en zich, onder alle vormen, en wel niet allerminst in het herstichten van uiteengeroeide genoot­schappen, inderdaad lucht gaf.  Meteen ook maakte ons volk zoodoende weder gebruik van de vrijheid van vereniging en bezigde het, zoodra het mocht of kon, zijn eigen tale, ofschoon deze, door den langen duur der vreemde heerschappij, erg verbasterd in de stand­regelen des genootschaps voorkomt.

Behalve vele boeten, staan in de oude standregelen weinig bepalingen die niet de reglementen der heden­daagsche maat­schappijen, — naar den eisch van tijd en vooruitgang degelijk veranderd, — zijn hervoor­gebracht.  Stippen wij nochtans aan dat groote stilzwijgendheid op het doksaal moest heerschen en dat "elken confrater zig op het orchestre bevindende en sprekende onnoodige inutile woorden, voor idere reijs in profîjte der Confrerie zal moeten betaelen tot een oortje.... en dat voor elke reijs uit d'een of d'ander der confraters als lafhertige voor den Goddienst zouden bevonden worden te slaepen, zij zullen gecon­damneert worden en seffens moeten betaelen tot eenen stuijver courant en in cas van ervallinge binnen de zelve misse tot zeven stuijvels gelijk geld."

Dat onze oudere Ceciliabroeders in de kerk vergaderen sluit niet uit dat zij heel verzettelijke "feestdaegen" hielden.  Immers, zeggen de oude standregelen, "na de solemnele misse op den feestdag der Heijlige Cecilia, zullen de confraters om elf ueren vergaderen in de herberg door den Directeur en de Notaben gedesigneerd, ten einde aldaer het door hun geschikte noenmaal te nemen, zig den namiddag tot memoria van den feestdag te verlustigen en er des avonds andermaal te souperen, alle welks onkosten, ter interventie van den Directeur, door den ontfanger, uit gonne gecondionneert in voorgaende articuli, zullen worden betaelt als tot dies particulierelijk geschikt".

De leden des genootschaps zijn gehouden als broeders liefde en vriendschap jegens elkander te koesteren en "indien het gebeurde dat den eenen of den anderen der confraters zijnen medecamarade insulteerde zal hij worden gecon­damneert seffens en zonder tegenzeg te betaelen tot zeven stuijvers voor de eerste mael, het dobbel voor de tweede mael en in cas van ervalling geraijeert worden uijt den tableau der confraters, ende ingeval hij zoo vermeten waere te slaen zal moeten betalen eene alve kroon en daar­enboven van het recht van confrater worden berooft".

Den dag der stichting, dat is 22 November 1805, werd het bestuur gekozen en teekenden de stichters de standregels.  Het "resolutieboek" werd met zorg gehouden en vermeldt deze alle gebeur­tenissen.

Hier volgt het verslag der eerste vergadering:

ACTUM, 22 9ber 1805.    

Ten voornoemden dage in onze gekozen vergaderplaets g'assembleert zijnde, hebben wij na voorlezing der conditiën en uijt kragte van het gestipuleerde bij articulo 3, met meerderheid van stemmen gevoteert, te weten: Sieurs J. Mallezie, koster als Directeur; Joannes Bourgoy, herbergier; Frans De Wispelaere, slagter; Charles De Decker, particulier; en L. De Borchgrave, gezworen translateur (vertaler) als notabelen, die immediaet onder hun hebben aengestelt Vincentius Hulpiau, tot de fonctie van ontfanger; J. Van Waesberghe, secretaris ter meijerije, tot die van griffier, en Jacques Van den Fonteijne, graefmaker, als knegt onzer gilde; welke gementionneerde dien last hebben aenveert ende verclaert hun behoorlijk van hun voorschreven plichten te zullen kwijten.

Van alle welke wij conforme articulo 4 hebben gedresseert behoorlijk proces verbal en na voorlezing onderteekent, date ut supra".

Behalve de leden hierboven reeds gemeld, draagt deze akte de handteekens der volgende personen, die dus mede als stichters moeten aanzien worden:

Bruno Van de Wattyne, landmeter; Pieter Pollet, metser; Pieter De Wispelaere, timmerman; Felix Mijs, kleermaker; Jos. Faion, schrijver; Peet De Wispelaere, deurwaarder; Pieter Bourgoy, huidevetter; J. De Wispelaere, winkelier.

Korten tijd na de stichting worden de volgende leden aangenomen:

J. J. Suij, schoolonderwijzer; Jan Pollet, metser; Pieter Van Vooren, hovenier; Jacobns Huijghe, kleermaker; Jacques Hulpiau, kleermaker; Jan Frans Steyaert, werkman; Frans Dobbelaere, particulier; Felix De Schepper, bakker; en Josephus Verstringe, bakker.

Een "actum" van 5 April 1807 luidt: "dat eodem die, moest overgegaan worden tot het balloteren van eenen plaets­vervanger van sieur Felix De Schepper, bakker als notabele aengenomen en als conscrit van 't jaar 1807 vertrokken na het leger actif".

Dat de strenge bepalingen der standregelen stipt werden uitgevoerd staat op vele en namelijk op de volgende bladzijde van het resolutieboek te lezen:

ACTUM 12 april 1807.        

Ten voormelden dage, in extraordinairen aesemblé vereenigt zijnde om, gezien de notoire inconduite van Joannes Josephus Suy, te balloteren of gemelden Suy mag continueren lid te zijn.

Considerend dat gemelden Suy differente maelen aan de statuen heeft gemanqueert t'obédiéren; ... dat hij met het genootschap differente verschillen heeft gehad zooverre dat hij eenige members heeft gemenaceert te vervolgen, 't geen aan confraters geenszins en betaemt;... dat het hoognoodig is de ruste in eene societeyt te onderhouden en alle onheylen te vermijden etc. etc.

Is de ballotering g'ordonneert en na opneming van welkers scrutin dito Suy met meerderheid van stemmen afgewezen etc.".

Waarom het eerste resolutieboek met een actum van augusti 1807 en het "register N° 3" slechts begint met een actum van 29 Junij 1815, zijn wij niet te weten gekomen.

Het tweede boek, dat verloren is, zou hierover alleen inlichtingen kunnen geve. — Wat er ook van zij, van 1805 tot 1815 droeg de maatschappij eene groote reeks verschillende namen die, met hare nieuwe strekkingen overeenstemmende, onze gissingen schijnen te bevestigen.  Opvolgenlijk heette zij dan "broederschap, — genootschap, — toonkundtgenootschap, — societeyt — en in 1815 "Société Philarmonique".

Ontstaan, zagen wij, in de kerke, was het genootschap waarschijnlijk eerst eene vereeniging- van in de kerk zingende en spelende muziekliefhebbers.  In 1815 was het half kerkeiijk half wereldsch.  Sommige speeltuigen behoorden aan de kerke, andere aan het gezelschap.

Volgende inventaris geeft er de lijst van:

Een trompette, twee cors, serpent, drie bassons, vier 1e clarinetten, vijf 2e clarinetten, twee fa-clarinetten, een ré-fluijt, vier sol-flûte, twee ut-flûte, een fa-flûte, petite caisse, grosse caisse, carillon, schijven, triangel, snaerbas, drie 1e violon, drie 2e violon, een alto violon, twee mi-flûte; verders orgel, cantus, tenore, altus, basso,

"Eenen groen-zilveren in goud geborduerden Standaert hebbende op d'eene zijde de letteren M.P., chiffre van Mijnheer Peers, onzen Directeur en chef en op de andere zijde eenen trophé de musique, verbeeldende eene harpe en fluijt omringd met eenen lauwerkrans."

Wij bezitten nog altijd dien "STANDAERT," welke ook in den optocht van 18 Mei zal gedragen worden.

Uit een ander proces-verbaal blijkt dat de instrumenten, tot aan de violen, aan het muziekgezelschap, de overige aan de kerk toebehoorden.  Meermalen werden de standregelen veranderd, en uit het reglement van het jaar 1823 blijkt klaar, de weled. heer Peers de stichter is geweest der muziekmaatschappij.  Immers in artikel 5 staat:

"De instrumenten behooren in eigendom en en blijven ter beschikking van den Wel Edelen Achtbaren Heer Macharius Peers, thans burgemeester dezer gemeente, onder wiens bestuur en bescherming is heropgericht en getransformeerd geworden...."
.     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .     .

Art 27. Zullende door den Voorzitter van dit genootschap tot het vereeuwigen der gedachtenis van weledelen gemelden heer Peers, jaarlijks op het feest van de H. Cecilia eenen Toast van erkentenisse tot zelven heer Peers, als stichter van dit genootschap worden voorgesteld, den welken het genootschap regtstaande, met ongedekten hoofde, vol agting en Eerbied zal aennemen."

Wij zagen hooger dat de "Société Philharmonique" niet zou hebben moeten onderdoen voor een hedendaagsche wel ingerichte symphonie.  De boeken laten ons daarenboven zien dat men geene moeite spaarde om de leden een volledig muziekonderwijs te verschaffen.  Den 31 Juli 1823 benoemt het bestuur den heer De Pauw tot muziekmeester en sluit met hem het volgend verbond:

"Wekelijks zullen er drij dagen worden bepaeld waarvan eenen dag zal bestemd zijn tot het geven van les aan de leden elk in het bijzonder, en de andere twee tot het repeteeren der muziekstukken....  Voor indemniteyt van hetgene den muziekmeester zal genieten een jaarlijksch tractement van zeventig gulden 87 centen."

Den 4 December 1825 wordt beslist "dat de lessen voor elk in het bijzonder zullen plaats hebben den Zaterdag; de algemeene oefeningen den Zondag en de repetitiën voor snaermuziek den Woensdagavond."

Geen wonder dus dat ons muziek te dien tijde voor en der beste der landelijke gemeenten van 't Rijk doorging.  Ook won het vele prijzen en namelijk het gouden eeremetaal in den muziekwedstrijd van Eecloo den 24 Juni 1827, alwaar elk lid zich had verbonden te bevinden gelijkvormig gekleed, met een zwart kleed of habit, een witten pantalon vest en halsdoek, een paer leirsen of hooge schoenen en een hoed.

Den 19 November 1827 wordt de maatschappij uitgenoodigd te gaan opluisteren het feest gegeven ter gelegenheid der opening van het kanaal van Terneuzen op Gent.

Aangaande het bestuur zagen wij dat den weledelen heer Macharius Peers stichter, directeur- en chef of eerevoorzitter was.  Onder hem, als voorzitter, zijnde tevens bestuurder, stond eerst J. Mallezie, koster.  Later, rond 1815, werd Ange Audenaerde voorzitter en was er een muziekmeester.

In 1828 sterft Audenaerde en de maatschappij benoemt een deputatie van 4 leden "om te trekken naar het kasteel van den heer Peers, opperdirecteur om raad te gaan vragen over de vervangingen...." Mijnheer Peers beslist dat de voorzitter niet moet vervangen worden en dat de vier gedeputeerden dit ambt zullen vervullen onder zijn oppertoezicht.

Den 29 Mei 1829 trekt de maatschappij naar Sas van Gent, «op aenzoek van den Weled. achtbaren heer W. J. F. Van Frankenberg, burgemeester dier stad, om de feest met hunne tegenwoordigheid door muziek en harmoniestukken op te luisteren en gelijkvormig gekleed; om met alle luijster zijne Majesteyt den Koning der Nederlanden te verwelkomen....»

Met Januari 1834 eindigt het 3de register. — Het bestuur was alsdan het volgende:

Voorzittor: Vermeersch (vader)
Assessoren: De Wispelaere Josph en Maenhout Jan.
Ontvanger: Van de Wattijne Désiré.
Secretaris: De Pauw Honoré.
Police-meester: Ego Bernard.  Bode: De Vrieze Bruno.

—————

Herinneren wij nu beknopt eenige gebeurtenissen die de laatst-geleden jaren van het bestaan der maatschappij kenmerken.  Elk lid zou het euvel opnemen moesten wij hier niet eene openbare hulde brengen aan wijlen notaris AUGUST VAN DE WATTYNE.  Toen hij in 1869 het voorzitterschap aanvaardde, kwijnde de oude Harmonie, doch onder zijn wijs bestuur herkreeg zij na korten tijd haren ouden bloei terug.  Onafgebroken ieverde hij voort aan het welzijn en den vooruitgang zijner geliefkoosde maatschappij, tot op het oogenblik dat de dood hem, op 26 Maart 1896, uit ons midden wegnam.

Hem volgde op de heer EDUARD DE DECKER, onder wiens vaderlijk bestuur de maatschappij met immer jongen moed voortschreed.  Die weerdige man overleed den 22 October 1904 en werd vervangen door Mijnheer FERNAND VAN DE WATTYNE, provincieraadslid, zoon van den vroegeren Voorzitter.

Dat de Harmonie Ste Cecilia, hoewel eene eeuw oud, er in 1905 nog niet er aan dacht te verkwijnen, blijkt klaarlijk uit de volgende bijzonderheden.

A.  Op aanvraag van haar bestuur en dank aan de welwillende tusschenkomst van den Edelen heer Graaf 't Kint de Roodenbeke, werd aan onze maatschappij vergund den titel van KONINKLIJKE HARMONIE te dragen.  Het verderstaande document wordt als bewijsstuk dier vergunning in de archieven bewaard.

Kabinet des Konings.
Paleis van Brussel
Den 15 Mei 1905.
Mijne Heeren,

In antwoord op uw verzoekschrift van 15 Februari laatstleden heb ik de eer u te berichten dat de Koning de harmoniemaatsohappij van Bassevelde machtigt den titel te voeren van
KONINKLIJKE MAATSCHAPPIJ.
Aanveerdt, enz,
De Secretaris van het Kabinet des Konings.
(Get.) Ridder BAYER.

B.  Om die heugelijke gebeurtenis en tevens het EEUWFEEST der Maatschappij te vieren, werd op 16 Juli een groot Wederlandsch Festival uitgeschreven, waaraan 26 maatschappijen deelnamen.  Van menschengeheugen zag men nooit zoveel volk op Bassevelde als op dien dag.

C.  Veertien dagen later, op Zondag 30 en Maandag 31 Juli 1905, hebben 70 eere- en spelende leden der Maatschappij eenen uitstap gedaan, dien vroeger weinigen hdden durven droomen: zij hebben gedurende drie dage de tentoonstelling van Luik, en terzelfdertijd de stad Luik en hare omstreken bezocht.  Eere aan het bestuur der Harmonie die zulke reis kon inrichten, en vooral aan den heer Voorzitter Van de Wattyne die zijn ondervinding van reizen, zijne kennis en zijne moeite geerne ten dienste der leden stelde.

Zou het dus overdreven zijn te zeggen, dat het jaar O. H. 1905, met gouden letteren in het boek der Maatschappij mag geschreven worden.

D.  In 1905 telt de Harmonie niet min dan 110 "members": een 70tal bestuur- en eereleden; en 40 spelende leden die zich onder het bestuur van Mr André Bouche, beïeveren om de goede faam der Harmonie gaaf en geheel te bewaren.

Het bestuur was in 1905 samengesteld als volgt:

Eerevoorzitter: M. H. Haverbeke.  Voorzitter: M. F. Van de Wattyne.
Ondervoorzitters: MM P. Van den Fonteyne † en H. Van Acker.
Leden: MM E. Aldeweireldt, E. Buysse en P. De Langhe.
Secretaris: M. Ch. De Walsche.

Sedert 1905 onderging onze muziekmaatschappij dezelfde lotgevallen als de meeste Belgische genootschappen, die vermochten in leven te blijven.  De economische omwenteling, die veel jonge werkkrachten van den buiten naar de stad trekt; de nieuwe legerwet, die elken jongeling tot den krijgsdienst verplicht — zijn zoovele oorzaken die het aanvullen en zelfs het op peil houden onzer muziekkorpsen zeer bemoeilijkt.

De schrikkelijke jaren (1914 – 1918 van den wereldoorlog waren ons ook zeer noodlottig.  Het spreekwoord "RUST ROEST" is niet alleen juiste beeldspraak voor den muziekbeoefenaar maar ook, eilaas! droeve werkelijkheid voor..... het koperen speeltuig, bijzonderlijk dan nog als het voor den alles opeischenden vijand op onmogelijke plaatsen moest verborgen worden.  Wie kan uitrekenen wat het gekost heeft aan geld en moeite om, na 1918, weer op dreef te geraken?

En nochtans, dank zij de taaie wilskracht van Voorzitter en Bestuur, de voorbeeldige opoffering der muzikanten en de medewerking der gansche bevolking — gelukte het ons niet alleen in leven te blijven, maar zijn wij heden krachtiger dan ooit.

Ten huidigen dage telt de Koninklijke Harmonie meer dan 200 eere- en werkende leden, waarvan vele haar hun leven lang getrouw blijven.  Aan vier muzikanten [heeren Ivo De Wispelaere, Désiré De Vrieze, Serafien Bauwens en Oscar Bauwens] die meer dan 50 jaar spelend lid zijn, werden ter gelegenheid van hun gouden jubelfeest, geschenken aangeboden.  Dit jaar ook werd het zilveren jubelfeest gevierd van onzen ijvervolen hoofdman, die sinds 25 jaar voorzitter is.

Onze maatschappij bezit thans haar eigen zaal (eigendom van een bestuurlid) en een volledige uitrusting voor tooneel. — piano inbegrepen.  In den schoot der Harmonie bestaat immers een bloeiende toneelafdeling, die, samen met de muzikanten, sedert ongeveer honderd jaar, onafgebroken, op de twee Kerstdagen een puik Concert geeft voor de Eereleden.

Jaarlijks ook heeft er een Kerstfeet (Boom) plaats voor de muzikanten en hunne huisgezinnen, — waarop eenieder naar verdienste wordt beloond, en dat hoe langer hoe meer bijval geniet.

Toen, ter gelegenheid van ons 125 jarig bestaan, het gemeentelijk Magistraat ons met een zeer mild hulpgeld voor het Festival wilde bedenken, besloot het Bestuur der Harmonie spontaan de noodige gelden in te zamelen om een muziekkiosk in duurzaam materiaal te bekostigen en dit, als wederjonste, aan de Gemeente Bassevelde aan te bieden.

Met bewonderenswaardige offervaardigheid en een voorbeeldige algemeenheid nam de GANSCHE BEVOLKING deel aan die oprichting.

Aan ons internationaal Festival van 1930 nemen 27 muziekmaatschappijen deel.

Het Bestuur der Koninklijke Harmonie Ste CECILIA, is, in 1930, samengesteld als volgt:

Eerevoorzitter: Gérard Dhanens, ingenieur, Burgemeester
Voorzitter: Fernand Van de Wattyne, Lid der Bestendige Deputatie van Oost Vlaanderen.
Ondervoorzitters: B. Van de Steene, notaris; Hugo Hamerlinck, handelaar.
Secretaris: Karel De Walsche, rustend hoofdonderwijzer.
Leden: Maurice Haverbeke; Th. Van Acker; Henri De Pape; Th. Huyghe.
Muziekbestuurder: Omer Bourgoy, rekenplichtige.
Tooneelleider: Gérard Verpaele, onderwijzer.
 

Over Bassevelde
Meer recente foto's van Bassevelde
Het hof van Elvier Van Vooren

 
Hier hebben we
enkele oudere
foto's van
Bassevelde

To the top of this page
All about Bassevelde
Our MeetjeslandTable of ContentsFind something in this Meetjesland website

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Most recent update :  22-04-2021
Copyright Notice (c) 2024

Aalter
Adegem
Assenede
Balgerhoeke
Bassevelde
Bellem
Belzele
Bentille
Boekhoute
Donk
Doornzele
Eeklo
Ertvelde
Evergem
Hansbeke
Kaprijke
Kerkbrugge-Langerbrugge
Kleit
Kluizen
Knesselare
Landegem
Lembeke
Lotenhulle
Lovendegem
Maldegem
Merendree
Middelburg
Nevele
Oosteeklo
Oostwinkel
Overslag
Poeke
Poesele
Rieme
Ronsele
Sleidinge
St.-Jan-in-Eremo
St.-Kruis-Winkel
St.-Laureins
St.-Margriete
St.-Maria-Aalter
Ursel
Vinderhoute
Vosselare
Waarschoot
Wachtebeke
Waterland-Oudeman
Watervliet
Wippelgem
Zelzate
Zomergem