Wanneer het herfst werd en regen en wind de komst van de nakende winter aankondigden, werd de bosrijke streek van Oedelem-Maldegem-Knesselare elk jaar opnieuw het uitgelezen terrein voor wildstropers. Het treffen tussen pensjagers en boswachters had meteen meermaals bloedige drama's tot gevolg, die voor de landelijke bevolking van deze gemeenten gedurende enkele dagen stof tot allerhande kommentaar opleverden.
Ook de herfst van 1887 werd door een paar van die stropersdrama's gekenmerkt.
Zo werden de Oedelemse jachtwachters August en Camiel Van Hullebusch, samen met hun broer Henri en Hippoliet Van Aken uit Maldegem-Kleit, toen zij op nachtronde waren, door een pensjager beschoten. De wildstroper, die vergezeld was door een man die de lichtbak droeg, had zijn wapen leeggeschoten in de richting van Camiel Van Hullebusch, die evenwel niet geraakt werd en er in slaagde, na een korte achtervolging de lichtbakdrager te herkennen. Deze heeft nadien zijn stropersmaat aan de politie kenbaar gemaakt. Het Parket van Brugge stelde bij dit treffen tussen jachtwachters en stropers een onderzoek in en nam het wapen van deze laatste in beslag.
Heel wat zwaarder gevolgen had evenwel het drama dat zich half september afspeelde, op de eigendommen van mevr. de gravin de Kerckhove de Denterghem, te Maldegem. De boswachters Fiers en Den Hert hadden tijdens hun ronde in het kreupelhout twee pas gedode konijnen aangetroffen. Daar zij meenden dat de wildstropers na het vallen van de avond het wild zouden komen halen, verscholen ze zich in de nabijheid van de plaats waar ze de dode konijnen hadden ontdekt. Omstreeks 20 u. kwam een persoon, drager van een geweer, in de nabijheid van de plaats waar Den Hert en Fiers zich hadden verstopt, en wilde de konijnen oprapen. Op dit ogenblik sprong Fiers toe, doch de wildstroper loste een schot en trof de boswachter in de rechterarm. Nadien richtte de onbekende zijn wapen eveneens op Den Hert, die hij in volle borst trof, en die op slag gedood werd. Voorzichtigheidshalve hadden Den Hert en Fiers zich op hun tocht door twee helpers laten vergezellen, en één van deze gelukte er in de wildstroper te vatten en meteen enkele zware slagen toe te dienen, bij middel van een stuk hout. De moordenaar smeekte om genade, doch de slagen hielden pas op, wanneer de helper meende dat de stroper ook dood was. Toen ging men zo rap mogelijk hulp halen. Wanneer men terug op de plaats van het drama kwam, was de stroper evenwel verdwenen. Men kon zijn spoor over een afstand van een honderdtal meter volgen, doch het liep uiteindelijk dood in de omgeploegde aarde van de landerijen. In gekende stropersfamilies werden later opzoekingen gedaan, niet alleen te Maldegem, maar ook in de omliggende gemeenten. Men meende echter de dader heel spoedig te kunnen ontdekken, gezien de zware kwetsuren die hij had opgelopen.
Jachtwachter Den Hert liet een weduwe, die zwanger was, en zes kinderen achter. Fiers, die zo zwaar werd getroffen, dat hem de arm moest worden afgezet, was vader van elf kinderen.
Dinsdag 27 september 1887 werd te Sijsele de 28-jarige Henri Coene, een herbergier uit Sijsele, in verband met het stropersdrama te Maldegem aangehouden. Coene was in het aangezicht gewond en in zijn woning werden enkele bebloede klederen gevonden. Uit het onderzoek bleek echter dat Coene hoegenaamd niets te maken had met het wildstropersdrama te Maldegem. Zijn alibi klopte en de verwondingen waren het gevolg van een val. Enkele dagen later werd uiteindelijk de ware dader ontdekt. In de woning van Louis Van Dierendonck uit Maldegem-Kleit werden door de rijkswacht bebloede kleren aangetroffen. Het onderzoek dat werd ingesteld bracht aan het licht, dat genoemd persoon, 22 jaar oud en soldaat bij het 5e Linie te Antwerpen, voor enkele dagen bij zijn ouders in verlof was gekomen.
Op 23 september verliet hij de woning van zijn ouders en bleef de ganse dag weg. 's Anderendaags vond men hem bewusteloos en zwaar aan het hoofd gewond, in de nabijheid van het huis. Hij werd door zijn ouders verzorgd en ging zich de volgende dag in de bossen verschuilen. Sindsdien had men hem niet meer teruggezien, zodat men meende dat hij ergens aan zijn opgelopen kwetsuren was bezweken. Ondertussen werd zijn persoonsbeschrijving overal rondgestuurd, wat naar men hoopte tot zijn spoedige aanhouding zou leiden. Geruchten deden begin oktober de ronde, dat de dader van de moord te Blankenberge was aangehouden en gevankelijk naar Gent overgebracht.
Nadien werd medegedeeld dat Van Dierendonck nog steeds op vrije voeten liep. Men zegde ook dat hij zich schuil hield in de bossen van Groot-Burkel en er door vrienden-wildstropers van voedsel en drank werd voorzien. Er werd in bedoelde bossen zelfs een klopjacht gehouden, waaraan vele rijkswachters deelnamen. Zo werd de streek tussen Knesselare en Kleit uitgekamd, zonder resultaat evenwel. Wanneer en in welke omstandigheden Van Dierendonck later wellicht werd aangehouden, hebben wij spijtig genoeg nergens kunnen vinden.
E. Matthijs, St. Kruis.
Vorig artikel: Uit een handboeksken te Zomergem 1820 |
Inhoud van 1971, jaargang 4 |
Volgend artikel: Eed van haat tegen het koningschap herroepen |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024