Het brood is steeds een onmisbaar element geweest in de voeding. De vorm, de
smaak, de kleur en zelfs het gewicht hangt af van de gebruikte meelsoort. Bij
de landelijke bevolking van de streek was tot rond de eeuwwisseling, het roggebrood
een belangrijk voedingsmiddel. Inderdaad, een groot gedeelte van het Meetjesland
behoort tot de Zandstreek.
In tegenstelling met tarwe die de zwaardere gronden van de Polders of de Leemstreek
opeist om te renderen, is de rogge het graangewas van de Zandgrond. Vroeger, meer
dan nu, was het gewest Eeklo bekend om zijn degelijk roggegraan.
De "Eeklose" rogge is een wettelijk erkende variëteit, en heeft vooral die
specialiteit, dat bij de stamzuivere variëteit er vier knopen in de halmen waar
te nemen zijn, waar er bij andere variëteiten slechts drie halmknopen voorkomen.
De knopen versterken de halmen en voorkomen het legeren, vooral als de halmen
lang groeien. (kenmerk van de Eeklose rogge). Te Kaprijke en te Balgerhoeke
waren er centra voor de veredeling van de lokale variëteit van dit graangewas
(Familie De Clerck te Balgerhoeke en Familie Schollaert te Kaprijke).
Vroeger was de belangstelling zeer groot voor de teelt, want de rogge was de
voornaamste bron voor de voedselvoorziening.
De verspreide windmolens op elke gemeente van het Meetjesland, zorgden voor het
malen van het graan en, bij elke landelijke woning behoorde een bakkeet of een
ovenkot. Hier en daar zijn daar nu nog sporen van te zien. Het plaatselijk
bakken komt maar zelden meer voor. Vroeger bakte men brood van het meel van
eigen gewin.
In tegenstelling met tarwebrood heeft roggebrood die eigenschap om een korst te
vormen die zeer hard is, waardoor het versnijden in boterhammen een hele karwei
was. Het broodmes, zoals wij dit nu kennen, moet destijds geen voldoende middel
geweest zijn om er ordentelijke boterhammen te kunnen mee snijden. Trouwens,
hoe ouder het brood werd, hoe harder de korst en het brood was. We kunnen zelfs
de vraag stellen, of er wel een aangepast broodmes bestond om roggebrood te
versnijden tot gewone boterhammen.
Een toeval bracht ons op een oude zolder van een boerderij, waar sinds generaties
dezelfde "stam" heeft gehuisd. Daar zagen wij een toestel dat wij
vroeger nooit gezien of gekend hebben.
Meetje, in de oude zetel, en reeds een eind in de tachtig, verschafte de nodige uitleg
over de broodnijper en de broodpikke. Haar uitleg was zeer geloofwaardig, en zij
verklaarde onomwonden dat er van oud roggebrood geen fatsoenlijke boterhammen konden
gesneden worden met een gewoon broodmes.
Daarom hadden vroeger de meeste hoven van de streek een broodpikke om de sneden brood
af te trekken (zie tekening).
Dat soort mes met twee handvatten was zo gemaakt dat men er met de minste
krachtinspanning, resultaat kon mee hebben. Dit ziet men goed aan de inplanting
van deze handvatten. Het linkse handvat diende slechts om vast te houden,
terwijl men met het rechtse handvat een trekkende beweging kon uitvoeren.
Het brood, waarvan de diameter van bijkomstig belang was, werd vastgeschroefd
tussen twee beweegbare ijzeren stangen waarop verschillende ijzeren pinnen waren
gesmeed, zodat het brood muurvast geklemd zat (zie foto 2).
Aan de nijper waren vier pikkels gesmeed, zodat het ganse instrument werkklaar
op de huistafel kon gezet worden. Aan de dwarsspil waren twee lange beweegbare
haken gemaakt, om deze te hechten aan het tafelblad om het verschuiven te
beletten. Zodoende was de broodnijper steeds bij de hand en kon er volgens
behoefte gebruik van gemaakt worden om boterhammen af te snijden.
De constructie van de broodnijper moet destijds een werk van de smid geweest
zijn.
Volgens de ons gedane mededeling was het permanent gebruik van de broodnijper en
de broodpikke hier nog in voege tot kort vóór de eerste wereldoorlog.
Na de periode van 1914-1918 deed de Amerikaanse tarwebloem haar intrede in onze
gewesten. De vreemde tarwe overrompelde de markt van de inlandse graansoorten.
Van uit die tijd is het verbruik van roggemeel in het roggebrood fel afgenomen,
om plaats te ruimen voor
de "witte boterhammen". De tijd van de "zwarte" (roggebrood)
sneden brood behoorde tot het verleden, naarmate de levensstandaard van de landelijke
bevolking verbeterde.
Om nog meer over het oud gebruik van broodsnijden te vernemen door middel van de hoger
beschreven voorwerpen hebben we verschillende heemmusea bezocht: Wachtebeke, Boekhoute,
Lembeke, Eeklo, Nevele en Adegem (Privaat bezit van tandarts Haers, Blakkeveld te
Adegem).
In het museum te Nevele was er een gelijkende broodnijper te zien zoals hier in
onze streek gebruikt werd, doch het was een muurtoestel met twee pikkels.
Het is de archivaris te Nevele die ons de benaming: broodpikke en broodnijper heeft
medegedeeld. Ook in het heemkundig museum van tandarts Haers is een broodnijper
te zien. Het toestel is helemaal gemaakt uit ander materieel (meest hout).
We vonden echter in geen enkel museum het aangepast mes om de harde sneden brood
fatsoenlijk af te snijden.
Oude lieden, streekgenoten, weten nog zeer goed dat sedert de intrede van de
tarweboterham, de broodnijper en de broodpikke buiten dienst werd gesteld.
Veel van deze toestellen zijn later verwezen geworden naar het oud ijzer, en zijn zo
verdwenen, terwijl er mogelijks nog intacte broodnijpers en broodpikken verborgen
kunnen liggen. Het vinden van zo'n toestel geeft ons steeds een meer inzichtelijk
beeld over de toestanden en gebruiken bij de vroegere landelijke bevolking in het
Meetjesland.
P. Van Cleemput
Vorig artikel: Een 19de eeuws Mariagebed |
Inhoud van 1982, jaargang 15 |
Volgend artikel: Historiek van de stenen molen te Ertvelde |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024