Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1981, 14de jaargang, nr. 2

Colofon
 

CHRONOLOGIE VAN EEKLOSE GEBEURTENISSEN
VANAF DE BELGISCHE ONAFHANKELIJKHEID

—  1834  —

04.01.1834
Schepen Bruno Martens en raadslid Antoine Vermast werden benoemd tot leden van de "Cantonnalen raed der burgerwacht van dit canton".  Ange Antoine Aernaut en Augustijn De Clercq fungeerden als plaatsvervangers.

07.01.1834
Het bestuur van de maatschappij van Retorica liet weten "dat hunne Maetschappij, welke door de tijdsomstandigheden te gronde scheen gegaen te zijn, sedert den 2 Decembre 1832, door hun op nieuws is opgerigt geworden en thans in vollen bloei is".
Ofschoon ze, volgens hun schrijven, zeer aktief zijn voelt de maatschappij zich erg geremd door het gemis aan een geschikte zaal.  Dienaangaande vraagt het bestuur te mogen beschikken over de raadszaal van het stadhuis.  Desgevallen zou de vroegere zaal, - bedoeld wordt hier de grote zaal in het bovengedeelte van het huis van de plaatselijke politie - eveneens in dank aanvaard worden.
In zitting van 8 januari werd besloten geen gevolg te geven aan het verzoek van de "retoristen".  Het huis van de politie deed immers dienst als "maison de passage" waar zowel korrektionele als kriminele veroordeelden overnachtten.  Toneelvoorstellingen toelaten in bewuste woning zou ontegensprekelijk de veiligheid in het gedrag brengen.
De gebruiksmodaliteit van de raadszaal was hier schijnbaar niet meer ter sprake gekomen !

Het rekwest van de Maatschappij van Rhetorica
Bestuursleden van de Maatschappij van Rhetorica die het rekwest onderschreven.  We herkennen de handmerken van C. Ledeganck, A.J. Taminau, S. Ryffranck, F. Claeys, B. Goethals, L. De Clercq, Cornand, Bekaert De Weirdt, S. Beelaert, Vanden Bossche.
SAE - M. 443, voorlopige nummering).

08.01.1834
Aan Charles Verdick-Veracx, handelaar alhier, werd door het stadsbestuur een attest afgeleverd als dat hij voldoende "solvabel" was om als leverancier van levensmiddelen voor de Belgische troepen gekazerneerd op de posten van "het hazegras, Damme, Stroobrugge, de "forten Isabella, Sluyse, Ste.-Laurent, Calloo, het blekeken, den doel en het camp van schilden" aangewezen te worden.

18.01.1834
Binnen de stad was een intekenlijst in omloop die de ingezetenen toeliet zich een gravure van de koning aan te schaffen.  De gravure was het werk van M.C. Corr, lesgever aan de Kon. Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, naar het ontwerp van G. Wappers.  De stad zelf schafte zich een exemplaar aan op chinees papier.

01.02.1834
De vraag van koperslager Antoine Vande Putte, om in het Zilverstraatje (sectie E nr 604 Kad. kaart Popp.) een smis te vestigen werd gezien het bezwaarschrift van Jan Van den Neste aanvankelijk in beraad gehouden.
Reeds op 5 februari kreeg hij toch consent met inachtname "dat de gebouwen in welke de smisse en koperslagerij zullen daergesteld worden geene houten beschuddingen zullen mogen hebben, maer de gevels aen alle zijden in steen met kalk zullen moeten gemetseld zijn en dat de schoorsteenpijp zal moeten tot eene el ten minstens boven de nok van het gebouw komen en wijders dat de stok of vuerplaetsen niet zullen mogen opgemaakt worden dan onder toezigt van een ambtenaer...".

05.02.1834
In zitting van de raad was besloten de jaarwedden van de ontvanger van het armbestuur te supprimeren.  Dit besluit viel juist samen met het beëindigen van het vijfjarig mandaat van Ferdinand van Hoorebeke.  Gemakshalve werd geopteerd voor een zekere vorm van kontinuïteit zodat Van Hoorebeke opnieuw tussen de kandidaat-ontvangers voorkwam.  Eduard Martens, partikulier, was de tegenkandidaat.  Gezien evenwel, volgens reglement minimaal vier namen moesten worden voorgedragen werd de verkiezing verschoven naar een latere datum.
Op 9 april kwamen Seraphin Van Crombrugge, koopman, en Engelbert Bocxstael, partikulier, de lijst aanvullen.
Met meerderheid van stemmen (15) kreeg Van Crombrugge de funktie toegewezen.  Van Hoorebeke en Bocxstael kregen respektievelijk 3 en 1 vermelding.  Deze verkiezing kreeg vooralsnog een uitzonderlijk tintje doordat Van Crombrugge tegen de gangbare normen in het ambt weigerde, onder voorwendsel dat "zijn zaken buytenlandsch gelegen zijn en hij ook belast is met het opzigt over de goederen zijner zuster...".  Wanneer burgemeester Dhuyvetter voorstelde druk uit te oefenen op de verkozene, verliet Augustin De Clercq verbolgen de vergadering.  Als verwante van de verkozene wenste hij aan het debat niet deel te nemen.  Uiteindelijk besloot de raad de zaak zonder gevolg te laten en nieuwe kandidaten voor te dragen.  Bij een hernieuwde stembeurt op 20 augustus '34, waarbij Romanus Van Wassenhove, handelaar, en Pieter Francies Ryffranck, partikulier, aan de lijst waren toegevoegd, werd deze laatste uiteindelijk verkozen.

22.02.1834
Charles De Zutter, oud 31 jaar, heden briefdrager bij het privé-distributiekantoor der posterijen alhier en Joannes Cornand, herbergier en veeschatter, verzochten beiden om een attest van goed gedrag nopens de vacature van brievendrager bij het staatspostkantoor te Eeklo.

01.03.1834
Respektievelijk op 29 januari, 12 februari en 1 maart kwam van overheidswege de vraag naar de aktiviteiten, tijdens de omwentelingsdagen, van de gegadigden voor het bekomen van het ijzeren kruis.  (zie 4 dec. 1833)

01.03.1834
Het opsporingsbericht van Pieter Frans Hoogewijs, deserteur ten tijde van de omwenteling werd nietig verklaard daar gebleken is dat hij als vervanger van de Eeklonaar Charles Louis Poppe, gediend bij het 7de linieregiment, reeds in 1828 of 1829 "naer den Oost vertrokken is".
Nadien is Poppe opgeroepen voor de 1ste ban, maar heeft ook dan, op 23 juni 1832, een vervanger geleverd.  Een administratieve dwaling kreeg uiteindelijk na 5 à 6 jaar haar beslechting !

10.03.1834
Door een zekere Dumoulin, 2de luitenant en lid van de kommissie van de Korpsofficieren van het 6de regiment infanterie werd toelating gevraagd om te Eeklo een gedenkzuil te plaatsen ter nagedachtenis van kapitein De Cremmer die alhier in augustus 1831 aan zijn opgelopen verwondingen overleed.
Ofschoon het college de nodige machtiging verleende, geloven we niet dat de zuil er ooit is gekomen !

15.03.1834
Vanuit de Antwerpse gevangenis vroeg men om een moraliteitsverslag van Hyppolite Vermast, alhier geboren, zoon van Joannes en van Therese Van Zele, geïnterneerd in het "huis van correctie te Ste Bernard", nopens een eventueel vervroegde invrijheidsstelling.  De wet liet weten "dat de genoemde persoon van brave vreedzame ouders is en het collegie van gevoelens is, dat wanneer hij kwijtschelding van zijn straf bekomt en in de maatschappij terugkeert, hij een verbeterd gedrag zal houden".

23.03.1834
Veearts Jan Bernaerd Speeckaert heeft bij landbouwer Bernard Mathys, wonende op Nieuwendorpe "een gebonte koe, oud 3 jaeren" onderzocht die scheen besmet door een kwaadaardige longziekte.
's Anderendaags kwam Speeckaert het dier nog tweemaal behandelen.  Niettemin stierf het in de nacht van 24 op 25 maart.  De autopsie die de 25ste plaatsgreep in aanwezigheid van de veldwachter bevestigde de gevreesde ziekte.  De dag daarop stelde hij een analoge diagnose over het 10 maanden oude "zwart veirsekalf" van veehoudster Marie Catherine Vermeire op de Zandvleuge.
Gezien de gerechtvaardigde vrees voor een echte epidemie, riep veearts Speeckaert op tot een algemene waakzaamheid.

25.03.1834
Toen schouwveger P. Van Dalle van een dagje kuisen thuiskwam, was hij zo verontwaardigd over wat hij alhier gezien had dat hij zijn bevindingen aan het college kenbaar maakte.
"In een schrijven laet ik u weten dat ik P. van dalle, schauvaeger van stiel de gepasseerde weken op Eecloo geweest ben om de schauwen te vaegen van veele treffelijke heeren van Eecloo, waer ik ondervonde hebben als daen alle de schauwen die gevagt hebben vernigiligeert waeren, waer door er grooten brand zoude konnen veroorzaeken, gelijk ik ondervonden hebben van Mijnheer den poost Meester, ik hebbe geforceert geweest van de schauwen tot vier maal langts te vaegen door de straeve veuyligheyd van den schauvaeger die daer wont want dienen persoon noyt een schauwen vagt langts boven...".
Dienaangaande stuurde Van Dalle aan op een strengere kontrole vanwege het stadsbestuur.  Uiteraard stelde hij zich graag ter beschikking om schoon schip te maken met die zo gevreesde brandhaarden.  Klaarblijkelijk waren de suggesties aan de magistraat niet uitsluitend ingegeven uit kommercieel oogpunt, zoals we zouden kunnen veronderstellen, maar ook deels uit beroepseer.
Op 17 december 1834 inspekteerden Joseph Meerschaerts, stadsmetser en de politiekommissaris de schoorstenen en stookplaatsen binnen de stad.  Hun verslag had tot gevolg dat artikel 8 van het brandreglement, wat inhield dat "de ingezetenen zijn verpligt tot het schoonhouden en doen vegen der schoorsteenen en stookplaetsen ten minstens eenmael in het jaer..." onmiddellijk opnieuw gepubliceerd werd.

25.03.1834
Het maandelijks politieverslag, betreffende "de rust en goede orde tot de veyligheyd" binnen de stad verhaald:

De aanhouding, op 12 maart, van de 11-jarige Nicolas Hosier, zoon van Christine Hosier, geboren en wonende te "Deftinge" op verdenking van bedelarij.  Het kind werd ter beschikking gesteld van het bedelaarswerkhuis te Brugge.
Op 14 maart verongelukte alhier Josephus De Smet, zoon van Joannes, voermansknecht.  De ongelukkige die "op zijnen wagen zittende slaepen, daer is van gevallen en het hoofd door het slinker voorwiel geheel verpletterd is geweest".
 
Het «Rootjen» anno 1890
Het "Rootjen" anno 1890.  Tot in 1657 strekte het kerkplein zich uit tot aan de Markt.  Er was enkel een klein muurken dat het kerkhof afsloot.
Op 6 september 1657 laat de bisschop van Brugge toe een strook grond eeuwigdurig te vercijnzen aan de Stad om er huizen op te bouwen.  Die rij huizen is het huidige "Rootjen".
Door de bisschoppelijke overheid werden aangaande de bouw, volgende voorwaarden gesteld:
1. De huizen moeten twee verdiepingen hoog zijn en moeten gebouwd worden op de lijn van het stadhuis.
2. Op de scheidingslijn van die huizen met het kerkhof moet een muur gebouwd worden van een steen dik en negen voet hoog "sonder dat in denselven muer mogen gemaeckt worden eenige deuren, vensters of andere gaeten opdat daerdeure ane of op het voornoemde kerkhof geene vuiligheden en worden gheleyt".
3. Er mag in die huizen geen herberg gehouden worden (dat in de voornoemde huysinghen niet sal moghen herberghe gehouden worden ofte aldaer bier ende wijn te tappen).
(Uit de fotoverzameling Heemmuseum - Eeklo).

26.03.1834
Eduard Martens, Pieter Francies De Decker, Judocus Lippens, Jacobus Iterbeke, de weduwe van Johan Van Hoorebeke en Charles Lievens, eigenaars van "het Rootjen" opgetrokken op cijnsgrond door de stad eeuwigdurend in cijnspacht gegeven op 6 september 1657, zijn door het college samengebracht nopens het vernieuwen van deze cijnspacht "ten eynde de verjaring te voorkomen".  Gezien burgemeester Joseph Dhuyvetter mede-eigenaar was, werd zijn ambt tijdelijk waargenomen door eerste schepen Bruno Martens.
Na enig overleg werd de stad bereid gevonden over het laatste jaar pacht een notarieel kwijtschrift te verlenen die de verjaring zou verbreken.

29.03.1834
Eeklo telde vijf "barrieren" of tolhekkens die jaarlijks verpacht werden.  Joannes Francies Robert en Romanus Willems waren de respektieve pachters van de tolhekkens nummer 14 en 15, gelegen op de grens met Waarschoot en Adegem aan de rijksweg Brussel-Oostende van 1 april 1834 tot 31 maart 1835.

09.04.1834
Aan de vraag van C.P. Verplancke om de raadszaal in de loop van de maand een paar maal te mogen gebruiken voor het geven van "toneel- en blijspelen, vaudeville's en pantomime's" kon geen gunstig gevolg worden gegeven, daar het college naar hun zeggen deze niet kon missen !

09.04.1834
Vanaf dit jaar zal de grote veemarkt, als onderdeel van de Eeklose Jaarmarkt gehouden worden op de noordzijde van de Molenstraat te beginnen vanaf de Boelare.

11.04.1834
Heden heeft de stad het opsporingsbevel ontvangen van de op 11 september 1833 gedeserteerde Eeklose milicien Hyppolite Lion.

Leeftijd: 23 jaar
Gestalte: 1 m 68 cm
Aangezicht: ovaal
Voorhoofd: plat
Ogen: grijs
Neus: gemiddeld
Mond: gemiddeld
Kin: rond
Haar: blond
 

12.04.1834
Herhaaldelijk ontvangt het college klachten dat nog steeds gangbare munten door de handelaars als betaalmiddel geweigerd worden.  De meeste moeilijkheden vinden hun oorsprong in het niet kennen van de zilverkoers van de Nederlandse muntstukken, geslagen onder de wet van 28 september 1816.  Om klaarheid in deze zaak te brengen zal de stad de evoluties nogmaals publiek kenbaar maken.  Volgens de wet van 5 juni 1832 is iedereen verplicht de zilveren speciën aan te nemen ter waarde van 47 1/4 cents voor één frank, komt derhalve:

Nederlandse gulden     Belgische frank
voor een stuk van 5 cent
voor een stuk van 10 cent
voor een stuk van 25 cent
voor een stuk van 50 cent
voor een stuk van 100 cent
gold
gold
gold
gold
of 1 Gld gold
10 centimes 58/100
21 centimes 16/100
52 centimes 91/100
1 fr. 5 centimes 82/100
2 fr. 11 centimes 64/100

Gelet op voorgaande omzetwaarden verwondert het ons geenszins dat de handelaars de Nederlandse zilveren stukjes met tegenzin aanvaardden !

23.04.1834
Majoor Martens, van het 2de bataljon burgerwacht van dit kanton liet weten dat volgens art. 42 van de wet van 31 december 1830 Eeklo een lokaal ter beschikking moest stellen waar de officieren, onderofficieren en korporaals theoretisch onderricht zouden worden.  Het hoogste echelon, de officieren, mocht gebruik maken van de raadszaal in het stadhuis, terwijl de onderofficieren en korporaals vrede moesten nemen met het lokaal op het Schuttershof.

30.04.1834
De gemeentebesturen van Watervliet, Waterland-Oudeman en St.-Jan-in-Eremo dienden naar overeenkomst een konvooi samen te stellen om de "Keysteenen" van de Kaai van Eeklo naar het werf van de weg Eeklo-Bentille over te brengen.

00.04.1834
Sollicitatiebrief van de Gentenaar Philip Jacob Bekaert voor de vakante betrekking van leraar aan het college alhier.
De drie bijgevoegde bekwaamheidsattesten van respektievelijk 6 mei, 2 augustus 1827 en 6 september 1828 lieten hem toe les te geven in het Nederlands, Frans, Engels en Italiaans.

05.05.1834
Het overlijden van politiekommissaris Jan Francies Vrombaut wordt door zijn weduwe aan het stadsbestuur kenbaar gemaakt:
"Mijne heeren,
Ik ben Eene droeve pligt te vervullen met UE te moeten kenbaar maeken het smertelijk verlies dat ik kome te ondergaen en het afsterven van Mijnen man sieur Jan Francies Vrombaut die heden door Eene overaste ziekte van zeven of agt dagen in den ouderdom van 44 jaeren is komen te overlijden en die woensdag den zevensten dezer maend om negen uren zal begraven worden en welke begraeving ik durf te hopen met UE tegenwordigheyd zult willen vereeren.
UE mijnheeren die hem gekend hebt als waren man, vaeder en polisie commussarie dezer stad sederd zoo veele jaeren zult maer al te wel in stad zijn om het verlies te beweennen die ik en mijne twee kinderen kome te doen dat ik hope medelijden te hebben en te gelijk UE mijn heeren in onzen jammerlijk stad
uwe alderbedroefste dienaeresse
Wde Vrombaut."

06.05.1834
Oproepingsbevel ontvangen van zes Eeklonaars die op 17 en 19 mei hun aktieve militieplicht moeten aanvangen.  Op 17 mei Borré Albin Livin.  Op 19 mei, De Doncker Charles Louis, De Groote Seraphin, Piessens Benoit Francies, Roegiers Pieter Bernard en Van Zele Seraphin.
Het zestal moest zich om 9 uur in het "gouvernementshotel" te Gent aanmelden.

10.05.1834
Rekwest van landbouwer Bernard De Groote uit de Balgerhoekstraat om zijn zoon Seraphin, - aanvankelijk in reserve maar nu opgeroepen voor zijn militiedienstplicht bij het 2de regiment jagers te paard - tegen 19 mei te laten vervangen.  Gezien De Groote voldeed aan de drie gestelde normen, werd het verzoek ingewilligd.  Namelijk:

1.   Dat de milicien welke men vraagt als vervanger, niet tot de klasse behoort die op vrijstelling kan beroepen.
2.  Dat de plaatsvervanger er voordeel moet uit halen.
3.  Dat de ouders van de aanvrager voldoende kapitaalkrachtig moeten zijn om de kosten van de plaatsinnemer te dragen.
Bernard liet weten een vervanger te hebben gevonden voor 156 frank.

10.05.1834
Een te gul provinciebestuur bood de stad de mogelijkheid om 1900 "Kalsydestenen" aan te kopen tegen de prijs van 8 frank het duizend die hier te Eeklo opgeslagen lagen.
Terecht koesterde de stad achterdocht tegenover dit gul aanbod, gezien ze zich eerst ter plaatse gingen vergewissen nopens de kwaliteit van de vracht.  Hun visie was "dat de bewuste steenen van een geringe kwaliteyt en slechts scheijen van groote steenen zijn; dat die steenen ten besten zouden kunnen dienen om nevens de groote baen te worden geleijd in de kom der stad op de nog onbestraete gedeelten en dat indien de zelve gratis kunnen afgestaan worden de regering die aldaer ten koste dezer stad zal doen verwerken".

13.05.1834
Overeenkomst afgesloten tussen de stad en de erfgenamen van Emmanuel Joannes Josephus Della Faille, heer van het Ambacht Assenede, Eeklo... etc., nopens de opheffing van het aloude herenrecht op de "plantagie".  Dit recht dat de familie Della Faille reeds in de 17de eeuw genoot, hield in dat de heer het plant- en rooirecht bezat langs «'s heren wegen».  Voor Eeklo waren dit: "de Antwerpschen heirweg, Magermansdreve, Vrombautstraet, Zandvleuge, Hooge en Leege Moerstraet, Waeystraete, deelkens nevens den grooten steenweg van Eecloo naer Balgerhoeckbrugge, de Raverschootstraete en ouden Gendweg".
Gezien hout vanouds een gevraagd handelsprodukt was, waren de ontvangsten dienaangaande niet gering.  Vandaar ook dat het zolang heeft geduurd tot dit verouderd recht kon geweerd worden.

17.05.1834
Verzoek van 2 ingezetenen om vrijstelling van militair logement in hun woning te verkrijgen:
Onderwijzer Donatus De Knibber beweerde dat "in zijne kleyne woning daertoe volstrekt geene mogelijkheid is"; terwijl Pieter Jacobus Van Vooren, herbergier "inden Oranjeboom" opmerkte dat zijn herberg, steeds zonder vergoeding, als militair wachthuis gebruikt werd, waarvoor hij immer vrijstelling kreeg !
Of aan het verzoek gevolg gegeven werd, hebben we niet achterhaald.

21.05.1834
Ontving Eeklo bericht de bevolking ter kennis te brengen dat erfprins Louis-Philippe op 18 mei was overleden.
24 mei, de dag der teraardebestelling werd als rouwdag uitgeroepen.  Er diende door de wet op gelet "dat er geene spectakels of eenige vreugde bedrijven op dier dag alhier zouden plaets hebben...".

24.05.1834
Omdat op 7 mei Scholastien Labiese, huisvrouw van Pieter Antone Van Hijfte een kind van een zekere verdrinkingsdood had gered adviseerde het college om de vrouw een premie van 15 frank toe te kennen.  Op 20 augustus liet het provinciebestuur weten dat Scholastien voor haar daad van moed en zelfopoffering een gift van 25 frank zou ontvangen.

Ste.-Cecilia in het blauw huis
Omdat in de vanoudsgekende herberg "het blauw huys", gelegen op de westhoek van de Molenstraat en Boelare, de maatschappij St.-Cecilia haar lokalen onderbracht, veranderde herbergier Charles de Brucq de naam in "Ste.-Cecilia in het blauw huis".
Op de foto van rond de eeuwwisseling bemerkt men nog de naam"Ste.-Cecile".
(Uit de fotoverzameling Heemmuseum - Eeklo).

31.05.1834
Charel Stroo uitte zijn ongenoegen over het plaatsen van de wegwijzer op "den hoek der meulestraete en boelaerstraet" juist voor zijn herberg "het blauw huys".  Pachter De Brucq zou volgens zijn zeggen er financieel verlies door lijden !
Onder druk van de invloedrijke Stroo stelde het college dan ook alles in het werk om de dienst van Bruggen en Wegen te overtuigen om de wegwijzering te verplaatsen naar de overzijde van de straat, ofwel een kleiner exemplaar te bevestigen aan de gevel van het hoekhuis.

04.06.1834
Ter vervanging van de overleden politiekommissaris Vrombaut zou het college overgaan tot de verkiezing van zijn opvolger.  Tegen de gestelde datum waren negen vacatures ontvangen.
Ferdinand Ledeganck luitenant kwartiermeester bij de burgerwacht, Francies Napoleon; Jan Baptist Van Autryve; Karel Van Hoorebeke; Jean Jacques Van de Putte van Gent; Charles Hubert Cornand; een zekere Nollet brigadier van de gendarmerie te Aalter; Jean Baptist Meirin, ex-kommissaris van Sleidinge; Arnold Desiré Murlot, onderluitenant bij de douane te Lembeke en Pierre Laute, winkelier te Deinze.
De kandidaturen van Napoleon Cesar Goetgebuer van Antwerpen en Victor Van Keer adjudant-onderofficier bij het 9de regiment infanterie te Brussel bereikten pas Eeklo op 11 juni, dus na de toewijzing van de vacante plaats.
Op 30 juli heeft Karel Van Hoorebeke, sergeant-majoor bij de gemobiliseerde burgerwacht, die bij K.B. van 25 juli tot kommissaris van Eeklo was benoemd, voor het voltallig college de eed uitgesproken, "ik zweer getrouwigheyd aen den koning, gehoorzaemheyd aen de staetswet en de wetten van het Belgische volk".

18.06.1834
Te Eeklo bleek de financiële tegemoetkoming aan behoeftige reizigers, vastgelegd bij wet van 13 juni 1790, nog steeds in bruik te zijn.  Een som van 15 centimen per uur verblijf alhier mocht nog uitgekeerd worden.  De last werd gedragen door de stadskas.

26.06.1834
Zeer eigenaardige werkwijze van het politieapparaat !
B. Lefevre, onderkommissaris te Kortrijk schreef zijn broer en zuster die te Eeklo verbleven, dat te Kortrijk een diefstal met brake was gepleegd door een zekere Leo Vanden Broucke, bijgenaamd "Leo Klûtte", wever, geboortig van Gullegem maar nu wonende te Kortrijk.  De dader was ontsnapt "met zijn schietspoele en terrespel" en zou zich ophouden te Eeklo.  Lefevre vroeg aan zijn familie om de politie alhier van het gebeuren in kennis te stellen.

28.06.1834
Opnieuw werden de noordelijke gemeenten aangesproken om kasseistenen af te halen op de Kaai te Eeklo dienstig voor de Moerstraat.
Voor het vervoer rekende men aan 100 à 150 stenen per aanwezig paard.

02.07.1834
Ofschoon wijlen politiekommissaris Jan Francies Vrombaut met zijn jaarwedde van 800 frank ver boven het gemiddeld jaarinkomen van de gewone man uitstak; een metser verdiende 2,50 frank daags, een slotmaker 1,55 frank en een kasseilegger 2,73 frank.
Bleek dit voor de weduwe, Felicite De Vos ontoereikend te zijn om mee te leven !  Daar ze twee minderjarige kinderen en een "zeer gebrekkelijke zuster" onderhield vroeg ze een "solvabel" pensioen.  Wegens de bewezen diensten van haar man oordeelde de raad het maar billijk de weduwe bij te staan.  Tot een definitieve regeling getroffen is, zouden de achterstallige maanden aan een normale wedde uitbetaald worden.
Op 20 augustus heeft men besloten de weduwe gedurende vijf achtereenvolgende jaren een pensioen van 158,73 frank toe te kennen, evenwel op voorwaarde dat ze de twee kinderen en haar zuster ten laste hield.

08.07.1834
Op vraag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken moet Eeklo de gemiddelde huurprijs van een bunder (= ± 1 ha 33 a) landbouwgrond over de periode 1815-1833 opstellen.
Na onderzoek kwam volgende lijst tot stand:

Kwalifikatie 1815-1824 1825-1828 1829-1833
1e klas
2e klas
3e klas
4e klas
5e klas
54 frank
42 frank
31 frank
21 frank
12 frank
52 frank
41 frank
30 frank
21 frank
12 frank
52 frank
41 frank
30 frank
21 frank
12 frank

Volgens het rapport zou de prijsstijging in de groep 1815-1824 te wijten zijn aan de duurte van de levensmiddelen welke in de jaren 1816-1820 hier heerste.
Helaas hebben we de exakte omschrijving van de kwalifikatienormen niet kunnen terugvinden.

23.07.1834
In opdracht van het college ontvingen de veldwachter en de agent van politie volgende nieuwe kledingstukken:
"Een laken vest met mouwen en groene omslagen.
Eenen pantalon van grijs laken en eenen pantalon van zomergoed.
Elk eene kiel van die welke nog van de burgerwacht in magazijn gebleven zijn, alzoo de zelve nu niet meer gebruykt worden".

02.08.1834
In het kader van een kulturele uitwisseling verzocht de heer Commergo om op 7 september, voor het sluiten van de kermis over de raadszaal te mogen beschikken voor een toneelopvoering door "retoristen" van Lokeren.  De vraag kreeg een gunstig advies.

06.08.1834
Met het oog op de doorreis van koning Leopold I en koningin Louise-Marie had de stad een "laat weten" gepubliceerd om de ingezetenen op te porren hun beste beentje voor te zetten !
Op dinsdag 5 augustus om 19 uur zouden de ingezetenen door middel van klokkengelui en kanongebulder aan de grote eer die de stad te beurt viel herinnerd worden.
Aan de ingezetenen en in het bijzonder aan deze, wonende "langs den grooten steenweg, op de markt en daeromtrent" was gevraagd hun huizen te versieren met veel groen, driekleurige vlaggen en praalbogen, dit alles tot luister van het vorstelijk paar.
De stad zou op eigen kosten sparrekens langs de weg laten planten, het stadhuis volledig versieren en verlichten.  In de raadszaal zou een troon met hemel opgesteld worden waar de koninklijke familie met het gevolg, nadat ze door de magistraat stoetsgewijs waren ingehaald, op esbattementen zouden vergast worden.  Uiteraard sprong de maatschappij St.-Cecilia opnieuw in de bres om het feest de nodige luister bij te zetten.
Pieter Smitz, Augustijn Van den Berghe en Joseph Castelijn, zorgden voor de troonkreatie die uiteindelijk 212,19 frank kostte.
De eerstgenoemde was verantwoordelijk voor het houtwerk, en de anderen zorgden respektievelijk voor het ijzerwerk en de stoffering.
Te dezer gelegenheid mocht de massa ook eens naar hartelust feestvieren !  Het politiereglement op het sluitingsuur van de herbergen was voor die ene dag niet van toepassing.
Het moet de koning hier wel bevallen zijn, want op 26 augustus was hij weer binnen de stad.  Ditmaal bleef hij hier twee dagen en logeerde bij burgemeester Dhuyvetter, die toen op de Markt woonde (waar heden de kinderboetiek "Ann" gevestigd is).
Beide ontvangsten hadden aan de stadskas niet minder dan 343,70 frank gekost.

15.08.1834
De wanhoop nabij, smeekte een Eeklonaar in gevangenschap om de hulp van burgemeester Dhuyvetter.  Helaas is de brief door steller niet onderschreven zodat we niet konden nagaan of aan de smeekbede al dan niet gevolg gegeven werd.

"Mijnheer den burgemeester aengezien gij als hoofd en bestierder van het volk deser stad erkend woord voor zoo veel als aengaed het tijdelijk ende ik mij bevinde als vader en moederloos voor zo veel als dat ik eene aerme verlaete weeze ben ter oorzaek van de groote verdrukkinge die ik onderstaen hebbe die onmenschelijk en onverdraegelijk hebben geweest verzoeke minnelijk dat er doch imand zoude gevonden worden het zij geestelijk of weireldlijk die hem die zaek ter hand trekt op dat die ongehorlofde sloten de welke mij teenemael mijne gezondheyd hebben benomen mogen gebroken worden voor mij, want ik nog bequam ben om mijn brood te winnen het zij met mijn handweerk of met huysweerk te doen, mijn verzoek is dat ik mijnen vrijheyd mag bekomen gelijk aendere mijnschen niet tot ondeugendheyd maer om op een heerelijke maniere te leven en om te konen volgens mijne concientie mijne pligten quyten op zondagen en heyligdagen de veelte van de slaegen die hebbe gekregen zoo op mijn hoop als aenders dat er de teekenen van te zien waeren op mijn lichaem zijn oorzaek geweest dat ik dikwels veel gezeyd hebbe zonder te weten wat dat ik zyde...".

20.08.1834
Ofschoon de pachtovereenkomst van Jan Baptist Kloeckaert, van de benedenverdieping van het stadhuis pas op 31 april 1835 een einde nam was de openbare verpachting reeds vastgelegd op 22 september 1834.  Dienaangaande richtte pachter Kloeckaert een verzoek tot het college dat evenwel veel weg had van een regelrechte intimidatiepoging.  In beginsel vroeg Kloeckaert om tot een nieuw onderling akkoord te komen, evenwel met dien verstande dat de stad de huurprijs zou verminderen.
Indien het college niet inging op zijn voorstellen zou hij een kostenota overmaken ten belope van 98 gulden of 177,77 frank, gesproten uit verbeteringswerken aan de woonruimte.
Het was voor de hand liggend dat aan een dergelijke handeling, die zeker voor de stad niet voordelig bleek, geen gevolg gegeven werd.
In een lakonieke nota werd de pachter diets gemaakt dat de verpachting, zoals voorheen, zeker publiek en voor een termijn van 3 jaar zou plaatsvinden.
De gemaakte kosten zouden na aftrok van de "sleet" billijk vergoed worden.  Bij de verpachting zou vooraf gesteld worden dat de nieuwe pachter 118,52 frank (zijnde 2/3 van de gemaakte kosten) schadeloosstelling zou moeten betalen aan Kloeckaert.
Felicita De Vos, weduwe van de overleden politiekommissaris Jan Francies Vrombaut werd voor een jaarlijkse pachtsom van 860 frank de nieuwe pachteres van de "conciergerie" van het stadhuis.
Ferdinand Vrombaut en Antonia Gillebeert, weduwe van Jan Baptist Verdick stelden zich borg.

zzz

Klik op de foto voor een grotere versie ervan.
Grondplan van de onderbouw van het stadhuis
Grondplan van de onderbouw van het stadhuis ten tijde dat herbergier Jan Baptist Kloeckaert er woonde.
(SAE - Modern, ongeklasseerd).

20.08.1834
Volgens een ministeriële brief van 9 augustus zou ingevolge delvingswerken in de "hooge lieve" de waterstand van 19 augustus tot 19 oktober minimaal gehouden worden.
Dienaangaande drong burgemeester Dhuyvetter erop aan van deze toestand gebruik te maken om de sinds lang noodzakelijke werken "aen het kanael dezer stad" nu uit te voeren.  Door de te smalle samenvloeiing met de Lieve aan het "Wambuys" of "Verheylengat", vergde het opvaren van het Eekloos kanaal van de schippers een grote behendigheid.  Dit euvel kon gemakkelijk verholpen worden door de monding een weinig te verbreden op de westzijde.  Daarvoor diende men slechts een klein stukje bos van de heer Van Crombrugge uit Gent te onteigenen.  In de raad kreeg burgemeester Dhuyvetter de volmacht om de procedure op gang te brengen.

06.09.1834
Pieter Francies Ryffranck werd, bij gemeentelijk besluit van 20 augustus, benoemd tot ontvanger van het bureel van weldadigheid in vervanging van Ferdinand Van Hoorebeke, wiens vijfjarige ambtstermijn ten einde liep.

08.09.1834
Op stadskosten was op hun gronden, gelegen langs de steenweg van Eeklo naar Balgerhoeke, aardappelen en boekweit geteeld.
Heden werden de veldvruchten bij openbare verkoping toegewezen aan de meestbiedende.

13.09.1384
Ingevolge zijn aktieve deelname in het omwentelingsgebeuren van 1830-1831, kreeg onze stadsgenoot Jan Francies Baert, ex-soldaat van het 8ste regiment infanterie een pensioen toegewezen van 288 frank.

15.09.1834
Burgemeester Dhuyvetter wordt gemachtigd om in naam van de stad onderhandelingen te voeren met de heer Maelstappel, nopens de grondafstand van een deel straat van "de wiskensmolen naer Bentille" om de werken aan de weg Eeklo-Watervliet verder te zetten.

22.09.1834
"Om zijn ijver en belangloosheid die hij betoond heeft voor de voortzetting van de koepokstofinenting gedurende de jaren 1828 en 1830..." waren van regeringszijde twee erepenningen toegekend aan heelmeester Joannes Alexander Taminau.  Op maandag 22 september om 15 uur zal in openbare zitting, de gelauwerde de stukken in ontvangst kunnen nemen.

25.09.1834
Een provinciaal memoriaal van 13 augustus herinnerde de stad eraan dat ingevolge het decreet van 19 juli 1831 de verjaardag van de septemberomwenteling bij middel van volksfeesten levendig diende gehouden te worden.
De stad die dat jaar ingevolge het dubbel bezoek van het vorstenhuis op 6 en 26-27 augustus reeds zware uitgaven had gemaakt, diende uitzonderlijk 300 frank op te nemen uit de begroting van 1835.  Met de daarbij nog resterende 164,39 frank van 1834 wist men toch een programma in elkaar te toveren.
Daags voordien, op 24 september, zullen op diverse stonden de Eeklose klokken het feestgebeuren aankondigen.  De ingezetenen was gevraagd hun huizen te versieren en te bevlaggen met de nationale driekleur.  St.-Cecilia zou de elite vergasten op "eenige muziekstukken" in de raadszaal van het stadhuis.  Terwijl er voor het "gewone volk" publieke spelen zullen ingelast worden.
Vanaf 14.30 u. was er mastklimming op de markt waarbij "vele schone prijzen zullen aen de kroon gehangen worden".
Om 16 uur startte de loopwedstrijd waarbij twee prijzen voorzien waren.
De deelnemers dienden zich vanaf 12 uur op het sekretariaat te laten inschrijven.
Op "toosteyndeken" (Stationsstraat) vond het "kuypsteken" plaats.  Wie kan ons iets meer over deze aktiviteit meedelen ?
Eduard De Schrijver, Joseph Meerschaert en Jan Francies Martens waren de kommissie die de drie voorziene prijzen, ten belope van 15 frank, moesten toekennen.  Voor de behoeftige ouderlingen uit de stad ving om 15 uur een groots bolspel aan.  Het college stelde hiervoor 20 frank ter beschikking.
Als kommissarissen fungeerden hier Jacques De Nys, August De Hulsters en Frans De Meulemeester.

28.09.1834
September 1834 kenmerkte zich als een feestmaand bij uitstek.  Amper was de feestroes van de septemberherdenking verteerd of weer diende de magistraat hun staatsiekledij boven te halen.
In zitting van 17 september gaf de sekretaris bericht dat volgens een ministerieel schrijven van 13 september was bekendgemaakt dat aan onze stadsgenoot Karel Lodewijk Ledeganck in de nationale dichtkunstwedstrijd met zijn "Zegepraal van 's lands onafhankelijkheid" met eenparigheid van stemmen de 1ste prijs toegekend werd.
Uiteraard diende deze gebeurtenis groots gevierd te worden !
Op 28 september zou Ledeganck vanuit Brussel naar Eeklo terugkomen.  Om 13 uur zou een klokkenspel het feest officieel openen.
"Eene deputatie zal den bekroonden te gemoet treden tot in de gemeente van Waerschoot om hem te complimenteren, al de ingezetenen welke verlangen mogten de deputatie te vergezellen, worden verzocht hunnen rijtuigen en peerden te laten vinden voor het stadhuys om 12 1/2 uren 's middaags.
De gendarmerie zal de stoet vergezellen.
Verder worden alle maetschappijen en kunstminnende verzocht om deel te maken van den stoet die zich zal begeven aen het inkomen der stad om den overwinnaer aldaer af te wachten en hem in prael naer het stadhuys te vergezellen alwaer hij opnieuw zal gecomplimenteerd worden".
Bij de ontmoeting te Waarschoot zou burgemeester Dhuyvetter en distriktkommissaris Lejeune de laureaat begroeten en hem laten plaatsnemen in de koets van eerstgenoemde.  De koets moest halthouden op de grens met Eeklo aan het huis van de heer Bovijn "alwaer door eene maegdenrei aen den bekroonden den eerwijn zal aengeboden worden onder 't geschal van het muziek...".  Voor de muzikale omlijsting zorgde St.-Cecilia.
Ondertussen was vanaf 14 uur de stoet gevormd aan het huis van de voornoemde Bovijn.
Richting stadhuis defileerden:

een detachement gendarmerie,
de maatschappij St.-Cecilia voorafgegaan door het muziek,
de leden van de maatschappij van Rhetorica,
het stadsbestuur, ambtenaren en voorname burgers,
het rijtuig van burgemeester Dhuyvetter met Ledeganck, gevolgd door de ledige
koetsen van het gevolg.

Aan het stadhuis hield Dhuyvetter een korte redevoering, waarna vader Ledeganck het eremetaal aan zijn zoon zou overhandigen.
Om 16 uur ging het gezelschap aan het banket aanzitten terwijl buiten op het marktplein St.-Cecilia enige muziekstukken ten beste gaf.

Karel Lodewyck Ledeganck
Karel Lodewyck Ledeganck op 13 september 1834, laureant met "Zegepraal van 's lands onafhankelijkheid", hier geportretteerd door Antoon de Poorter in hetzelfde jaar.
(Copyright A.C.L.).

Naar oud gebruik waren ook de huizen verlicht en bevlagd.
Op 29 november werd Ledeganck door de stad begiftigd met 600 frank voor zijn geleverde prestatie.

01.10.1834
Kandidaten voorgedragen voor het ambt van armmeester, in vervanging van Bonaventura Vermast wiens vijfjarige ambtstermijn verstreken was, waren:

Door het armbestuur: - Joseph Bastien, fabrikant van tabak
- Philippe Van de Putte, zilversmid
Door het college: - Frans Van Vlierberghe, pottenbakker
- Frans Rombaut, particulier

Na stemming werd Van de Putte verkozen tot nieuwe armmeester met 5 stemmen, terwijl Bastien en Van Vlierberge elk twee stemmen naast hun naam kregen.

01.10.1834
De raad adviseerde het armbestuur om in de toekomst dan ook "alle" bakkers te betrekken in de broodleveranties aan de behoeftigen.  Tevens werden ze eventjes op de vingers getikt om de resolutie van 12 oktober 1833 nopens "het kosteloos leeren werken in het werkhuys van den heer Remery, dier kinderen wier ouders den publieken onderstand bedeeld werden" in toepassing te brengen !

24.10.1834
Bij K.B. was aan onderwijzer Ledeganck een jaarwedde toegestaan van 75 frank, met ingang van 1 november.
Het college zegt dat hij 25 à 30 arme kinderen onderwijst aan 3/4 van het schoolgeld en dat hij tevens aan 5 à 6 kinderen totaal gratis opneemt.
De stad was akkoord gegaan met dit vast jaargeld, evenwel op voorwaarde dat Ledeganck er zich toe verbond jaarlijks 10 kinderen gratis onderricht te geven.

30.10.1834
Schepen Bruno Martens en raadslid Antone Vermast benoemd tot leden van de "cantonalen raed der Burgerwacht".  Angelus Aernaut en Augustin De Clercq waren aangewezen als plaatsvervangers.

31.10.1834
Bruno Martens en Angelus Aernaut benoemd tot schatters van de personele belasting over 1835.

18.12.1834
Verzoek van de maatschappij St.-Cecilia om hun stadstoelage van 100 frank te mogen behouden.  Ofschoon ze die bijdrage te gering vinden voor de verdiensten die ze hebben in de feestelijkheden van de stad, - ze zijn immers "de eenigste maetschappij van kunsten welke in Eeclo bestaet" - kunnen ze geen veto stellen tegenover het stadsbestuur gezien ze deze fondsen "dankbaer gebruiken tot aflossing der schulden en voor de aenkoop eeniger instrumenten en van muziekstukken".
Wanneer we even stellen dat stadsbedienden als Desiré Vermeersch en Pieter De Raedt een jaarwedde ontvangen van 315 frank, zijnde het drievoud van de subsidie, dan geloven we dat onze huidige muziekverenigingen heel gelukkig zouden zijn mocht de stadstoelage de verhouding 1 op 3 respekteren.

20.12.1834
Van overheidswege was erop aangedrongen in de scholen het "Fransch en Vlaemsch woordenboek" van Mr. Olinger "oud principaal der athene van Brussel" te gebruiken.  Eeklo zou gevolg geven aan dit verzoek.

22.12.1834
Ten overstaan van het Armbestuur, bestaande uit Ferdinand Euerard, Jan Baptist Standaert, K. De Vlieger en Philippe Van de Putte, uitte de raad de wens de beschikbare kapitalen van afgeloste renten aan te wenden "voor het inrigten van een gesticht om de arme ouderlingen en weezen" in op te nemen.
Het armbestuur, schijnbaar allesbehalve gelukkig met dit voorstel, zou de zaak in overweging nemen, maar zag toch liever nieuwe voorstellen ter tafel komen !

1834
Uiteraard kregen de onderwijskrachten ook dat jaar hun portie gratis te onderwijzen leerlingen toegewezen.
Bij meester Ledeganck, die als jaarvergoeding 179,75 frank ontving, boden zich o.a. aan: Marie Antonia Van Vooren het 10-jarig dochtertje van Antone en Marie Ringoor, Hyppolite Vervaet, 13 jaar, zoon van Joannes en Marie De Keyser, Virgenie Marie Coucque, 8 jaar, dochter van Ferdinand en Marie Anna Bisschop.  Meester Verbiest kreeg 105,89 frank maar ook de 8-jarige Engel en de 10-jarige Petrus Martens, zonen van Jacobus Francies en Francisca De Craene; Benedictus Van Hijfte, 10 jaar, zoon van Joannes en Marie Therese Van de Broele veranderden op 1 november van leraar en werd toegewezen aan meester Ledeganck.  Nieuwkomer Donat De Knibber ontving 6,75 frank voor het gratis onderwijzen van Marie Cecilia Sierens van het "oosteyndeken", oud 7 jaar, dochtertje van Pieter en Francisca Colpaert.

1834
Weer kreeg Eeklo zijn deel nieuwe drankhuizen:

Martinus Van Hootegem, werkman, zou zijn geluk beproeven in "den Biekorf", gelegen in de Raamstraat tussen de huidige melkerij Stassano en het heemkundig museum (05.03.1834).
Augustinus Van de Calsijde opende op de hoek van het Kerkplein en de Prinsenhofstraat "den Posthoorn" (09.04.1834).
Karel Norbert Staelens hield "de ster" op de Markt, gelegen op de westhoek van de Sterrestraat.
Francies Claeys doopte zijn nieuw drankhuis te Balgerhoeke met "den wegwijzer" (24.04.1834).
In het rootje veranderde de nieuwe tapper Antone Philippe Tulpinck de oude naam "Bacchus" in "het Vliegende Peerd" (10.05.1834).
Charles De Brucqs nieuwe herberg heette "Ste Cecilia in het blauw huis".  Waar zou dit elders kunnen zijn dan op de hoek Molenstraat-Boelare.
Op de Markt, heden nr. 53, een drietal huizen van "de ster" opende Francois Gamage "La cour de Bruxelles" (31.05.1834)
Joannes Van Belle startte in "de twee gouden sleutels" (26.06.1834).
Terwijl op het oosteyndeken, een drietal huizen, oost van de Garenstraat Jooris Van Dabel "den druyftak" opende.

1834
In de loop van 1834 werd Eeklo belast met 33 dagen militaire inkwartiering.  Steeds ging het om slechts één overnachting van troepentransport van en naar "pont de paille" (Strobrugge onder Maldegem).  De hier verblijvende militairen waren regimenten jagers te voet, - te paard, grenadiers en infanterie.  Van de 33 inkwartieringen konden we slechts van 9 de getalsterkte samenstellen.  Eeklo herbergde op die negen verblijven 37 officieren en 1.021 manschappen met 58 paarden incluis.
Uiteraard een zware last voor de bevolking.

De woning van olieslager Engel Steyaert, zoals ze er in 1834 uitzag
De woning van olieslager Engel Steyaert, zoals ze er in 1834 uitzag.  Gelegen in de huidige Kon. Albertstraat nr 16, oost van het restaurant "De Groene Boomgaard".
SAE - Modern, ongeklasseerd).

1834
Dat de handel zich te Eeklo vlug herstelde mag blijken uit de relatief vele aanvragen om een zelfstandig beroep uit te oefenen en de snelle evolutie in de woningbouw die in hoofdzaak uitging van middenstanders.

Ferdinand De Neve, koopman in tabak liet 2 huizen bouwen in de Cocquytstraat. (05.02.1834)
Winkelier Pieter Verhelst bouwde zijn nieuw huis. (12.02.1834)
Julien Timmerman, voorzag grootse verbouwingen aan zijn winkel op de Markt. (12.02.1834)
De gezusters Marie en Therese De Clercq vernieuwden in het "hondekotstraetjen" hun winkel. (01.03.1834)
Charles De Schepper, rentenier wonende te Gent liet een woning optrekken in de Peperstraat. (05.03.1834)
Hyppolit Vermast, huidevetter, herbouwde zijn huis "in de Brugsche of raveschootstraet". (12.03.1834)
Ferdinand Wijffels en Charles De Vlieger verfraaiden hun woning in de "meulestraete".
Antone Roegist Pussemier, eigenaar van de herberg "den Papegaei" in de Zuidmoerstraat en bewoond door Cornelis De Beeldemacker "moderniseerde" eveneens zijn bezit.
Engel Steyaert, olieslager, vroeg toelating voor het plaatsen van nieuwe ramen "die 30 duymen zullen hoog gemaekt worden, het leggen van eene cornisse en het herstellen van het dak". (23.04.1834)
Bewuste woning bevond zich in de huidige Kon. Albertstraat, oost van de Groene Boomgaard.
Jan Felix Van Damme en Marie Josepha Van Hecke, weduwe van Jan Baptist Van Wassenhove deden verbouwingswerken aan hun woning "op den Botermarkt", laatstgenoemde liet tevens een nieuw huis bouwen in de Cocquytstraat. (08.10.1834)
Benedictus Gillebeert, Jan Baptist De Bruycker, Ferdinand Goethals en Albert Philips openden een slagerij in hun respektieve woonsten in het "teerlingstraetje ", Kerkstraat, en op de Spriet.  Marie Catharina Mariman, weduwe van Philippe Amone De Vos, thans winkelierster zag heil in de oprichting "eener zoutziederij".  Terwijl Hypoliet Goethals en J. Vermast elk een kaarsenmakerij openden.
 

1834
Aan de hand van diverse rekeningen hebben we getracht enkele lonen en wedden voor 1834 te achterhalen:

stadssekretaris Rodrigos ontving een jaarwedde van 1058,20 frank,
stadsomvanger Ferdinand Van Hoorebeke, 700 frank,
politiekommissaris Charles Van Hoorebeke, 800 frank,
de drie "commizen" Ferdinand De Heuvel, Desiré Vermeersch en Pieter De Raedt waren sinds kort gebracht op respektievelijk 570 frank voor de eerste en 315 frank voor de twee volgende.
Joannes Temmerman, klokkenist kreeg 88,88 frank,
Augustinus Van den Berghe, slotmaker, omving een dagloon van 1,55 frank,
Joseph Meerschaert, metsersbaas rekende 2,50 frank voor zijn dagloon en 1,50
frank voor zijn diender,
aan Jan Baptist Van den Bossche "calsijdelegger" van Lovendegem betaalde de stad een dagloon van 2,73 frank,
Antone Van de Putte, koperslager vroeg 2,80 frank daags voor zijn herstellingswerken aan de stadspomp.

Ter illustratie willen we daartegenover stellen dat August De Vos "distributeur van den brievenpost" te Eeklo niet minder dan 0,63 frank briefport vroeg voor het verzenden van één enkele brief !  Met dit voor ogen kunnen we stellen dat de waardecoëfficiënten wel sterk gewijzigd zijn.

1834
Het schepencollege zetelde 103 maal.  Stadssekretaris Philippe Rodrigos was telkens present, burgemeester Dhuyvetter Joseph, 99, en zijn schepenen Bruno Martens en Angelus Aernaut respektievelijk 99 en 97 maal.
De "raad" (te vergelijken met de huidige gemeenteraad) kwam 14 maal bijeen.  Na de burgemeester (14 x) en zijn twee schepenen, Martens (14) en Aernaut (13) die uit hoofde van hun funktie ook de raadszittingen bijwoonden, noteerden we nog: Vermast A. (11), Sierens C. (13), De Clercq A. (14), Van Daele J.B. (13), Roegiers F. (11), Remery P. (14), Van Wassenhove J. (14) en uiteraard sekretaris Rodrigos (14).

(Vervolgt) Erik De Smet.

Separator

Chronologie van Eeklose gebeurtenissen
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16

* Kuipsteken: een kuipje werd met water gevuld en opgehangen.  Onderaan de kuip is een gaatje.  De speler komt er aan met een speer in de hand (bvb op een fiets) en tracht zijn speer door het gat te schuiven.  Lukt dat niet dan doet hij misschien de kuip kantelen en krijgt hij het water op zijn donder.  Als u in YouTube zoekt naar kuipsteken kan u daar enkele filmpjes van kuipsteektornooien zien. Terug naar de tekst

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024