zoon van Petrus Noë (A III) en Joanna De Bast
° Boekhoute 4/3/1735
x Boekhoute 6/4/1759 Maria Anna De Dobbelaere
† Boekhoute 19/12/1805
Op 4 maart 1735 zag Joannes Franciscus Noë, zoon van Petrus Noë en Joanna De Bast in Boekhoute het levenslicht. Op de naam Noë plaatste de pastoor geen trema of accent. Franciscus Noë, zijn peter, was een neef van zijn vader en Joanna Noë, zijn meter, was een zus van zijn vader. Toen hij nog geen drie jaar oud was verloor hij zijn vader.
Als 24-jarige trad hij op 6-4-1759 in het huwelijk in zijn geboortedorp met de 12 jaar oudere Maria Anna De Dobbelaere, dochter van Petrus en Petronella Pieters. Zij was reeds weduwe, met 1 zoon en 1 dochter van Guido Pauwels. Zij schonk haar man 3 dochters en een zoon. Samen boerden ze in Boekhoute in de wijk De Wilde op het einde van de Vlietstraat. (22)
Joannes Franciscus leefde meer dan 50 jaar onder de Oostenrijkse heerschappij, voor onze streken een vrij gunstige periode. Niet alleen handel en nijverheid bloeiden, maar ook de landbouw kende veel voorspoed.
Na enkele radikale hervormingen van keizer Jozef II, de keizer-koster genoemd, rond 1783, kwam er opnieuw protest en misnoegdheid.
In november 1784 werd door het Hollands leger de zeesluis bij het fort Philippine gesloten, waardoor grote delen van Boekhoute onderliepen. Heel wat inwoners van de wijk De Wilde dienden een aanvraag tot schadevergoeding in. Jan Frans Noë zal er waarschijnlijk wel niet veel last van gehad hebben, want door hem werd geen schade-eis ingediend. (22)
Om van het ene dorp naar het andere te mogen diende men op het einde van de 18de eeuw een voldoende verantwoording af te leggen, wat soms heel wat vertraging met zich meebracht, vooral als men meerdere gemeenten door moest. De tocht naar markten, het verkopen van landbouwgewassen, het aankopen van zaden en gerief door boeren en handelaars verliep dus niet zo eenvoudig! Daarom werd de mogelijkheid ingevoerd een "paspoort" aan te vragen waarmee men vrije doorgang verkreeg en waarmee men aldus heel wat tijd spaarde.
Op 27 april 1789 vraagt Jan Frans ook een dergelijk document aan. (23)
"... tot het debiteren van zijne graenen, zaeden, beestiaelen, gaeren, vlasch, boter, hout, hoy strooy ende generaelijk ende speciaelijk alle andere vrughten van zijne aerbeyd en gewas noodig is hebbende, dezelve zoo met waegens, peerden ende te lijve te vervoeren, draegen ende transporteeren..."
Hij krijgt niet alleen de toelating om naar de markten van Gent, Lokeren, Eeklo en Assenede te reizen, maar ook elke plaats "ten platte lande" onder het beheer van Zijne Keizerlijke Majesteit, en ten slotte mag hij ook van alles meebrengen.
"... gelijk hij insgelijckx noodig heeft voor zijn provisiën van dezelve merkten ende van het plat land mede te brengen ende tot zijne wooninge als vooren met waegens en peerden te transporteeren..."
Met dit practisch document kon Jan Frans of zijn helpers die het bij zich hadden "... vrij ende liberlijk passeren ende repasseren zonder hem te doen eenig hinder of beletsel, stoornisse of retardement..."
|
Paspoortaanvraag van Jan Frans Noë
In de regel was het geen groot probleem om zo'n document te verkrijgen. Voor Jan Frans Noë zal het nog wel een beetje vlotter gegaan hebben. In 1788 en 1789 was hij immers schepen van het ambacht Boekhoute, een ambt dat - vooral in die tijd - weggelegd was voor mensen met een zekere stand, en meestal ook met heel wat poen.
Het ambacht Boekhoute werd bestuurd door een burgemeester en 5 schepenen: de burgemeester werd gewoonlijk voor een paar jaar aangeduid, maar een vaste termijn was er niet. Schepen bleef men dikwijls voor een veel langere periode. Het kwam geregeld voor dat ze als gewone burger terugkeerden in de maatschappij om na een korte periode weer als schepen tot het bestuur van het ambacht aangesteld te worden.
Jan Frans Noë zal misschien wel schepen geworden zijn meer omwille van zijn handelsrelaties dan om zijn poen. Of heeft hij zich via enkele plaatselijke relaties als schepen voorgesteld om zijn handelsactiviteiten te kunnen opdrijven? In elk geval vinden we hem slechts 2 jaar als schepen terug.
In die functie werd hij op 8-7-1789 als kamervoogd aangesteld over de wezen van beide wijlen Pieter Goethals en Joanna Meiresonne. Van dit echtpaar kon geen enkel familielid het voogdijschap op zich nemen. In normale omstandigheden, waren de burgemeester en enkele schepenen (niet noodzakelijk allen) de facto de oppervoogden bij een boedelvereffening of staat van goed. (24)
Jan Frans had in 1792 vier paarden. Slechts 5 boeren op de 57 paardenbezitters werkten met 5 of 6 paarden. In totaal waren er in dat jaar 147 paarden op gans Boekhoute. (25)
De Zuidelijke Nederlanden werden in het laatste decennium van de 18de eeuw enige maanden onafhankelijk, kwamen nu eens onder Frans dan weer onder Oostenrijks gezag te staan maar werden in 1794 definitief bij Frankrijk ingelijfd: opeisingen, leveringen van paarden, graan en vlees aan de bezetter en inkwartieringen van ruiters kostten onze bevolking veel geld.
Napoleon deed ook heel wat ingrijpende veranderingen waarvan sommige nu nog steeds zeer belangrijk zijn. Onze gewesten werden in departementen verdeeld: Assenede, Boekhoute, Bassevelde en Zelzate maakten deel uit van het "Département de l'Escaut".
De Franse taal werd algemeen en vele namen, zeker de voornamen werden verfranst. De burgerlijke stand werd ingevoerd in 1796, de gregoriaanse kalender werd afgeschaft en vervangen door de republikeinse kalender die sinds 1792 in Frankrijk in voege was: 1 vendemiaire an I = 22-9-1792. De maanden werden ingedeeld in 3 decaden van elk juist 10 dagen, zodat men nu slechts om de 10 dagen één rustdag kreeg. Elk jaar had ook een verschillend aantal inhaaldagen. Deze ingewikkelde franse tijdrekening liep ten einde op 1-1-1806 (op 11 nivôse XIV dus).
Jan Frans bezat in Assenede 3 partijtjes land in de St. Janspolder, sectie F nr. 119, 120 en 121 samen 1,76.10 ha groot. Deze 3 stukken werden in 1852 door de erfgenamen van zijn zoon verkocht aan landbouwer Bernard De Vleeshouwer te Boekhoute. Daarbij bezat hij nog 33 aren en 80 ca land in de Fonteyne, sectie D nr 498, dat in 1852 verkocht werd aan Pieter Joannes Noë.(zie C VI, zie blz. 127)
Jan Frans overleed in Boekhoute op 28 frimaire van het 14de jaar van de Franse Republiek, wat overeenstemt met 19-12-1805. De moeder was eigenares van de herberg "de Engel" in Boekhoute. De herberg bestaande uit een huis, schuur, bijgebouwen en een stukje grond "un cabaret, portant pour enseigne l'Ange..." werd op 29-12-1809 voor 3 jaar verhuurd aan Josse Jean Van Hecke voor de som van 223 francs en 20 centimes per jaar. (26)
Moeder Maria Anna De Dobbelaere overleed in Boekhoute op 10-1-1812 op 89-jarige leeftijd. Enkel zoon Francies was gehuwd.
Hun kinderen:
Joannes Franciscus Noë had geen enkel kleinkind, zodat met de dood van zijn tweede dochter, Maria Anna, in 1836 deze Boekhoutse tak volledig uitgestorven is.
Deze struik had een zekere stand bereikt: begonnen als kleine boeren hebben ze zich geleidelijk opgewerkt. Ze hebben zich kunnen vestigen in een van de vruchtbaarste delen van de zandstreek, een aanloop als het ware naar de polders. Ze hebben niet geaarzeld hun financiële overschotten die bijna iedereen tijdens het Oostenrijkse tijd mits een beetje geluk en voldoende werklust kon vergaren, om te zetten in eigendommen.
Dat gaf hen aanzien, wat dan weer resulteerde in het aanbod van een schepenambt, een ambt dat 2 eeuwen geleden vooral een eretitel was.
Nochtans was deze tak niet zo'n zwakke schakel in de Noë-stam! Van de 13 kinderen die er geboren werden op 3 generaties waren er slechts 3 kindersterften. Het kleine aantal kinderen (hoofdzakelijk ten gevolge van de hoge huwelijksleeftijd), waarvan de meeste dan nog meisjes waren, verhinderde een openbloeien van deze tak.
Onze Noë Welkom-blz
Overzicht
Inhoudstafel
Deze NOE webstek doorzoeken
Meer stambomen
Het Meetjesland
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 05-12-2022
Copyright (c) 2024
Adrianus (B IIIa)
Agnes Margarita
Amelie, fa Ferdinand
Antonius Franciscus (B Va2)
Arthur Aloysius (B VIIId1)
August (C VIIb)
August (C VIIIa)
August,
fs Francies (B VIIb)
Bernardus Aloysius (B VIIIe)
Carolus Ludovicus
Dominicus (B VIIId2)
Edward (B VIIIa)
Emiel (C VIIIc)
Emiel Stefaan (B IXa)
Ferdinand (B VIc)
Ferdinand (B VIIc)
Francies (B VIIb)
Franciscus Marianus (A V)
Franciscus Antonius (B Va4)
Franciscus (C V)
Franciscus (D II)
Ivo Franciscus (C VIIa)
Georgius,
fs Matthias (B IIb)
Hendrik (D I)
Henri (C VIIIb)
Henricus (D III)
Jacobus,
fs Ferdinand (B VIc)
Jacobus Bernardus (B Vb)
Jan (A I)
Jan (A II)
Joannes (B IIIc)
Joannes (C II)
Joannes (C III)
Joannes Franciscus (A IV)
Joannes (B VIIe)
Josephina Benedicta
Judocus (B II)
Judocus (B IVb)
Jacobus (C IV)
Judocus (C V2)
Livinusfs Hendrik
Louisa Coleta
Martina Emiel (B IXa)
Martinus (B Va3)
Martinus, fs Adrianus
Matthias (B I)
Matthias (B IIb)
Petrus (A III)
Petrus (B IIIb)
Petrus (B IVa)
Petrus (B VIIa)
Petrus (B VIId)
Petrus (C I)
Petrus (D IV)
Petrus Emmanuel (B Va1)
Petrus Joannes (B VIa)
Petrus Joannes (C VI)
Petrus (B VIb)
Rosalie
fa Petrus (B VIId)
Vincentius