Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1971, 4de jaargang, nr. 1
Zoeaaf August De Kesel
+ Koster Aug. De Kesel
 
   

Twee brieven
van Zoeaaf
August De Kesel
uit Zomergem

«... Wie naar Rome trekt, kan neerknielen op hun graf (d.i. van de Zoeaven) in het Campo Verano en op dat van Pius IX die wilde begraven worden in de San-Lorenzo­kerk, dicht bij de jongens die voor hem vielen.  Links van San-Lorenzo rijst het marmeren monument dat de grote paus voor zijn Zoeaven heeft opgericht: Sint-Pieter reikt een zwaard aan een vaandrig met de kruisvlag.  En op het achtkantig voetstuk staan namen van bij ons...»
(Mgr. K. Cruysberghs in «Groten uit ons volk.»
Davidsfonds, Leuven, 1951; blz. 157-158).
 

KORTE HISTORISCHE SCHETS.

In het verbrokkelde Italië der 19e eeuw ontstond een groeiende drang naar staatkundige eenheid.

Dit Risorgimento (d.i. herrijzenis) werd weldra een bedreiging voor de Pause­lijke Staten.  Daarom deed paus Pius IX (pontificaat van 1846 tot 1878) in 1860 een beroep op vrijwilligers en op de Franse generaal Lamoricière (1), die het pauselijk leger moest reorganiseren.

Uit de eerste Franse en Belgische vrijwilligers werd een korps gevormd onder de naam "Les tirailleurs franco-belges

Later kregen ze het grijze uniform belegd met rode linten van de oorspron­ke­lijke Zoeaven, keur­benden uit Noord­afrikaanse berg­streken (2).

Ook de naam Zoeaven namen ze over.  Hun aantal bedroeg ± 11.000, waar­onder ruim 3.000 Neder­landers en 1.600 Belgen (3).

De Marken en Umbrië in Italië

In 1860 werden ze verslagen te Castelfidardo, aan de Adriatische Zee, waar­door de Marken en Umbrië verloren gingen voor de paus (zie kaartje). Enkele jaren bleef het dan rustig, maar in 1867 laaide de strijd weer op.  Te Bagnorea, Valentano, Subiaco, Monte Libretti hadden bloedige schermutselingen plaats tussen Pauselijke Zoeaven en Roodhemden van Garibaldi.  Het belangrijkste gevecht werd echter geleverd te Mentana, een ommuurd bergdorp, door Garibaldi bezet.  In de rug gedekt door een Frans korps, bestormden de Zoeaven de vesting en wisten die stormenderhand in te nemen (4).

Bij het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog, in 1870, werd het Franse leger uit Rome teruggeroepen.  De Zoeaven stonden nu alleen en waren niet opge­wassen tegen de overmacht.  Weldra stond de vijand vóór de poorten van Rome.  Toen een eerste bres in de muren bij de Porta Pia geschoten werd, gaf de paus bevel de strijd te staken.  Dit betekende het einde van de Pauselijke Staten.  De paus werd «de gevangene van het vatikaan» en de Zoeaven keerden naar hun vaderland terug.

Dit jaar is het precies een eeuw geleden dat de strijd der Zoeaven geëindigd is.  Het toeval heeft gewild dat we juist in dit herdenkingsjaar inzage kregen van docu­men­ten uit familiearchieven betreffend twee Meetjeslandse Zoeaven, over wie, voor zover we weten, nog niets gepubliceerd werd.

Het was dan ook een enige gelegenheid om deze Zomergemse Zoeaven wat beter te leren kennen en meteen hulde te brengen aan hen en aan die vele anderen, die het bedreigde «Patrimonium Petri» ter hulp snelden.
 

ONZE BRIEFSCHRIJVER.

August De Kesel werd geboren te Zomergem op 7 juni 1842 als zoon van Petrus en van Joanna Maria Blomme.  Zijn vader was afkomstig van Zomergem en wever van beroep.  Zijn moeder werd eerst als huishoudster opgeschreven, later als weefster.

Reeds in 1863, nauwelijks 21 jaar oud, vertrok August De Kesel als vrijwilliger naar Rome.  Eerst ging de reis naar Brussel, waar een groot rekruteringscentrum ingericht was in het gesticht van de Broeders der Christelijke Scholen, in de Cellebroersstraat.  Per trein werd onze Zoeaaf dan via Parijs naar Marseille gevoerd.  Daar scheepte hij in met bestemming Civita Vecchia, om van daaruit per trein Rome te bereiken.  Vijf jaar lang zal August De Kesel bij de Zoeaven blijven.  Over zijn verblijf aldaar konden we niet veel achterhalen.  Mogelijks heeft hij de slag van Mentana meegemaakt.  Hij was wel houder van het zilveren Kruis van Mentana, dat mag ons echter niet misleiden, want Pius IX liet voor al zijn bevrijders deze gedenkpenning slaan.  Op de voorzijde stonden de woorden «Fidei et Virtuti» (Aan trouw en dapperheid) en op de achterzijde «Hinc Victoria» (Van hier de overwinning).

Onze Zoeaaf werd ook vereerd met de medaille «Bene Merenti» (Voor hem die zich verdienstelijk maakte).  Deze onderscheiding werd echter pas in 1891 uitgereikt door paus Leo XIII, ook aan alle Zoeaven.

Na vijf jaar dienst keerde August De Kesel in 1868 voorgoed naar Zomergem terug.

De val van Rome heeft hij niet meer meegemaakt.  Hij bleef ongehuwd en vestigde zich bij zijn ongehuwde broer Eduardus (1835-1912) en bij zijn eveneens ongehuwde zuster Amelia (1844-1937).  Evenals zijn broer was hij landman van beroep.  Volgens de telling 1910-1920 woonden ze in Langeboeken, 37.

August De Kesel stierf de 10e januari 1918 te Zomergem.

Bij zijn graf werd de lijkrede uitgesproken door zijn neef en oud-wapenbroeder, die toevallig dezelfde naam droeg als onze briefschrijver: August De Kesel (5).

Uit deze lijkrede nemen we een paar zinnen over:

«... Hij was een man: een man der sterkste onder de mensen, zijn levenskracht en zijn onvermoeibare iever vreesden niets; hij kende gene gevaren; zijn reine ziel wilde alles opofferen voor de verdediging des Pauzes. Vijf jaren lang, zelfs in de grootste ontberingen, en in de grootste hitte der zonnestralen in Italië's gebergten, bleef hij onvermoeid in den strijdlust...»

«... O !  Lieve vriend en neef !  Zing nog eens het schone Regina sine labe originale concepta; zoals gij dikwijls deedt van op de bergen van Frascati, Marino, Subiaco en Rome; zing nog eens ter ere der H. Maagd Maria !  Op aarde niet meer.  Op aarde niet meer, maar in de Hemel.»
 

DE BRIEVEN.

De twee brieven van Zoeaaf August De Kesel, waarvan de volledige tekst volgt, zijn geschreven op een dubbel velletje ongelinieerd postpapier en achteraf in twee gevouwen.

Ze zijn zeer netjes geschreven; het is duidelijk dat onze Zoeaaf ter schole ging in de tijd dat schoonschrift of kalligrafie nog een hoofdvak was.  Alleen in de vouwen is de tekst wat onduidelijker geworden.

De tweede brief, geschreven te Albano (6), is niet ondertekend.  Dit komt wellicht omdat er geen plaats meer was voor een handtekening, want het slot van de brief werd vertikaal in de marge geschreven en vult die helemaal.

We hebben de spelling, ook als die ons inziens foutief was, ongewijzigd gelaten.  Om de leesbaarheid te vergemakkelijken hebben we de interpunctie, die bijna helemaal ontbreekt, aangevuld.

In de oorspronkelijke brieven wordt elke nieuwe regel met een hoofdletter begonnen, zoals vroeger in verzen gebruikelijk was. Ook die hoofdletters, die alleen maar verwarrend kunnen werken, hebben we weggelaten.

Wat de stijl betreft, daarover laten we de lezer zelf oordelen.  Hij mag echter niet vergeten dat die brieven ruim honderd jaar oud zijn en dat onze Zomergemse vrijwilliger, zoals de meeste Zoeaven, een eenvoudige volksjongen was.

Ook de inhoud moet in het licht van die tijd gezien worden.  Erger u niet aan de sentimentele tijdsgeest en de jacht op relikwieën (7), maar bewonder — en dat mogen we toch ? — de offervaardigheid van deze jongen, die met grote vurigheid de oproep van de paus beantwoordde, met de inzet van geheel zijn persoon.
 

EERSTE BRIEF

   

Roomen, den 1 april 1867.

Zeer Achtbaere Ouders,
Broeders en Zusters en Famile,

Met deze gelegenheid te hebben kan ik niet nalaten un eenige regelen te schrijven en hun met dezelve gelegen te laten weten den staet onzer goede gezondheid en ik denk dat gij mij deze zelve woorden zult weder sturen van un alle en met aenstaende van den Paeschen wensch ik un alle een goede en zaligen feestdag.  Wij hebben hier onzen Paeschen ge auwden op den 25 Maert.  Het was hier groote feesdag in Roomen op dien dag.  Ik heb dan den eerste keer den pauws gezien met zijn beste Foitur met 6 peerden en eenen witten muilezel en ik durf u zeggen dat het schoon was.  Ten tweeden de goederen die ik mede geve met Pieter Rooms, die over 2 jaer ook bij hun geweest is.  Dit zijn de volgende:

Vijf reliepuiën voor de kinderen van Pieter Zodocus Heide.

En drij paternosters voor hun, die kunt gij dan geven van wie zij gevracht zijn.  En een relipui van de 12 apostelen voor hun die gij hebt gevracht in hunnen laetsten brief en de ... reliepui met de vier namen in een cas var cozijn Mortier van peertre en eenen doek van Feronica en eene aendre reliepui van Jan Lippens en gelieft die te geven aen de weduwe van Jan Baptiste Heide. En aen die drij paternosters zult gij een zelvere medalie vinden die ik van den pauws hebt gekregen en dat moet gij bij hun auwden.

Nu dit moet gij goed verstaen, ik heb niet alle de namen kunnen krijgen van de reliepuiën.  Er waren namen bij van vrouws persoonen, maer die kunt gij niet krijgen, het moeten alle namen zijn van H. manspersoonen.

Nu die namen dien er mankeeren van cozijn Mortier zult gij zien en van de aendere, maer ik heb er aendere namen genomen van de zondere eilige in de plaets. Den derden ook nog elf achnusedeus voor hun die zijn al te samen in den pak van de Reu en cozijn August.

Nu wij verlangen zeer om nog drij maenden voter te leven, want er is hier eene groote feest op te wege in Roomen, dat het in grooten langen tijd niet zal plaets gehad hebben.

En van nu af zijn er al vreemdelingen in de staet voor dien feesdag aftezien.  Er zal plaets hebben enen ondert jaerschen zublee en er worden meer als twee ondert gelukzalig verklaert en 25 eilig verklart.

De staet zal vol zijn met vreemdelingen en ge lieft ook te zeggen aen mijnheer den borgemeester Van Hecke als hij nog schikt van naer Italiën te komen, dat hij het moet leggen om dien grooten feesdag bij te wonen in juny en wij zullen geheel de staet met hem afzien, want wij hebben alle dagen tijd om met hem uit te gaan.  Om te eindigen, lieve ouwders, gelieft dapper weder te schrijven als gij die 3 paternosters ontvangen van de twee gebroeders Boonaens en dees van Rooms en als onkle al zijn gedacht heeft van zijnen paternoster en zegt tegen den brief dat hij hem moet asten dat hij hier is, want ik zal niet eer content voor dat ik het weet als gij het ontvangen hebt.

Hier mede sluit ik mijnen brief en blijf uwen toegenegene zoon

Aug. De Kezel, zouaf pontifisio soldato de papa.
 

 

TWEEDE BRIEF

   

Albano, den 20 april 1868.

Zeer Lieve Ouders, Broeders en Zusters en
familie en kennissen,

Ik heb hunnen brief ontvangen die gij mede gegeven heb met cozijn August en ziende dat gij voor de tweede mal nog eens vracht als ik naer huis wilt komen, maer dat valt mij tag zoo lastig, aengezien ik hier zoo tevredene ben.  Ik heb het hier dikwils gezegt, dat ik moest een kind zijn die geene ouders meer heeft, dan zouwd ik hier blijven tot op het einde toe of ten wel tot dat de zak hier voor goed gedaen is.

Nu, lieve ouders, aengezien ik in hunnen brief gelezen heb dat gij mij verzoek van naer huis te komen, zal ik trachten haen hunne aenvraging te voldoen.  Maer als ik te huis zal zijn, dat ik moest hooren dat zij hier weder beginnen, ik zouw mij toch maer slecht kunnen ouwden van weder om te gaen voor den pauws weder te ondersteunen en ons te verzetten tegen vijhanden van de H. Kerk gelijk wij alreeds gedaen hebben.  Ik heb gedacht dat zij nog eens weder zouwden gekeert hebben, maer tegenwordig hooren wij van geenen opstaent.  Het is zoo stil, dat wij hier voor gaende langen tijd geweest heeft en daerom kan ik er ook nog beter een reden van maken van hun eens komen te bezoeken.  Gij weet ook wel, lieve ouders, als ik te huis was, dat ik mij altijd goed heb gedragen en ook hunnen wil nagevolgd, gelijk of ik hier ook altijd heb gedaen aen mijne heuverheid. Ik ben nu vier jaer in den pouwselijken dienst en ik heb tot hier toe nog geene straf ontvangen.

Aengezien de dagen beginnen te korten om de gevrachde goederen te koopen die gij verlangt te hebben, wij zullen nu daer weinig hachter huitzien. Gij hebt nog in uw laetste brieven reliquën gevracht. Maer ik denkt dat wij ze niet meer zullen kunnen krijgen, aengezien dat den tijd te kort zal zijn en gelieft ook de complementen te doen aen zuster Sophie als dat haer supliek, die ik gekocht heb, onderteekent is van den H. Vader.  Zoo ook al de aendere goederen zal ik tracht voor te zorgen zoo veel het in mijn vermogen is.

Nu om te eindigen hebben wij onder malkanderen een besluit gemaekt van te samen nog eens af te komen.  Maer den dag dat wij vertrekken huit Roomen, kan ik hun niet schrijven.  Wij hebben alvelingen onder malkanderen geschikt van den 30 april Roomen te verlaten.  Maer daer mogt gij nog niet vast op rekenen, want wij weten niet als wij op dien dag al te saemen klaer zullen zijn om weg te trekken, want wij moeten eerst ons congé hebben heer wij kunnen vertrekken.  Kunnen wij den 30 april niet weggaen, dan zal het nog eenige dagen later moeten zijn.  Als wij in Brussel zullen toegekomen zijn, zullen wij seffens hun een brief hen opzenden dat gij ons moet komen afhaelen als het hen belieft. Vader, ik verzoek u bijzonderlijk dat gij mede zouwd komen. Zoo ook broeders, zusters. Ik zouwd zeggen, moeder komt ook mede, maer gij zouwd het meschien niet zoeken. Ik zouwd ook geern hebben, dat er ook eenige mede komen van onze geburen. De kinderen van Pieter Jodocus Heide, zoo ook als Pieter Strooibant, ook de kinderen Van Daele, herbergier, en dan de kinderen Van Daele in Langeboeken en mijnheer borgemeester en broer en Jozef Turrein Yfteblaren en dan nog veel aendere kennissen die willen komen.

(Aug. De Kezel).

 

ZOEAAF AUGUST DE KESEL, KOSTER

Door een gelukkig toeval kwamen we in het bezit van heel wat gegevens over de neef, naamgenoot en wapenbroeder van onze briefschrijver. We willen ze de lezer niet onthouden.

Koster August De Kesel werd geboren te Zomergem op 24 november 1850 (zo lezen we tenminste op zijn rouwbrief).

Nog geen 16 jaar oud vertrok hij reeds naar Rome om dienst te nemen bij de Pauselijke Zoeaven.  Hij was ongetwijfeld een van de jongste vrijwilligers, misschien wel de jongste en eigenlijk te jong, want in het reeds aangehaalde werk over de Nederlandse Zoeaven «Uit het epos der 3000», lezen we dat vrijwilligers slechts werden aangenomen van 17 tot 40 jaar.

Om toch dienst te kunnen nemen, werd onze kandidaat een jaartje ouder gemaakt.

In zijn soldatenboekje, dat nog altijd piëteitsvol bewaard wordt, staat als geboortejaar 1849 vermeld.  Zelfs een oningewijde kan goed merken dat er aan dat jaartal geknoeid werd.  Door wie ?  Dat zal wel voor altijd een vraagteken blijven.

Dat soldatenboekje vertelt ons ook dat hij groot van gestalte was (1,76 m).  Dat verklaart wellicht dat het mogelijk was hem voor een jaartje ouder te laten doorgaan.  Zijn «connotati» (signalement) luidde verder als volgt: ovaal gezicht, gewoon voorhoofd, blauwe ogen en middelmatige neus.  Hij was landbouwer van beroep.

De 14e april 1866 werd hij ingeschreven als Pauselijk Zoeaaf onder nr. 2790 voor een termijn van twee jaar (volontario per anni due) (8).  Diezelfde dag schreef men het bedrag van 10 Sc. (Sc. = scudo = vijflirestuk uit die tijd) in op zijn boekje.  Daarmee kon hij zich een uitrusting aanschaffen, die kostte hem in het totaal ongeveer 61/2 sc.

Trimester per trimester kunnen we nu zijn inkomsten (9) en uitgaven nagaan.

Eigenaardig is wel het taalgebruik: aanvankelijk is alles in het Italiaans ingevuld.  De 3e trimester 1866 (na zijn opleiding ?) werd hij overgeplaatst naar de 3e compagnie en de vermeldingen gebeuren nu in het Frans.  Er volgen nog enkele overplaatsingen, maar de gebruikte taal blijft het Frans.  Dit duurt tot maart 1867.  Van dan af zijn alle notities weer in het Italiaans en dit tot de 4e trimester, waarin weer overgeschakeld wordt naar het Frans.

De slotzin luidt: «Congedié pour temps fini le 30 Avril" (1868).

De handtekening van de kapitein-commandant konden we niet ontcijferen. Op zijn boekje had onze vrijwilliger nog een tegoed van 103 lire 51 ct.

Na twee jaar volbrachte dienst zwaaide Zoeaaf August De Kesel af en keerde naar Zomergem terug, waar hij koster werd.  Onze koster, gehuwd met Amelie Van Laere, stond hoog in aanzien bij de bevolking en genoot een zekere welstand.

In 1908 ondernam hij een bedevaart naar Italië.  (Over die reis hopen we in een volgend nummer nog een artikeltje te schrijven).

Hij stierf te Zomergem op 17 januari 1936, bijna 86 jaar oud.

Om te eindigen mijn beste dank aan allen die door hun raad en medewerking het schrijven van dit artikeltje mogelijk gemaakt hebben.  Ik vernoem volgaarne Juf. Jo De Meester en zusters uit Zomergem, de heren Albert De Kesel uit Oostkamp, Maurice De Kesel uit Zomergem, Jozef De Keyser uit Adegem, Georges Van Vooren uit Aardenburg en Oscar Lippens uit Lembeke.

G. DE VOGELAERE.
 

__________________________

(1) Christophe de Lamoricière (1806-1865), Frans generaal, vocht in Algerië. Als commandant van Parijs had hij een belangrijk aandeel aan de onderdrukking van het juni-oproer (1848).  Daarna werd hij kamerlid, doch wegens zijn oppositie tegen Lodewijk-Napoleon werd hij in 1851 verbannen.  In 1860 werd hij bevelhebber van het pauselijk leger. Terug naar de tekst

(2) In het standaardwerk over de Nederlandse Zoeaven «Uit het epos der 3000», door Br. Christofoor (Nijmegen, 1947), vonden we nog volgende details over het uniform:
«Het was sierlijk, vlot en practisch en bestond uit een vest, een kort jasje en een wijde broek van grijsblauw laken, met veel dofrode tressen en chevrons afgezet.  Een klein pauselijk wapen van verguld koper aan een galant kettinkje sierde de rechterborst.  Een grijze kepi, met een kleine jachthoorn georneerd, herinnerde nog aan de uniform der Franse Jagers en werd, liefst enigzins schuin, op het hoofd gedragen.  De kepi werd wel vervangen door een plechtig-hoge kolbak en later ook door een rode muts van Arabisch model.  Beenwindsels of witte slobkousen omsloten ten dele de lage bergschoenen.  Een brede, rode ceintuur om het middel voltooide de pittoreske Zoeavenuniform» (blz. 18). Terug naar de tekst

(3) Een gedetailleerde lijst vonden we eveneens in «Uit het epos der 3000».  Hier volgt ze :

Nederland
Frankrijk
België
Italië
Canada
Duitsland
Ierland
Engeland
Spanje
Zwitserland
Polen
Oostenrijk
Schotland
Luxemburg
Portugal
Verenigde Staten van Amerika
Antillen
Zuid-Amerika
Rusland
China, Denemarken, Egypte, enz.  
3181
2964
1634
744
498
249
184
125
94
45
33
28
25
20
19
17
14
9
5
1

Verder waren er nog 38 Zoeaven, waarvan de nationaliteit onbekend was (blz. 8-9). Terug naar de tekst
(4) In deze veldslag werd graaf Carlos-Ludovicus Maria d'Alcantara, derde zoon van graaf Octaaf en Ernestine Schamp, geboren te Gent op 3 maart 1847, gekwetst.  Hij overleed aan wondkoorts te Rome op 29 november 1867 en werd er begraven in de kerk van de H. Julianus (Belgisch college) samen met zijn wapenbroeder Johannes Moeller.  Op het kasteel te Lembeke wordt nog steeds zijn uniform van pauselijk Zoeaaf bewaard.
Zijn vader werd een der stichters van de Sint-Pieterspenning. Terug naar de tekst

(5) Hun voornamen vonden we op vier verschillende wijzen gespeld: Augustus, Auguste, August en het Latijnse Agostino. Terug naar de tekst

(6) In dit stadje brak in 1867 de cholera uit.
De Zoeaven maakten er zich verdienstelijk door het verplegen en verzorgen van zieken en het begraven der doden. Sommigen onder hen bezweken daarbij ook aan cholera, o.a. drie Nederlandse Zoeaven.  In «Het epos der 3000» is een hoofdstuk gewijd aan deze gebeurtenis: «De helden van Albano» (blz. 153-160). Terug naar de tekst

(7) a/ Te Zomergem wordt nog een nagel bewaard met een begeleidend document in het Latijn, waarbij de Nederlandse vertaling gevoegd is.  Deze luidt als volgt: «Aen alle die deze tegenwoordige brieven zullen zien, verklaren en getuigen wij dat deze nagel onzen stempel dragende geraekt heeft aen den heiligen nagel die bij ons Cistercianen bewaerd wordt in het inwendige der Kapel der heilige Reliquiën der hoofdkerk van het h. Kruis van Jeruzalem, die eenen is der zeven waermee onze Heer Jezus Christus wierd aen het Kruis genageld, en dat hij zoo nauwkeurig gesmeed is, dat hij er aen zeer gelijk is.
                    Gegeven te Roomen, 1 December 1863.

b/ Te Oostkamp zagen we een Agnus Dei («achnusedeus» schrijft onze correspondent) d.i. een wassen medaille met een afbeelding van het Lam Gods. Deze wordt slechts om de zeven jaar door de paus op donderdag in de Paasweek gewijd en op zaterdag vóór Beloken Pasen uitgedeeld. Terug naar de tekst

(8) Alle vrijwilligers tekenden een contract voor twee jaar. Oud-Zoeaven konden zich voor één jaar engageren.
(Uit: «Het epos der 3000», blz. 88). Terug naar de tekst

(9) Zoeaven, gekazerneerd te Rome, ontvingen 14 soldi per week.
In de bergen werd de soldij der manschappen in overeenstemming gebracht met de eenvoudiger behoeften en ontvingen ze slechts 9 stuivers per week (dat was ongeveer één Belgische frank). Terug naar de tekst

Separator

Zie hier de bidprentjes van August De Kesel en van zijn neef August De Kesel.

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  28-09-2023
Copyright Notice (c) 2024