Wij ontvingen volgend schrijven in verband met de echt volkse "liedjeszanger" uit Balgerhoeke:
«Geachte Heer,
Na de dood van mijn vader op 2 december laatstleden, ben ik in het bezit gekomen van een foto, waarover vader altijd een hele geschiedenis wist te vertellen. Vader was als jongeling reeds een bakkerij begonnen op het ouderlijk boerderijtje. Toen de tijd kwam om te gaan loten voor het leger, twijfelde iedereen bij hem thuis wat er moest gebeuren: het risico nemen van het loten, of vooraf - zoals dat moest - "een man kopen".
Mijn meter, de oudste van het gezin van 14, was toen reeds gehuwd en in Eeklo gekend als "Emilietje van 't Pannenhuis". Zij was het die iedereen geruststelde: in de familie Roelandts - van mannelijke zijde was er een bijzondere relikwie, geroemd om haar doeltreffendheid: in de mouw genaaid van de loteling, gaf zij de zekerheid en nooit had zij gefaald. Er werd gevraagd en beloofd en vader zou "ermee loten". Kort vóór de loting bleek echter dat een familielid van de Roelandts voorrang moest krijgen met die relikwie te loten en... vader moest op het geluk vertrouwen.
De verwondering was algemeen toen vader "eruit" trok en de arme jongeman van de familie Roelandts slachtoffer werd en soldaat. Dat moet in 1908 geweest zijn.
Op de foto staat hier een fier soldaat en de burger naast hem draagt zijn eretekens. Het merkwaardige is echter dat vader de soldaat is en de fiere burger mijn peter, die nu nog in leven is, nl. de heer Emiel Mortier: "Mielken" uit de Hospitaalstraat - hoek Schaperij.
Graag stel ik deze foto ter beschikking.
Een telefoontje op het nr. 77.13.40 kan U nog heel wat meer wetenswaardigheden over "den Bakker Coninck", die o.a. ook nog een halve "Tamboer" was, opleveren.
Met hartelijke groeten, Mijnheer, en graag tot Uw dienst ».
- Wij informeerden naar die verdere wetenswaardigheden en laten deze hier dan ook volgen:
Onder de oorlog in 1915, huwde vader met Marie Mortier, kleindochter van Ferdinand, die jarenlang politieagent te Eeklo was, en naar het heet "een zeer strenge".
De foto, waarvan spraak op blz. 154. |
De burger is Emiel Mortier cn de soldaat isBakker De Coninck. Voor de grap hadden zij echter van kostuum gewisseld... |
Toen "in de warme landen", op een donkere winteravond, een van zijn kollega's door een schipper werd vermoord, wist iedereen dat er een vergissing was begaan. Mijn overgrootvader had namelijk met de dader al heel wat last gehad. Na de moord werd op deze plaats een kapelletje opgehangen aan een eik; later is er een ingemetseld in de gevel van de "13 huizen".
Wat nu dat huwelijk van onze ouders betreft, die dag had de man niet zoveel geluk als bij de loting. In de vroege morgen van de huwelijksdag overleed onze grootvader Karel De Coninck. Vader ging te rade bij Pastoor Bonte en deze wijze man vond dat het jonge paartje toch maar moest komen: het was immers oorlog en bovendien had de bruid een broer aan het IJzerfront, en was er van feesten dan toch geen sprake. Zo is het geschied en toen onze ouders uit de kerk van Balgerhoeke als jong paartje buiten traden, luidden de doodsklokken over mijn grootvader. Wat vader die dag aan zijn bruidje allemaal beloofde weet niemand, maar dit was erbij: "Als wij het geluk hebben de oorlog te overleven en uw broer komt gezond van de IJzer terug, dan houden we ons trouwfeest". Dat is hun gelukkig gegund geweest en werd ook vereeuwigd bij de fotograaf.
Vader werd altijd "den bakker" genoemd in de familie, "onzen bakker" of "nonkel bakker"; maar als hij samen met Alfons Basslé in 't dorp of op de kermissen in de omtrek voor leute zorgde, noemde het duo zich steeds "Fons brood" en "Fons vlees". De bakker en de slachter waren echte vrienden en zongen dat 't allenkante uit in een lied: "Twee vrienden als wij die bestaan er niet meer, krijgt d'één een pak slaag, bij den anderen doet 't zeer....".
"De bakker" is als humorist begonnen ter gelegenheid van 't huwelijk van Juffr. Marina Lippens met de heer De Prest (de ouders van de dokters uit Waarschoot en Adegem). Als broer van de bruid had vaders vriend een tekst bezorgd (ik meen uit Snoecks Almanak), die handelt over een venditie van een boerengedoe. Voor een beloning van 20 fr. (veel geld in die tijd) heeft "den bakker" zijn venditie afgelezen, maar dan zo, dat de gasten naar het dagblad grabbelden dat hij aan 't einde van de tafel legde. Nadien zijn er nog veel trouwfeesten opgevrolijkt geworden door hen; zijn venditie was altijd een zeker sukses ! De twee Fonsen hadden een heel repertoire liederen, eigen werk was er wel niet bij, tenzij misschien één nummer dat "Fons vlees" bracht, waarbij hij bij het scheren een ongeluk had en zijn neus afsneed (de twee waren nogal goed besteld op dat gebied) en van 't verschieten zijn scheermes liet vallen en ook zijn grote teen er af was. Bij de dokter werden die twee zaken verwisseld met een resultaat dat door de slachter met de kostelijkste grimassen uitgebeeld werd.
"De bakker" zong ook in het kerkkoor van de toen pas gestichte Sint-Antoniusparochie, waar wekelijks een lidgeld werd betaald om ééns in het jaar Sint Cecilia te vieren. Dat was natuurlijk "dé gelegenheid" voor "den bakker" om zijn nummers te brengen. Pastoor Bonte had dan altijd hetzelfde verzoek: "'t Liedje van de stront" en «Pachter Sies».
De meeste voldoening had "den bakker" echter van het klokkengelui met de 3 klokken vóór de hoogmis. De mannen van Balgerhoeke stonden bekend als de beste luiders in de omtrek. "Den bakker" wist precies te vertellen hoeveel klokken er in de streek te horen waren. Later ergerde hij zich altijd aan dat elektrische gedoe, dat inderdaad onmogelijk in de maat te houden is, gezien het verschillend gewicht der drie klokken.
Het was toen nog het gebruik dat er bij een koordienst "iedere dag dat het lijk boven aarde lag", een vol uur met de grote klok "voor dood" werd geluid.
Bakker De Coninck met zijn gezin. Op de achtergrond bemerkt men de kerk van Balgerhoeke. |
Zo is het eens gebeurd dat er met de klok iets mis liep. Bij het voor-dood-luiden moet de klok 3 slagen geven en dan rechtop gehouden worden, om na enige maten rust, met een rukje weer voor 3 slagen neer te komen. Nu liep er iets mis, maar "den bakker" trok zijn plan: vlug de klokkenzolder op, zijn zakdoek aan de klepel en zo werd er geluid. Hij is nadien wel 14 dagen doof geweest ! "Den bakker" was ook een vogelliefhebber en bezitter van Vlaamse gaaien (wetters); waarvan sommige als papegaaien alles napraatten en floten en net zoals de treinwachter "en route" riep, toen de trein vertrekken mocht. Soms vlogen zij vrij rond en volgden de bakker op tournee van de ene boom naar de andere. Zo merkte een man eens een mooie gaai op, die op zijn baasje zat te wachten.
Wetend dat "de bakker" een vogelvriend was, maakte hij hem attent op het mooie exemplaar. "Ja, dat is een mooie vogel", zei de bakker, waarop hij floot en "koko" riep, die dadelijk op de mand van zijn bakfiets dook en er in gestopt werd. 't Schijnt dat die man wel 10 minuten op zijn kruiwagen is gaan zitten, om zijn verbazing te verwerken. "De bakker" trok er in zijn goeie tijd ook op uit om "De Mei" te zingen, met Koentje en Pijke Buysse, die alzeleven met de makronkast overal te vinden was waar volk was. Maar het is eens gebeurd, op een donderdag in de winter, dat hij door een massa sneeuw was geploeterd tot bij de verste klant, "Herberg De Bareel", in de Boterhoek. Hij stak er de herbergdeur open en begon "De Mei" te zingen. Er waren een paar kooplieden, op terugweg van de markt, in huis die hem wat aanboden. Hij heeft nooit geweten hoe hij is teruggekeerd. «'k Heb geen kou gehad», placht hij te zeggen. Ja, er waren in die tijd veel lolbroeken in Balgerhoeke.
Op 1 april bracht de bakker zijn brood bij Pieter Verstringhe, die hem vertelde dat er de hele nacht zoveel werk was geweest bij Albert Van Hecke, om er een kalf op de wereld te helpen met twee koppen. "De bakker" was gehaast om dat geval bij de buren te gaan bekijken. Albert, aan wie hij vroeg waar dat wonderkalf stond, had de zaak door en zond hem verder bij zijn vrouw Elza. Die viel echter uit de lucht en toen flapte "de bakker" eruit: " 'k Heb het in de gaten, ik ben hier zelf "het kalf". Hij heeft de lol natuurlijk verder verkocht en Albert heeft nog veel volk op zijn hof gehad. Nadien vertelde René Basslé dat "de bakker" een cirkus ging beginnen met alle zonderlinge dieren... "De bakker" heeft het ook eens klaargespeeld om, met de hulp van alle buren, een houten schuur in haar geheel te verdragen, van de hoek der Pastoor Bontestraat naar de Brugse steenweg, waar een hofstedeke gebouwd was door zijn ouders. Er reden kruiwagens mee met kannen bier, er was toen alleen maar een zandweg in de Krekelmuitstraat. Na de oorlog heeft de voetbalploeg van Balgerhoeke een soortgelijke verhuis gedaan van de betonnen kleedkamers, die nu nog op het terrein staan. Toen werd enkel maar bier gedragen, de rest stond op wielen. Het was een hele stunt, maar niet de eerste van dit soort; de bakker was er allang mee weg. En over voetbal gesproken: Wie heeft in Eeklo Aimé, de afstandloper gekend ?
Toen Aimé (Termont, geloof ik) voor Balgerhoeke voetbalde was er tijdens de rust door de "Fonsen" voor brood en een kom "hoofdvlakke" gezorgd.
- Aimé was niet te voeden !
Gelijk dat toen de mode was, kreeg de meid van de familie Standaert als nieuwjaarscadeau eens een groot krentebrood. Toen ze nadien reklameerde, omdat er over de gehele lengte een varkensstaart was ingebakken, verontschuldigde de bakker zich; hij was vergeten erbij te zeggen, dat het ook als cadeau van Fons vlees bedoeld was.
Ja, de bakker was altijd wakker en 't was een rakker. Hoevelen hebben er gelachen met die korte rijmpjes van hem. Op alles wist hij wat en overal waar hij kwam moest hij ook nog het weer voorspellen. Dan had hij 's morgens of 's avonds al gezien dat de maan "in een karrenhof" zat of niet en had hij juist maar na te gaan vanwaar de wind kwam, om de mensen te kunnen vertellen wat Pien nu met zoveel instrumenten tracht te doen. Om de mensen erbij te laten lachen had hij ook eenvoudiger middelen. Zei hij: "De wind komt uit Pier de Nijs zijn gat", dan begreep men dat dit uit het noorden was, de kant waar Pier de Nijs woonde... En als hij zijn zuidwester (een grote regenhoed) opzette, dan moest men verder niets meer vragen. Zijn weervoorspellingen kwamen daarbij nog dikwijls uit ook !
Ja, in de bakker zijn tijd ging alles veel gemoedelijker, eenvoudiger en vooral plezanter. Maar al zulke echte volkse typen zijn tot de voorbije folklore gaan behoren...
Een lustig trio te Balgerhoeke, links en rechts: « Fons Brood») en « Fons Vlees». |
Tot slot laten wij nog een drietal vrolijke liederen van de bakker volgen:
DE SCHILDER | |
1. | 'k Heb overlaatst een blad gelezen Uit een ouden, schonen boek, Een register uit de kerke In het land van Assebroek. 'k Vond daarin een rekeningske Van een schilder die vertelt, Die de beelden had geschilderd En posturen had hersteld. REFREIN: Troela la, troela la (vrolijke maat)... |
2. | 'k Heb vooreerst, zo schreef de schilder, Gods geboden - alle tien - Overlopen en verbeterd En de fouten nagezien. 'k Heb de borsten van Maria- Magdalena wat gekuist En heur haar wat meer doen blinken En de pellekens uitgepluisd. REFREIN. |
3. | Sint Sapier heb ik gewassen, Schreef de schilder altijd voort, En zijn kleren wat geborsteld En zijn rokken af geboord; Rochus' luizen wat gevangen En zijn hemde wat ontvlooid En hier en daar al op zijn lichaam Een beetje zalve rondgestrooid ! |
4. | 'k Heb de nagels moeten scherpen Van de leeuw van Daniël, Nieuwe pluimen ingestoken Bij den engel Gabriël. De gekruisten heb 'k gedoken - Want ze waren veel te naakt - En een kistje voor het kleintje Van Pilatus afgemaakt. |
5. | 'k Heb een spake moeten steken In het wiel van Sint Katrien En de scheure moeten dekken, Juist al boven haren knie(n). 'k Heb de wierook wat doen branden Van de koning Baltazar En de billen wat gepoeierd Van de vrouw van Putifar. |
6. | 'k Heb de mantel van Sint Anna Net en proper uitgeklopt En van achter moeten lappen En van voren wat gestopt. 'k Gaf het kalveke van Mozes En den bok van Israël Een paar splinternieuwe poten, Sint Joseph een nieuwe bijl. |
7. | 'k Heb den hemel opgeluisterd Met brêe banden, rijk en schoon, God de Zoon heb ik doen zitten Bij zijn Vader op den troon. De H. Maagd heb ik doen zitten Neven God de Heilige Geest, Terwijl Joseph in een hoekske Stond te slapen om het meest. |
8. | 'k Heb de troon van koning David Met gordijnen en rozet Geheel vernieuwd en op zijn harpe Nieuwe snaren bijgezet. Sint Cecilia heb 'k geschilderd Met een nieuwe mandolien En van de heilige Seraphine Al de sterrekens nagezien. |
9. | 'k Heb de baard van Jezus Christus Wat vermeerderd en vergroot. 'k Heb zijn kruis in 't blauw gestoken, Zijnen mantel in het rood. 'k Heb er Hem de naam gegeven Van den ouden Heiligen Man, Terwijl dat al de andere mannen Staan met gouden kleren aan. |
10. | Voor al dat werk nu af te maken Van postuur en schilderij, Heb 'k gerekend tien pond groote Met een Fransche krone bij. Voor 't verslijten van mijn borstels Heb 'k gerekend één plakket En ik heb er voor ons kleintje Een pandoerke bijgezet. |
11. | 'k Heb het vagevuur wat vermeerderd En wat zielen bijgedaan, Die nog moesten verder branden Eer ze naar den hemel gaan. De hel is opgevuld met slangen En serpenten met de macht: Voor degene die durft stelen Van het loon van 't werkgeslacht ! |
TWEE VRIENDEN | |
1. | Twee vrienden als wij zijn Die bestaan er niet meer ! Krijgt de een 'n pak slaag, d'Ander geeft ze wel weer. En hebben wij geen centen, Wij hebben toch praats: Wij zijn een paar vrolijke maats... REFREIN: Trà la la... (vrolijke maat). |
2. | In een herberg gekomen Daar ziet men ons graag; Vooral in het drinken Zijn wij niet te traag. Een glas voor ons beiden Is rap door de keel: Dan hebben wij juist evenveel ! |
3. | Is er een van ons beiden Die een meisje vrijt, Dan is die voor hem eerst Maar dan ook voor mij ! En wordt ons het leven Wellicht te benauwd, Dan loten wij wie ermee trouwt. |
4. | De kosten van de bruiloft Betalen wij saam En komt er een kleintje, Het draagt onze naam. Dan loten wij, wie er Als vader zal staan En wie naar 't stadhuis zal gaan. |
5. | Bij ons is 't gebruik ook Van buskruit en lood. Sterft één van ons beiden, De ander moet dood. Dan worden wij begraven Met een schone mis. Tesamen in een grote kist ! |
6. | Twee vrienden als wij zijn Die bestaan er niet meer ! Krijgt d'een 'n pak slaag, Bij de ander' doet 't zeer. En hebben wij geen centen, Wij hebben toch praats: Wij zijn een paar vrolijke maats... |
REIS NAAR BRUSSEL | |
1. | Ja, ik moest lest in Brussel zijn. Ik ging al naar de trein, Gekleed gelijk een heer, Het was de eerste keer. Ik stapte in een coupé, Zo blij gezind, tevreê, Maar zie, wat ik daar tegenkwame Met een oude, dikke dame. |
2. | Zij bezag mij vies op zij. Ik had nog niet gesproken, Eensklaps riep ze tegen mij " Gij moogt hier niet roken !" - 'k Zei : "Madam, geneer u niet; Vrees voor geen gevaren..." Maar zij antwoordde mij subiet: "'k Ben voor geen sigaren !" |
3. | Ik sprak beleefd tot haar: " Madam, mijne sigaar Heeft zulke goede geur, Dus vrees voor geen malheur". Maar zij antwoordde snel: " Trek op met dat gekwel ! Mijnheer verstaat mij wel, Of ik trek seffens aan de bel !" |
4. | - "Wel, Madam, dat doet mij spijt; Wil u toch bedaren..." Maar zij riep, met veel lawijt : "Weg met uw sigaren !" o, Dat was een vieze vrouw, Zij verstond geen reden. 'k Ben dan spoedig en algauw Uit die coupé getreden. |
5. | In het compartiment Daarnevens, gans content, Zat daar een lieve kind. Ik vroeg haar blij gezind: " Lief meisje, zeg het maar, Geneert u mijn sigaar ?..." - "o Nee, " sprak zij," Mijnheer, Kom zet u hier bij mij wat neer". |
6. | En ze praatte zacht en zoet, Zo van alle dingen. Zij zette m'n hart in gloed, 'k Kon mij niet bedwingen. 'k Vroeg een kusje met plezier. Zij schonk het gans verdoken, Wijl ze zei: " Pas op, 't is hier Verboden van te roken !..." |
7. | We reden verder voort, Door niemand meer gestoord. 'k Zat heel dicht aan haar zij; Zo vloog de tijd voorbij ! Ik stapte uit de trein, Zocht naar mijn lieveke fijn. Ja, ik zocht overal rond Of ik 't meisje niet meer vond. |
8. | En dan zag ik tot mijn spijt Dat ik was bedrogen... Ik was al mijn centen kwijt; Ze was weggevlogen ! - Ik zei aan m'n vrouwke teer: "Ik heb mijn geld misstoken". Wijl ik dacht: Nooit zal ik meer Van die sigaren roken !... |
HEEMSCHUT.
Vorig artikel: Zomergemse Zoeaven |
Inhoud van 1977, jaargang 10 |
Volgend artikel: Merkwaardigheden over Waarschoot (12) |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024