In de kerk van Middelburg (Vlaanderen) bevinden zich verscheidene waardevolle
kunstwerken: schilderijen, beeldhouwwerk, kerkgewaden, kelken, cibories,
monstransen, kandelaars, enz.
Wij willen een poging wagen om deze voorwerpen meer kenbaar te maken en zo meer
te leren waarderen. Wij willen dit doen aan de hand van voorhanden zijnde
bronnen. Van sommige hebben wij een uitgebreide dokumentatie en van andere
zoveel als niets. Het stuk waarvan wij het best gedokumenteerd zijn is het
schilderij "De Aanbidding van het Kindje". Het is een werk, dat
voor Middelburg een onschatbare waarde heeft, omdat het zo innig met zijn
geschiedenis verbonden is. Jammer genoeg is het slechts een kopie.
In deze bijdrage over de Bladelintriptiek of drieluik zullen we eerst kennis
maken met de schilder Rogier Van der Weyden. Dan volgt een beschrijving van
het drieluik, en tenslotte enkele aantekeningen betreffende de kopie, waarvan
sommigen menen dat zij zich bevindt in Middelburg-Walcheren.
Rogier Van der Weyden werd geboren te Doornik, waarschijnlijk uit Leuvense
ouders, in 1399 of 1400.
Uit archiefstukken is opgemaakt dat hij vanaf 1427 werkzaam was in de werkplaats
van Robert Campin. Daar was ook Jacques Daret ingeschreven. In 1432
verwierven ze allebei de graad van meester (Freimeisterschaft). Het blijft
een open vraag waarom Rogier Van der Weyden zo laat begon te schilderen en welke
zijn vorige loopbaan was.
In zijn eerste werken laat hij zich leiden door de kunst van Van Eyck. Later
evenwel zal hij sterker beïnvloed worden door de stijl van zijn leermeester Campin,
die men heden geneigd is te vereenzelvigen met de "Meester Van Flémalle"
(zo genoemd naar een werk in het museum van Frankfurt dat van Van Flémalle herkomstig
zou zijn).
Sedert 1435 verbleef Rogier te Brussel, de geboorteplaats van zijn vrouw. Daar
bekleedde hij vlug het ambt van stadsschilder. In deze hoedanigheid werden hem
niet alleen grote schilderwerken opgedragen, maar ook het maken van beeldhouwreliëfs
en uitgesproken ambachtelijk werk.
De afbeeldingen uit het leven van de Romeinse keizer Trajanus en van de graaf
Herkinbald van Bourgondië, die sedert 1439 in de rechtszaal van het Brusselse
stadhuis hangen, legden de grondslag van zijn internationale roem.
In zijn dagboek "Nederlandse Reis" (1520) noemt Dürer de schilderijen in het
stadhuis van Brussel en de werken van Rogier te Brugge in één adem met de
Madonna van Michelangelo, in de O.-L.-Vrouwkerk van Brugge.
In al de beschrijvingen van de Brusselse stadhuis-schilderijen worden de
waarachtigheid en de waardigheid van Rogiers personages geroemd. Van de in 1695
vernietigde schilderijen werden er slechts enkele delen behouden, waaronder het
zelfportret van de schilder.
Bartholomeus Fazio, een tijdgenoot van Rogier, vermeldt dat de kunstenaar
gedurende het heilig jaar 1450 te Rome verbleef. In zijn vaderland kreeg hij
verschillende opdrachten van de stad en van de burgerij.
Portretten van Filips de Goede en Karel de Stoute, die helaas slechts als
kopieën bewaard zijn gebleven, getuigen van een nauwe relatie met het
Boergondische Hof. Nikolaas Rolin, kanselier van hertog Filips de Goede, in
wiens opdracht Van Eyck reeds werkte, liet Rogier Van der Weyden een veelluik
maken van grote afmetingen "Het Laatste Oordeel" voor het altaar van de kapel
van Beaune opgericht in 1451. Bij zijn dood te Brussel in 1464 liet hij een
buitengewoon omvangrijke reeks werken na, waardoor hij blijvend beroemd zal
zijn. Naast een groot aantal retabels werden ook afzonderlijke panelen bewaard,
waaronder vele portretten en madonnas.
De kunst van Rogier Van der Weyden is de voortzetting der Middeleeuwse
gevoelskunst, zoals die ondermeer beoefend werd door de Doornikse beeldsnijders.
Van der Weyden is de uitbeelder van de ontroering in haar dramatische
verscheidenheid. Hij schiep in zijn "Kruisafneming" het type dat honderd jaar
geldend zou blijven bij de voorstelling van dit onderwerp. Hij werkt met lijnen
waar de Van Eycken werken met kleur, en richt zich tot het hart waar gene zich
richten tot het oog. Zijn kunst is dramatischer, bewogener, religieuzer en dan
ook volkser. Geen schilder liet een zo diep spoor na als Rogier Van der Weyden.
Hij had een atelier, talrijke leerlingen, werd nagevolgd in Duitsland, Frankrijk
en Spanje. Zijn kunst oefende ook een diepe invloed uit op de beeldsnijders. (J.
De Keyzer, Kunstgeschiedenis, 1933, blz. 150-151).
Het schilderwerk "De Aanbidding van het Kindje", gekend als het "Retabel van
Middelburg" of "Triptiek van Bladelin" was oorspronkelijk bestemd voor de kerk
van Middelburg in Vlaanderen, maar bevindt zich thans in het museum te Berlijn.
Het is een drieluik op eikenhout: het middenpaneel meet 91 x 89 cm en elke
vleugel 91 x 40 cm. Het kunstwerk draagt geen naam en ook geen opschrift. Toch
heeft een uitgebreid onderzoek met zekerheid Rogier Van der Weyden als de
schilder erkend.
Op het middenpaneel bemerken wij de stichter van het retabel neergeknield als
opmerkzame getuige van het heilig gebeuren. Hij behoort als het ware tot het
heilig gezelschap.
De trekken van zijn gelaat zijn scherp getekend: de smalle, gebogen neus, de
uitpuilende ogen, de uitstekende jukbeenderen, de smalle kin en de door fijne
rimpels omgeven mond. De opdrachtgever moet een voornaam iemand geweest zijn.
Vooreerst omdat hij deze opdracht aan Rogier Van der Weyden kon en mocht
toevertrouwen, maar ook omdat de donkere, met bont afgewerkte mantel getuigt van
een hoge maatschappelijke rang. De klederdracht was in de Late Middeleeuwen de
uitdrukking van een bepaalde levensstijl, die niet alleen de strenge orde van de
standen bepaalde, maar veel meer ook een specifiek facet van het gevoelsleven
wilde karakteriseren. Wij weten dat hertog Filips van Boergondië in het zwart
gekleed ging, en ook zijn gevolg droeg zwarte klederen. Zwart vooral zwart
fluweel typeert de donkere trotse praal, waarmee men zich hoogmoedig van het
vrolijke lagere volk afzonderde. Geen twijfel dus dat de stichter van het altaar
een leidende positie aan het Boergondische hof heeft bekleed. Een kenteken van
hoofs en ridderlijke elegantie zijn ook de spitse schoenen. Hoe hoger de rang en
hoe groter de rijkdom van de schoendrager waren, hoe langer de top van deze
extravagante "snavelschoenen" waren. Deze schoen liet echter slechts een
langzaam voortschrijden toe en verleende de drager een gevoel van waardigheid en
werd daarom alleen door voorname rijke personen gedragen. Ter bescherming van
het leder werd daaronder - zoals men kan zien - een houten plankje of zool
gedragen.
Het middenpaneel stelt de geboorte van Christus voor volgens het evangelie van
de H. Lukas. Het ongeklede Kind ligt op de wijd uitgestrekte mantel van Maria en
is omgeven door een bovenaards licht. Maria is in het wit gekleed, het symbool
van haar zondeloosheid. Aanbiddend met gebogen hoofd knielt zij naast het Kind,
dat voor haar op de grond ligt. Haar gevouwen handen zijn naar onderen gericht.
Dit doet geen afbreuk aan haar vroomheid, maar is een teken van haar verbondenheid met het
Kind en voor de toeschouwer meteen een verwijzing naar het Kind. De diepe ernst van
het gebeuren weerspiegelt zich in de houding van Maria, die geen vreugde uitdrukt, maar wel
onderdanige overgave aan het
voorafgekende noodlot dat haar Zoon te wachten staat.
Triptiek van Bladelin door Rogier van der Weyden 1399-1464. Bevindt zich thans
in het museum van Berlijn.
Kopie van de Bladelintriptiek in de kerk van Middelburg.
Drie kleine engeltjes knielen aandachtig voor het Kind, terwijl drie andere met
gevouwen handen uit de hoogte komen aanzweven.
Links op de achtergrond herkent men de herder op de velden, aan wie de engelen
de geboorte van het Kind verkondigen.
De plaats van het gebeuren wordt in de bijbel niet nader omschreven. "In
doeken gewikkeld en liggend in een kribbe" is de enige aanwijzing. Opvallend
is dat niet een stal wordt weergegeven, maar een ruïne van een groot gebouw met een
armoedig getimmerd dak. Met de geboorte van Christus is het oude verbond
afgesloten. Dat heeft de kunstenaar willen uitdrukken met deze ruïne in Romaanse
Stijl, die toen door de gotische verdrongen werd. In dit vervallen gebouw doet
de aanwezigheid van een ongeschonden massieve zuil, die de constructie ondersteunt,
vreemd aan. Het is een verwijzing naar een legende (Meditations Vitae Christi van
Johannes de Caulibus) uit de Late Middeleeuwen, die vertelt dat Maria tegen een zuil
leunde en rechtstaande haar Zoon baarde. Ze kan echter ook beschouwd worden als
een toespeling op de geseling van Christus bij de passie.
Jozef, die aan de linkerkant als getuige van het wonderbaar gebeuren optreedt, wordt
door de kunstenaar voorgesteld als een waardige oude man met ernstige trekken en grijze
haren. Eerbiedig is hij neergeknield met een brandende kaars in de linkerhand.
Het gebaar van de lichtelijk opgeheven rechterhand is een uitdrukking van verbazing ten
aanzien van het Kind daar voor hem. De verklaring hiervan vinden we in de
"Openbaringen" van de H. Birgitta van Zweden, (1303-73): "Terwijl Maria in
gebed was, baarde zij haar Zoon, van wie een zo onuitsprekelijk licht uitstraalde, dat
zelfs de zon er niet mee te vergelijken was, en nog minder de schijn van de kaars, die
Jozef opgesteld had. Het goddelijk licht overtrof de aardse kaarsenschijn volledig...,
terzelfdertijd zag ik het glorierijke Kind naakt en lichtend op de grond liggen.
Maria boog het hoofd en aanbad het Kind met grote eerbied. Ze sprak tot Hem:
"Wees welkom, mijn God, mijn Heer en Zoon". Het is duidelijk dat het motief
van de kaars en het liggen van het Kind op de grond - en niet in een kribbe - aan deze bron
ontleend is. Achteraan in de stal herkent men de os en de ezel, die bijna nooit
ontbreken in dit tafereel, alhoewel er in het evangelie geen sprake van is. Hun
voorstelling slaat op een tekst van Jesaja (1,4): "De stier kent zijn baas, de ezel de
kribbe van zijn heer; enkel Israël bezit geen kennis, mijn volk geen inzicht", en
Habakuk (3,2): "Temidden van twee dieren openbaart Gij U". Let op de
verschillende wijze, waarop de dieren aan het heilig gebeuren deelnemen. Terwijl de
os met wakkere, oplettende ogen het wonder aanschouwt, is het voor de ezel achter hem
onmogelijk het tafereel waar te nemen. Dit verwijst naar een in de Middeleeuwen
verspreide voorstelling van het Oude Testament of het Jodendom door een ezel en het Nieuwe
Testament of het Christendom door een os. Een verklaring verdienen tenslotte ook de
twee holten op de voorgrond, waarvan een met een rooster is afgesloten.
Hun voorstelling heeft betrekking op de onderaardse grot, waar zich volgens de overlevering
de geboorte voltrokken heeft en waarboven een basiliek werd opgericht. De stichter
knielt onmiddellijk voor een der openingen, en als men goed toeziet zal men opmerken dat
zijn aandachtige blik niet gericht is op het Kind voor hem, maar naar de opening in de
grond. Zo weet de kunstenaar een subtiele
betekenis aan zijn uitbeelding te geven. Door zijn blik naar de historische
plaats van de geboorte te richten is hij getuige van het gebeuren en is hij
nauwelijks merkbaar verwijderd van de heilige personen, met wie hij even waardig
is afgebeeld. In de rechterachtergrond zien wij het statige kasteel van de
stichter, dat hij in zijn stad Middelburg heeft laten bouwen. Het is ook dank
zij dit detail dat men deze schilderij heeft kunnen identificeren. Immers in
"Flandria Illustrata" van Antonius Sanderus (1641) treft men hetzelfde bouwwerk
aan als het kasteel van Middelburg.
De twee zijpanelen onderlijnen het centrale gebeuren van de menswording van Christus.
Links verneemt het AVONDLAND de komst van de wereldheerser. Wij kijken binnen in
een kamer met geplaveide vloer en een houten zoldering. Opzij staat een bed met
hoog opgeslagen gordijnen. Voor het geopende venster knielt eerbiedig een
heerser, die in deemoed zijn hoofd heeft ontbloot en met een wierookvat zwaait.
Achter hem staat een vrouw, die hem wijst op een hemelse verschijning. Drie
hovelingen zijn er als getuige bijgehaald. Hier wordt verwezen naar een legende
uit de Middeleeuwen over de stichting van de Mariakerk Ara Coeli op de kapitool
te Rome. Ze kreeg vooral bekendheid door de "Legenda Aurea". De
Romeinse keizer Augustus, die niet als een god wilde vereerd worden, had een profetes tot
zich geroepen om te weten of er ooit een machtiger heerser dan hij geboren was. Hij
wilde zich daarvan vergewissen vooraleer hij, op aandringen van de senaat, toeliet zich
de goddelijke eer te laten bewijzen. Op het middaguur van de dag van Christus'
geboorte verscheen een gouden ring rond de zon en daarin een jonge vrouw met een kind op
haar schoot.
Daarbij hoorde hij een stem: "Dit is het altaar van de Heer !" De
profetes (andere legenden beschrijven haar als de Sibylle van Tibur) openbaarde de keizer
de macht van het Kind. Daarop offerde hij wierook aan het Kind en wilde niet meer
"God" genoemd worden. De glasramen dragen het embleem van de zwarte dubbele
arend, het symbool van het heilige Roomse Rijk.
Het thema van de rechtervleugel is de boodschap van Christus' geboorte aan het MORGENLAND.
We zien de "drie koningen", die aan de voet van de berg neergeknield zijn en de
opkomst van de stellen ootmoedig en vol aandacht gadeslaan. In de "Legenda Aurea"
vindt men het bericht van een ander wonder, dat op de dag van Christus' geboorte plaatsvond.
Toen de "drie koningen" op de berg aan het bidden waren, verscheen hun een ster
in de gestalte van een kind, dat tot hen sprak: "Ga naar Judea, daar is het Kind
geboren". In de verte, aan het begin van de weg, die naar de berg leidt, worden
de koningen nog eens voorgesteld. Zij hebben zich van hun klederen ontdaan om
hun voeten te wassen. Ook hiervoor heeft de "Legenda Aurea" een verklaring:
Aan de koningen was door Bileam voorspeld dat uit Jacob een ster zou opstaan en zich
als een scepter boven Israël zou verheffen. Daarom moesten ze elk jaar naar de
"Berg der Overwinning" gaan om daar, na een wasbeurt, d.w.z. een symbolische
reiniging, drie dagen in gebed te wachten op de verschijning van de ster, als
aankondiging van de geboorte van de Verlosser.
Zo is het Middelburgs retabel een verkondiging van de menswording van Christus,
gericht aan de mensheid van het Oosten en van het Westen. Op een directe manier
heeft Rogier Van der Weyden het heilige gebeuren in zijn wereldomvattende
betekenis voorgesteld.
De waarachtigheid en de natuurgetrouwheid van zijn kunst heeft reeds bij zijn
tijdgenoten bewondering opgewekt. In de beschrijving van een schilderij van
Rogier heeft de Italiaanse oudheidkundige Cyriaco d' Ancona reeds in 1449 deze
gevoelens vertolkt met deze woorden "Zijn figuren zijn zo levend alsof men ze
ziet ademen... en men mag wel zeggen dat vooral de talrijke veelkleurige mantels
en gewaden op een meesterlijke wijze uitgewerkt zijn, en dat de weiden, bloemen
en bomen, de beboste en schaduwrijke heuvels evenals de versierde hallen en
voorhallen, het goud, de parels en cameeën en al het andere niet door de hand
van een menselijke kunstenaar, maar door de alles zelfscheppende natuur
voortgebracht zijn.
Enkele aantekeningen omtrent de kopie van de Bladelintriptiek in de kerk van
Middelburg.
In 1828 liet pastoor Andries veranderingen uitvoeren aan de pastorie. Bij het
afbreken van de oude keuken vond men onder het behangselpapier een schilderij.
De pastoor die er onmiddellijk de waarde van vermoedde, liet het restaureren
door een Brugs schilder Francies Vleminckx, en gaf het een plaats in de kerk.
(Uit het Jaarboek 1830-'31 - mandaat nr. 5 van 15.12.1830: "1 mei betaald aan
Francies Vleminckx, schilder te Brugge, de som van 69 gulden 09 cts. voor het
herstel van de schilderij "Aanbidding der 3 Koningen", die gevonden werd bij
afbraak van de oude keuken van de pastorij. Zij was genageld aan de muur achter
het papier).
Kanunnik De Smet, hierover ingelicht, schreef een artikel in een tijdschrift
voor kunsten en wetenschappen ("Messager des Sciences et des Arts") met als
illustratie een gravure van de gevonden schilderij.
Toen de heer Van Nieuwenhuyse, een Brussels kunstminnaar, zijn nummer van de
Messager ontving, was hij niet weinig verwonderd toen hij in deze afbeelding een
sprekende gelijkenis zag van een schilderij uit zijn verzameling, en waarover
hij in vele opzichten in het duister tastte. Door dit toeval werd het
geïdentificeerd als het oorsponkelijke werk van Rogier Van der Weyden "De
Bladelintriptiek". Wie heeft deze kopie gemaakt ? Wie gaf
de opdracht ? Wanneer ?
Waarom ? Vragen waarover men wellicht het antwoord zal schuldig blijven.
Korte tijd na deze ontdekking en het verschijnen van het desbetreffende artikel
in de "Messager" heeft de heer Van Nieuwenhuyse zijn drieluik verkocht aan de
heer Waage, directeur van het Berlijns Museum.
Sommigen, verkeerd ingelicht, waren de mening toegedaan dat er een verkoop had
plaatsgevonden tussen Middelburg en Berlijn en dat pastoor Andries de dader was.
Om dit misverstand recht te zetten liet hij volgende rechtzetting publiceren:
"In de «Messager des Sciences historiques» van 1841 onder de titel «Recherches
historiques sur l'ancienne école de peintres flamands» blz. 316 is er sprake van
een tableau toegekend aan Rogier van Brugge en voorstellend de aanbidding der
Wijzen, met deze bijzonderheid dat de groep der Wijzen afgezonderd is in de
rechterhoek van het doek, terwijl de middenplaats, de ereplaats, ingenomen is
door Pieter Bladelin, stichter van Middelburg in Vlaanderen en gestorven in
1672. Men zegt er dat men dit schilderij ontdekt heeft te Middelburg, enkele
jaren geleden, en dat men ze verkocht heeft voor Berlijn. Deze bewering moet
rechtgezet worden, zij bevat een grove dwaling.
Het is wel zo dat, toen ik pastoor was te Middelburg, ik de eer had ter
gelegenheid van de afbraak van een muur van de pastorij, een schilderij te
ontdekken, geschilderd op doek, voorstellend het onderwerp waarvan sprake, doch
dat eertijds aan de muur scheen genageld geweest te zijn om het behangselpapier
te beschermen. Deze schilderij werd zorgvuldig hersteld; een schets ervan samen
met een artikel over Middelburg, geschreven door mijn vriend kanunnik J.J. De
Smet verscheen in de "Messager" van 1836, blz. 333. Dit schilderij op
doek bevindt zich heden niet te Berlijn, want zij heeft niet opgehouden de eigendom
te zijn van de kerk van Middelburg, waar zij met zorg wordt bewaard, als een
vroom en kostbaar aandenken van zijn stichter.
Wat zich in het museum van Berlijn bevindt is het origineel, geschilderd op
paneel, dat Mr. Van Nieuwenhuyse te Brussel bezat juist op het ogenblik dat de
gravure van onze kopij, door zijn publikatie in de "Messager" de algemene
belangstelling gaande maakte. Ondertussen kwam Mr. Waagen, direkteur van het
museum te Berlijn, te Brussel aan en haastte zich het origineel aan te kopen.
Ik heb gemeend mij verplicht te zien deze rechtzetting te doen omdat de dwaling
hierboven beschreven - nl. de opvatting dat het schilderij van Middelburg naar
den vreemde is gegaan - te veel veld begon te winnen. Deze dwaling, volgens alle
schijn te wijten aan Mr. Passavant, direkteur van het museum te Frankfurt, werd
eerst verspreid door het tijdschrift "Kunstblatt" (1830 - blz. 279) en daarna
door de "Messager" van 1841. Sedertdien was het niet meer toegelaten
aan een auteur te spreken over Rogier van Brugge of over zijn werken, zonder enige spijt
uit te drukken over de verkoop en het vertrek uit het land van dit meesterwerk, en zonder
enige blaam te werpen op zijn verkopers. Mr. Alfred Michiels in zijn boek, overigens
zeer interessant, "Les Peintres Brugeois" (1846), in zijn rechtmatige
verontwaardiging indien het feit waar geweest was, gaat zover mij bij naam te noemen als
de verkoper (blz. 128). Een klein Vlaams boekje, uitgegeven te Roeselare in 1854,
onder de titel "Eenige bijzonderheden op de doorluchtige Vlaemsche schilders"
ging dezelfde beschuldiging laten verschijnen, toen de uitgever, die mij kende en niets
van dit alles begreep, mij kennis gaf van de drukproeven en mij toeliet de feiten in hun
ware daglicht te stellen. Opdat onderhavige rechtzetting tot haar volle recht zou
kunnen komen, zou het wenselijk zijn dat ze ook opgenomen zou worden in het tijdschrift
van Stutgard "Kunstblatt". Eigenlijk meen ik dat de kopie van de stad van
Bladelin dateert van het midden van de 16e eeuw.
Wat het origineel aangaat geloof ik dat men er zal toe komen het uiteindelijk toe te
schrijven aan Memling omwille van de wonderlijke gelijkenis met de "Aanbidding der
Wijzen", klein schilderijtje ondertekend door Memling en dat zich bevindt in ons
St.-Janshospitaal.
Aanvaard... Brugge 10.03.1855 |
J.O. Andries Kanunnik |
Wanneer wij de twee werken met elkaar vergelijken bemerken wij dadelijk enkele opvallende verschillen:
1. | Het origineel is een drieluik op hout, de kopie is één geheel op doek. |
2. | Het bovendeel van het drieluik ontbreekt op de kopie: nl. de drie engeltjes boven de stal, de verschijning van Maria en het Kind aan keizer Augustus en de verschijning van het Kindje aan de wijzen. |
3. | De voorgrond op de kopie is groter dan op het oorspronkelijke. |
4. | Wie aandachtig kijkt zal nog tal van kleinere afwijkingen opmerken. |
In 1975 is een kerstzegel in veelkleurendruk verschenen, waarop de drie engeltjes
boven de stal zijn afgebeeld. In het begeleidend foldertje stond vermeld dat
de kopie zich bevindt te Middelburg-Walcheren.
Toen in 1977 een tweede postzegel verscheen met O.-L.-Vrouw geknield voor het
Kindje, had men de vergissing hersteld, hetgeen menig postzegelverzamelaar in
verwarring bracht.
M.D.S.
Kanunnik Andries, weldoener van Middelburg, de man van het Leopoldskanaal en het
hospice van Maldegem, door E.H. M. De Smet, pastoor te Middelburg.
Prijs: 160 fr. + 40 fr. (verpakking en verzendingskosten).
Te bestellen: E.H. M. De Smet, Pieter Bladelinplein 12, 9992 Maldegem-Middelburg.
Vorig artikel: Het strafrecht te Eeklo in de 15de eeuw |
Inhoud van 1981, jaargang 14 |
Volgend artikel: Het Goed te Meerlare |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024