Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1980, 13de jaargang, nr. 2

OUD SLEIDINGE (8)

"In het verdikt was voorzien dat de gemeenten, wier boete de 3000 fr. te boven ging, in twee keren mochten betalen.  De eerste helft diende te worden gestort onmiddellijk na het verschijnen van de aanslag, en dit door de twintig rijkste burgers van de gemeente, t.t.z. deze die normaal de hoogste belastingen betaalden.  De andere helft moest vereffend worden vóór 30 nivose van het volgend jaar.  De gemeenten die zich vóór die datum van hun boete niet hadden gekweten, mochten het ongewenst bezoek verwachten van speciale commissarissen, vergezeld van rijkswachters en soldaten om, "par la force et par main armée", het nodige geld te doen storten in de kas van de belastingsontvanger.  Evenwel werd aan de gemeentebesturen toelating verleend om één of meer gevolmachtigden aan te stellen, die met de schadeloosgestelden konden onderhandelen om tot een vergelijk te komen inzake de betaling van de geleden schade.  Voor Zomergem werden aangesteld: Karel Vermeiren en Jan Baptist Van De Weghe, beiden leden van de municipalen raad; voor Sleidinge: Hubert Parez, rechtsgeleerde en P. Botte, beiden uit Gent; en voor Waarschoot: Ignaas Van Tours, rechtsgeleerde te Gent.

Putstraat 8
Putstraat 8
Foto R. Tondat, Eeklo, 1964.

Beide partijen werden naar de prefectuur ontboden, om ten overstaan van de prefect over de kwestie te onderhandelen.  Over het verloop van de kwijtingen der boeten is ons voor de drie gemeenten niets bekend.  Wel weten wij dat door de genoemde gemeentebesturen tegen het vonnis heftig werd geprotesteerd.

De gemeenteraad van Sleidinge schreef op 6 fructidor jaar IX aan de prefect "que la commune de Sleidinge ne payera plus rien des sommes déjà versées du chef des indemnités, au contraire quelle jouira d'une diminution et remboursement proportionnées aux dommages et intérêts réellement soufferts par les susdits Citoyens de cette commune, qu'au moyen de cette transaction toute cette malheureuse affaire viendra à cesser et sera enseveli dans le plus profond oubli".

Volgens een aanvraag van de prefect in date 29-4-1806, had de gemeente reeds 25000 fr. aan de voorschieters terugbetaald, maar er bleef evenwel nog 14000 fr. verschuldigd.

Te Sleidinge werden 116 personen schadeloosgesteld voor een totaalbedrag van 25000 fr.  De gemiddelde schadeloosstelling per betrokkene bedroeg ongeveer 220 frank; de grootste 575,34 fr.; de kleinste 44,44 fr." (M. Ryckaert, App. v.h. Meetjesland, nr 13, 1962, blz. 196-197).

Waarschoot, dat eveneens zeer veel moest betalen en het eigenlijk niet kon, beschuldigde de inwoners van Sleidinge, Kluizen, Evergem en Ertvelde.  Het ging hier vooral om de aangerichte schade door de "brigandage" binnen Sas-van-Gent.  De Waarschotenaren beweerden dat zij aan de opstand te Axel, Eeklo en Sas-van-Gent niet konden deelgenomen hebben, vermits de "brigandage" in bedoelde plaatsen tegelijkertijd als te Waarschoot zelf had plaats gevonden!

"Toch betaalden de 20 voorschieters van Waarschoot 9000 fr. aan benadeligden, waarvan de hoogste 555 fr. en de minste 359 fr. ontvingen.  De boete die gelegd was op de generaliteit van de bevolking beliep echter 27914,29 fr.  Dit alles diende in de kortst mogelijke tijd vereffend.  Maar hoe? De maire vraagt het in een gepeperde brief aan zijn prefect te Gent.  Zo schrijft hij onder meer: "Moet ik mij hiervoor wenden tot de armen, die noch geld noch eigendommen bezitten en zelf door de dienst van de Weldadigheid moeten onderhouden worden?"  Indien de prefect aan de gemeente een voorschot wilde toestaan op de aanslag van het jaar VIII, dan zou de burgemeester nog een uiterste poging aanwenden om uitzonderlijke belastingen te heffen bij sommige inwoners, die nog niet "algeheel geruïneerd" waren...  "Ziedaar", aldus de maire, "de toestand van deze ongelukkige opstand".

De klachtbrief van de bekommerde burgervader werd door de prefect als volgt onthaald: "Indien uwe gemeente de achterstallige boete niet onverwijld betaalt, zal ik mij verplicht zien strenge straffen en sancties tegen uw gemeente te treffen".

Volpenswege 10
Volpenswege 10
Foto R. Tondat, Eeklo, 1964.

Hierom werden 35 burgers opnieuw uitgeperst en leverden zij 6000 frank.

De prefectuur nam met deze som geen genoegen en, als gevolg van nieuwe dreigementen, werd de pers andermaal wat dichter toegedraaid, met het gevolg dat nog tachtig inwoners gezamenlijk 3000 fr. afdokten.

Dan was de vrucht totaal uitgeperst en hoopte men dat de prefectuur hiermede genoegen zou nemen.  En dit is waarschijnlijk ook gebeurd, want wij vinden nadien geen dreigbrieven meer en ook geen betalingsorders.  Op 25 brumaire jaar IX kreeg Waarschoot zelfs 2222 fr. vermindering en teruggave van de opgelegde boete". (M. Ryckaert, ibid., blz. 198).

Sleidinge en Waarschoot, evenals zovele van onze andere Vlaamse dorpen, hebben dus ook bitter ondervonden hoe Frankrijk de eeuwenoude vijand van Vlaanderen geweest is, de onverzadigbare rover en plunderaar.  Dit kan nuttig zijn ter overweging aan onze premier, Wilfried Martens, afkomstig uit de mooie, Vlaamse gemeente Sleidinge !...

De 19e eeuw was gekenmerkt door het verval van de huisweefnijverheid en door armoede en kindersterfte.  De noodlottige hongerjaren 1845-48 hebben ook deze gemeente getroffen en beroerd.

"Sleidinge kende de last en de weeën van de jongste twee wereldoorlogen.  Naast de gesneuvelde soldaten vielen eveneens burgerlijke slachtoffers, o.a. bij het bombardement van mei 1944 op de fabrieken omheen de dorpskom" (A. De Vos).

Op tocht door Sleidinge, aan de overzijde van het gemeentehuis, op de afsluitingsmuur van de pastorie, bemerken wij de gedenkplaat van Sanderus.  Deze beroemde Vlaming, schrijver van "Flandria Illustrata", was immers pastoor van deze parochie van 1611 tot 1622.  Antoon Sanders werd door zijn bisschop hierheen gestuurd, o.m. om een sterke Calvinistische bevolkingsgroep te bestrijden.  Deze gedenkplaat werd hier aangebracht door de V.T.B.-afdeling Evergem, bij de inwandeling van het Sanderuspad, op zondag 8 juni 1975 (A. De Vos).

Vóór de grote kerkdeur liggen een negental zware, blauwe grafzerken, met de opschriften naar de grond gekeerd.  Die werden hier uit de kerk gebracht, ter gelegenheid van een herstelling van de kerkvloer, vóór 1865.  Van de andere grafstenen, die men omheen het kerkgebouw aantreft, vermelden De Potter en Broeckaert nog een merkwaardig opschrift:

"Hier vooren is de Rustplaetse van d'heer Judocus van Hoorebeke, fs Carolus, oudt 90 jaeren en 2 maenden, overleden den 12 Xber 1779, in syn leven Leenman der Baronie van Lovendeghem, mitsgaders differente jaeren borgemeester en schepene van de prochie van Sleydinghe Ste Baefs, deel van tgraefschap van Everghem, alsmede vele jaeren kercke-, arme- ende guldemeester der selve prochie van Sleydinghe, mitsgaders van joffe Marie Jacoba de Kesere, fa d'Hr Jan, syne huysvr., overleden binnen de stede ende ambachte van Assenede, den 28e 8ber 1727, oud 31 jaeren, in houwelyke geweest den tydt van twee jaeren, ende geprocreëert een dochter, minderjarig gestorven.  R. I. P."

Schuin tegenover de hoofdingang van de kerk vinden we tegen de afsluitingsmuur van de textielfabriek "Calcutta" een gedenkplaat, hier aangebracht bij het honderdjarig bestaan van de werkplaats in 1948.  Zij eert de nagedachtenis van Pieter Bernardus Dobbelaere, grondlegger van de fabriek.

Op het grasperk vóór de zijbeuk van de kerk bevindt zich op een sobere marmeren sokkel het bronzen borstbeeld van kunstschilder-portrettist Leo Steel (Stekene 1878 - Sleidinge 1938), door beeldhouwer Joris Van Osselaer (Achiel De Vos).

Op het driehoekig dorpsplein bevindt zich eveneens een oude dorpsfontein.

In de Weststraat treffen wij de oude herberg "Het Huis van Oostenrijk" aan.  Boven de ingang prijkt nog een beeldje (halfverheven beeldhouwwerk) van Jozef II - de Koster ! - keizer van Oostenrijk. (ibid.).

In het "Sanderushuis" kan men in de gelagzaal de prachtige Brueghel-copijen van kunstschilder Leo Steel bewonderen.

Sleidinge bezit ook nog enkele zeer mooie, oude hoevewoningen en een paar schuren met strodak (zie de foto's).

Volpenswege 17
Volpenswege 17
Foto R. Tondat, Eeklo, 1964.

Te Volpenswege, rechts van de weg, zien we in de verte de dijken van het Spaarbekken, dat deels op het grondgebied van Sleidinge, deels op het grondgebied van Kluizen-Ertvelde gelegen is.  Het is een rechthoekig waterreservoir 55 ha groot (80 ha inclusief de omringende dijk), met een inhoud van 6 miljoen m3.  De uit zand bestaande 3,4 km lange ringdijk is 13,50 m hoog, 90 en 11 m breed, respectievelijk aan de basis en bovenaan.  Het water, dat bestemd is voor de bevoorrading met drink- en industriewater in de Gentse kanaalzone, is afkomstig van de Burggravenstroom en het Brakeleiken.

Dit Spaarbekken kan dagelijks 40.000 m3 zuiver water leveren.  Via een aanvoerkanaal door een bezinkingsbekken, komt het water in een verdeelkanaal, van waaruit het met pompen overgepompt wordt over de dijken.  Het water verschijnt dan aan de inlaten van het bekken.  Er zijn er acht in totaal.  Via pomptoren en tuikabelbrug komt het water in het zuiveringsstation terecht.  Vandaar wordt het verdeeld onder de verbruikers.

Volpenswege 23
Volpenswege 23
Foto R. Tondat, Eeklo, 1964.

Het Spaarbekken werd gebouwd door het ministerie van Openbare Werken, het zuiveringsstation door het departement van Volksgezondheid en de kalibrering van de waterlopen werd uitgevoerd door het ministerie van Landbouw.

Het volledig complex zal in de uiteindelijke fase uit twee spaarbekkens bestaan.  Het eerste werd officieel in gebruik genomen op 27 juni 1974.  De bediening gebeurt dag en nacht door 3 ploegen van 2 mannen (Overgenomen uit: Wandelboekje nr. 36.  Het Sanderuspad te Sleidinge).

De keerzijde van de medaille is dat door de aanleg van het Spaarbekken weer een prachtig stukje natuurschoon is teloor gegaan (A. De Vos).

Wanneer wij op de Singel links afslaan naar de Vier Huizen, komen wij door een zeer landelijke streek en belanden wij in het voormalig heidegebied op de grens van Lembeke, Waarschoot en Sleidinge.  Hier zijn we niet veraf van de Bevende Hazelaar, eigenlijk een lindeboom.  Volgens de legende werd hier een Gentse soldenier door de opdringende landslieden aangevallen en vermoord.  Een lievevrouwkapelletje werd daar te zijner nagedachtenis opgehangen.  Het voorval zou zich situeren in 1491, één van de beroerdste periodes voor de geschiedenis van Vlaanderen (ibid.).

Daaromtrent verhalen De Potter/Broeckaert nog het volgende:

"De gevechten die omtrent het einde der XVe eeuw in Vlaanderen, en voornamelijk noordwestwaarts van Gent, plaats hadden, ten gevolge der schending, door Maximiliaan van Oostenrijk, van het door hem te Brugge bezworen vredeverdrag, waren veelal vergezeld of gevolgd van gruweldaden, waaraan de soldaten der beide partijen zich plichtig maakten.  De akkers werden plat getrappeld, de oogsten vernield, de landlieden uitgeplunderd.  Deze laatsten droegen dan ook eenen onverzoenlijken haat tegen de vernietigers van hun welvaart en zeer dikwijls vond men, op afgelegene plaatsen, het lijk van eenen neergevelden soldaat.

In één der gevechten, welke in de oogstmaand van 1491 dichtbij Gent geleverd werden, waren de benden van Engelbert, graaf van Nassau, door Maximiliaan als landvoogd over Vlaanderen aangesteld, verslagen en werden in de richting van Brugge door de Gentenaars achtervolgd.  Een dezer laatsten had te Sleidinge zijne gezellen wat vooruit laten trekken en werd, alleen zijnde, door eenige met vorken en bijlen gewapende landlieden aangevallen.  Het was de zoon van Philips van Kleef, bevelhebber der Gentenaars.  Hij smeekte de Sleidingenaars hem het leven te sparen, hen trachtende te overtuigen dat hij niet tot de partij der landverwoesters behoorde.  Een der aanvallers, van de rechtzinnigheid zijner woorden overtuigd, sprak voor hem bij zijne gezellen ten beste.  (Zou vandaar mogelijk het spreekwoord ontstaan zijn: "Laat toch leven, 't kind van Kleven ?").  Maar de meerderheid besloot, uit weerwraak over al de geledene schade, hem van het leven te berooven en weinige oogenblikken nadien was de ongelukkige jongeling een lijk.

Het duurde niet lang, of de gansche gemeente was van het feit onderricht en tevens met den stand van het ongelukkig slachtoffer bekend.  Het lijk werd in eene looden kist gesloten en ter plaatse waar het gevonden was ter aarde besteld.  Daarboven plantte men eene linde, waaraan het afbeeldsel van Onze Lieve Vrouw werd gehangen.

Men zegt dat, sedertdien, de schim van den vermoorde in donkere nachten aldaar ronddwaalt en dat een hazelaarstruik, op den hoek van het kreupelhout daar dichtbij, als moest hij tot eeuwige getuige van de schrikkelijke moord strekken, gedurig in beweging bleef, zelfs bij volkomen windloosheid.

Aan dezen struik en aan de plaats zelve wordt sedert dien tijd den naam van Bevenden Hazelaar gegeven.  Vroeger, zegt J. Huyttens in zijne Etudes sur les moeurs, les superstitions et le langage de nos ancêtres, was hier eene wijdvermaarde bedevaart".
Tot daar De Potter en Broeckaert.

"Langs de Wittemoer bereiken wij de wijk Daasdonk, zeer bekend in de folklore door het fameuze Mithrembeeld.  Het reeds verscheidene malen vernieuwd beeld bestaat nog.

Sommige auteurs laten de oorsprong van Mithrem teruggaan op de cultus van een Perzische zonnegod.  Ons interesseert alleen hoe het beeld ooit in Daasdonk is terecht gekomen en dat blijft een open vraag.

Volpenswege 28
Volpenswege 28
Foto R. Tondat, Eeklo, 1964.

Wel schijnt het in verband te staan met de jaarlijkse vernieuwing van de wet van Sleine-Keure en de ermee gepaard gaande kermis, de eerste zondag na Allerheiligen.

Volgens een bepaald auteur zou het beeld buit gemaakt zijn op rondtrekkende zigeuners in de loop van de 16e eeuw en door een Daasdonkenaar mee naar huis genomen en er achteraf tentoongesteld.

Het is wel zeker, dat men in de 19e eeuw met het toenmalige beeld alle herbergen van de wijk bezocht.  Bij de sluitingsdag van de kermis werd met het beeld "gezegend": men omhelsde het en stortte een offerpenning, die dan ten goede kwam aan de armen van de wijk.

Mithrem werd, net als zijn beroemde tegenhanger van Brussel, van talrijke eigentijdse kostumes voorzien.  Het oorspronkelijk houten beeld werd vóór Wereldoorlog II door een pleisteren vervangen.

De laatste jaren dat Mithrem uitgestald werd, had hij een pijp in de mond en een borrel en een fles naast zich, de attributen van een gezellige kermisvierder, een echte Bacchusvriend" (A. De Vos).

Volpenswege 56
Volpenswege 56
Foto R. Tondat, Eeklo, 1964.

In 1864 hebben De Potter en Broeckaert het Mithrembeeld gezien.

Zij vertellen daarover:
"Niet verre van den Bevenden Hazelaar, ter herberg de Gouden Bol, heeft telken jare, op Daasdonkkermis (den zondag na Allerheiligen), die drie dagen duurt, een feest plaats, dat voor zooveel wij weten, in geene andere gemeente van ons land gevierd wordt.  In het openstaande venster der genoemde herberg wordt een houten borstbeeld gesteld, met eene pruik, hoed of muts en zooveel mogelijk met de kleedij van den tijd gedekt.  Vroegertijds werd met dit Mithrembeeld van herberg tot herberg in deze wijk rondgegaan en overal er mede gezegend, maar nu gaat men het beeld gewoonlijk ter plaatse bezoeken.  Die zegening, zooals het door de landlieden spottenderwijze geheeten wordt, bestaat eenvoudig in het omhelzen van het beeld, waarvoor men eenig geld in de bus werpt, dat dan aan de behoeftige lieden der wijk wordt uitgedeeld.  Gewoonlijk grijpt dit "zegenen" den derden kermisdag plaats......

Wij zegden hooger dat aan Mithrems beeld te Sleidinge een costuum naar de heerschende mode gegeven wordt.  Zoo maken er de bewoners van Daasdonk soms het voorwerp eener politieke betooging van: in 1789 was Mithrem patriot en in 1830, op den derden kermis- of zegeningdag, werd hij met een Hollandsch costuum omhangen en duchtig met een kanon beschoten.  De arme Perzische afgod, tot een voorwerp van volkshaat verlaagd, werd met een geschonden neus opgenomen....

Het beeld van Mithrem, dat wij op Daasdonkkermis van 1864 in den Gouden Bol hebben gezien, was splinternieuw en in eikenhout, half levensgrootte, door den beeldsnijder Geirnaert van Vinderhoute vervaardigd.  Het heeft lange haarlokken en draagt knevel en baard.  Zeggen wij nogtans dat de Sleidingenaars aan dit Mithremfeest geen hoegenaamd bijgeloovig denkbeeld hechten, maar het oudheidensch gebruik bloot als een doel van vereeniging en ontspanning, onder spelen en drinken, betrachten" (De Potter/Broeckaert, Sleidinge, blz. 25-27).

In de 18e eeuw bestond er ook te Sleidinge-Keure, op de wijk Daasdonk, een Kamer van Rhetorika, een vereniging van rederijkers.  In 1777 gaven zij niet minder dan zeven opvoeringen van hetzelfde stuk: "Het Destrueren van 't loffelyck Jeruzalem onder Vespianus, keizer van Roomen".  Zij vertoonden dit "afgrijselijk melodrama" op 27 april, op 8, 19 en 29 mei en op 2, 15 en 29 juni.  Daarenboven gaven zij hetzelfde jaar zeven voorstellingen van de "Oorspronck van 't wyt beroemt, verheven en loffelyck broederschap van d'heylige Dryvuldigheyt", namelijk op 4, 11 en 25 mei en op 1, 8, 22 en 30 juni 1777.  Dit laatste stuk was met inschakeling van balletten, die gedanst werden door Pieter Hendrickx, met zes minderjarige kinderen.  De opvoeringen werden telkens met een "dolle klucht" beëindigd.

Het bekende "Cabanus en Peccavia" werd ook door hen verscheidene maal vertoond.  De speelplaats was op het hof van de herbergier Pieter de Rock, alwaar nog in 1815-16 — doch niet zoveel meer als vroeger — voorstellingen werden gegeven.

Op 14 december 1845 werd te Sleidinge een zangmaatschappij opgericht, onder de kenspreuk "IJver en Eendracht".  Het bestuur besloot de 8 april 1850 binnen de vereniging ook een fanfare op te richten en van dan af legde men zich toe op beide aspecten van de muziek.  De maatschappij woonde heel wat festivals bij, o.a. te Drongen, Waarschoot, Brussel, Lembeke, Gent, Destelbergen, enz.  Zij richtte er zelf twee te Sleidinge in, namelijk op 28 mei 1849 en op 10 augustus 1862 (De Potter/Broeckaert).

Weststraat 59
Weststraat 59
Foto R. Tondat, Eeklo, 1964.

In 1840 telde Sleidinge ongeveer 6000 inwoners.  In 1737 en 1767 werkten hier 535 weefgetouwen; vóór 1846 was dit getal zelfs gestegen tot 675, waarvan er echter maar 285 in gebruik bleven tijdens de crisis- en hongerjaren.  In 25 jaar verminderde de bevolking van Sleidinge toen met nagenoeg één vijfde.  Op 1 januari 1865 had men nog amper 4800 zielen, waaronder 116 ingeschreven behoeftige gezinnen.  In 1969 was de bevolking terug gestegen tot 5926 inwoners.  In 1643 telde Sleidinge 1580 zielen en in 1801 reeds 5178.

In 1865 vermelden De Potter en Broeckaert twee molens door stoom bewogen en daarenboven zes koornwindmolens te Sleidinge.  Deze laatste waren gesitueerd op de wijken Volpenswege, Daasdonk, Weegse, in 't Meulestraatje, op Hooiwege en op 't Hulleken.  In de eerste helft van de 15e eeuw was hier nog maar één molen.  In 1480 wordt er, buiten deze, nog gewag gemaakt van een oliemolen:

  "Jooris, fs Michiels, heeft in pachte de muelene te Sleydinghe, om VI pond gr.
"Jan van der Heeken heeft in pachte de olimuelene in Sleydinghe om 2 pond gr., dies moet hij de rente betalen diere huute gaen omtrent xvi grooten tsiaers ende ii capoenen".
(Register der goederen competerende aen St.-Baefs, 1480. - Rijksarchief te Gent).

In een register uit de 16e eeuw lezen wij:

  "Jooris Goethals, fs Andries, heeft in pachte den windtende muelenwal binnen Sleydinghe met zyne toebehoorten, ende een stucxken landts daeraf dependerende, tsamen groot ii hondert Roeden ofte daeromtrent, up welcken wal wylent Jacob van Haerweghe by consente van Myne Eerw. heerens voorzaten ghestelt heeft een coorenwintmuelene, hiervoortyts ghehouden by Jooris Dhondt; eenen termyn van neghen jaeren………………………………… voor xiii pond iiii schellinghen tsiaers".
(Arch. van Sint-Baefs, Rijksarchief te Gent).

Op 1 oktober 1820 waren er te Sleidinge zeven windmolens voor het malen van graan.  Zij waren verdeeld in twee klassen, geschat op een bruto-opbrengst van respectievelijk 360,- en 200,-.

Het molenboek van de provincie Oost-Vlaanderen vermeldt voor Sleidinge één stenen korenwindmolen en zes houten graandwindmolens (2e deel, blz. 163-166).  Men geeft slechts een paar afbeeldingen van de stenen molen op Hooiwege, laatst eigendom van Wed. Robbrecht-De Somviele Alfred en Kinderen en totaal afgebroken in 1957.

Ook de zes overige graanwindmolens te Sleidinge zijn alle gesloopt.

Alfons Ryserhove.
 

WIE MEER HISTORISCHE BIJZONDERHEDEN VERLANGT, KAN DEZE VINDEN IN:

De Potter en Broeckaert: Geschieden1s der gemeenten van Oost-Vlaanderen. Sleidinge. - Deel 2, 1865, 27 blz. (Reeks 1, deel 6).

E. Varenbergh: Le culte de Mithra en Flandre, in Jaarboek van het congres van het oudheid- en geschiedkundig verbond van België, nr 7, Brussel, 1891, blz. 67-69.

Mithrem van Daasdonk-Sleidinge, in Volkskunde, jaarg. 8, 1896, blz. 208-210.

A. de Paepe: Mithrem. - In: Het Belfort, jaarg. 11, I, 1986, blz. 21-32; vgl. II, blz. 42.

C. Serrure: La prétendue charte de Marguerite de Constantinople relative au culte de Mithra en Flandre. - Annales de la société royale d'archéologie de Bruxelles, jaarg. 6, 1892, blz. 49-52.

ABC.: «Mithrem» van Sleidinge. - Jaarg. 5, 8 maart 1936, blz. 6-7, met illustr.  De schuifelende merel van Sleidinge, in "Stad", jaarg. 13, 1940, b:z. 35, met illustr.  Etablissement hydrothérapique de Sleidinge.  Gent, Siffer, (1894), 24 blz.

Een nieuw laboratorium te Sleidinge, in "Zondagsvriend", jaarg. 6, 1935, blz. 196, met illustr.

Feest van Mithrem, in "Eendracht", jaarg. 20, 1865, blz. 19.

J. Wolf: Deutsche Märchen und Sagen, Leipzig, 1845, blz. 561-562 (Mitrem).

J. van den Gheyn et E. Bacha: Cat. des manuscrits de la bibliothèque royale de Belgique, Brussel 1907-09, deel 9, blz. 201.

A. van Heuverswyn: Bij 't slapengaan. - In "Volk en Taal", jaarg. 3, 1891, kol. 237.

A. Heins: Promenades en Flandre. - In "Petite revue illustrée de l'art et de l'archéologie en Flandre", jaarg. 1, 1900, blz. 50-51 en 63, met plaat.

A. Harou: Signes funèbres. - In "Revue des traditions populaires", jaarg. 10, 1895, blz. 109.

G. Celis: Stopselblazen. In "De Brabander", jaarg. 4, 1925, blz. 167.

D. Berten: Coutumes des seigneuries enclavées dans le Vieux-Bourg de Gand. Brussel, 1904, vooral blz. 3 à 125.

J. Simon: La charte de Desteldonck, Sleydinghe et Lovendeghem de 1240. - In "Handelingen van de koninkl. commissie voor de uitgave der oude wetten en verordeningen van België", deel 13, 1929, blz. 91-110.

A. Goetghebuer: De fruittuin van Sleydinge. - In "Tijdschrift over boomteeltkunde", 1886, nr 1, illustr.

F. de Smet: Tableaux à l'église. - In "Bulletijn van het comiteit der prov. OostVlaanderen... v. monumenten en landschappen", deel 18, 1931, blz. 20-23.

F. van den Bemden: Fonte d'une cloche, 1404. - In "Petite revue illustrée de l'art et de l'archéologie en Flandre", jaarg. 2, 1901, blz. 147.

J. Huyttens: Notice sur l'anc. comté d'Everghem. - Antwerpen, 1860, 23 blz.  Uit "Annales de l'académie royale d'archéologie de Belgique", jaarg. 16-17.

Firmin Andries: Sleidinge in oude prentkaarten. - Zaltbommel, 1974, met 76 illustraties

A.V.E.: De Mitrem van Sleidinge. - In "Volk aan de arbeid", jaarg. 2, 1 sept. 1943, blz. 6, met illustr.

Achiel De Vos: Op tocht door Sleidinge, 7 sept. 1975. - Uitg. Van Hoestenberghe, Maldegem, 16 blz., met kaart en illustr. - Ook verschenen in "Ons Meetjesland", jaarg. 8, 1975, nr 1, blz. 2-14 (zonder de kaart).

F. D(e) V(ijnck): Mithremverering en kermis, in "Het Laatste Nieuws", jaarg. 60, 9 november 1947, blz. 3, met illustr.

M. Daem: Een onderzoek naar den oorsprong van den vroegeren Mithremcultus te Sleidinge, in "Oostvlaamsche Zanten", jaarg. 23, 1948, blz. 89-104, met plaat.

Van zonnegod tot mascotte der dobbelaars... - In "Volksgazet", jaarg. 26, 2 sept. 1948, blz. 11, met illustr. (Naar M. Daem hiervoor).

J. Veltman: Mitrem bewaart het geheim. - In "Het nieuws van den dag", jaarg. 65 (= 't Vrije Volksblad, jaarg. 3), 22 april 1949, blz. 1, 3, met lllustr.

G. De Keersmaeker: Tien vertelsels uit Kluizen en Sleidinge. - In "Oostvlaamsche Zanten", jaarg. 22, 1947, blz. 96-105.

M.: De St.-Godelievedagen te Sleidinge. - In "Het nieuws van den dag", jaarg. 64 (= 't Vrije Volksblad, jaarg. 2), 11 juli 1948, blz. 2, met illustr.

A. De Vos: De bevolkingsevolutie van Evergem, Lovendegem, Sleidinge, Waarschoot en Zomergem gedurende de XVIIe en XVIIIe eeuwen. - In "Appeltjes van het Meetjesl.", nr. 8, 1957, blz. 5-76.

J. Ryckaert: De opstand der bevolking tegen het Frans bewind te Zomergem, Sleidinge en Waarschoot op den le en 2e Brumaire (23 en 24 oktober 1799). - In "App. v.h. Meetjesland", nr 13, 1962, blz: 181-198.

A. Ryserhove: De geuzenberoerten in de streek van Knesselare. - In "App. v.h. Meetjesl:", nr 3, 1951, blz. 77-92.

Romano Tondat: Landelijke woningen in het Meetjesland (Witte Moerstraat 74, Sleidinge). - In "Ons Meetjesland", 8e jaarg., nr 1, 1975, blz. 15-18; met plan en illustr.
- Idem (Veldhoek 6, Sleidinge). - Id., 9e jaarg., nr 1, 1976, blz. 10-12; met plan en illustr.
- Idem (Schroonhoek 12, Sleidinge). - Id., 10e jaarg., nr 1, 1977, blz. 9-16; met plan en illustr.
 

Nog enkele exemplaren van de

GESCHIEDENIS DER STAD EECLOO,

het gezochte werk van Eduard NEELEMANS (1859),

anastatische heruitgave Handzame 1973,

zijn te verkrijgen bij de uitgever van "ONS MEETJESLAND" !

Aanbevolen !


Separator

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024