De verste stamouder die we gevonden hebben, woonde in het begin van de zeventiende eeuw in Hansbeke, een rustig dorpje op de weg van Gent naar Aalter op een boogscheut van deze laatste woonplaats, vlak en zandachtig en sinds de 19e eeuw doorsneden door de spoorweg en het Schipdonkkanaal. Van waar hij precies afkomstig was hebben we tot nu toe niet kunnen achterhalen; in de penningkohieren van Hansbeke van 1571 en 1578 5 staat geen enkele Gysels vermeld, niet als pachter, niet als eigenaar, wat doet vermoeden dat de familie ingeweken is, misschien na de godsdiensttroebelen.
De heerlijkheid Hansbeke was in het midden van de 12e eeuw in handen van de familie Van Hansbeke. Niet lang echter. Op het einde van die eeuw volgde de familie Van Steelandt hen op. Op het einde van de dertiende eeuw de familie Van Gistel, daarna weer Van Steelandt, kort daarop de familie Van Poeke en vanaf 1373 Danneel Van Halewijn. Later kwam de heerlijkheid nog in het bezit van de families de Seclin, de Wale, Van der Cameren, Van Nieuwenhuus en ten slotte vanaf 1765 van de familie Van de Woestijne6.
Er zou een eerste maal sprake zijn van een kerk in Hansbeke rond 1147. Die kerk is omstreeks 1660 inwendig grondig opgesmukt en in 1790 bijna volledig herbouwd.
Het opkomende protestantisme heeft Hansbeke zeker niet onberoerd gelaten. Reeds vanaf 1566 gingen verschillende inwoners van Hansbeke de geuzenpreken bijwonen in Eeklo. Op 11.3.1573 werd de toenmalige pastoor van de parochie Hansbeke door de geuzen vermoord en de kerk geplunderd. Enige jaren later was Hansbeke echter grotendeels gezuiverd van de aanhangers van de godsdienstige hervormingen. Die godsdiensttroebelen heeft Ghiselbrecht Gysels zeker aan den lijve ondervonden: hij werd immers rond 1550-1560 geboren en was dus een jongeling toen de miserie het hoogst was.
Na de godsdienstoorlogen werd alles slechts geleidelijk hersteld. In mei 1668 sloeg generaal De Crequi zijn kamp op in de gemeente. Zijn aanwezigheid werd gekenmerkt door plunderingen van huizen, schuren, veldvruchten en afpersingen van geld onder het mom van een vrijgeleide of waarborg van veiligheid. In 1683 moest Hansbeke nog eens zware oorlogsbelasting betalen aan de Fransen onder de vorm van geld, graan, vee en voeder. Lodewijk XIV voerde aanhoudend oorlogen in de Spaanse Nederlanden. Om de krijgslasten te kunnen betalen werden de belastingen op de gebruikte grond verhoogd en verscheidene leningen aangegaan.
In 1708 werd Hansbeke alweer getroffen door roof, verwoesting en oorlogsschatting. Daarna kwam relatieve rust over het dorp, tot na de Oostenrijkers op het einde van de achttiende eeuw de Fransen weer kwamen aanrukken...
Zowel Joannes (zie A II, blz.69), de jongste zoon van Giselbrecht (zie I, blz.62), als zijn naamgenoten kleinzoon (zie A III, blz. 72) en achterkleinzoon (zie A IV, blz.74) bleven in Hansbeke wonen, hoofdzakelijk in het gedeelte naar Zomergem en Merendree toe. Een aantal afstammelingen woonde daar nog in het begin van deze eeuw. Deze Johannes had drie zonen; zijn afstammelingen hebben zich geleidelijk over gans het Meetjesland verspreid.
De benaming "Meetjesland" blijkt vrij jong te zijn: waarschijnlijk is de naam niet veel meer dan 2 eeuwen oud. In ieder geval gaat het hier niet over een streek die historisch een eenheid uitmaakte. Een beknopte algemene geschiedenis van het Meetjesland is dan ook practisch onmogelijk.
Het Meetjesland behoorde vóór de Franse Revolutie ook nog tot drie verschillende rechtsgebieden. Het noordoosten met Ursel, Maldegem, Middelburg, Adegem, St-Laureins, St-Jan-in-Eremo, St-Margriete, Waterland-Oudeman, Watervliet, Kaprijke, Eeklo en Lembeke behoorde vroeger tot het Brugse Vrije. In het oosten bevindt zich een deel van de Vier Ambachten: Bassevelde, Boekhoute en Oosteeklo uit het vroegere Ambacht Boekhoute en Assenede, Ertvelde, Kluizen, Zelzate, Wachtebeke en St. Kruis-Winkel uit het vroegere Ambacht Assenede.
Het zuidelijke deel met Aalter, Knesselare, Oostwinkel, Zomergem, Ronsele, Waarschoot, Sleidinge, Evergem, Wondelgem, Mariakerke, Vinderhoute, Lovendegem, Merendree, Hansbeke en Bellem maakten deel uit van de Oudburg Gent. En vooral in dit gedeelte hebben de meeste stamgenoten zich verspreid.
Het Meetjesland is evenmin een geografische eenheid: ten noorden treffen we de polders aan, een uitzonderlijk landschap, in zijn geheel door de mens bepaald en afgelijnd. Meer dan 6 eeuwen geleden, in 1377, stroomde het water van de Westerschelde tijdens die beruchte novembernacht over de streek en zocht langs de turfputten en andere geulen een weg tot aan de dijken, die sporadisch waren opgeworpen tegen eventueel zeegeweld: hier liggen de polders met hun zware vruchtbare kleigrond en hun open uitzicht.
Zuidelijker ligt het "Houtland": in het oosten even vlak als de polders, in het westen enkele heuvels (Zomergem-Boven, Kamphil te Adegem). De grond is er minder vruchtbaar en hoe meer naar het Westvlaamse toe hoe zandiger en dorder en vroeger met bossen bedekt. Verspreid in dit zuidelijke en oostelijke deel zorgt industrie voor werkgelegenheid en... milieuvervuiling.
Ook op gebied van taalgebruik is er een merkelijk verschil tussen Maldegem waar men Westvlaams spreekt en de rest waar vooral Oostvlaams met enkele varianten gesproken wordt.
Ten slotte is er ook geen juiste grensbepaling voor het Meetjesland, zoals een provinciegrens. Zo voelen Zelzate, Wachtebeke en St. Kruis-Winkel in het oosten en Hansbeke, Merendree, Wondelgem en Vinderhoute in het zuiden er zich misschien wel een beetje buiten.
We kunnen het Meetjesland grosso modo omschrijven als het gebied tussen de Nederlandse grens, het kanaal Gent-Terneuzen, de Ringvaart, het kanaal Gent-Brugge en de grens met West-Vlaanderen. Wij zullen de grootste omschrijving gebruiken zoals ze in 1949 door dr. E. Tieleman werd uitgelegd in het heemkundig tijdschrift van de streek7.
Het ontbreekt ook niet aan pogingen om de naam Meetjesland te verklaren. Maar er is geen algemeen aanvaarde verklaring. Wij geven hier enkele van die verklaringen8:
- Pastoor Duvillers in zijn Almanak van het Meetjesland (1862): land van de meetjes, de oude wijvekens. Deze verklaring gaat terug naar Keizer Karel die op reis in onze streken, verbaasd was zo veel oude vrouwtjes te zien die voor hun deur zaten te spinnen of te naaien.
- August Van Acker, stadssecretaris van Eeklo (1894): vervorming van métiersland, nl. het land der weefgetouwen. Wellicht was de weverij als huisnijverheid in deze streken sterker verspreid dan elders.
- afgeleid van mete en gemete, tegenover de streken waar men van dagwand en bunder spreekt.
- afgeleid van meet, mede, medeken in de betekenis van stuk, reep of rechthoekig perceel. Dit woordje mede en analogen komt het meest voor in en rond St. Laureins en bestaat nog o.m. in de naam van Mekensakker, en Mekenstraatje (Balgerhoeke)9.
Andere verklaringen werden ook naar voor gebracht. Sommige waren soms wel wat fantastisch, andere waren niet exclusief bruikbaar voor onze streek.
2. Kaart van het Meetjesland. |
Hoe dan ook, het Meetjesland heeft zijn eigen plaats in Vlaanderen. Binnen dit gebied heeft de stam Gys(s)els die hier besproken wordt, geleefd, gewerkt, ja zelfs gezwoegd. Daar zijn ze geboren, daar zijn ze getrouwd. Daar zijn velen blijven wonen. Daar zijn velen ook begraven. En daar komen zij die uitgeweken zijn steeds graag terug.
Voormelde Johannes had dus drie zonen:
1. Gisbertus (zie A V 1, blz. 76).
Zijn zoon Jacobus week uit naar Sleidinge (zie A VI 1, blz. 77)
Petrus Gysels filius Jacobus trok vanuit Sleidinge naar Waarschoot (zie A VII 1, blz.79). Hij is de stamvader van de vele huidige naamgenoten in gans Waarschoot waarvan de naam een enkele 's' telt in het midden. Deze Petrus had drie zonen met nazaten:
a. Livinus bleef in Waarschoot (zie A VIII 2, blz. 93)
Zijn zoon Dominicus Gislenus vertrok naar Gent (zie A IX 1, blz. 96) en breidde aldaar het nageslacht uit;
b. Bernard (zie A VIII 3, blz. 103) had eveneens drie zonen met nakomelingen.
Twee ervan telden enkele afstammelingen in Waarschoot (zie A IX 3, blz. 111 en A IX 4, blz. 114), een derde werd douanier en zijn nageslacht week uit naar het Antwerpse (zie A IX 2, blz. 108);
c. Petrus' derde zoon Dominicus (A VIII 4, blz. 119) had vier zonen.
Drie bleven in Waarschoot (zie A IX 5, blz. 121, A IX 7, blz. 142 en A IX 8, blz. 145) en de vierde keerde terug naar Sleidinge (zie A IX 6, blz.135), de woonplaats van zijn grootvader.
Joannes Gysels filius Jacobus trok naar Evergem (zie A VII 2, blz. 156).
Zijn afstammelingen vinden we hoofdzakelijk in Evergem en Mariakerke (zie A VIII 7, blz. 167 en A IX 9, blz. 159).
2. Petrus ( zie A IV, blz. 74) en zijn kinderen bleven in Hansbeke maar deze stam stierf uit;
3. Joannes (zie A V 2, blz. 173) en zijn zoon Petrus (zie A VI 2, blz.174).
Zij bleven eveneens in Hansbeke. Deze laatste had vier zonen,
waarvan drie in hun geboortedorp woonden
(zie A VII 3,
blz. 175, A VII 5, blz. 193 en
A VII 6, blz. 195); de vierde
Bernard Gysels (zie
A VII 4, blz.178) verhuisde
naar Knesselare;
zijn kleinzoon (zie
A VIII 11, blz.189) vervoegde
de Waarschootse naamgenoten en zijn achterkleinzoon
Charles Louis (zie A IX 11,
blz. 180) zocht zijn geluk in
Oosteeklo en zette daar en in
Watervliet de stam verder.
Ghiselbrecht Gysels (zie I, blz. 62) in Hansbeke had twee zonen, waarvan de oudste, Andreas (zie B II, blz. 208), enkele jaren in Merendree woonde en nadien naar Oostwinkel vertrok, een vreedzaam klein dorp tussen Eeklo en Zomergem. Drie generaties bleven in Oostwinkel wonen: Andreas' zoon Franciscus (zie B III, blz. 210) had zelf drie zonen:
Franciscus en Jacobus bleven in Oostwinkel (zie B III, blz. 210): naamgenoten ervan zijn op het einde van de achttiende eeuw uitgestorven.
Judocus Gyssels (zie B IV, blz. 213) ging boeren in Adegem, eigenlijk vrij dicht bij Oostwinkel, de preciese plaats kennen wij niet, maar waarschijnlijk juist over de grens. Hierdoor viel hij meteen onder het bestuur van het Ambacht Maldegem waartoe Adegem toen behoorde, en achteraf zal blijken dat dit een positief element was.
Petrus Gyssels (zie B V 2, blz. 230), een zoon uit Judocus' tweede huwelijk trouwde met Maria Anna Van Hulle uit Ronsele en vestigde zich op Langeboeken te Zomergem. Hij was de grondlegger van een vrij uitgebreide tak Zomergemse Gysels waarvan de naam steeds als Gyssels zal geschreven worden. Pas een kleine eeuw later wijken de eerste familieleden uit naar Gent (zie B VIII 2, blz. 249), Lovendegem en Vinderhoute (zie B IX 1, blz. 238).
Op het einde van de vorige eeuw zal Petrus' achterkleinzoon
Augustinus (zie
B VIII 3, blz. 262) naar
Waarschoot verhuizen. Kamiel (zie B IX 3, blz. 267) trok via Zomergem
weer naar Waarschoot; zijn broer Raymond (zie
B IX 6, blz. 291) vertrok naar
Ursel; Octaaf (zie
B IX 7, blz. 293)
verhuisde naar Sleidinge en Jules Gyssels
(zie B IX 5, blz. 284), een vierde zoon van
Augustinus wijkt in 1933 uit naar...
Hansbeke, het
dorp waar de familie Gysels meer dan 3 eeuwen terug zijn stam zag aangroeien.
A. Situering in de tijd
B. Situering van het woongebied
C. Activiteiten van onze voorouders
D. Hoe woonden en aten onze voorouders?
E. Onze voorouders en de conscriptiewet
F. De familie Gys(s)els demografisch bekeken.
Onze Gyssels Welkom-blz
Inleiding
Inhoudstafel
Algemeen Overzicht
Tak A —
Tak B
Doorzoek deze Gyssels webstek !
Meer stambomen
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright (c) 2024