Het is drieënvijftig jaar geleden dat ik onder mijn wijdingsverlof (Priester, april 1930) voor het eerst een wandeling maakte "in der Heimat" naar de vervallen priorij. Het was een prachtig lenteweer en de wind deed mijn mantel wijd open wapperen. Langs een mooie dreef (die er nu niet meer is) kwam ik krachtig aangestapt. En toen bleef ik stilstaan. In de verte zag ik een oud huis van grijs-groene stenen en met een dak van dof-rode pannen. Het leek mij een wrak in een groene zee van deinende weiden. Ik had wel gehoord van een oud klooster dat men "De Koude Keuken" noemde. Maar daarmee is een hoeve bedoeld die verder noordwaarts ligt (1). Men noemt dit oude klooster thans ironisch: "Het Rattenkasteel". Het zou wel het aanzien krijgen van een mooi landhuis, midden een rustige en wijdse omgeving, indien het hersteld werd.
Bij het naderen van dit huis langs de Kapellestraat, zag ik een klein gebouw, in de vorm van een hoefijzer met strooien dak. Het was moeilijk na te gaan waarvoor het diende. Was het een kapel, een portiersloge, een stal of een duivekeet ? Het moet wel een kapel geweest zijn want dat maken wij op uit wat Cassiman schrijft: "De 24ste april 1444 ondertekende Filip De Goede, als graaf van Vlaanderen een perkament waaruit blijkt dat de schenking van Simon Utenhove levensonderhoud voorziet van 14 tot 18 monniken, mits dagelijks een mis te lezen in de kapel aan de poort, het slot te onderhouden en vrouwen te weren (2). Dus diende deze kapel aan de poort, buiten het slot, om vrouwen toe te laten mis te horen. Trouwens dit is nog altijd het geval in de Trappistenabdijen (Cisterciënzers) waar aan de poort een kapel is voorzien voor de vrouwen die het slot (en dus de kloosterkerk) niet mochten betreden.
Kapel aan de ingang van het klooster, de foto werd genomen in april 1930 door de auteur. |
In 1930 was het klooster nog tamelijk solied. Men kon eerst afdalen langs een buitenpoortje naar de mooie kelder met waaierpilaar. Vandaar kon men langs een trap de eetkamer bereiken die met de keuken verbonden was. In de keuken zag men nog de haard en de stenen oven van grijze steentjes. Terug naar de eetkamer ging men naar de hoge zaal met haard en schouwmantel.
Al deze plaatsen waren naar het zuiden gekeerd en dat gaf aan de woning licht en warmte. Vooral de hoge zaal was goed verlicht, vandaar uit kon men heel de omtrek zien. Dan waren er nog kapel, bovenkamers en zoldering. Dit huis is echter niet de oorspronkelijke priorij. Cassiman levert ons daarvan het bewijs: "Op de plaats waar twee eeuwen God gediend was, kwam een eik- en olmplanting. Prior Cambien (1749-1768) liet op de grond, waar eens de kerk stond, het priorshuis bouwen, dat nu nog - maar in zeer bedenkelijke toestand - zichtbaar is" (3). Die priorij heeft een bewogen geschiedenis gehad en van haar is veel goeds uitgegaan naar de Parochie van Waarschoot. A. Cassiman en A. De Vos hebben zeer verdienstelijk werk verricht door de geschiedenis van die priorij na te pluizen en neer te schrijven. Loffelijke pogingen werden ondernomen door Romano Tondat om dit klooster grondig te onderzoeken en het bouwplan ervan vast te leggen in zijn boek: Bouwkundig Erfgoed te Waarschoot. Het is zijn droom dit huis te zien herrijzen in zijn vroegere luister.
In 1982, 52 jaar na de eerste wandeling zijn wij weer op tocht gegaan naar de priorij van Waarschoot. Wij startten aan de grens Eeklo-Waarschoot, "Den Dam". Daar staat een alomgekende herberg met een uithangbord waar vroeger op stond: "Herberg In 't Schuimpintje". Als ge dat leest dan komt het water (of liever het bier) u in de mond. Thans is het opschrift veranderd. Het luidt nu "Café Rest. Schuimpint". Al het bevallige en pittige van het vorige opschrift is er van weg. What's in a name !
Schuinsover ligt "Het Leen", een prachtig woud dat voor enkele jaren een wapenarsenaal was, maar nu een lusthof is geworden voor de liefhebbers van de vreedzame natuur. Onder de eerste wereldoorlog, toen de jeugd van Eeklo "eingesperrt" was in het Etappengebied, gingen de studenten van de bond "Eikels worden bomen" onder de vakantie er bijna dagelijks grote wandelingen maken "al zingend 't vrije lied". Verderop bleven wij stilstaan bij de inrijpoort (momenteel afgebroken) van wat men gewoon was te noemen: "Vervierskasteel". Op die poort prijkt het wapenschild met leuze van de familie Vervier en Maertens de Noordhout: "Nil Sine Deo", "Niets Zonder God".
Men kan aan die leuze een dubbele betekenis geven. Ze kan worden verstaan in de metafysische zin en dan bedoelt zij dat er niets is of niets gebeurt zonder de Goddelijke Scheppingskracht of tussenkomst. Alles geschiedt door en voor God. Maar de meer voor de handliggende betekenis is de volgende. Niets wordt ondernomen zonder God. Alles wat gedaan wordt is ter ere van God gedaan. Alles staat doelgericht op Hem. De Godsgedachte beheerst het hele leven. Voorwaar een vrome leuze. Die vond men terug op het titelblad van de Roemeense Waarden van vóór 1914. Zij zal er nu wel afgevallen zijn !
Ook een Nederlands zangkoor koos die spreuk als motto. Waar kenspreuken al niet
terecht komen ! Het Latijn was de taal van de clerus en van de ridders in de
Middeleeuwen, de Moderne Tijden
brachten de Franse mode mee zoals b.v. "Dieu et Patrie" (Oud kerkhof te
Waarschoot), maar de volkse en vrome uiting van een vast en eenvoudig geloof vinden wij
terug op het uithangbord van een hoekhuis op "De Keere", dat thans verbouwd
is.
"Ik woon hier op de Keere Wat kan ik beter wenschen; Dan de zegen van den Heere, En de neiring van de menschen". |
Met andere woorden: Aan Gods zegen is alles gelegen.
Van De Keere uit gingen wij nu rechtop, langs het Jagerpad, naar de Oude Priorij.
HET JAGERPAD
Deze straatnaam heeft helemaal niets te zien met romantiek, men kan zelfs twijfelen aan zijn historische oorsprong en gegrondheid. De inwoners van die wijk kennen alleen "Jagerpale". Gelijk overal cijnspalen gezet werden zo werd ook hier een jagerpaal neergezet om aan te tonen dat het jachtgebied van de graven van Vlaanderen hier begon. Het was meteen een verwittiging aan de bevolking het jachtgebied te ontzien en te mijden.
Waarvandaan die twee benamingen: Jagerpale en Jagerpade ? De mensen verwisselen soms letters of radbraken de woorden en zo komt het dat men een dubbele zin of woordvorming krijgt; zeer begrijpelijk hier in dit geval, omdat er maar één letter verschil is. Maar Cassiman ziet het anders, steunend op echte gegevens en niet op een volkse overlevering. Volgens hem waren de beide benamingen reeds vroeg in omloop en gebruik ook in geschreven oorkonden. Zeer duidelijk noteert hij: "De uitgestrekte bossen waren een gunstig verblijf voor het wild en vormden een jachtterrein voor de graven van Vlaanderen. Hieraan herinneren nog het Jagerpad en de Jagerpaal" (44). De huidige straatnaam: Jagerpad is dus wel historisch gegrond.
Het Jagerpad volgend komen wij in de Kapellestraat, zo genoemd omdat op het einde van die straat een kapel is gebouwd. Zo stond daar opnieuw voor ons de priorij: als een wrak in een groene zee van deinende weiden. Het huisje met het strooien dak, de kapel van voor twee en vijftig jaar, is vervallen en alleen de muren in hoefijzervorm staan nog overeind. Het priorshuis is door de tand des tijds zodanig toegetakeld dat men het zelfs geraden vindt niet meer in dit huis binnen te gaan. Lacryma Rerum !
Verval is altijd droef om aan te zien. De namen Koude Keuken en Rattenkasteel schijnen nu wel hun recht op te eisen. Maar hoe werd dit huis nu vroeger genoemd ? Het was een stichting van de Cisterciënzerorde en kreeg de naam: "Clooster van O.L. Vrouw van Waarschoot der orden van Cisteaux". Cîteaux was de bakermat van die orde die later onder de leiding van De Rancé (l'Abbé Tempête genoemd), de naam van Trappistenorde kreeg. Cîteaux was gelegen aan de oevers van de Saónerivier waar de "Cistels" of rietstengels groeiden; vandaar de naam van Cisteaux of Cîteaux en Cisterciënzerorde.
Oostelijke zijde van "casteel vanden fondateur". |
Foto: Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. |
Reeds heel vroeg hebben de Generale Kapittels van die orde wetten uitgevaardigd waarin werd voorgeschreven dat al de huizen van de orde moesten toegewijd worden aan O.L. Vrouw. Trouwens Maria kreeg de eretitel van "Mater Cistercii", "Moeder van Cîteaux". Deze orde was en blijft de Mariale orde bij uitstek en de volle glans van haar bestaan werd haar gegeven door Sint Bernard de "Citharista Mariae", "Cyterspeler van Maria".
A. De Vos heeft vele dokumenten, aangaande dit klooster, doorzocht en geeft een hele reeks
van benamingen vanaf de stichtingsoorkonde tot de Refuge te Gent. Doorlopend in al
deze gegevens is sprake van: "Onser Lieve Vrouwen hove". "Curia Beatae
Virginis Mariae". Hof: Curia is geen gewone benaming voor een klooster.
Curia: Hof, werd in de Middeleeuwen bedoeld als huis en erf van een edelman.
Waarschijnlijk is die naam ontstaan onder de invloed van Simon Utenhove
edelman en stichter, die als monnik intrad in zijn eigen hof als klooster. Het is een
mooie naam voor een klooster: "Onser Vrouwenhove" of "Mariënhove"
(6).
De stichters van het klooster waren Simon Utenhove en zijn vrouw 's Busers van
Bassevelde. Hij was Baljuw te Eeklo van 1423-1438 en werd door Filip de Goede
tot rentmeester van Waals-Brabant benoemd. Kinderloos, besluiten man en vrouw
een klooster te stichten in de bossen van Waarschoot. Dat was in die tijd geen
uitzondering. Middelburg (Vl.) en Watervliet kenden ook stichtingen van vrome
edellieden, "Die kochten hunnen hemel" zegden de volkse mensen. Simon,
een vrome man en het wufte hof moe, besluit lekebroeder te worden in zijn hof.
Zijn vrouw zal in de Bijloke te Gent in de eenzaamheid gaan leven. Maar de edelman
Simon kan zich niet helemaal beroven van de voorrechten eigen aan de adelstand.
In 1444 schenkt hij grond om een klooster te bouwen maar in de schenkingsakte zijn
enkele voorwaarden bepaald die hem als edelman in de toekomst veilig moeten stellen.
In 1444, 15 januari, werd te Gent een akte verleden waar familieleden van Simon en paters
tegenwoordig waren. Onder meer werd daarin gestipuleerd:
N. 6°. Een jaargetijde, tot gedachtenis van de stichter op vigilie van
St.-Simoensdag in de Advent (De feestdag van de stichter ?).
N. 8°. Simon moet beschikken over een stal met twee paarden.
Eten en drank voor hem. Een kamer voor hem en een voor zijn broer
Jan en het gebruik van de zolder (7).
In 1449 werd het klooster definitief erkend door Joannes Generaal van de Cisterciënzers (8).
Het klooster had ook een kenspreuk en wapenschild. De leuze luidde in het Latijn: "In Solitudine Requies", "In eenzaamheid rust". Wellicht is deze spreuk ingegeven door het psalmwoord: "Ecce elongavi fugiens et mansi in solitudine" Ps. 54 (55), v. 8. Letterlijk vertaald: "Zie ik heb mij al vluchtende verwijderd en ik ben in de eenzaamheid gebleven". De Canisiusbijbel geeft een juistere vertaling: "Ver, ver weg zou ik vluchten en een rustoord zoeken in de woestijn". Die leuze werd prachtig vertaald door J.J. Vander Poorten "In al d'enicheit ruste". J. Verdam en Van Dale geven aan het woord "Enigheid" de betekenis van eenzaamheid, verlatenheid, woestijn, alleen zijn en in zijn enigheid wandelen (zoals in april 1930).
Dat het klooster toen eenzaam en afgelegen was wordt afgeleid uit het volgende: "De abt van Villers (Cist. Abdij) kwam persoonlijk het terrein verkennen. Bos, heide, moer, hoogte en laagte... afgelegen van de rumoerige wereld, vond hij heel geschikt voor de volgelingen van Sint Bernardus" (9).
De weerslag van die situatie vinden wij terug op het wapenschild van het klooster (10). Het stelt voor: midden een boom met lover, links een hert en rechts een zwijn of volgens sommigen een everzwijn. De boom beduidt natuurlijk het bosrijk gebied. Het jachtgebied van de graven van Vlaanderen wordt gesymboliseerd door de hert en de landelijke veeteelt door het zwijn. Om de jacht uit te beelden volstond reeds het beeld aan de hert, daarom menen wij dat het ander symbool geen everzwijn was. De jager en de boer, jacht en veld, hert en zwijn, het lijkt wel een zeer harmonisch en streekgebonden wapenschild.
Daarmee kon de Gemeenschap van de Cisterciënzers te Waarschoot van wal steken.
Het zal niet altijd kalme zee zijn, maar storm en geweld die het klooster voor
goed zullen kelderen. Het zal worden "als een wrak in een groene zee van
deinende weiden".
Wordt voortgezet.
E.P. Jozef De Baets, o.p.
Bronnen:
F. De Potter en J. Broeckaert, Geschiedenis der Gemeenten van Oost-Vlaanderen.
Waarschoot. Klooster van O.L. Vrouwenhove, p. 76-101, Gent 1865.
G. Cassiman, O.L.V. ten Hove of de Priorij te Waarschoot, in Appeltjes van het
Meetjesland, I, 11-26, Eeklo, 1949.
H. De Vos, Prieuré De Notre-Dame Ten Hove à Waarschoot, Plustard à Gand, in
Monasticon Belge, tome VII, 271-286, Liège, 1980.
R. Tondat, Bouwkundig Erfgoed te Waarschoot, 1978.
J.J. Vander Poorten, Hs. De Geschiedenis van de priorij en van Waarschoot,
integraal uitgegeven in "Ons Meetjesland", jr. 8 (1975) en volgende, onder de
titel: "Merkwaardigheden over Waarschoot".
__________________________
(1) Cassiman, o.c., p. 23: "De Caudekuekene.
Deze naam komt niet van koud voedsel, maar betekent: afgelegen woonst. Hier in
bos en heide met een dreef verbonden aan de Zoutweg".
(2) Cassiman, o.c., p. 17.
(3) Cassiman, o.c., p. 25. Dit wordt ook meegedeeld door De Vos, o.c., p. 285.
(4) Cassiman, o.c., p. 12, 15, 23.
(5) Canivez, o. eist.: Statuta Capituli Generalis, Leuven, 1953.
(6) Zou het oude Vlaamse woord: Mariënhove niet beter passen als benaming van
het Retraitehuis te Bellem. Het is veel vloeiender en meer aaneengerijgd dan het
"onuitsprekelijke" Mariahave ?
(7) Cassiman, o.c., p. 17-18.
(8) Cassiman o.c., p. 18.
(9) Cassiman, o.c., p. 17.
(10) R. Tondat, o.c., p. 189.
Vorig artikel: 1915. Het kruim uit de Eerstestraat (St.-Laureins) |
Inhoud van 1983, jaargang 16 |
Volgend artikel: In vroegere jaren... |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024