Naar aanleiding van mijn voordracht op 21 april a.s. over de oudste geschiedenis van Aalter wil ik hier het moeilijke probleem van de juiste ligging van de oudste molen van Aalter bespreken. Ik hoop dat andere kenners van dit stukje Meetjesland zoals Alfons Rijserhove, Daniel Verstraete en Arthur Verhoustraete, mijn bijdrage kritisch zullen nalezen en tijdens mijn spreekbeurt hun inzichten zullen kenbaar maken.
Volgens de grote Brief van 1187 moest de molen van Aalter 4 mudden of 16 hoet tarwe leveren aan de grafelijke spijker te Gent (1). Alhoewel de grote Brief ons geen enkele bijzonderheid verschaft over de ligging van die molen, willen we toch een poging wagen om hem te lokaliseren.
Een eerste vraag die we ons kunnen stellen is met welk soort molen we hier te doen hebben: windmolen of watermolen ? Een windmolen moeten we immers gaan zoeken op een hoog gelegen plaats terwijl een watermolen alleen maar kan werken met grote hoeveelheden water.
De windmolens werden pas met de Kruistochten in Europa ingebracht. Voor 1200komen er nog geen windmolens voor in Vlaanderen. De oudste fiscus molen van het kroondomein Snellegem was een watermolen (2). Later werd die watermolen vervangen door een windmolen die reeds in 1250 vermeld wordt. De molens van Brugge die in het verhaal van Galbert over de gebeurtenissen rond de moord op Karel de Goede vermeld worden, zijn ook watermolens. Het lijkt me dan ook logisch aan te nemen dat de oudste molen van Aalter een watermolen was.
In 1187 stroomde er te Aalter maar één belangrijke waterloop nl. de Durme (3) die in aanmerking komt voor het voeden van een watermolen. Verder zijn er nog enkele beekjes die echter een te gering debiet water hebben om een watermolen aan het draaien te houden. Op de zuidelijke oever van de Durme alias de Kale in de wijk van Oostmolen stond de «Mylstaecke» van de heren van de Woestijne. Deze mijlstaak was het symbool van het molenrecht dat deze heer bezat een mijlin het ronde van deze staak. De heren van de Woestijne hadden dit molenrecht reeds in 1334 in handen, want «mijnheere vanden Woestinen» betaalt dan «16 hoet taerwen» aan de spijker van Gent (4). In 1389 vernemen we dat die 16 hoet tarwe moet betaald worden voor het molenrecht te Aalter (5). Deze 16 hoet tarwe zijn dezelfde als die welke in 1187 door de parochie Aalter moesten geleverd worden. De heren van de Woestijne hebben het molen recht te Aalter van de graaf gekregen, maar hebben meteen de lasten die op de molen van Aalter drukten, moeten overnemen. Maar anderzijds werden de boeren die op minder dan een mijl van die staak woonden, verplicht hun graan te laten malen in zijn molen. Waarom werd die staak juist daar te Oostmolen geplaatst ? Er is maar een redelijke uitleg mogelijk nl. dat de «molino ex Haltra» zich daar bevond. Het zou trouwens weinig rationeel zijn de mijlstaak op een andere plaats dan bij de molen te plaatsen.
Ons besluit is dan ook dat de oudste molen moet gelegen hebben op de Durme in de wijk Oostmolen op de plaats genaamd «de Mijlstaecke».
De plaats lag tamelijk ver van de kouters waarop de eerste bewoners van Aalter zich hadden gevestigd. Er was echter geen andere oplossing daar er nergens voldoende water voorhanden was. De bewoners van de hoge zandrug te Aalter zijn dus moeten afdalen naar de vallei van de Durme om hun watermolen te bouwen. Waarschijnlijk hebben ze de Durme gedeeltelijk afgedamd om een voldoende watervoorraad te krijgen. Ik geloof niet dat die watermolen daar lang zal gelegen hebben. Van zodra de techniek van de windmolenbouw voldoende zal bekend geraakt zijn, zal de watermolen wel door een windmolen vervangen zijn geworden.
In het Mout- en Gerstrenteboek van Aalter (6), dat teruggaat op toestanden van de twaalfde eeuw, komen de belopen Godebrecht van Oostmeulen en Margriete van Oostmeulen voor. Dr. Gysseling meent dat de persoons- en plaatsnamen waarmee elk beloop begint, in de loop van de twaalfde eeuw ontstaan zou zijn. Dat is dan nog een bijkomend argument voor het bestaan van een molen bij de Durme in 1187.
Tot slot signaleren we een «caerte figurative van een cirkel van een mijle int ronde van de mylstaecke staende ter Oostmeulen» die in het Algemeen Rijksarchief te Brussel berust (7). Deze kaart is van 1651. We hopen dat we met deze bijdrage wat klaarheid in het moeilijke probleem van de oudste molen gebracht hebben en verwachten ook enkele reacties van onze lezers.
Luk Stockman.
__________________________
(1) A. VERHULST en M. GYSSELING. Le compte général de 1187,
connu sous le Gros Brief, et les institutions financières du compte de Flandre
au XIIe siècle; Brussel 162, p.143.
(2) J. NOTERDAEME, Het Oosthof te Snellegem, Gent 1956, p.71-73.
(3) A. DE VOS, De middeleeuwse loop van de Durme en haar
bijrivier de Poeke, Gent 1958, p.5.
(4) Rijksarchief Gent, Fonds Wetachtige kamer nr 88 f° xxix r°.
(5) Algemeen Rijksarchief Brussel Rekenkamer 45277 f°7r°: et
le dit formant et rente de deniers doit on sur lavoir, signorie et mo1age de
le Woestine.
(6) Rijksarchief Gent Land van de Woestijne nr 287.
(7) Algemeen Rijksarchief Brussel, Kaarten en Plans nr 373
(inventaris in handschrift).
Vorig artikel: Ten geleide |
Inhoud van 1968, jaargang 1 |
Volgend artikel: Lof aan Aalter |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024