PLAATS GEGREPEN HEBBENDE TE MALDEGHEM
(OOSTVLAANDEREN) OP 28 APRIL 1840.
De dag rijst uit de blijde kimmen, Die ons in minnende armen voert; Den schop geeft aan de herzenschimmen En harten weêr aan harten snoert; Het roer der dierbaarste belangen stelt ons, na uitgerekt verlangen, De vrede weêr in de eigen hand; * Na de uitgewoede staatsorkanen, Omhelst zich (met het oog vol tranen) Het kroost van 't zelfde vaderland. De tweedragt mogt hen wel vervoeren, Door vreemd gebroedzeI aangehitst; De burgeroorlog hen beroeren, Tot weêr hun' erfgrond werd gesplitst; Maar, hoe kon zich de vijand vleien De broederstrijden uittebreiên Van Schelde's zoomen tot de Waal? Onmooglijk... neen! zelfs onder 't moorden, Weêrgalmde 't schrikbevel in woorden Ontleend aan de eigen moedertaal. Moest dan de Belg de zucht verzaken Zijn' .edlen boezem ingeprent? En slechts in duivlenwellust blaken, Die heilge broederbanden schendt? Of zouden kinders, door wier adren Het bloed nog vloeit der zelfde vadren, Zich, in dit bloed, op d'akker, baên Het erf van beider voorgeslachten, Door meer dan menschelijke krachten Ontwoekerd aan den Ocean? 't Is waar, zij riepen, de verwaten, Sla dood ! als 't heir hun weêrstand bood; En aan onwaardige soldaten Ontsteeg de vlaamsche kreet: Sla dood ! Maar, bij het schrikbare verdelgen Erkenden zij zich soms voor telgen Van een en 't zelfde vaderland; En, wars hun' bloeddorst wreed te lessen, Zag men ze elkaar in de armen pressen, Door d'ingeboren aard vermand. Het Bardenchoor, met duizend stemmen, 't Befloersde speeltuig in de hand, Zong, om het woedend volk te temmen, De liefde tot het Vaderland; Bedreigd door flikkerende klingen, Liet zich hun yver niet bedwingen, Den ban uitstortend of gebeên ; En, in de schaauw der oorlogsvanen Verwekte hunne godspraak tranen, Waar de oorlogswoede voor verdween. Niet hij, die, als in vredestijden Het land des rijkdoms stempel draagt; Als we in die welvaart ons verblijden En de eendragt onzen voorspoed schraagt ; Als we in elkanders armen zinken ; Den naam van Broeder hoog doet klinken En 't bekergoud, bij zwelg op zwelg, Der vriendschap ledigend ter eeren, Het eeuwig broederbond durft zweeren, Niet hij is een regtschapen Belg. Maar hij, die, als de stormen prangen, En 't staatsgebouw reeds wagglen doen; Als burgers burgerbloed verlangen Hun' schrikbren wrok en wraak ten zoen; Als driften zoo geweldig bruisschen Dat Belgen 't staal met Belgen kruissen, Hij, die den onverbreekbren band Der broedermin hun doet herdenken En zalige eendragt mag herschenken, Hij is een zoon van Nederland. Aan 't Bardenchoor, dus, heil, verengling ! Aan Neêrlands vijand doodsch verdriet, Als hij op onze handenstrengling Met sombre blikken nederziet ; Aan hen, aan braven, doch verdwaalden, Die over 't land het onheil haalden, Vergeving, medelijden, troost ! Maar onze vloek daal op d'ontaarde, Die 't broederlijk gezin ontpaarde En om zijn gruweldaad niet bloost. |
C. A. VERVIER.
* Gedurende zeven jaren, werd de zeesluis van den Capitalen-dam door hollandsche krijgsmagt bezet.
- Uit de verzameling van Alf. Ryserhove te Knesselare.
Vorig artikel: Gestrafte rebellie onder Keyser Care I den V |
Inhoud van 1975, jaargang 8 |
Volgend artikel: Merkwaardigheden over Waarschoot (4) |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024