Jules Latomme werd geboren te St.-Laureins op 23 maart 1885. Van in zijn jonge jaren was hij landarbeider en vlasbewerker. In 1905 lootte hij er zich in en volbracht hij zijn militaire dienst bij het voetvolk te Brugge. Hij trouwde in 1907 met Elodie Borgonjon (St.-Laureins 1890-1944). Het huwelijk werd gezegend met twaalf kinderen, waarvan er acht in leven bleven, vier jongens en vier meisjes, de andere vier stierven zeer jong...
In augustus 1914 werd hij gemobiliseerd en deed hij dapper zijn plicht tijdens de terugtocht, gedurende die lange jaren aan de Ijzer, en bij het groot offensief in '18, tot aan de wapenstilstand.
Na zijn demobilisatie hernam hij zijn vroegere bezigheden, doch in 1920 werd hij tot veldwachter benoemd in zijn geboortedorp. Hij volgde de 70-jarige Jan Verniere op, die na 42 jaar champetterdienst, eervol op rust gesteld werd met een jaarlijks pensioen van 800 (goud-)frank. Die benoeming betekende voor Jules en zijn snel aangroeiend gezin een belangrijke sociale en materiële vooruitgang, vooral toen in 1921 zijn jaarwedde (die aanvankelijk 1800 fr. bedroeg met een driemaandelijkse duurtetoeslag van 175 fr.), met terugwerkende kracht vanaf zijn benoeming, op 3500 fr. gebracht werd... dit in een periode waar een landarbeider 2 tot 2,5 fr. per dag verdiende, en hiervoor 9, 10, soms 11 uren moest werken.
Veldwachter LATOMME in 1945. |
Foto genomen ter gelegenheid van de bevrijdingsfeesten te St.-Laureins, naar aanleiding van het einde van de oorlog in Europa. Jules had toen de magere bezettingsjaren achter de rug en had een zware ziekte doorgemaakt. Hij woog dan ook ettelijke tientallen kilootjes minder dan toen hij in zijn "volle fleur" was... |
Veldwachter Latomme werd gepensioneerd in 1949. Hij overleed te St.-Laureins op 15 januari 1953.
Jules Latomme was een man met een normale gestalte (± 1,70 m). Toen hij veldwachter werd had hij een gewone lichaamsbouw en was hij zelfs eerder naar de lichte kant. Na enkele jaren dienst begon hij echter te verzwaren en werd hij zodanig korpulent (zwaarlijvig) dat men hem te St.-Laureins "den dikken sapitter", en buiten de gemeente "den dikken sapitter van Sente" begon te noemen. Deze typische benaming is hem, niet ten onrechte, de rest van zijn leven bij gebleven.
Want Jules had die naam niet gestolen ! In zijn volle fleur woog hij zo maar eventjes 146 kgr. Hij verplaatste zich op een fiets met een speciaal versterkte kader en extra-zware banden (van het triporteurstype) (1). Hij was de dikste veldwachter van de provincie Oost-Vlaanderen, dat stond vast, doch hij had bovendien de reputatie van de zwaarste champetter te zijn van gans België (2).
In zijn omvangrijk lichaam droeg hij een goedmoedig hart. Jules Latomme heeft in zijn loopbaan weinig St.-Laureinzenaars "op den boek gezet", hij oordeelde dat de gendarmen van de plaatselijke brigade daarvoor waren... Maar hij had geen kompassie met de zatlappen die "dweirs" werden, daar kon hij zich geweldig koleirig op maken. Als hij ze beetpakte om ze naar "den bak" onder 't gemeentehuis te brengen, waren zijn handen ijzersterke tangen, want de "dikke sapitter" was wat men in het Meetjesland een "kloeke beer" noemt. En als het werkelijk nodig was, wel, dan had hij nog altijd zijn matrak ! Jules liet die lastigaards dan in hun duister isolement (afzondering), daar in de kelder, voldoende tijd om te ontnuchteren, gaf hen dan een "zalig vermaan" en stuurde hen naar huis, iets waar ze met gepaste spoed gevolg aan gaven... En verder sprak hij niet meer over het geval, nog minder maakte hij er papieren voor vuil.
Zijn politionele aktiviteit lag in feite uitsluitend in het domein van de preventie (het voorkomen van inbreuken en van alles wat schadelijke gevolgen kan hebben) en van het gespecialiseerd dienstbetoon. En dan had onze veldwachter nog zijn administratief werk: hij hielp Mr. Pierre Van Holsbeke, de gemeentesecretaris, met het schrijfwerk, deed commissies voor de gemeente, enz... Dat alles nam toch wel de helft van zijn diensttijd in beslag !
Deze aanpak, door Jules, van zijn champettersfunktie, werd een beetje met lede ogen aangezien door veldbrigadier Van Melckebeke, die hem dat soms wel eens onder de neus dierf wrijven. Maar onze dikke veldwachter zei filosofisch tegen zijn Elodie dat hij liever goed stond met de gemeentesecretaris, die zijn baas was, en met de St.Laureinzenaars, met wie hij het alle dagen te doen had, dan met de brigadier die hij slechts om de drie maanden eens te zien kreeg... De relaties tussen Jules en diens hiërarchische politie-chef waren nochtans steeds goed, zeer goed zelfs !
Jules Latomme had een zwak voor kinderen, hoewel hij dat niet altijd liet merken. Hij lette speciaal op de schoolgaande jeugd, die soms wel eens geneigd was haagschool te houden. Hij hield een waakzaam oog op het kanon (3) en joeg er de jongens van weg ("Ze zouden zich kunnen bezeren" !). En hij trachtte, met wisselvallig succes, te beletten dat sommige jeugdige waaghalzen van die roekeloze apestreken uithaalden die een normaal mens de haren ten berge deden rijzen en de bibberatie bezorgden ("Daar komen malheuren van" !). Op dat laatste gebied stond onze champetter soms voor echt serieuze problemen, want de Pin (Albert) Groosman bijvoorbeeld had een speciale voorliefde om langs de afwateringsbuizen en over de dakpannen tot op de nok van het gemeentehuis te kruipen, en langs de staven van de "dondernaalden" terug naar beneden te komen, terwijl Freed Verdure (Frederik Laureyns) regelmatig tarzanstoeren verrichte in de dakgoten en boven op de telefoonstaken. Freed aarzelde bovendien niet om langs de buitenkant van het kerkgebouw en de toren, via de draad van de bliksemafleider, tot op het torenkruis te klimmen. Daar liet hij zich dan minutenlang hangen, het hoofd naar beneden, de benen over de armen van het kruis... Ja, het leven van een veldwachter op een buitengemeente was in die tijd niet steeds gemakkelijk !
Op zijn ronden buiten het dorpscentrum nam Jules Lattomme gewoonlijk zijn tweeloop, of soms een oorlogsgeweer mee. 't Wapen hing dan aan de buis van zijn velo, gelijk bij de gendarmen, als die per fiets hun nachtpatrouilles verrichtten. Als oudstrijder was hij namelijk een zeer goed schutter en hij was er altijd bij als er een scheutje te schieten viel... Hij hielp iedereen die beroep op hem deed: hij schoot de verwilderde katten en honden dood (die hadden het voorzien op de kiekens en de konijnen van de brave St.-Laureinzenaars, en op de geschelpten en de wittepennen van de duivenmelkers) en deed hetzelfde met de eksters (die pakten de kuikentjes). En de eksternesten die onze dikke champetter met enkele welgemikte treffers, daar hoog in de canadabomen, uit mekaar gehaald heeft, zijn niet te tellen !...
Onze veldwachter werd dan ook graag gezien door al de ingezetenen van de gemeente, zonder uitzondering. Hij hield van een goed glas bier en van een stevige borrel, en de St.-Laureinzenaars lieten hun champetter geen dorst of goesting lijden. Jules kon er echter goed tegen, en er zijn weinig of geen mensen die kunnen zeggen dat ze hem ooit boven zijn theewater gezien hebben... De glazekens die hij zo smakelijk kon binnengieten, samen met zijn kalme en goedlachse natuur, zorgden er voor dat zijn lichaamsgewicht en -omvang niet verminderden, integendeel...
Jules Latomme, zijn schoonvader Charles-Louis Borgonjon (St.-Margriete 1866 - St.-Laureins 1951) die toen bij hem inwoonde, en zijn acht in leven gebleven kinderen. Van links naar rechts: Prudent, Rafaël, Rachel, Margriet, Alice, Esther, Hugo, Gustaaf. Foto genomen in de loop van 1950. |
Om Jules echter te geven wat hem ten volle toekomt dient gezegd dat die korpulentie toch wel een beetje een familietrek was van de Latomme's. Jozef (Tjeef), een broer die enkele jaren ouder was en te St.-Laureins op de Hoogte woonde, was van het zelfde kaliber. En als de twee broerkes, gezellig "buik aan buik" staande, een babbeltje hielden dan waren hun aangezichten minsten een goede meter van mekaar verwijderd !...
Jules was tevens de officiële belleman van de gemeente. Iedere zondag, na elke mis, stond hij klaar op het voetpad, aan de overkant van de Dorpsstraat, rechtover de kerkuitgang. Als de misgangers het godshuis verlaten hadden, trok hij de algemene aandacht door kordaat, met breed vóórarmgezwaai, zijn zware handbel te doen rinkelen. Daarna zette hij plechtstatig zijn bril op, haalde met een gewichtig gebaar zijn papieren uit de linker borstzak van zijn uniformjas (maat van de gesloten, halfhoge kraag: 57 cm) en gaf met luide basstem lezing van de officiële gemeente- en andere communiqués, en van de berichten die sommige inwoners ten persoonlijke titel algemeen bekend wilden maken. Op het einde, na een kloek en overtuigend "Elk zegge het voort !", rammelde hij nog eens flink met zijn geluidsapparaat en de vertoning was gedaan, tot na de volgende mis of tot de volgende zondag.
Bij dringend nieuws, bijvoorbeeld als er een noodslachting gebeurd was, en het door de "paardemeester" goedgekeurd vlees diende zo vlug mogelijk ter plaats verkocht, dan klauterde Jules op zijn velo en reed hij in een speciaal tempo doorheen gans het grondgebied van de gemeente. In elke straat van "den binnen", op elk belangrijk kruispunt en bij elk groepje huizen buiten de dorpskom, herhaalde zich het hierboven beschreven ceremonieel. Doch dan belde hij gewetensvol een beetje langer en harder om zijn aanwezigheid aan te kondigen.
Met de jaren werd onze "dikke sapitter" een echt folldoristisch figuur, een begrip dat onafscheidbaar verbonden was met (Oud-)St.Laureins. Hij was gekend in gans de provincie en ook er buiten !
Meer dan eens is het gebeurd, in de statie van Gent of Brugge (Jules moest jaarlijks de secretaris en de dienstplichtigen van de gemeente naar het "konzul" (4) begeleiden), dat sommige reizigers die merkwaardige veldwachter bekeken, en met open mond bleven bekijken, zodanig dat ze erdoor hun trein misten !
En zo zouden we verder kunnen vertellen over onze Jules: bijzonderheden en anecdoten, voldoende om er een volle uitgave van "Ons Meetjesland" mee te vullen...
Maar daar zou Mr. Tondat, de uitgever, niet mee akkoord gaan !
Veldwachter Latomme werd opgevolgd door Aimé Van Holsbeke (St.-Laureins, 1910), die echter reeds van in 1941, tijdens de bezetting, tot hulpveldwachter aangesteld werd. Aimé zelf is nu al sinds 1975 gepensioneerd.
In februari '76 werd Germaan Van de Kerckhove, een in 1935 geboren St.-Laureinzenaar, die tot dan bij de rijkswacht was, als veldwachter benoemd. Germaan doet dat goed ! Hij was de laatste champetter van Oud-St.-Laureins. Sedert de gemeentelijke fusie vervult hij nu die funktie, samen met zijn collega's uit het vroegere Watervliet en St-Jan-in-Eremo, in de nieuwe gemeente St.-Laureins.
M.V.
__________________________
(1) De laatste vijf en twintig jaar van zijn leven heeft Jules zijn knieën
niet meer gezien... en werden hem zijn kousen, schoenen en beenstukken aan- en afgedaan
door zijn vrouw, of door een van zijn kinderen.
(2) Na de gemeenteraadsverkiezing van '38, toen de jonge Laurent De Sutter (25
jaar) tot burgemeester benoemd werd, hield St.-Laureins er twee records op na : de jongste
burgemeester en de zwaarste champetter van België ! Mr. L. De Sutter was de laatste
burgemeester van Oud-St.-Laureins. Hij heeft dit ambt gedurende 27 jaar waargenomen.
(3) Het "kanon" (in feite een houwitzer) was een Duits artilleriestuk
dat in '18, tijdens de vijandelijke terugtocht, op het grondgebied der gemeente achtergebleven
was en als overwinningstrofee, tot in de helft der dertiger jaren, nabij het gemeentehuis
opgesteld stond. Het werd natuurlijk door de schoolkinderen als speeltuig gebruikt...
voor zover de veldwachter dit niet zag !
(4) "Konzul" is de verbastering van het Franse woord "conseil"
(= raad). Tot bij het uitbreken van de jongste wereldoorlog moesten de miliciens
jaarlijks verschijnen voor een raad, om er onder meer geneeskundig onderzocht en goed-
of afgekeurd te worden. Het "konzul" greep voor St.-Laureins beurtelings
plaats te Gent en te Brugge. De dienstplichtigen werden vergezeld door de
gemeentesecretaris, omwille van de administratieve formaliteiten, en door de veldwachter,
die moest er de orde in houden tijdens de verplaatsing die per trein gebeurde. In
het gebouw van de "Conseil" zelf was dat niet nodig, want daar liepen zelfs de
grootste belhamels met een ei op !
Vorig artikel: Merkwaardigheden over Waarschoot (11) |
Inhoud van 1977, jaargang 10 |
Volgend artikel: Wat met de altijddurende grafconcessies te Eeklo? |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024