Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1980, 13de jaargang, nr. 2

JACQUES MOUTON EN FAMILIE

Jacques Mouton stierf op 9 april 1724.  Hij was de zoon van Joos Mouton die in 1696 gestorven was en die gehuwd was met Marie Vermeulen.  Hij had een zuster die Katelijne heette en een broeder die Boudewijn heette en die te Oedelem woonde.  Katelijne en Boudewijn waren eigenlijk slechts halve zuster en halve broer van Jacques want Jacques was een voorkind van Joos Mouton en van Livine De Smet.

Jacques Mouton was, evenals gans zijn familie, afkomstig van St.-Joris-ten-Distel.  Hij trouwde met Livine Stevens afkomstig van Assebroek en hij ging als onderpachter op Papinglo wonen.  Dat hof was toen reeds vele jaren verwaarloosd.  Pieter Clé, stokhouder van Maldegem, pachtte het toen.  Hij stierf in 1724 en zijn weduwe, Magdalena De Zutter, bleef de pacht betalen tot in 1725.  Papinglo werd toen door het bisdom Gent verpacht voor 66 pond per jaar.  De onderpachter, Jacques Mouton, betaalde 16 pond maar hij had geen recht aan "de bossen, hij beschikte alleen over een vervallen hofstede en een zestal gemet land.  Pieter Clé had het woonhuis een beetje hersteld en dat had 20 pond gekost.  De bisschop had het dak met nieuw stro bedekt voor 10 pond.  Maar dat alles waren slechts lapmiddelen.  Papinglo was nog steeds een vervallen hof.  Het akkerland lag aan de zuidkant en aan de oostkant van de hoeve: een stuk van 1 gemet dat Jacques Mouton bezaaid had met rogge, nog een stuk van 500 roen bezaaid met rogge aan de zuidkant van het voorgaande, een stuk van 200 roen aan de oostkant, dat wel bemest was maar waar niets gezaaid was, een stuk van 700 roen aan de oostkant van het hof ook onbezaaid en dan nog een drietal stukjes land, verder oostwaarts, die juist gelabeurd waren.  Gans Papinglo was toen 1200 gemet groot met bossen, vijvers en meersen maar dat was bijna allemaal voor de hoofdpachter.  De weduwe van Pieter Clé beëindigde haar pacht in 1725.  De nieuwe pachter zou Pieter Willems van Eeklo zijn.  Hij moest 69 pond geven voor overname van de bossen.

Jacques Mouton was niet rijk geworden op Papinglo.  Bij zijn dood liet hij slechts twaalf pond achter voor zijn weduwe en zoon.  Zijn land had veel te lijden van de wilde konijnen en hij had een stuk rogge moeten uitrijden omdat alles door de konijnen ondergraven was.  Ook zijn meubels en landbouwgerief waren niet veel bijzonders.  In de keuken stonden een oude kast, tafel, zes stoelen, een spinnewiel, elf gegleierde telen, zeven stukken aardewerk, een kandelaar en het gewoon gerief van de haard.  In de kelder stonden een oude keern, twee melkstanden en twee flessen.  Op de zolder waren een graanvat, een zak boekweit, vier zakken haver, wat ongedorsen hippens, een trog en ander gerief.  In de stal stonden twee paarden met hun harnas geschat op 17 pond, drie rode koeien en een vaars geschat op 10 pond.  Boven de stal zaten enkele bonden vlas.  In de lochting stonden acht korven bijen (waarde twee pond).  De wagen in het wagenhuis was vijf pond waard.  Dat was de oogst- en mestwagen.  Verder zat nog wat hooi en stro in de schuur, waarde 3 pond, mest in de mestput en as van turf waren drie pond waard.

Jacques Mouton was eigenaar geweest van een gemet land op St.-Joris, geërfd van zijn vader, maar hij had het verkocht aan zijn halfbroer Boudewijn.  Dat wijst ook op geen grote welstand want een boer verkoopt niet vlug zijn eigendommen.  Bij de dood van Jacques was er geen liggende geld in huis.  Het was reeds april en de pacht van vorig jaar moest nog betaald worden.  De wagenmaker, Joos Delove, en de smid, Matthijs Van Thende, moesten ook nog geld krijgen.  De belastingen van 1723 waren nog niet betaald aan de ontvanger, Augustijn Vermeersch, en er moesten nog twee pond geleend geld teruggegeven worden aan Marie van Oudenaerde.  De chirurgien, François Van Batenburgh, had Jacques verzorgd in zijn ziekte en dat kostte 17 schellingen.  Pastoor en onderpastoor verdienden 1 pond aan de begrafenis, de koster Augustijn Vermeersch kreeg 16 schellingen voor luiden, grafmaken, levering van was (een koster verdiende toen ongeveer zoveel als een geneesheer !).  De doodskist werd gemaakt door Frans Cante en kostte 10 schellingen.  Bij de uitvaart werd voor één pond verorberd in bier en brood.

Er had dus toch een uitvaart plaats want de Moutons waren eigenlijk welstellende boeren uit St.-Joris.  Daar leefden toen nog meer leden van die familie, bijvoorbeeld Jan Mouton te St.-Joris en zijn broer was Gillis Mouton, die in 1700 stierf en getrouwd was met Livine Dhondt.  Al die Moutons hadden kinderen en het zal wel niet zo moeilijk zijn een verband te zoeken met leden van de familie die nu nog leven in de streek (b.v. de Moutons die op het Geuzenhof te Knesselare wonen en Jef Mouton die op St.-Kruis woont).  Misschien zijn er wel afstammelingen bij van Jacques Mouton maar die had slechts één zoon, Livinus en ik weet niet met wie hij huwde.

Op Papinglo woonde, op het einde van de 18e eeuw, een Jan Mouton en dat zou wel een kleinzoon van Jacques kunnen zijn of toch een verwant.

Daniël Verstraete

Separator

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024