![]() + Koster Aug. De Kesel |
Twee brieven |
«... Wie naar Rome trekt, kan neerknielen op hun graf
(d.i. van de Zoeaven) in het Campo Verano en op dat van Pius IX die wilde
begraven worden in de San-Lorenzokerk, dicht bij de jongens die voor hem
vielen. Links van San-Lorenzo rijst het marmeren monument dat de grote
paus voor zijn Zoeaven heeft opgericht: Sint-Pieter reikt een zwaard aan een
vaandrig met de kruisvlag. En op het achtkantig voetstuk staan namen
van bij ons...» (Mgr. K. Cruysberghs in «Groten uit ons volk.» Davidsfonds, Leuven, 1951; blz. 157-158). |
KORTE HISTORISCHE SCHETS.
In het verbrokkelde Italië der 19e eeuw ontstond een groeiende drang naar staatkundige eenheid.
Dit Risorgimento (d.i. herrijzenis) werd weldra een bedreiging voor de Pauselijke Staten. Daarom deed paus Pius IX (pontificaat van 1846 tot 1878) in 1860 een beroep op vrijwilligers en op de Franse generaal Lamoricière (1), die het pauselijk leger moest reorganiseren.
Uit de eerste Franse en Belgische vrijwilligers werd een korps gevormd onder de naam "Les tirailleurs franco-belges.»
Later kregen ze het grijze uniform belegd met rode linten van de oorspronkelijke Zoeaven, keurbenden uit Noordafrikaanse bergstreken (2).
Ook de naam Zoeaven namen ze over. Hun aantal bedroeg ± 11.000, waaronder ruim 3.000 Nederlanders en 1.600 Belgen (3).
In 1860 werden ze verslagen te Castelfidardo, aan de Adriatische Zee, waardoor de Marken en Umbrië verloren gingen voor de paus (zie kaartje). Enkele jaren bleef het dan rustig, maar in 1867 laaide de strijd weer op. Te Bagnorea, Valentano, Subiaco, Monte Libretti hadden bloedige schermutselingen plaats tussen Pauselijke Zoeaven en Roodhemden van Garibaldi. Het belangrijkste gevecht werd echter geleverd te Mentana, een ommuurd bergdorp, door Garibaldi bezet. In de rug gedekt door een Frans korps, bestormden de Zoeaven de vesting en wisten die stormenderhand in te nemen (4).
Bij het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog, in 1870, werd het Franse leger uit Rome teruggeroepen. De Zoeaven stonden nu alleen en waren niet opgewassen tegen de overmacht. Weldra stond de vijand vóór de poorten van Rome. Toen een eerste bres in de muren bij de Porta Pia geschoten werd, gaf de paus bevel de strijd te staken. Dit betekende het einde van de Pauselijke Staten. De paus werd «de gevangene van het vatikaan» en de Zoeaven keerden naar hun vaderland terug.
Dit jaar is het precies een eeuw geleden dat de strijd der Zoeaven geëindigd is. Het toeval heeft gewild dat we juist in dit herdenkingsjaar inzage kregen van documenten uit familiearchieven betreffend twee Meetjeslandse Zoeaven, over wie, voor zover we weten, nog niets gepubliceerd werd.
Het was dan ook een enige gelegenheid om deze Zomergemse Zoeaven wat beter te leren
kennen en meteen hulde te brengen aan hen en aan die vele anderen, die het bedreigde
«Patrimonium Petri» ter hulp snelden.
ONZE BRIEFSCHRIJVER.
August De Kesel werd geboren te Zomergem op 7 juni 1842 als zoon van Petrus en van Joanna Maria Blomme. Zijn vader was afkomstig van Zomergem en wever van beroep. Zijn moeder werd eerst als huishoudster opgeschreven, later als weefster.
Reeds in 1863, nauwelijks 21 jaar oud, vertrok August De Kesel als vrijwilliger naar Rome. Eerst ging de reis naar Brussel, waar een groot rekruteringscentrum ingericht was in het gesticht van de Broeders der Christelijke Scholen, in de Cellebroersstraat. Per trein werd onze Zoeaaf dan via Parijs naar Marseille gevoerd. Daar scheepte hij in met bestemming Civita Vecchia, om van daaruit per trein Rome te bereiken. Vijf jaar lang zal August De Kesel bij de Zoeaven blijven. Over zijn verblijf aldaar konden we niet veel achterhalen. Mogelijks heeft hij de slag van Mentana meegemaakt. Hij was wel houder van het zilveren Kruis van Mentana, dat mag ons echter niet misleiden, want Pius IX liet voor al zijn bevrijders deze gedenkpenning slaan. Op de voorzijde stonden de woorden «Fidei et Virtuti» (Aan trouw en dapperheid) en op de achterzijde «Hinc Victoria» (Van hier de overwinning).
Onze Zoeaaf werd ook vereerd met de medaille «Bene Merenti» (Voor hem die zich verdienstelijk maakte). Deze onderscheiding werd echter pas in 1891 uitgereikt door paus Leo XIII, ook aan alle Zoeaven.
Na vijf jaar dienst keerde August De Kesel in 1868 voorgoed naar Zomergem terug.
De val van Rome heeft hij niet meer meegemaakt. Hij bleef ongehuwd en vestigde zich bij zijn ongehuwde broer Eduardus (1835-1912) en bij zijn eveneens ongehuwde zuster Amelia (1844-1937). Evenals zijn broer was hij landman van beroep. Volgens de telling 1910-1920 woonden ze in Langeboeken, 37.
August De Kesel stierf de 10e januari 1918 te Zomergem.
Bij zijn graf werd de lijkrede uitgesproken door zijn neef en oud-wapenbroeder, die toevallig dezelfde naam droeg als onze briefschrijver: August De Kesel (5).
Uit deze lijkrede nemen we een paar zinnen over:
«... Hij was een man: een man der sterkste onder de mensen, zijn levenskracht en zijn onvermoeibare iever vreesden niets; hij kende gene gevaren; zijn reine ziel wilde alles opofferen voor de verdediging des Pauzes. Vijf jaren lang, zelfs in de grootste ontberingen, en in de grootste hitte der zonnestralen in Italië's gebergten, bleef hij onvermoeid in den strijdlust...»
«... O ! Lieve vriend en neef ! Zing nog eens het
schone Regina sine labe originale concepta; zoals gij dikwijls deedt van op de
bergen van Frascati, Marino, Subiaco en Rome; zing nog eens ter ere der H. Maagd
Maria ! Op aarde niet meer. Op aarde niet meer, maar in de
Hemel.»
DE BRIEVEN.
De twee brieven van Zoeaaf August De Kesel, waarvan de volledige tekst volgt, zijn geschreven op een dubbel velletje ongelinieerd postpapier en achteraf in twee gevouwen.
Ze zijn zeer netjes geschreven; het is duidelijk dat onze Zoeaaf ter schole ging in de tijd dat schoonschrift of kalligrafie nog een hoofdvak was. Alleen in de vouwen is de tekst wat onduidelijker geworden.
De tweede brief, geschreven te Albano (6), is niet ondertekend. Dit komt wellicht omdat er geen plaats meer was voor een handtekening, want het slot van de brief werd vertikaal in de marge geschreven en vult die helemaal.
We hebben de spelling, ook als die ons inziens foutief was, ongewijzigd gelaten. Om de leesbaarheid te vergemakkelijken hebben we de interpunctie, die bijna helemaal ontbreekt, aangevuld.
In de oorspronkelijke brieven wordt elke nieuwe regel met een hoofdletter begonnen, zoals vroeger in verzen gebruikelijk was. Ook die hoofdletters, die alleen maar verwarrend kunnen werken, hebben we weggelaten.
Wat de stijl betreft, daarover laten we de lezer zelf oordelen. Hij mag echter niet vergeten dat die brieven ruim honderd jaar oud zijn en dat onze Zomergemse vrijwilliger, zoals de meeste Zoeaven, een eenvoudige volksjongen was.
Ook de inhoud moet in het licht van die tijd gezien worden. Erger u
niet aan de sentimentele tijdsgeest en de jacht op relikwieën
(7), maar bewonder — en dat mogen we toch ?
— de offervaardigheid van deze jongen, die met grote vurigheid de oproep
van de paus beantwoordde, met de inzet van geheel zijn persoon.
EERSTE BRIEF
Roomen, den 1 april 1867. Zeer Achtbaere Ouders, Met deze gelegenheid te hebben kan ik niet nalaten un eenige
regelen te schrijven en hun met dezelve gelegen te laten weten den staet onzer goede
gezondheid en ik denk dat gij mij deze zelve woorden zult weder sturen van un
alle en met aenstaende van den Paeschen wensch ik un alle een goede en zaligen
feestdag. Wij hebben hier onzen Paeschen ge auwden op den 25 Maert.
Het was hier groote feesdag in Roomen op dien dag. Ik heb dan den eerste
keer den pauws gezien met zijn beste Foitur met 6 peerden en eenen witten
muilezel en ik durf u zeggen dat het schoon was. Ten tweeden de goederen
die ik mede geve met Pieter Rooms, die over 2 jaer ook bij hun geweest is.
Dit zijn de volgende: Aug. De Kezel, zouaf pontifisio soldato de papa. |
TWEEDE BRIEF
Albano, den 20 april 1868. Zeer Lieve Ouders, Broeders en Zusters en (Aug. De Kezel). |
ZOEAAF AUGUST DE KESEL, KOSTER
Door een gelukkig toeval kwamen we in het bezit van heel wat gegevens over de neef, naamgenoot en wapenbroeder van onze briefschrijver. We willen ze de lezer niet onthouden.
Koster August De Kesel werd geboren te Zomergem op 24 november 1850 (zo lezen we tenminste op zijn rouwbrief).
Nog geen 16 jaar oud vertrok hij reeds naar Rome om dienst te nemen bij de Pauselijke Zoeaven. Hij was ongetwijfeld een van de jongste vrijwilligers, misschien wel de jongste en eigenlijk te jong, want in het reeds aangehaalde werk over de Nederlandse Zoeaven «Uit het epos der 3000», lezen we dat vrijwilligers slechts werden aangenomen van 17 tot 40 jaar.
Om toch dienst te kunnen nemen, werd onze kandidaat een jaartje ouder gemaakt.
In zijn soldatenboekje, dat nog altijd piëteitsvol bewaard wordt, staat als geboortejaar 1849 vermeld. Zelfs een oningewijde kan goed merken dat er aan dat jaartal geknoeid werd. Door wie ? Dat zal wel voor altijd een vraagteken blijven.
Dat soldatenboekje vertelt ons ook dat hij groot van gestalte was (1,76 m). Dat verklaart wellicht dat het mogelijk was hem voor een jaartje ouder te laten doorgaan. Zijn «connotati» (signalement) luidde verder als volgt: ovaal gezicht, gewoon voorhoofd, blauwe ogen en middelmatige neus. Hij was landbouwer van beroep.
De 14e april 1866 werd hij ingeschreven als Pauselijk Zoeaaf onder nr. 2790 voor een termijn van twee jaar (volontario per anni due) (8). Diezelfde dag schreef men het bedrag van 10 Sc. (Sc. = scudo = vijflirestuk uit die tijd) in op zijn boekje. Daarmee kon hij zich een uitrusting aanschaffen, die kostte hem in het totaal ongeveer 61/2 sc.
Trimester per trimester kunnen we nu zijn inkomsten (9) en uitgaven nagaan.
Eigenaardig is wel het taalgebruik: aanvankelijk is alles in het Italiaans ingevuld. De 3e trimester 1866 (na zijn opleiding ?) werd hij overgeplaatst naar de 3e compagnie en de vermeldingen gebeuren nu in het Frans. Er volgen nog enkele overplaatsingen, maar de gebruikte taal blijft het Frans. Dit duurt tot maart 1867. Van dan af zijn alle notities weer in het Italiaans en dit tot de 4e trimester, waarin weer overgeschakeld wordt naar het Frans.
De slotzin luidt: «Congedié pour temps fini le 30 Avril" (1868).
De handtekening van de kapitein-commandant konden we niet ontcijferen. Op zijn boekje had onze vrijwilliger nog een tegoed van 103 lire 51 ct.
Na twee jaar volbrachte dienst zwaaide Zoeaaf August De Kesel af en keerde naar Zomergem terug, waar hij koster werd. Onze koster, gehuwd met Amelie Van Laere, stond hoog in aanzien bij de bevolking en genoot een zekere welstand.
In 1908 ondernam hij een bedevaart naar Italië. (Over die reis hopen we in een volgend nummer nog een artikeltje te schrijven).
Hij stierf te Zomergem op 17 januari 1936, bijna 86 jaar oud.
Om te eindigen mijn beste dank aan allen die door hun raad en medewerking het schrijven van dit artikeltje mogelijk gemaakt hebben. Ik vernoem volgaarne Juf. Jo De Meester en zusters uit Zomergem, de heren Albert De Kesel uit Oostkamp, Maurice De Kesel uit Zomergem, Jozef De Keyser uit Adegem, Georges Van Vooren uit Aardenburg en Oscar Lippens uit Lembeke.
G. DE VOGELAERE.
__________________________
(1) Christophe de Lamoricière (1806-1865), Frans generaal, vocht in
Algerië. Als commandant van Parijs had hij een belangrijk aandeel aan de onderdrukking
van het juni-oproer (1848). Daarna werd hij kamerlid, doch wegens zijn oppositie
tegen Lodewijk-Napoleon werd hij in 1851 verbannen. In 1860 werd hij bevelhebber
van het pauselijk leger.
(2) In het standaardwerk over de Nederlandse Zoeaven «Uit het epos der
3000», door Br. Christofoor (Nijmegen, 1947), vonden we nog volgende details over het
uniform:
«Het was sierlijk, vlot en practisch en bestond uit een vest, een kort jasje en een
wijde broek van grijsblauw laken, met veel dofrode tressen en chevrons afgezet.
Een klein pauselijk wapen van verguld koper aan een galant kettinkje
sierde de rechterborst. Een grijze kepi, met een kleine jachthoorn georneerd,
herinnerde nog aan de uniform der Franse Jagers en werd, liefst enigzins schuin,
op het hoofd gedragen. De kepi werd wel vervangen door een plechtig-hoge kolbak
en later ook door een rode muts van Arabisch model. Beenwindsels of witte
slobkousen omsloten ten dele de lage bergschoenen. Een brede, rode ceintuur om
het middel voltooide de pittoreske Zoeavenuniform» (blz. 18).
(3) Een gedetailleerde lijst vonden we eveneens in «Uit het epos der
3000». Hier volgt ze :
Nederland Frankrijk België Italië Canada Duitsland Ierland Engeland Spanje Zwitserland Polen Oostenrijk Schotland Luxemburg Portugal Verenigde Staten van Amerika Antillen Zuid-Amerika Rusland China, Denemarken, Egypte, enz. |
3181 2964 1634 744 498 249 184 125 94 45 33 28 25 20 19 17 14 9 5 1 |
Verder waren er nog 38 Zoeaven, waarvan de nationaliteit onbekend was
(blz. 8-9).
(4) In deze veldslag werd graaf Carlos-Ludovicus Maria d'Alcantara,
derde zoon van graaf Octaaf en Ernestine Schamp, geboren te Gent op 3 maart 1847,
gekwetst. Hij overleed aan wondkoorts te Rome op 29 november 1867 en werd
er begraven in de kerk van de H. Julianus (Belgisch college) samen met zijn
wapenbroeder Johannes Moeller. Op het kasteel te Lembeke wordt nog steeds
zijn uniform van pauselijk Zoeaaf bewaard.
Zijn vader werd een der stichters van de Sint-Pieterspenning.
(5) Hun voornamen vonden we op vier verschillende wijzen gespeld:
Augustus, Auguste, August en het Latijnse Agostino.
(6) In dit stadje brak in 1867 de cholera uit.
De Zoeaven maakten er zich verdienstelijk door het verplegen en verzorgen van
zieken en het begraven der doden. Sommigen onder hen bezweken daarbij ook aan
cholera, o.a. drie Nederlandse Zoeaven. In «Het epos der 3000» is een
hoofdstuk gewijd aan deze gebeurtenis: «De helden van Albano» (blz. 153-160).
(7) a/ Te Zomergem wordt nog een nagel bewaard met een
begeleidend document in het Latijn, waarbij de Nederlandse vertaling gevoegd
is. Deze luidt als volgt: «Aen alle die deze tegenwoordige brieven zullen
zien, verklaren en getuigen wij dat deze nagel onzen stempel dragende geraekt
heeft aen den heiligen nagel die bij ons Cistercianen bewaerd wordt in het
inwendige der Kapel der heilige Reliquiën der hoofdkerk van het h. Kruis van
Jeruzalem, die eenen is der zeven waermee onze Heer Jezus Christus wierd aen het
Kruis genageld, en dat hij zoo nauwkeurig gesmeed is, dat hij er aen zeer gelijk
is.
Gegeven te Roomen, 1 December 1863.
b/ Te Oostkamp zagen we een Agnus Dei («achnusedeus» schrijft onze
correspondent) d.i. een wassen medaille met een afbeelding van het Lam Gods.
Deze wordt slechts om de zeven jaar door de paus op donderdag in de Paasweek
gewijd en op zaterdag vóór Beloken Pasen uitgedeeld.
(8) Alle vrijwilligers tekenden een contract voor twee jaar.
Oud-Zoeaven konden zich voor één jaar engageren.
(Uit: «Het epos der 3000», blz. 88).
(9) Zoeaven, gekazerneerd te Rome, ontvingen 14 soldi per week.
In de bergen werd de soldij der manschappen in overeenstemming gebracht met
de eenvoudiger behoeften en ontvingen ze slechts 9 stuivers per week (dat was
ongeveer één Belgische frank).
Zie hier de bidprentjes van August De Kesel en van zijn neef August De Kesel.
Vorig artikel: Eed van haat tegen het koningschap herroepen |
Inhoud van 1971, jaargang 4 |
Volgend artikel: Oud Bassevelde 5 |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 28-09-2023
Copyright Notice (c) 2025