In onze polders zijn er vele plaatsen waar steenpuin wordt gevonden. Meestal gebeurt dit bij het omploegen van de grond. Enkele steenresten kregen de belangstelling van de landbouwer De Vleeshouwer.
Deze gaf er kennis van aan de heer Mark De Smet die, samen met de heer Romano Tondat en ondergetekende ter plaatse een bezoek brachten. Hetgeen zichtbaar kwam was meer dan voldoende om verder te zoeken. Uiteindelijk ging de landbouwer akkoord om ons een dag te laten graven. Het was weinig, maar het loonde de moeite !
Op Allerzielen 1979 werd dan, onder gunstige weersomstandigheden een opgraving verricht in de "12de kavel" van de Sint-Albertuspolder. (Even over de Nederlandse grens - grondgebied Sas van Gent Philippine op de akker van de heer De Vleeshouwer). De technische leiding was in handen van de heer Romano Tondat, bekend heemkundige uit Eeklo, hij werd bijgestaan door de leden van de Heemkundige Kring van Assenede.
De grondvesten die aan het licht kwamen kunnen we met grote zekerheid als deze van de voormalige Sint-Janskapel beschouwen.
Wij geven hier de historische gegevens weer voor zover wij die tot op heden - Kerstmis 1979 - hebben kunnen achterhalen.
In de loop van de 10de eeuw zijn de Vier Ambachten wellicht boven water gekomen. In 936 is er al sprake van een bewoning in Assenede (Asnethe), Boekhoute, Axel en Hulst. Sedert ongeveer 1018 behoorden deze gebieden tot Rijksvlaanderen en vormden ze een feodaal-staatkundig geheel. In 1120 wordt Assenede als een bestuursdistrict (administratie) vernoemd. Het streekcentrum der Vier Ambachten heeft lang in Assenede gelegen. Daar stond de grafelijke spijker, daarheen togen in 1218 de schepenen van al de Vier Ambachten voor gemeenschappelijk beraad en daar schijnt ook de originele keure van 1242 bewaard te zijn geweest (nu verloren). In die tijd vormde de Vier Ambachten een archipel van moerassige eilanden doorsneden door talrijke kreken. Dat laag gelegen gebieden als de vroegere Vier Ambachten (Boekhoute, Assenede, Axel en Hulst) een nooit aflatende strijd tegen het zeewater hebben moeten leveren. Met het oog van bedijking werden meerdere schorren aan abdijen als gift overgemaakt. Deze kloosters oefenden niet alleen als grootgrondbezitters invloed uit op onze streken maar waren ook van belang voor landaanwinning en oeververdediging. Zo hebben bij de ontwikkeling van het polderlandschap een grote bijdrage geleverd:
— | De Cisterciëncerabdij Ter Duinen (bij Veurne), gesticht rond 1107 kocht in 1196 een groot schorreland in Hontenisse in Zeeland en kreeg alzo door verdere schenkingen vastere voet in deze gewesten; de indijkingen door Ter Duinen waren vooral in het Axel- en Hulsterambacht zeer belangrijk. |
— | De Cisterciëncerabdij Ter Doest (bij Lissewege), ontstaan in 1175, bezat talrijke hoeven o.m. in de Vier Ambachten. |
— | De Cisterciëncers van Baudeloo (Sinaai) en Cambron (bij Ath in Henegouwen) dat in de 13de eeuw moerland verwierf in Assenede Ambacht. |
— | Sint-Bavo en Sint-Pieter te Gent. Deze laatste stichtte in 1144 de Priorij van Elmare in de omgeving van het hedendaagse Waterland-Oudeman. |
— | Het Wilhelmietenklooster te Watervliet, in 1249 opgericht aan de grens met Boekhoute. |
Waar de monniken kwamen verrees een "uithof" d.i. een schuur en bijgebouwen.
Onder schorre dient men aangeslibt land te verstaan dat rijp is om ingedijkt te worden, zulk land noemt ook wel eens Nieuwland; eenmaal ingedijkt heet een schor een polder. Eens de schorre (scor of anwerp - vandaar de naam Antwerpen) uitgebreid en begroeid was werd ze door de boeren als schapenweide in gebruik genomen. Reeds in de 10de eeuw waren uitgestrekte schorrengebieden helemaal in gebruik als schapenweide.
Zo was er rond 1300 o.m. sprake van de nederzettingen: Vroondijk, Willemskerke, Eertinge, Boterzande, Peerboom, Moerkerke, Niekerke, de Piet en... Sint-Janscapelle. In de loop van de 14de eeuw kwam de Braakman echter geweldig opzetten; hij groeide uit tot Dullaert (Woestaard) in 1375-1376.
Rond deze eeuwwisseling werd onze streek geteisterd door rampzalige overstromingen: waarvan de bekendste: de St. Elisabethvloed in het begin van de 15de eeuw. Toen verdwenen terug tientallen parochies van de kaart, waarvan verschillende niet meer werden heropgebouwd.
Voor enkele kloosters, zoals dat van de Wilhelmieten te Watervliet, dicht bij de grens met Boekhoute, was het een volledig verdwijnen van de landkaart. Dit niettegenstaande het klooster reeds meer dan driehonderd gemeten (± 133 ha) gronden in kultuur had gebracht en in eigendom bezat.
Dat het herbedijken van verschillende polders soms generaties lang werd uitgesteld kwam veelal uit geldnood. Ook het vastleggen van het eigendomsrecht duurde soms vele jaren. Na de verschillende grote overstromingen op het einde van de 14de eeuw en het begin van de 15de eeuw werden rond 1470 verschillende gronden op de zee herwonnen en voor de zoveelste maal in kultuur gebracht. Dit gebeurde ook met verschillende gronden in de Vier Ambachten en de Heerlijkheid van Watervliet.
Rond 1464 bekwam Jan de Baenst toelating om bepaalde gronden in de Vier Ambachten en in de heerlijkheid van Watervliet te herbedijken. In die periode verkocht het Wilhelmietenklooster zijn grondbezit aan het klooster te Deinze. Het kon de herbedijkingswerken niet meer aan.
Anno 1440 verwijdde de Braakman, verdronk Steenland, Eertinge, Peerboom, Moerkerke, Sint-Janscapelle... Over die Sint-Janskapel waarvan we de ligging zeker kennen, heeft het bronnenonderzoek ons vooralsnog in de steek gelaten. Hopelijk brengt de grote vakantie '80 meer licht !!! Zeker is wel dat de kapel heeft toebehoord aan een Cisterciëncerorde. De huidige Sint-Jansstraat in Sas-van-Gent ontleent haar naam aan de voormalige kapel. De vanaf 1610 ingedijkte Sint-Albertuspolder heette ook vroeger de Sint-Jansschorre. De Sint-Albertpolder was een der eerste polders die uit de overstroomde landen werd herwonnen. Aartshertog Albertus van Oostenrijk gaf op 9 november 1610 octrooi voor de bedijking der schorren en aanwassen van Sint-Jan onder Assenede ambacht. De Grote of Oude Sint-Albertpolder heeft een oppervlakte van 943 ha (463 ha op Nederlands en 480 ha op Belgisch grondgebied). De verkaveling van deze polder was voor die tijd vrij modern te noemen. Er waren 19 kavels die waren begrensd door een rechthoekig stel "straeten" vb. de "susterstraete". De geulen in de 17de kavel zijn de Grote Kil en de Bakkerspolderbeek.
De 19de kavel in het zuid-westen noemde men ook de polder Smalle Land of Smalle Gelande, kennelijk genoemd naar de eertijds daar aanwezige afwateringsgeul en toegangsgeul voor Assenede. (zie ook Rijksarchief Gent: Kaarten en plans nr. 2646 door dijkgraaf Horenbaut) .
Toen in 1664 de grens van Staatsvlaanderen werd vastgesteld, in 1843 de Nederlands-Belgische grens, werd de Grote Sint-Albertuspolder een internationale polder.
Niettegenstaande overstromingen (in 1702) en overlast van vreemde legers (1697) wist de St. Albertuspolder zich in de loop van de 17de en 18de eeuw flink op te werken. De relaties met Assende waren niet bijster goed te noemen, het ontbreken van een eigen kerk of kapel zat de inwoners van de St. Albertuspolder blijkbaar lelijk dwars. In 1716 telde men er... 1500 gemeten vruchtbare landen en dat daarop staande 61 soo capitaele hofsteden als gemene huizen te weten 22 hofsteden en 39 andere huizen zo van neirijen als gemene insetenen (betreft het Belgische gedeelte).
Was Sint-Albert een dorp? Neen, zei men in Assenede, want er is geen kerk. Het antwoord uit de polder: Sint-Albert is een separaet dorp, als hebbende hooge, leege justitie met de macht van het stellen van baljuw, griffier, borgmeester ende schepenen...
In 1716 schreef men uit de Sint-Albertuspolder aan de bisschop van Gent: ... dat de heerlijkheid van alle tijden en voor de innundatie derzelfde, voorzien is geweest van een kerk ende pastoor aldaar, ende door den welken voorzijde gemeente was ontfangende hunnen geestelijke nouriture, ende gemerkt door het vergaan van de kerk en het cesseren van de dienst van de voorn. heere pastoor, het voorzijde gemeente grote inconvenienten heeft geleden; ende nog dagelijks is lijdende ter causen de gemelde heerlijkheid naer de bedijkinge is gevallen voor d'een helft onder de heeren staten der Verenigde Nederlanden en dat sij bedient wordende door de heere pastoor van Assenede, somwijlen refuseert het catholiek gemeente woonende op het district onder den Staet gevallen te bedienen, ende dat ook andersints het aan de zelve gemeente zeer ongelegen is omme op zondagen en heilige dagen te comen naer de kerk van 't voornoemde Assenede, disterende een ure ofte beth van hunne woningen ende dat ook hunne kinderen niet en worden onderwezen zo het behoort in de catholieke lerijnghe ende alsoo onwetende moeten blijven. De toelating om een nieuwe kerk op te trekken werd daarop gegeven: wij consenteren in de herstellinge en de opbouwinge van een nieuwe kerk ofte capelle binnen de heerlijkheid in de plaetse van de voorgaende aldaer voor date van d'innundatie gestaen hebbende alsmede een pastoor. Actum 13 ougst 1716. Getekend de bisschop van Gent... Een nieuwe kerk of kapel is er echter nooit gekomen.
De noodopgraving gaf de volgende resultaten. Het situeren van eerste bakstenen St. Janskapel. Gebouwd op het einde van de 13de eeuw, ten laatste in het begin van de 14de eeuw, was het een klein gebouwtje waarvan de lengte niet kon worden achterhaald. Het koor van de kapel had een oppervlakte van 4,40 m2 (2 m x 2,20 m) en lag belegd met bakstenen van 26 cm x 12 cm x 6 cm. Langs de noord- oost- en zuidkant was de vloer met een op de kant geplaatste baksteen afgezoomd. Enkel tientallen cm voor het koor en centraal gelegen, kwam een met bakstenen gemetselde grafkelder te voorschijn. De muren waren niet bepleisterd. Op de bodem van het graf troffen we een weinig zand aan. Bij het voet- en hoofdeinde had men daarop met enkele bakstenen, platte kruisen gemaakt waar de houten kisten op rustte. Deze laatste rustplaats diende voor een persoon die bepaalde geestelijke wijdingen had ontvangen. Het gevonden geraamte lag immers met de voeten naar het oosten begraven. In deze richting verliep de grafopening ± 10 cm smaller dan langs de westkant hetgene de versie bevestigt. Wanneer de eerste verbouwing of uitbreiding plaats vond kon niet worden achterhaald.
Bouwkundig gezien gebeurde dit op het einde van de 14de eeuw, mogelijks in het begin van de 15de eeuw. De Sint-Janskapel werd zeer waarschijnlijk op het einde van de 14de eeuw een eerste maal verwoest.
Het is bij de daarop volgende herstelling dat de kapel werd uitgebreid en gebracht op het gedeeltelijk gevonden grondplan, zie tekening. Hersteld en terug in gebruik genomen volgde een tweede, maar meer verwoestende overstroming. Daarbij spoelde zelfs een groot gedeelte der oostelijke grondvest van de kapel weg. Hier herstelden de werklieden dit gedeelte door het op te vullen met steenpuin vermengd met zavel en een weinig kalk. Daar metselden ze dan de muur terug op. In onze streek komt deze werkwijze pas in de 14de eeuw voor. Dit voor wat betreft het bouwen met baksteen en dan nog bij herstellingswerken. Alhoewel beperkt in tijd konden we een tweede graf bloot leggen waarvan een grafwand gemeenschappelijk was aan graf 1. Terug hetzelfde profiel als bij het voorgaande, in het oosten, bleek de opening 5 cm smaller. Het gevonden skelet lag in dezelfde richting begraven. Hier waren geen platte bakstenen kruisen gevonden. Juist daarnaast kwam een derde graf te voorschijn.
Wegens de vele moeilijkheden met de te verplaatsen grond, wij moesten de teeltlaag zuiver houden, konden wij het graf maar gedeeltelijk vrij maken. Terug werd vastgesteld dat de persoon met de voeten naar het oosten werd begraven. We vonden langs die kant een plat bakstenen kruis. Het derde graf, jonger dan nr. 1 lag zo goed als centraal van het laatste grondplan. Het heeft ook een gemeenschappelijke grafwand nr. 2. Gans rechts van de graven en het koor van de eerste kapel, zijn binnen het grondplan van de verruimde kerk, langwerpige verkleuringen in de grond gevonden. Ze gaven de indruk van een spoedbegraving. Omdat de tijd ontbrak zijn deze niet onderzocht geweest.
Zeer vlug werd alles op kaart gebracht. Met dank aan de leden van de heemkundige kring van Assenede die hebben meegewerkt en het kadaster te Eeklo.
Omer Pauwels
Vorig artikel: De heksen van de Oudeman |
Inhoud van 1980, jaargang 13 |
Volgend artikel: Merkwaardigheden over Waarschoot (16) |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024