Bladerend in een lastencohier, een register van allerlei uitgaven ten laste van de Stede, Vryhede ende Heerlychede van Watervliet (1), speurend naar namen van burgemeesters, om mijn lijst te vervolledigen, wordt mijn aandacht gevestigd op een inschrijving, waarvan de geheimzinnigheid me maandenlang zou boeien. Staat daar niet op pagina 26, voor de uitgaven van het boekjaar 1730-1731: "Betaelt aen Lieven Lombaert als herbergier de somme van ses ponden, agt schellinghen, dry grooten over eenighe thairen tsynen huyse ghedaen by den scherprechter ende temmerlieden int maecken vant schavot ende de officieren voor hunne assistentie int justicieren van de 22 Egiptenaeren volgens quohier ende quitan...".
De waard, Lieven Lombaert was eveneens messagier van Watervliet, een soort officiële bode dus, en hij woonde in het stadhuis. Daar moet het van bij het allereerste begin, aanvang zestiende eeuw, reeds herberg geweest zijn, onder de naam "tscepenhuus". Toen een paar jaar geleden Mevrouw Van Hyfte-Steyaert, wegens ouderdom, er definitief de deuren sloot, sloot ze terzelfdertijd een periode af die ongeveer vijfhonderd jaar duurde: van dan af konden de dorstigen er niet meer gelaafd worden, tenzij met eigen middelen !
De herberg van tscepenhuys. |
Tweehonderd vijftig jaar geleden kreeg de waard van het stadhuis blijkbaar lugubere klanten over de vloer. Zo'n bericht schokt enigszins, omdat alle geweld, dat we beleefden of door de geschiedenis vernamen, steeds van buiten kwam. En nochtans is het vanzelfsprekend dat er in een heerlijkheid, die per definitie de hogere en lagere rechtspraak in haar gevoegdheid had, vonnissen werden geveld, die de uitvoering van ernstige straffen als gevolg hadden. De verschillen, inzake justitie, tussen de eerste helft van de zeventiende eeuwen de late Middeleeuwen was hier niet zo wezenlijk.
In elk geval, een dergelijke korte tekst roept onmiddellijk vele vragen op. Hoe raakten die Egyptenaren hier verzeild ? Wat hadden ze uitgespookt om die zware straf te verdienen ? Werden ze werkelijk opgehangen of onthoofd ? Waar gebeurde dat ?
Maanden later vond ik het vonnis (2): het dateert van 12 mei 1731. Het volstaat reeds de namen te lezen van de veroordeelden om te twijfelen aan de toegeschreven nationaliteit: "pr hendricx, ghebortigh van Antwerpen ende Marie Janssens gebortigh van boven Franckefort huysvrauwe vanden selven Pr hendricx Jan Bapt de Conynck van Antwerpen ende marie anne hendricx van Ypre syne huysvrauwe, marie pieterssen van groenynghen marie janssens van Rotterdam huysv van Joseph mondeli anne marie van shertoghen Bosch ende flantyntien ghetrauwt met Phippermann..." en zo gaat het verder. Het was destijds wel gebruikelijk dat men al wie een nomadenleven leidde in onze kontreien, een of ander soort zigeuners dus, Egyptenaren noemde. Zo eigenaardig is dat nu ook weer niet, want tot op onze dagen worden zigeurners nog dikwijls bohemers geheten. Die mensen moeten nu niet noodzakelijkerwijze meer uit Bohemen komen dan toendertijd uit Egypte. Anderzijds had men geen absolute zekerheid nopens hun identiteit. De registers van burgerlijke stand zouden eerst tweehonderd jaar later ingevoerd worden. Daardoor konden 's konings onderdanen en hun gasten bezwaarlijk in het bezit zijn van identiteitsdokumenten. Bij arrestatie gaven de mensen hun naam op en daarmee was de kous af. Valsheid of onwetendheid was minder erg, en die mogelijkheden werden in het vonnis voorzien: aan de opsomming van de namen voegde men volgende zin toe "alles soo ghelieden reght ofte acte anderssints mocht ghenaemt syn..." De namen deden niet veel ter zake. Het ging over hen die voor de vierschaar stonden. Om al deze redenen kon men rustig zijn tijd afwachten om het Hof van Kassatie uit te vinden. Denk nu niet dat ik het gerecht in het Vlaanderen van de late Middeleeuwen en van de Moderne Tijden in het belachelijke wens te trekken. Integendeel, het graafschap bezat een justitie, die de vrijheid en de gelijkheid voor de wet van alle inwoners waarborgde, alles uiteraard overgeplaatst in de kontekst van die periodes. In feite was, op dat stuk, de Franse Revolutie voor Vlaanderen overbodig. Die bewering kan met een hele reeks voorbeelden, uit de geschiedenis van Watervliet zelfs, gestaafd worden; maar dan vergeten we uiteindelijk onze Egyptenaren, en daarover ging het toch !
Of die mensen hier veel hadden uitgespookt wordt niet vermeld. Vandaar dat we gerust mogen aannemen dat ze geen grote misdaden begingen, anders zou men het gewis niet vergeten zijn. Ze mochten hier eenvoudigweg niet komen. Men had daarop een wetgeving uitgedokterd, waaraan men zich wenste te houden, en die lapten Pieter Hendricx en konsoorten aan hun hielen (2): ".... v. soo verre hebt vergheten van binnen dese provintie te loopen ende vagebonden van deene prochie ende plaetse naer d'andere met hoop en ende troupen als egiptenaeren vagebonden ende lantloopers sonder iet het alderminste te doen om aenden cost te gheraecken niet meer hantwercke als ander exercisien soo verre dat ghylieden alhier binnen deze stede ende heerl. syt betraept ende ghevonden midtsgaeders al te saeme door de officieren deser heerelichede syt betraept ende ghevanghen gheworden alle contrarien in misachtinghe van Syne majesteyts placatten Ende namentlyck het gonne ban den 29 x 1725 alhier gepubliceert den 25 janry 1726..."
De weigering van de zigeuners zich met onze wettelijke en morele normen te verzoenen tijdens hun tochten hier te lande, en zich aan te passen aan onze levenswijze, zowel als de antipathie, die de autochtone bevolking voor hen koestert, is blijkbaar sinds eeuwen ingeworteld. Het ziet er naar uit dat die wederzijdse minachting evenmin spoedig zal verdwijnen.
Hoe de overtreding van het verbod, het graafschap Vlaanderen te betreden, gestraft werd, zien we onmiddellijk. Toch dient er eerlijkheidshalve aan toegevoegd dat schepen Coppejans, met de griffier en de messagier, op 7 mei de opdracht kregen naar Gent te reizen om twee advokaten aan te spreken die de beschuldigden zouden verdedigen (3) ".... waertoe sy sullen employeren de advocaten Weys Basilius ende Patheet Oedemaer indien het noodigh is, ende in cas de ghemelde advocaten daertoe niet en connen vacheren sullen sy gedeputeerden daer toe moghen nemen andere advocaten..." Een reden te meer om te staven wat ik zopas heb gezegd over de vrijheid die er toen heerste in ons land, is het recht op verdediging door deskundigen. Het bewijs wordt o.m. hier te Watervliet geleverd. De vierschaar spreekt slechts het vonnis uit "met advys van rechtsgeleerde wysen".
De natuur van de straf gaat echter de perken van onze huidige geplogenheden te buiten. Een schavot diende opgericht op het stee vóór het stadhuis. Tien "Egiptenaeren" werden door de scherprechter gegeseld op de rug toe bloedens toe ("met scherpe roeden tot den loopenden bloede"). Daarna moesten ze gebrandmerkt worden met een gloeiend ijzer dat een galg onuitwisbaar op de huid inbrandde. Zoals al de anderen werden ze levenslang verbannen, niet alleen uit Vlaanderen, maar uit alle landen die deel uitmaakten van het rijk van de keizer van Oostenrijk. Luister toch eens hoe sappig men dat alles kon zeggen: "..... bannen ul voorts uyt dese Stede ende heerelichede midtsgrs alle de landen van Syne majts ghehoorsaemheyt de voorge stede ende heerelichede te ruymen binnen Sonneschyn de provincie van Vlaenderen binnen derden daeghe ende de voordere landen van "Syne majts ghehoorsaemheyt binnen acht daeghen alles naer uwe slaeckynghe interdicerende u daer binnen te commen ghedurende al de tyt van u leven op peyne van galge". Hier zit dan weer een onderscheid met sommige anderen. In geval van recidivisme worden hier radicale straffen in het vooruitzicht gesteld.
De zes volgende veroordeelden: Salomon, Pieter, Joannes, Joanna en Laura Ceria, alsmede Jacobus Cammerman moeten dezelfde geseling ondergaan, doch worden niet gebrandmerkt. Binnen dezelfde tijd worden ze uit 's keizers gewesten verbannen "op voorder arbitraire lyfstraffe". Waarom dit onderscheid wordt gemaakt blijkt niet uit het vonnis. Misschien geeft hun strafregister, of wat daar dienst voor doet, daarop een uitleg. Waren de eersten recidivisten, en deze hier primaire veroordeelden ?
Eén vrouw heeft geluk: Adriaeneken Philips. "egard nemende dat gy bevrucht syt van kinde". Omwille van die zwangerschap werd ze alleen verbannen, maar dan wel "op peyne van galghe" in geval van herhaling. Dat laat ons veronderstellen dat ze anders met de eerste groep zou gegeseld en gebrandmerkt geworden zijn. Adrianeken zal duidelijk beseft hebben waarom een vrouw in verwachting "in gezegende toestand" heet te zijn.
De laatste vijf noemt men alleen bij de voornaam: Lena, Belle, Catharina, Laban en Herculius. Tijdens de uitvoering van het vonnis moeten zij op het schavot aan een paal worden gebonden en toekijken. Ze worden niet gegeseld, wel verbannen zoals de anderen "op peyne van lyfstraffe". Ze zijn klaarblijkelijk minder of helemaal niet schuldig. Misschien zijn het kinderen ?
Allen samen worden ze solidair veroordeeld tot "de costen vanden processe ende misen van jucktie ter tauxatie".
De vragen, die we ons over deze veroordelingen stellen, bewijzen reeds dat alles niet duidelijk wordt door het vinden van het vonnis. Op het verloop van de debatten kon evenwel nog niet de hand worden gelegd, niettegenstaande lange zoektochten in het archief van de Watervlietse vierschaar.
Het feit dat timmerlieden (meervoud dus) een schavot moesten oprichten op de Stee, wijst er op dat de geseling openbaar was, en als afschrikmiddel moest dienen. De mogelijkheid van een wreedaardig spektakelstuk lijkt minder kans te maken, omdat ze niet past in een geordende rechtspraak die er toen toch was. Zoniet had men Adriaeneken Philips en de laatste groep kunnen veroordelen tot dezelfde straf, en de eerste tien, bijvoorbeeld tot de galg. Dan zou het allemaal zoveel spektakulairder geweest zijn. Nee, men verplicht zelfs de laatste groep toe te zien. Het is duidelijk een kwestie van schrik inboezemen.
Een openbare terechtstelling was trouwens geen frekwent terugkerende gebeurtenis in Watervliet. Een permanente geselinstallatie zou in het andere geval een goede investering zijn geweest. Men laat echter telkens een schavot optimmeren. En inderdaad, vele tientallen vonnissen, die rond diezelfde tijd geveld zijn, en die ik doornam, toonden mij slechts één veroordeling tot geseling, en dit omwille van diefstal. Het zal dan wellicht een onverbeterlijke dief geweest zijn, want in vele andere gelijkaardige misdrijven werd deze straf niet toegepast.
De Stee is niet alleen het centrum. Men voelt, en men voelde er steeds, de
hartslag van het dorp. Alle gebeurtenissen van enige omvang
speelden er zich af. Met de kerk, het kasteel, het stadhuis, de pastorij en de
school rond die grote ruimte kon het eigenlijk niet anders. De inwoners werden
er ingeschreven, gedoopt, onderwezen, getrouwd, geadministreerd en begraven. Als
de stee maar eens praten kon, dan zou het vertellen hoe men er wekelijks
verkocht wat hier werd voortgebracht. Het zou spreken over de jaarmarkten, die
mensen lokten van heinde en verre, over kermissen die het vroeger mogelijk
maakten op de hoofden te lopen, over de vele kinderen die er speelden tussen of
na de klasuren. Het zou Vader Tamboer niet vergeten, die er zijn filosofie kwam
verkondigen in zelfgemaakte liedjes, noch de champetter die, op de pui van het
stadhuis, na de hoogmis, de bestuurlijke mededelingen voorlas. Ook de fanfare,
zou haar plaats krijgen op de kiosk. Maar het zou eveneens minder aangename
gebeurtenissen oproepen, zoals de opeisingen van de boerepaarden door de
Duitsers in '14-'18 en in '40-'45, het oprichten en het neerhalen van de
vrijheidsboom in de Franse periode, de belegering van de Watervlietse mensen,
die in 1673 in de kerk waren gevlucht uit schrik voor de Franse legerbenden, die
over ons dorp de Hollandse Oorlog voerden. Er waren de protestanten, die samen
met de katholieken de kerk voor hun erediensten gebruikten en er zelfs enkele
jaren het monopolie hadden toen de 16de eeuw in de 17de overging, met alle
komplikaties van de godsdiensttwisten. Er waren zelfs de schavotten, waarover u
zopas verteld werd, waarop mensen werden gemarteld ten aanschouwe van iedereen,
omdat ze, in bepaalde gevallen, alleen wettelijk ongewenst waren.
Daar werd gelachen en gefeest, er werd gevloekt en gehuild. Hier begon en eindigde het spoor dat de geschiedenis trok over straten en dijken door de Heerlijkheid heen. Watervliet had geen belfort en geen Klokke Roeland. Storm en brand en ontij brachten de mensen van zelf naar hun Stee. De snelle ontvolking, en de lusteloosheid die er uit voortvloeit, deed de huidige inwoners ietwat vergeten in de voetsporen te treden van de vele generaties die voorafgingen. Sommige verenigingen hebben het echter opnieuw ontdekt. Ze trotseren de klimatologische grillen van onze gewesten en komen er rond de oude pomp hun jaarlijks feest vieren. "De Heeren van Waeterfliet" kennen weer de weg naar de kiosk. Prachtig is dat ! De oude abelen zullen daaruit nieuwe levenskracht putten, want de Stee is weer de Stee aan 't worden.
De tijden zijn veranderd en de schavotten zijn voor goed verdwenen. Als het Watervlietse bloed niet naar de Stee kan gaan zal het kruipen tot het er komt; men is dat nu aan het bewijzen.
J. De Paepe
__________________________
(1) R.G. (Rijksarchief Gent) Watervliet-Heerlijkheid nr. 38
(2) R.G. (Rijksarchief Gent) Watervliet-Heerlijkheid nr. 210
(3) R G. (Rijksarchief Gent) Watervliet-Heerlijkheid nr. 22 p. 11
Vorig artikel: De Blikken Muziek 1917 |
Inhoud van 1984, jaargang 17 |
Volgend artikel: Ook Eeklo heeft zijn "Wit Huis" |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024