zoon van Hendrik, broer van Jan (A I), Petrus (C I) en Hendrik (D I)
° ?
x Lembeke 20/10/1647 Marie Van Acker
† Eeklo 25/3/1676
Over de jeugdjaren van deze Matthias Noë, in de omgang Matthijs genoemd, weten we weinig. Hij is vermoedelijk in Assenede opgegroeid in een kinderrijk gezin en heeft alleszins heel wat oorlogsellende gekend op het einde van de Tachtigjarige Oorlog. Hij is dus in Lembeke op 20/10/1647 gehuwd met Marie Van Acker die hem zeker zes kinderen schonk waarvan 4 zonen en 2 dochters. Vermoedelijk is geen enkel kind in zijn prille kinderjaren gestorven wat voor die tijd een zeer grote uitzondering was.
Septima augusti 1647 contraxerunt de futuro Matthias Noë et Maria van Acker iuncti matrimo[nio] 20 octobris spon- salibus Petro Catelijn et Georgio Deck. Op de zevende van augustus 1647 zijn in ondertrouw gegaan Matthias Noë en Maria van Acker, ze zijn gehuwd op the 20ste van october met als getuigen Petrus Catelijn en Georgia Beck. Onze beste dank aan Mevr. Mary Gardner-Karcher om dit document te vinden en er ons een copij van op te sturen. De pastoor schrijft zijn vieren als negens maar Mary heeft ze vergeleken en uiteindelijk is het verschil tussen de twee toch gemakkelijk te zien. |
Matthijs en Marie boerden in Eeklo op het Oostveld.
Eeklo, thans de hoofdstad van het Meetjesland genoemd, was in de Middeleeuwen een open stad, had dus geen vestingen en was aldus veelvuldig het doelwit van rebellerende en plunderende legerbenden.
In het begin van de 15de eeuw was het een heel welvarend stadje met een bloeiende lakennijverheid. Het Eeklose laken was tot in Duitsland vermaard. Dank zij die voorspoed kon het stadsbestuur vele materiële verbeteringen bewerkstelligen om het handelsverkeer nog aan te wakkeren. Het onderwijs werd gesubsidiëerd en het gildeleven bloeide welig. Verspilzucht en eerzucht bij het stadsbestuur en tweedracht en naijver onder de burgerij lagen uiteindelijk aan de grondslag van het verval.
Tijdens de opstand van de Gentenaars tegen Philips de Goede in 1451-1453 hadden de stad en de kerk veel te lijden. Deze laatste was pas hersteld in 1520 toen een brand de torenspits verwoestte. Ook tijdens de godsdiensttroebelen en de Tachtigjarige Oorlog ontsnapte de kerk niet aan het vandalisme van de Calvinisten. Op 25 juli 1578 vielen de beelden en sieraden onder de vernielzucht van de beeldenstormers. In 1583 werd een deel van de kerk door brand verwoest. Het duurde tot 1612 vooraleer ze was hersteld en in de winter van 1613-1614 werd ze door Ierse soldaten als kampplaats gebruikt. Op het ogenblik dat de familie Noë in Eeklo verscheen was de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zo goed als over, maar het stadje was vervallen. De lakenweverij was volledig verdwenen en pogingen om deze industrietak weer nieuw leven in te blazen mislukten keer op keer: de stad had haar ondernemende handelaars en beste wevers naar het protestantse Noorden weg zien trekken.
Naast de geregelde doortocht van allerlei troepen werd het volk ook dikwijls slachtoffer van epidemieën als pest, pokken, tyfus en verschillende andere soorten koortsen. Zo bedroeg in 1693-1694 en 1783 de kindersterfte zelfs 30 tot 50% van de totale mortaliteit.
Dat in dergelijke omstandigheden de bedelstaf heerste in Eeklo mag ons niet verwonderen. Handel en industrie bleven sluimeren en het weinige geld waarover de stad beschikte werd door Franse en Hollandse invallers opgeëist. Net zoals het omliggende zou ook Eeklo herademen onder Oostenrijks bewind. (31)
De familie Noë bleef in Eeklo tot het einde van die moeilijke 17de eeuw maar zou er 50 jaar later terugkeren.
De pachthoeve waar ze kwamen wonen in Eeklo was de eigendom van jonker Jan Van Urssel (elders ook Van Urssen) (32) en bepaalde stukken land hadden typische namen zoals "de verlooren hofstede", "het appelaerestuck" en "in de Clayssens bosschen" waarop vooral koren en boekweit werd gezaaid. De veestapel bestond uit 4 koeien, 2 vaarzen "gaende op hun derde jaer..." en 2 vaarzen van een jaar jonger, alsook "... den troup schaepen". De waarde van de koebeesten werd op 14 ponden 10 schellingen geschat en die van de schapen op 60 ponden en 10 schellingen: dat betekent dat Matthijs een grote kudde schapen bezat.
Op 5 juni 1661 verkocht hij 36 schapen voor 27 ponden en 15 schellingen aan een zekere Lieven De Zutter fs. Michiel, die echter 2 jaar later nog maar 12 ponden betaald had en ondertussen uitgeweken was "... alsnu woonachtich ontrent eene mijle op dese sijde van dunckercke..." De rest zal hij wellicht nooit gezien hebben "... niet jegenstaende alle devoiren daertoe ghedaen..."
Marie Van Acker, gewoonlijk Maeyken genoemd, overleed in Eeklo op 3 mei 1663. Haar staat van goed, die op 28 juni van hetzelfde jaar werd opgesteld sloot met een batig saldo van 121 ponden en 14 schellingen, saldo dat zoals toen de gewoonte was, voor de helft aan de weduwnaar toekwam, en voor de helft onder de kinderen werd verdeeld.
In dit geval kreeg elk kind 10 pond 2 schellingen en 10 grootten als "wezepenning". Gillis van Acker en Henderic Nowe waren de voogden over de 6 kinderen. (33) Deze Hendrik was een broer van Matthijs en woonde in Assenede (cfr. Hoofdstuk D I, blz. 169).
Matthijs bleef verschillende jaren weduwnaar maar hertrouwde bijna 7 jaar later toch. Marie Willems filia Jan, weduwe met 2 zonen van Joos De Bruyne, verbond zich in de echt met hem in Eeklo op Lichtmis 1670. Zij zou haar man nog 2 kinderen schenken die echter kort na hun vader overleden. Aldus de staat van goed van Matthijs (33), maar we hebben slechts de geboorte gevonden van 1 dochtertje.
Hier, beter leesbaar, nog eens:
"Staet ende Inventaris van de Baeten ende comeren ghebleven ende bevonden ten sterfhuyse van matthijs nowe overleden op den XXV en dag der maent maerte 1676, wesende alsdan in hauwel(yck) met marie willems f(il)ia Jan daeraen hij heeft gheproceert (= verwekt) twee kinderen de welcke corts naer hunnen voorn.(oemden) vaeder oock sijn commen toverlijden ende sijnde den voornoemden overleden te vooren in hauwel(yck) gheweest met maeyken van ackere, daeraen hij gheprocreert heeft ses kinderen, ghenoempt Joos, Lieven, Jooris, Matthijs, Joorijntien ende Joosijntien, dan is te weten dat den voornoemden Lieven is commen t'overlijden eenighe jaeren naer sijne voornoemden moeder, welke jegenwordighen staet de voornoemde marie willems als besittighe ten voors(eyd)en sterfhuyse heeft doen maecken, ende is presenterende aende voornoemde audste kinderen van soverleden 1e bedde hun selfs wesende (= meerderjarig) ende aen heindrick noe als voocht vande joncxste kinderen wesende minderjaerich, voor Ul(ieden) mijne heeren Bailliu, Br (= burgemeester) ende schepenen van dese stede ende vrijhede van Eecloo."
Matthijs overleed in Eeklo op 25 maart 1676. Op 4-11-1676 werd de venditie gehouden, die 238-5-5 ponden opbracht. Dat deze stam Noë een zekere welstand genoot, getuigt de "gauden trauwrijnck van de besittige..." geschat op 16 schellingen. Zijn staat van goed werd afgesloten met een boni van 206-1-0 ponden. Marie Willems hertrouwde daarna met Jooris Meere, die vroeger reeds op de boerderij had geholpen, o.m. om het mest te spreiden. Wanneer Marie precies overleden is hebben we nog niet kunnen achterhalen, maar ze werd opnieuw weduwe toen Jooris op 16/4/1681 in Eeklo overleed.
De kinderen van Matthijs Noë:
A) Uit het eerste huwelijk met Marie Van Acker:
B) Uit zijn tweede huwelijk met Maria Willems:
Op 16/12/1676 wordt een verdeling opgesteld tussen de kinderen van Matthys en Jooris
Meere. Hieruit vernemen we dat het tweede kind van Matthys bij Marie Willems de
naam Pieter kreeg en dat hij overleed tussen het afsterven van Matthys en het opmaken
van de staat van goed. Door een hiaat in de parochieregisters in Eeklo kunnen
we noch de geboortedatum, noch de overlijdensdatum vermelden.
Hieronder het document van de verdeling gevolgd door de transcriptie.
|
Liquidatie tusschen Jooris Meere als in huwelijck hebbende Marie Willems, dewelcke tevooren w(eduw)e was van Matthys Noe ende daer tevooren van Joos de Bruune ter eender, Joos, Joan(ne)s ende Matthys Noe dry sonen van(de) voorn(oemde) Matthys gheprocreert aen Mayken Van Acker, Pieter Meere als in huwelijck hebbende Jooryne Noe, ende Joosyne Noe twee dochters oock van voorseide Matthys, kinde(ren van de) selve Mayken Van Acker.
We zullen, voor alle duidelijkheid, vanaf hier in dit werk,
Judocus (B II a) en zijn afstammelingen "de tak
Eeklo" noemen. Bespreking van deze tak begint
hier.
Broer Matthias (B II b) en zijn afstammelingen vormen
vanaf hier "de tak Boekhoute" waarvan
de bespreking hier begint.
Onze Noë Welkom-blz
Overzicht
Inhoudstafel
Deze NOE webstek doorzoeken
Meer stambomen
Het Meetjesland
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 05-12-2022
Copyright (c) 2024
Adrianus (B IIIa)
Agnes Margarita
Amelie, fa Ferdinand
Antonius Franciscus (B Va2)
Arthur Aloysius (B VIIId1)
August (C VIIb)
August (C VIIIa)
August,
fs Francies (B VIIb)
Bernardus Aloysius (B VIIIe)
Carolus Ludovicus
Dominicus (B VIIId2)
Edward (B VIIIa)
Emiel (C VIIIc)
Emiel Stefaan (B IXa)
Ferdinand (B VIc)
Ferdinand (B VIIc)
Francies (B VIIb)
Franciscus Marianus (A V)
Franciscus Antonius (B Va4)
Franciscus (C V)
Franciscus (D II)
Ivo Franciscus (C VIIa)
Georgius,
fs Matthias (B IIb)
Hendrik (D I)
Henri (C VIIIb)
Henricus (D III)
Jacobus,
fs Ferdinand (B VIc)
Jacobus Bernardus (B Vb)
Jan (A I)
Jan (A II)
Joannes (B IIIc)
Joannes (C II)
Joannes (C III)
Joannes Franciscus (A IV)
Joannes (B VIIe)
Josephina Benedicta
Judocus (B II)
Judocus (B IVb)
Jacobus (C IV)
Judocus (C V2)
Livinusfs Hendrik
Louisa Coleta
Martina Emiel (B IXa)
Martinus (B Va3)
Martinus, fs Adrianus
Matthias (B I)
Matthias (B IIb)
Petrus (A III)
Petrus (B IIIb)
Petrus (B IVa)
Petrus (B VIIa)
Petrus (B VIId)
Petrus (C I)
Petrus (D IV)
Petrus Emmanuel (B Va1)
Petrus Joannes (B VIa)
Petrus Joannes (C VI)
Petrus (B VIb)
Rosalie
fa Petrus (B VIId)
Vincentius