Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1982, 15de jaargang, nr. 4

ONDERWIJS TE ASSENEDE TOT IN 1879

Tot in de Middeleeuwen was lezen en schrijven voor de meesten—zeker op het platteland—een overbodige luxe, iets dat aan de clerus werd overgelaten.  Kleine parochieschooltjes ontstonden vooral na 1215 op voorschrift van het vierde concilie van Lateranen.

In 1531 werden op bevel van keizer Karel overal zondagsschooltjes geopend om de "kleine man" beter te wapenen tegen het opkomende protestantisme.  Volgens de Italiaanse humanist en reiziger Guicciardini(1567) kon in de Nederlanden iedereen toen lezen en schrijven, zelfs op het platteland.  Al is dit zeker een al te fraaie vertekening van de werke­lijkheid, feit is dat de situatie bij ons heel wat gunstiger was dan in de meeste andere Europese landen.

Wat Assenede betreft wordt er vóór 1640 in geen enkele rekening gewag gemaakt van een uitbetaling van een wedde aan een onderwijzer.  Nochtans werd er in de "weesen­boeken" - ook in de vroegst onderzochte (ca 1565) - veelal opgedrukt "de weesen te scole te doen gane ende te leeren lezen en scriven redelijk en tamelijk".  De meisjes dienden daarbij nog te kunnen naaien.  In een geval luidde de wens "te doen leren een ambacht dat de weese zal begheren te doen" (1567).  Ofwel bleef dit alles dode regel, ofwel was het de dorps­pastoor of de koster die zich naast de godsdienstige opvoeding ook enigszins om de wetenschappelijke opleiding van de jeugd bekommerde.  In 1647 was er te Assenede zelfs een "fransche schoolmeester" een zekere Jan Courtois die de belangstellenden enkele noties van het Frans moest bijbrengen.  Het zal nog lang duren voor het beroep van onderwijzer een voltijdse bedrijvigheid zal zijn.

De persoon die vóór 1850 voor "een klas" stond had meestal een zeer beperkte of helemaal geen vooropleiding genoten.  Zijn hoofdberoep lag elders, leren lezen en schrijven was een bijverdienste.  (Geschiedenis van de kleine man - BRT-Open School p. 143).  Aan de leergierigheid werd vóór die tijd meestal tegemoet gekomen "ten huize" van een of andere "meer ontwikkelde".  Genreschilderijtjes van Ferdinand De Braekeleer geven ons een duidelijke kijk op het schoolleven halverwege de 19de eeuw.

In 1696 wordt in Assenede melding gemaakt van "ontfanger" Olivier Bovijn die om "het exerceren van de musieke met het spelen op de violon op den doxael ende het leren van de arme kinderen" 10 pond groten krijgt uitbetaald.  Uit de rekeningen van de Sint-Albertpolder van 1721 noteren wij: "betaald aan Joannes Bovijn 8 schellingen en het leren en de levering van boeken aan de arme kinderen dezer heerlijkheid".

In hetzelfde jaar krijgt een zekere Sieur Cornelis Van der Haeghen "over het leren en leveren van de nodige boeken aan de aerme kinderen 2L - 3 - 4".

In 1739 wordt diezelfde Bovijn vermeld als oudsten bezorger en ontvanger van de Sint-Sebastiaansgilde, in 1742 als schoolmeester te Assenede.

In 1763 zijn er te Assenede 2 onderwijzers nl. Joos Van den Bogaerde, hij leerde lezen en schrijven, rekenen en de Franse taal en Philippe François Rodrigos (reeds aangesteld in 1745) "geadmitteerd schoolmeester over het leren ende onderwijzen van de aerme kinderen t' sijnder schoole comende gratis".

In 1773 ontving deze laatste 2 pond, 10 schellingen, in 1786 wordt deze som op 7 pond groten gebracht.

In de plaats van de hoger vermelde Joos van de Bogaerde fungeerde hier als tweede onderwijzer (zeker sedert 1769) Sieur Joannes Baptiste Bovijn; zijn wedde wordt in 1786 eveneens opgetrokken tot 7 pond groten (geadmitteerden schoolmeester).

Deze pensioenen werden door de overheid met volle kennis van zaken opgetrokken voegt een nota in de rekeningen er aan toe.

"Omdat de ingezetenen dezer stede genegen zijn om goede en bequame schoolmeesters te hebben om hiermee kinders te instrueren waarvan den nomber alle jaren aangroeit, ende om hun niet verplicht te zijn (bij gebrek van goede schoolmeesters) hunne kinderen de geleerdheid te moeten laten halen op vremde prochien tot groot ongenoegen van het publiek".

Sieur Bovijn bezat in 1769 in het kwartier Groenen Put, genaamd de BRAKEN (= Brakkestraatje) een huis bewoond door de weduwe Medardus Brondeel.  In 1779 was deze woning een herberg geworden met als uithangbord "De Roose" bewoond door Adriaan Hulstaert (sedert 27 december 1777).  "Schoolmeester" Jan Bovijn is er nog altijd de "proprietaris" van.

Hijzelf woonde in een van de huizen "staende achter de kerk jegens de straete lopende naer de merct".  Is Jan Bovijn kort daarop vertrokken of overleden ?  Feit is dat er in 1781 "twee personen" in zijn huis zijn komen wonen.  In Ons Meetjesland - 6de jaargang no 2 - 1973, artikel over de oude napoleonist Leopold Huughe, opgetekend door Julius Ego, lezen we op p. 79 dat hij te Bassevelde op 18 februari 1828 in het huwelijk trad met Joanna Maria Bovijn, geboren te Assenede op 2 september 1796 als dochter van Jan Baptist en Marie Jacoba Hulpiau. - Gaat het hier over dezelfde J.B. Bovijn dan kan deze natuurlijk in 1781 niet overleden zijn.

Onderwijzer Rodrigos woonde samen met ene Emmanuel Martens in het Schutterhofstraatje in een huis met weefstal (eigenaar was Sieur Adriaan Temmerman uit Sint-Niklaas).

In Appeltjes van het Meetjesland no 23 - 1972 treffen we in het artikel "Rederijkers te Eeklo" van Dr. P. Rogghé de naam Rodrigos een paar maal aan.  Op p. 171 is er sprake van Jan Baptist Rodrigos geboren in 1782 te Assenede.  Gaat het hier om de zoon van de Asseneedse schoolmeester ?

Deze J.B. Rodrigos huwde met Theresia, dochter van dokter d'Aubioul (1806) en verbleef in Eeklo, hertrouwde er na de vroegtijdige dood van Theresia met een zuster van de befaamde letterkundige Karel L. Ledeganck.

In 1786 wordt schoolmeester Joannes Baptist van Coppenholle te Assenede bedacht met een pensioen van 5 pond groten.  Verving hij een der twee voorgaande school­mees­ters ?  Was hij verwant met Jacobus van Coppenholle, geboortig van Assenede, die in 1751 pastoor van Merendree werd en stierf op 15 februari 1772 ?  (zie Ons Meetjesland - 10e jg. no 1 - 1977 p. 26 - Merkwaardigheden over Waarschoot).

In de periode 1804-1807 is er te Assenede sprake van een "meester De Smet".  In het hoger geciteerde artikel "De oude napoleonist" (nr. 3 van de 6de jaargang van Ons Meetjesland) lezen we op p. 111 dat Polken telken winter van deze 4 jaren (1804-07) een maand ter schole mocht gaan naar Assenede bij meester De Smet.  In 1806 wordt een zekere Angelus De Pauw als onderwijzer vermeld.

In 1808 richt Frans Dhuygelaere, afkomstig uit Assenede, in Zomergem een pensionaat op dat er echter weinig succes kende en dan ook spoedig gesloten werd (Appeltjes van het Meetjesland nr 10 p. 169).

In 1817 werden Jean Baptist Lambert en Jeanne Draecke als onderwijskrachten benoemd: zij alleen mogen voortaan nog onderwijs verschaffen.

De andere bestaande (wijk) schooltjes (vijf in aantal) moeten hun deuren binnen de acht dagen sluiten zoniet zullen er strenge straffen volgen, beslist de gemeenteraad.

In 1822 wil diezelfde raad Hubertus De Schepper van de tweede klasse definitief benoemd zien.

Op 1 juni 1819 was hij aangenomen geworden als lid van de Sint-Sebastiaansgilde; hij was gehuwd met Isabelle De Vilder die op 23 mei 1820 "met veel liefde" als gildezuster werd opgenomen in dezelfde confrerie.

In 1825 worden alleen de drie scholen van de onderwijzers Hubertus De Schepper, Engelbert De Pauw en Juffr. Draecke door het plaatselijk bestuur erkend en toegelaten.  De twee andere scholen van de "schoolhouders" J.B. De Pauw en Weduwe Botte - al zijn beiden voorzien van een acte van algemenen toelating - worden verboden.  De raad beschouwt die twee scholen als "nodeloos en hinderlijk".

In 1827 komt een ontwerp tot vervreemding van een perceeltje grond van het oude kerkhof te Assenede ter sprake in de gemeenteraad.  Een zekere F. Van Loo, koopman en winkelier te Assenede, wil een deeltje van het oude kerkhof (rond de kerk) aankopen.  Men overweegt "dat deze grond sedert het aanleggen van het nieuwe kerkhof in 180... (niet ingevuld) ongebruikt is gebleven en dat het dus mag ontvreemd worden".  Voor een stuk grond van 1 roede en 4 ellen wil Van Loo 70 gulden betalen.

Kort daarop (nog in 1827) komt de gemeenteraad echter eenstemmig op het vorige besluit terug, men wil "daar nu een geheel nieuwe school met onderwijswoning op den nog overig blijvenden grond van het oude kerkhof, sinds 1810 ongebruikt gebleven, laten oprichten".

Op 18 juni 1827 wordt alvast besloten tot de aankoop van een (voorlopig ?) schoollokaal met onderwijzerswoning met erve.

In 1828 legt onderwijzer Engelbert De Pauw zijn ambt neer.  Hij krijgt eervol ontslag.  Men besluit zijn school als vervallen te verklaren.

Nog in 1828 wordt het bestaan vermeld van een onwettige school op den "zogenaamden wijk Muikem".  Een zekere Van de Veire heeft openhartig verklaard dat weleer, door armoede hiertoe aangedreven, hij aan enige kleine kinderen uit zijn buurt onderwijs had gegeven maar dat hij thans dit onwettig bedrijf had gestaakt met het vaste voornemen van hetzelfde nimmer meer weder aan te vatten.

In 1829 krijgt schoolonderwijzer Jan Baptiste De Pauw (houdt die nu een "wettelijke" school ?  zie. 1825) een leesmachine, door toedoen van de districtscommissaris.  Deze leesmachine plus toebehoren - naar de leerwijze van PRINSEN - bestond uit een "letterkas en de letters in 10 letterplankjes met de daarin geplaatste letterhoutjes en een stel cuben alsmede een exemplaar van de handleiding voor de leesmachine".

Onmiddellijk na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 had het Belgisch episcopaat het besluit genomen een kosteloze lagere katholieke school in elke parochie op te richten.  Tot aan de gemeentewet van 1836 was het Lager Onderwijs nagenoeg uitsluitend in handen van de geestelijkheid, na deze datum hebben de gemeenten zich ijverig met het onderwijs ingelaten.  De wet van 1842 erkende het toenmaals in alle landen aanvaard beginsel dat de godsdienst het hele onderwijs dient te doordringen en dus de basis is van elk onderwijs.  Alleen de godsdienst van de meerderheid zou echter onderwezen worden.  Het benoemingsrecht kwam uitsluitend aan de gemeenteraden toe (Th. LUYKX - Politieke geschiedenis van België p. 92-93).

Het is bekend dat de jaren 1840-1850 tot de meest rampzalige uit onze geschiedenis behoren.

De schrijnende sociale wantoestanden en diepe armoede blijken ook uit het voortdurend toenemend aantal behoeftige schoolgaande kinderen.

In 1838 bedroeg dit 64 (Assenede telde toen ongeveer 4100 inwoners).  Er was toen een "spinnerij" opgericht alwaar aan vrouwen en aan kinderen der behoeftigen de nodige spinningen werd verleend waarvoor ze een "eerlijke beloning" konden verkrijgen.

In 1841 telt het lager onderwijs 244 leerlingen + 70 behoeftigen die "lijk altijd" gratis ter schole komen.  In 1842 - het onderwijs krijgt de vermelding "goed" mee - waren er 338 leerlingen + 73 behoeftigen.

1845: De kantwerkschool voor kinderen van behoeftigen waarvan de oprichting door ziekte is moeten verschoven worden maakt nu goede vorderingen.  Jeannette Marchand, onderwijzeres in het klooster der Zusters van Liefde is "meesteres" van de kant- of speldewerkschool.  Het aantal meisjesleerlingen bedraagt 55.  Het getal der onvermogende kinderen die het kosteloos onderwijs gedurende het schooljaar 1845-46 zullen bekomen wordt door de gemeenteraad op 133 bepaald.  (Het geval "behoeftigen" diende vooraf onderzocht).  De scholen van Hubertus De Schepper en van juffrouw Jeanne Draecke zijn degene alwaar de behoeftige kinderen zullen toegelaten worden.

De leerkrachten worden bedacht met een som van 200 F. (150 F. door de gemeente en 50 F. door het armbestuur te betalen).  De uitbetaling zal geschieden in evenredigheid van het aantal arme kinderen.  In 1847 zijn er 139 behoeftige leerlingen; in 1849: 157.  (Op 31 december 1848 telde Assenede 4124 inwoners).

In 1851 bedroeg de toegestane subsidie 578 F. voor 157 behoeftige kinderen.

In 1852 was het aantal behoeftigen opgelopen tot 172 maar was de subsidie tot 556 F. verminderd.  Toen kort daarop (nog in 1852) het getal der behoeftigen tot 206 opliep werd de toegestane subsidie op 600 F. gebracht.  Men klaagde er verder over dat het lager onderwijs "veel te wensen laat".

In 1853 komt voor het eerst de "wil" tot het bouwen van een "gans nieuw schoollokaal" tot uiting.

Voor het schooljaar 1853-54 volgen er 195 leerlingen kosteloos onderwijs.  Hubertus De Schepper en Jeanne Draecke blijven de enigen waar die kinderen toegelaten worden.  Beide onderwijs mensen ontvangen elk 240 F. voor hun onverdroten inspanningen.

In 1854 is de gemeenteraad steeds op zoek naar "een huis voor schoolgebouwen".

In zitting van 25 januari 1855 wordt er lezing gedaan van een rekwest door juffrouw Van Peene ingezonden, alsmede van een brief van juffer Barbara Pauwels, overste der Zusters van Liefde te Assenede; ze vragen "als schadeloosstelling" voor kosteloos onderwijs aan behoeftige meisjes de som van 240 F.  De raad besluit de bespreking hieromtrent de verdagen.

Reeds op 10 februari van hetzelfde jaar wordt de "Aangenomen Meisjesschool" - scholen gehouden door juffrouw Beatrice Van Peene en juffer Thérèse Caroline Pauwels, religieuze, - als aangenomen scholen erkend, behoudens goedkeuring van de Provinciale Raad.

In de gemeenteraadszitting van 10 mei 1855 komt de afnemende gezondheid van Hubertus De Schepper ter sprake: "... het vertrouwen der bevolking is sterk verminderd, zodanig dat een aanzienlijk deel der ouders vermenen hun kinderen naar bijzondere scholen te moeten zenden".

De raad meent dat De Schepper een "vol pensioen" verdient.  Een andere zorg blijft het vinden van een geschikt schoolgebouw.

Men wil echter niet meer dan 5.000 Fr. "boven de kosten" besteden.  Besloten wordt de gronden op het kadastraal Plan Sectie E nummers 376, 377 en 377 bis aan te kopen.  (Huidige Lochtingstraat).  In de prijs komt men echter bedrogen uit.  Het nieuw gebouw kost maar eventjes 13.387 fr. !  De raad besluit voor 1/4 tussen te komen (3.347 frank).

De gemeentescholen tellen dus nu de volgende leerkrachten: Hubertus De Schepper, Beatrice van Peene en Thérèse Caroline Pauwels (religieuze).  Eerstgenoemde ontvangt 240 Fr., de anderen elk 120 Fr.

Op 27 oktober 1855 wordt August Pots eenparig (11 stemmen op 11) tot gemeenteonderwijzer benoemd, ter vervanging van H. De Schepper.  Gedurende 6 jaar was hij reeds "toegevoegd" onderwijzer geweest te Zomergem dit "ten genoege zijner overheden om het onderwijzen van de fransche taal".

Reeds op 6 december 1854 was hij lid geworden van de Sint-Sebastiaansgilde.  Hij overleed in 1864.

De gemeenteraad was blijkbaar tevreden over deze nieuwe leerkracht: dank zij de heer Pots kent het Lager Onderwijs een grote verbetering sinds 1 januari 'luidt het in het verslag van de gemeenteraadszitting van diezelfde 27 oktober 1855".

In 1856 beslist de gemeenteraad - niettegenstaande heel wat bezwaren - voor 1/3 tussen te komen in het optrekken van het nieuwe schoolgebouw.

Voor het schooljaar 1856-57 werd het aantal kinderen voor kosteloze lessen bepaald op 197.  Er blijken nu maar 2 leerkrachten meer te zijn nl. het duo Pots-Pauwels.

Schoolverzuim kwam toen veel voor.  Zo klaagt men er in 1857 over dat 5/6 van de arme meisjes - niettegenstaande alle pogingen - nauwelijks 3 maanden per jaar de lessen bijwonen.

In 1858 komt er een hulponderwijzer bij: de heer Theodore Lexcrinier, gediplomeerd leerling der Staatsnormaalschool van Nijvel.  Zijn wedde: 250 Fr. (3 april).

Emiel MEGANCK
Emiel MEGANCK

Lang zal hij niet Assenede vertoeven want op 17 juli van hetzelfde jaar krijgen we hier als nieuwe hulponderwijzer EMILE MEGANCK, gediplomeerde van de Rijksnormaalschool van Liere (wedde eveneens 250 Fr.).

Over deze Meganck zou meer dan één zinnig artikel te schrijven zijn.  Uit 100 jaar Diederiks ontlenen we hieromtrent:

Hij was een onvergetelijk figuur met groot talent.  Zijn bemoeiingen brachten de jonge zangvereniging tot grote bloei.  Hij dreef de versmelting door van de zangvereniging met de letterkundige afdeling "Floris ende Blanchfloer" (rederijkerskamer gesticht in 1760) onder de nieuwe naam "Diederiks van Assenede".  Dit gebeurde in 1864.  Met de schoolstrijd van 1879 kwam er verdeeldheid in de rangen, Meganck verlaat dan Assenede om in Eeklo schoolhoofd van de katholieke school te worden en ten slotte op te klimmen tot kantonnaal opziener te Oudenaarde.  Hij was ook een verdienstelijk Nederlands letterbeoefenaar die herhaalde malen werd bekroond.

Zo verwierf hij in een literaire prijskamp te Eeklo met zijn zedenverhaal "Een gelukkig huwelijk" de eerste prijs en met zijn "Herman Coutereel" een derde prijs bij het Kersouwken te Leuven.  Van zijn hand is verder nog "Adolf en Irma", "Een Vondelinge", "De jonge grootvader" en "De Veldslag van Assenede" (P. Rogghé in Appeltjes van het Meetjesland - deel 23, p. 191).

In 1860 volgden 181 leerlingen kosteloos onderwijs (111 jongens en 70 meisjes).  Men klaagde dat er maar geen hulponderwijzeres komt bij de meisjes.

Als "eigendom" of goederen bezat de gemeente in 1860:

  1. het gemeentehuis + stalling, schuur en achtergelegen moeshoven samen 35 a, 90 ca - verhuurd voor 6 jaar.
  2. een huis + onderhorigheden + 3 aren - dient tot schoollokaal der gemeente.
  3. een huis + onderhuis + moeshof 10 a samen - dient tot pastoorshuis in de gemeente.

Dit is dezelfde situatie als in 1832.  Het schoollokaal bevond zich tussen het huidige gemeentehuis en het restaurant "Prins Cardinaal" (Kadastraal Plan Sectie E nummer 691).  Inmiddels was sinds 1855 een nieuw schoolgebouw opgetrokken aan de huidige Lochtingstraat (zie 1855).

Bij de jongens volgen de hulponderwijzers elkaar snel op; in 1861 krijgen we hier Severin Schepens, in 1863 Felix Van Cleemputte.

Op 12 september 1863 wordt E. Meganck pas definitief tot "gemeenteonderwijzer" benoemd (hulponderwijzer sinds 1858).

Men is er (1863) over verheugd dat er van de 41 lotelingen slechts 15 "geheel ongeletterd" zijn.  Vroeger was dat doorgaans ruim de helft: de wet van 1842 begint haar vruchten af te werpen meent de gemeenteraad hieruit te mogen besluiten.

1864: het onderwijs bij de jongens is "hoogst voldoende" maar bij de meisjes laat het te wensen.

Verder werd nog ingericht:

  1. een kosteloze tekenschool.
  2. een avondschool voor volwassenen (geeft goede uitslagen).

De gemeenteschool voor jongens, ofschoon onlangs (1855) gebouwd, biedt geen genoegzame ruimte aan voor de 250 leerlingen.  De kosteloze tekenschool kan elke zondag gevolgd worden van 1 tot 4 uur.  Jammer van het grote verzuim in de "dagschool".  (De eeuwige klacht !).

1865: Het onderwijs bij de meisjes dat verleden jaar veel te wensen overliet is nu, sinds februari op dezelfde voet als de jongens.

De gemeenteraad had vooraf bij de "normalisten van Gent" om inlichtingen verzocht omtrent juffrouw Van den Baere Louise die toen gemeenteonderwijzeres benoemd werd.

De raad wil naast de jongens - ook een gemeentemeisjesschool hebben - de adoptie van de geestelijke zusters is ingetrokken.  De gemeenteschool voor meisjes is in een voorlopig lokaal (sinds februari) ondergebracht maar is beslist onvoldoende.  Vandaar het plan een nieuwe jongensschool op te richten, de meisjes zouden in de dan bestaande jongensschool kunnen ondergebracht worden.

Inmiddels ontvangen reeds 220 leerlingen kosteloos onderwijs (116 jongens - 104 meisjes).

De toelage voor de kosteloze avondschool wordt tevens van 100 Fr. op 250 Fr. gebracht.

Op 24 oktober 1865 wordt dan besloten tot de aankoop van 10 huizen "op het einde van de verkensmarkt: daar moet de nieuwe jongensschool verrijzen".

Tijdens de zomerkermis van 1865 werd een "gemeentefeest" gehouden waaraan 200 Fr. werd besteed.

De zondag had een tentoonstelling van modellen en tekeningen der leerlingen der "tekenacademie" plaats (van 10 u tot 5 u 's avonds).

Op dinsdag 4 juli, zijnde de "grote jaarmarkt" zelfde programma met om 4 uur: luisterrijke prijsuitdeling.

De bouw van de jongensschool ging fors vooruit.  In 1867 besluit men de "tronklindekens op de verkensmarkt, die de voorgevel van de school belemmeren" uit te roeien !!!

De kosteloze leergangen worden 's avonds gegeven van 6.30 u tot 8 u en woorden dan bijgewoond door gemiddeld 94 leerlingen.  Een "goeden bijval" meent men.  Om er toegelaten te worden moet men ten minste 14 jaar oud zijn en vrij van besmettelijke ziekten.  De lessen worden gegeven van 15 oktober tot 15 maart - alle dagen voor de mannen, uitgezonderd de zon- en maandag !

Het aantal leerlingen voor het lager onderwijs blijft inmiddels voortdurend stijgen: 300 leerlingen, verdeeld in 3 afdelingen en met slechts 2 onderwijzers !  Een tweede hulponderwijzer is dan ook volstrekt onontbeerlijk.  Die komt er dan ook met Henri Van de Vijvere (wedde 300 Fr.).

1868: De kosteloze tekenschool met zijn 34 leerlingen maakt "goeden vooruitgang".  De beide gemeentescholen, bestuurd door de heer Meganck (jongens) en Juffrouw Van den Baere (meisjes) zijn geschikt, ruim en hebben luchtige lokalen.  Het onderwijs wordt er als "hoogst voldoende" gekwoteerd.  Daarnaast bestaan er nog bijzondere scholen:

  1. des winters een betrekkelijk wel bezochte school voor kinderen van beide geslachten op enen verwijderden wijk der gemeente
  2. de school van Pieter Fr. De Clercq met slechts 20 leerlingen
  3. de school der Geestelijke Zusters met insgelijks slechts weinig leerlingen.

Verder zijn er nog enkele "kleine kinderscholen".
In 1870 volgen reeds 330 leerlingen kosteloos de lessen in de gemeentescholen (al of niet regelmatig): 151 jongens en 179 meisjes.

Toestand der twee gemeentescholen in 1871:
Jongens: hoofdonderwijzer E. Meganck, bijgestaan door hulponderwijzer Janssens en Gilson, moniteur.
Meisjes: Juffr. Louise Van den Baere (sinds 1865) - bijgestaan door juffrouw Stephanie Van den Baere.

Beide scholen worden druk bezocht.
202 jongens volgen kosteloos onderwijs, het aantal betalenden bedraagt ongeveer 80.  Bij de meisjes: 205 kosteloos, 50 betalenden.

Het schoolgeld der 80 begoede mannelijke leerlingen bedraagt 800 fr., dit van de 50 begoede meisjes: 500 fr. (1872).

Op 28 oktober 1872 overweegt de gemeenteraad dat "de destijds bestaande avondschool door het klein getal leerlingen dat dezelve bezocht, geenszins beantwoordt aan de ver­wach­tingen des bestuurs en het voorals nu niet te voorzien is, dat de herinrichting dier school betere uitslagen opleveren zou...".  De raad besluit dan ook eenparig de school voor volwassenen in deze gemeente vooralsnog niet te heropenen.

Anderzijds niets anders dan felicitaties voor de school van de heer Meganck waar de leerlingen door hun ijver en vlijt schitterende uitslagen bekomen.

Op 20 december 1873 wordt de vraag ingediend tot het inrichten van een muziekschool te Assenede.

Deze komt in 1874 reeds tot stand: om toegelaten te worden dienen de leerlingen te kunnen lezen en schrijven.  Om reden van het oprichten der muziekschool zal echter aan "Diederik van Assenede" geen subsidie meer verleend worden.

Het aantal kosteloze leerlingen beloopt inmiddels 420 (204 jongens - 216 meisjes).  Daarnaast moet men nog rekening houden met de 80 betalende jongens en 50 betalende meisjes en met het schooltje op den wijk Triest ('s winters) en op den wijk Nieuwburg (1875).

In 1876 krijgen de meisjes er een tweede hulponderwijzeres bij: juffrouw Leonie Willems (was met onderscheiding geslaagd aan de Normaalschool te Gent).

In 1877 wordt de heer Gilson definitief als tweede hulponderwijzer benoemd.  Aan de tweede hulponderwijzer Bonte (niet eerder vermeld) wordt eervol ontslag verleend.

Voor het schooljaar 1878-79 zijn er reeds 503 leerlingen voor het kosteloos onderwijs (288 jongens - 215 meisjes).

Op 30 juni 1879 moeten 2 hulponderwijzeressen benoemd worden, wegens het ontslag en het vertrek uit de gemeente van juffrouw Stephanie Van den Baere (sinds 1871) en juffrouw Leonie Willems (sinds 1876).  Ze worden vervangen door Madame Desiré De Rudder (geboren Marie Louise Genbrugge) en juffrouw Emma de Hoore van Welden.

Op 13 september 1879 volgt het ontslag van hoofdonderwijzer Meganck (Zoals eerder gezegd wordt hij dan schoolhoofd te Eeklo).  Edmond Alexander Janssens wordt hoofdonderwijzer (was hier sinds 1870 eerste hulponderwijzer).  Ook de heer Gilson biedt zijn ontslag als hulponderwijzer aan.

De schoolstrijd van 1879 zal wellicht niet vreemd geweest zijn aan al deze "plotse" ontslagen.

Een verder onderzoek zal ons hopelijk hieromtrent meer klaarheid verschaffen.

Omer Pauwels      
1982      

Separator

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024