Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1982, 15de jaargang, nr. 3

CHRONOLOGIE  VAN  EEKLOSE  GEBEURTENISSEN
VANAF  DE  BELGISCHE  ONAFHANKELIJKHEID

- 1837 -

Te Eeklo zou het jaar 1837 in het gulden boek moeten vereeuwigd staan als een mijlpaal in de geschiedenis van de gezondheidszorg.  Medio '37 startte het "Hospice of Werkhuis van liefdadigheid" zijn aktiviteiten.

Heden, 145 jaar later, is de vrucht in de vorm van de V.Z.W. H. Hartkliniek nog meer dan levendig !

In het najaar 1983 zal een Geschiedenis van de Gezondheidszorg te Eeklo ter perse gaan, het wel en wee van het "gesticht" zal er uitvoerig aan bod komen, maar later meer daarover.

1837: De massale behoeftigheid had de overheid tot drastische ingrepen genoodzaakt.  Op 7 augustus 1837 ging het "gesticht" officieel van start, onder de zorgen van een drietal zusters van de H. Vincentius à Paulo uit het hospitaal te Zele.

Naar het eind van het jaar waren er circa 20 behoeftigen opgenomen in het werkhuis dat gelegen was in de oude pastorij in de Raamstraat.  De oude vrouwen, die nog arbeidsintensief waren, hielden zich bezig met spinnen terwijl de jongere afwisselend eveneens achter het spinnewiel gingen zitten, naaiden, huishoudelijke taken verrichtten en onderwijs genoten in lezen en schrijven.
Buiten het hospice werd werk verleend aan 30 behoeftigen.  De kosten voor de eerste inrichting beliep 5.318,58 frank.

De wervingskosten van het eerste half jaar waren verlieslatend.  Het tekort van 250 frank zou men wegwerken met giften van de Eeklose bevolking.

De gemiddelde dagkost per persoon over het eerste halfjaar bedroeg 43 centiemen 77/100.

1837: Tijdens het schooljaar 1837-38 telde de stad zeven lagere scholen met een leerlingenaantal van 682 kinderen, 320 jongens en 362 meisjes.  Er waren 163 kinderen die het gedeeltelijk of het volledig gratis onderwijs genoten.

Geen enkele lesgever ontving een vaste wedde uit de stadskas.  Wel was een vergoeding voorzien naar rata van het aantal opgenomen behoeftige kinderen.

1837: Enkele statistische gegevens betreffende de Eeklose bevolking:  In de loop van 1837 werden alhier 276 kinderen geboren, 140 meisjes en 136 jongens.  Anderzijds overleden 224 personen, onder wie 116 van het vrouwelijke en 108 van het mannelijke geslacht.  Echtscheidingen werden niet uitgesproken, maar wel 61 huwelijken ingezegend.  De migratie was eerder gunstig, 166 vreemden kwamen zich hier vestigen, terwijl 131 ingezetenen elders hun geluk gingen beproeven.  Dit alles resulteerde in een aanwas van 87 zielen, wat Eeklo's bevolking op 8.896, eenheden bracht.

04.01.1837: Er werd bekend gemaakt dat de milicien Cornelis Florentin Elewaut, hier geboren op 10 mei 1792 zoon van Guilelmus Bernard en Thérèse Stuyver, van zijn korps was weggestuurd als "onwaerdig van nog langer bij het leger in dienst te staen".

04.01.1837: Het College stelde dat met ingang van het jaar, 43 kinderen volledig kosteloos onderwijs zouden genieten.  Bij onderwijzer Pieter Verbiest 21 en bij Donat de Knibber 22 kinderen.  Uit de stadskas ontvingen de leraars een vergoeding van 9 frank per kind.

11.01.1837: Omdat Maximiliaen Frodure zich schuldig had gemaakt aan zeg maar een kruimeldiefstal ten nadele van zijn werkgever Goethals, werd de man aangehouden en naar het assisenhof verwezen.  Helaas is de uitspraak ons niet bekend !

14.01.1837: Voor de 40 dagen durende behandeling van de behoeftige Constenoble, die leed aan een oogkwaal, ontving dokter Edouard van Hecke 40 frank uit de stadskas.

14.01.1837: Nadat heelmeester Taminiau reeds in 1833 gelauwerd was met diverse gouden medailles omwille van zijn inzet ter bevordering van de koepokvaccinatie gedurende de jaren 1829 tot 1832, bleek nu een geschil dienaangaande onvermijdelijk.  Taminiau was wrevelig tegenover de magistraat omdat hij ook voor de overige jaren, niettegenstaande zijn inzet, geen onderscheiding had ontvangen.
De chirurgijn eiste van de stad een attest alsdat hij hier tijdens de jaren 1829, '31, '33, '34, '35 en 1836 gratis inentingen had toegediend.  Blijkbaar was aan zijn verzoek geen gevolg gegeven.  Na een klacht van Joannes Alexander bij de gouverneur, liet deze laatste weten dat de dokter weliswaar in het K.B. van 15 oktober 1836 niet voorkwam over de jaren '33 en '34, maar dat de resterende jaren nog niet behandeld waren.

18.01.1837: Nadat de gewichten van het stadsuurwerk nogmaals naar beneden waren gestort, werd het voorstel geuit het uurwerk te verplaatsen naar de andere zijde van de toren.  Tijdens de werkzaamheden zou tevens de "axiael" (as) vergroot worden, zodat men slechts éénmaal per etmaal het uurwerk diende op te winden.  De totale kosten werden geraamd op juist 100 frank.

25.01.1837: Bij Koninklijk Besluit van 11 januari 1837 was Philippe Rodrigos tot secretaris van de stad benoemd.  In vergadering van 25 januari legde hij de eed af, waarna een oorkonde van het K.B. werd overhandigd.
In wezen ging het slechts om een bestatigen van een ambt.  Philippe was immers sedert 30 augustus 1821, na het overlijden van Jan Carion, secretaris te Eeklo.  Rodrigos was één van de weinigen die na de bestuurswisseling van 1830 zijn oude funktie had weten te behouden.

01.02.1837: Door het Comite van Conservatie was op 28.01.1837, het Bureel van Weldadigheid gemachtigd om de 7.102,82 frank gesproten uit afgeloste renten, te storten op de spaarbank der Algemene Maatschappij ter Bevordering van de Volksvlijt.

04.02.1837: Op voorstel van burgemeester Stroo werd besloten een gunstig advies te geven op het rekwest gericht aan de vorst door de "Societeit van Rhetorica" tot het verkrijgen van een subsidie van 400 à 500 frank.  Er zou, om de standing van de maatschappij te aksentueren, aan toegevoegd worden dat Karel Ledeganck thans vrederechter te Zomergem verschillende ereprijzen heeft gewonnen terwijl de heer F. Taminiau een ereprijs won voor zang.  Hoewel beiden hier niet meer wonen is Ledeganck nog steeds "honorair" voorzitter van de Maatschappij.
Of het uitspelen van Ledeganck enig nut had binnen de Kringen rond de koning betwijfelen we ten zeerste !  Niettemin werd op 31 maart een tussenkomst van 350 frank toegestaan.

08.02.1837: De planning van de weg Eeklo naar Tielt was uiteindelijk beëindigd.  Vooraleer de werken te starten wou men van overheidswege weten hoeveel Eeklo geneigd was bij te dragen in het geraamde lastenpakket van 562.000 frank.
De Raad verwees naar de reeds eerder genomen resolutie van 6 juli 1836.  Daar was bepaald dat de inbreng als volgt zou geschieden:
- De onteigeningen binnen de stad.  Volgens "een doorsnijding in regte lijn te doen waerdoor den weg zyne rigting zoude hebben door drooge landen tot aen de raverschootstraet, aen den ingang ten westen van deze stad, hebbende aldaer eene ruime breedte en waer door den weg alzoo merkelijk zoude verkort en de kosten van bestrating veel zouden verminderd werden...".
- Alle uitgaven voor het maken van het bed.
- Zorgen voor het vervoer van de materialen van de Kade naar het werf.
De stad adviseerde de weg een aanvang te laten nemen over perceel nr. 1452, welk een breedte had van 22 ellen (ca. 15 meter) en vandaar door te trekken naar Veldekensbrugge.  Over de loop tussen deze twee eindpunten op Eekloos grondgebied kwam men moeilijker tot een vergelijk !  Raadslid en oud burgemeester Dhuyvetter opteerde voor een vage omschrijving en wou het uitleggen van het tracé overlaten aan de provincie.  Burgemeester Stroo drong daarentegen aan op een gedetailleerde aanwijzing, "zeggende daarvoor zyn reden te hebben" !  Na de nodige polemiek kwamen de twee voorstellen ter stemming.  Stroo haalde zijn slag thuis met 5 tegen 3 stemmen.

10.02.1837: Landbouwer J. de Schrijver meldde, dat na onderzoek door veearts Cremers, gebleken is dat een besmettelijke ziekte onder zijn veestapel heerst.  Een algemene oplettendheid was geboden !

10.02.1837: Door het ministerie van justitie zou aan elke arrondissementshoofdplaats een klein schavot geleverd worden om in geval er een executie moest plaatsvinden, het telkens overbrengen van een schavot vanuit Gent te vermijden.

27.02.1837: De stad ontving respektievelijk op 27 februari en 29 april de marsbevelen voor 10 miliciens.  Voor 27.02: Desiré Billiet, Jan Baptiste van Houcke, Ferdinand de Cuyper, Ferdinand Antone Versijp, François de Regge en Jacques Bernard de Meyer.  Op 29.04: Frans Napoleon Verstraete, Charles Louis de Smet, Francies Eduard Verheecke en Barthelemeeus de Vos.

12.03.1837: Na het overlijden, op 12 maart van de stadsvroedvrouw Petronella Theresia Baene werd rekening en liquidatie gemaakt van haar bezit.  Omwille van haar sociale status, hebben we eraan gehouden een overzicht te geven van haar bescheiden.

- Het meubiliair en de kleren waren door deurwaarder Philippe Francies van Autryve publiek verkocht voor 154 frank.
- Petronella's goudwerk bestaande uit een gouden kruis, dito slingers en twee ringen was door goudsmid Vande Putte geschat op 27,21 fr.
- 292,32 frank werden in speciën aangetroffen.  Bestaande uit 48 stukken van 5 fr., 6 keizerlijke kronen en 3 dukaten.
- Terwijl de stad haar nog 12 frank schuldig was over twee maand en 12 dagen wedde.

Het ganse bezit van Petronella vertegenwoordigde een waarde van 485 frank en 52 centiemen.
Het sterfhuis had evenwel nog voor 234,09 frank aan schulden te delgen.

- Aan notaris Aernaut 42 frank voor het opmaken van een boedelbeschrijving en het stellen van het testament.
- Aan dokter Van Hoorebeke over konsultatie en geneesmiddelen 81 frank.
- 27,67 frank over een half jaar huishuur aan Jan Baptist Pynaert.
- Marie van Landschoot 10 fr. en Marie Minne 20 fr. voor de bijstand en het helpen afleggen.
- Aan Karel van den Hende voor een doodkist 14,51 fr.
- 38,91 frank werden geïnd door koster Temmerman, voor de begrafenis met een gezongen mis en over 20 zielmissen.

Volgens testament van 27 februari 1837 ging de resterende 251,43 frank voor de helft naar Marie Minne weduwe van Jacobus van de Putte en het restant naar de familie van haar overleden man Jacobus Carels.

15.03.1837: In vergadering kwamen Augustin de Roose houtzager en Dominicus Vrombaut timmerman, getuigen dat op 6 maart omstreeks 13 uur de 6-jarige Charles Louis van Thuyne, zoon van Pieter door Bernard Goossens van de verdrinkingsdood was gered.
Het knaapje was aan het Schuttershof in een diepe gracht gevallen.  Met de medehulp van de twee getuigen had Bernard, niet zonder moeite, het kind toch op het droge gekregen.  Als beloning voor zijn daad van moed adviseerde de stad een provinciale premie van 15 frank.  De beloning werd geweigerd omdat het gevaar waaraan de redder zich bloot had gesteld niet groot genoeg was !

18.03.1837: Het energievraagstuk is geen probleem eigen aan onze tijd !  Volgens een provinciale omzendbrief dd. 24 februari 1837 was bij K.B. van 31 december 1836 een premie van 30.000 frank uitgeloofd voor wie de rentabiliteit van de stoommachine zou weten te verbeteren.  Gewis een ongelofelijk pak geld voor die tijd !

25.03.1837: Het College ontving het aanbod van Hyppolite de Smet om als bouwkundige van de stad in dienst gesteld te worden.  Bij akkoord zou hij het restant van het jaar zonder vergoeding het ambt vervullen.  Raadslid Dhuyvetter kon zich met een dergelijke werkwijze niet verzoenen en eiste dat, indien de stad een bouwkundige nodig had, dit zou gebeuren volgens de normale procedure.
Na de nodige diskussie en gewoontegetrouwe stemming haalde Dhuyvetter zijn slag thuis.  Alle gegadigden kregen 8 dagen de tijd om zich op de lijst te laten inschrijven.
Toen het punt op 7 juni weer op de dagorde kwam, hadden zich twee postulanten aangeboden.  Naast De Smet had ook Felix Reychler zich kandidaat gesteld.
Na geheime stemming kreeg Felix met 5 tegen 3 de benoeming.  In zitting van 20 oktober werd de jaarwedde vastgesteld op 50 frank.  Deze geringe vergoeding was volgens de magistraat verantwoord en in evenredigheid met de beperkte inbreng die van de stadsbouwkundige geëist werd !

27.03.1837: Brief van de Procureur des Konings te Gent, betreffende de klacht van een zekere Daneels die alhier woonde en behoorde tot de sekte der Stevenisten.  Laatstgenoemde werd te Eeklo beledigd en lastig gevallen ingevolge zijn godsdienstige overtuiging.  Aangedrongen werd, dat het politieapparaat waakzaam zou blijven zodat de godsdienstvrijheid geëerbiedigd zou worden.

29.03.1837: Vanop de pui van het stadhuis en door middel van aanplakbrieven werd het blijde bericht verspreid dat onze koningin Louise-Marie van Orleans op 24 maart het leven had geschonken aan een prins.
Op bevel van de bisschop liet pastoor D'Hondt weten dat op 9 april om 11.30 uur een Te Deum zou plaatsvinden "om god te bedanken over de gelukkige verlossinge en geborte van eenen jongen prins...".

31.03.1837: Jan van Parys die jarenlang instond voor het opwinden en onderhoud van het stadsuurwerk was heden overleden.  Seraphin Minne zou zich voortaan gelasten met deze werkzaamheden.  Dienaangaande werd hem een sleutel van de kerktoren overhandigd.

05.04.1837: Een brokje familiegeschiedenis !
In verband met de militieverplichtingen van Antoine Bernard Wulffaert liep het administratief schijnbaar van geen leien dakje.  Omdat de militiekommissaris wettelijk in regel wou zijn vroeg hij de stad om alle gegevens nopens Antoine eens op een rijtje te zetten.  Zo vernemen we dat hij geboren was in het Sas-van-Gent als zoon van Pieter en Angeline de Maere.  In 1826 kwam Antoine naar Eeklo, waar hij verbleef tot 1829.  In 1830 liet hij zich voor de Nationale Militie inschrijven in het Sas, omdat zijn moeder daar haar verblijf hield.  Kort na zijn inlijving heeft hij zich voorzien van de nodige dokumenten terug in Eeklo laten inschrijven als milicien in verlof.  Sedert 1830 verblijft Antoine onafgebroken in Eeklo.

15.04.1837: Notaris Dauwe liet weten dat hij op 17, 19 en 24 april telkens om 14 uur openbare verkoping hield van meubilaire voorwerpen op verzoek van respektievelijk de weduwe van Jan Ledeganck, de weduwe van Pieter Guillaume wonende op het Oosteindeken (Stationsstraat) en de weduwe Gamage van de Markt.

26.04.1837: Een opsporingsbevel werd uitgevaardigd tegen twee gedeserteerde stadsgenoten.  Pieter de Busscher had het 6de linieregiment de rug toegekeerd op 11 november 1836 zonder nog iets van zich te laten horen en kannonier Hyppolite de Hulsters was op 4 april verdwenen uit zijn korps te Doornik.
Tegen deze laatste werd het aanhoudingsbevel onmiddellijk ingetrokken, daar hij zich na vier dagen uit vrije wil weer bij zijn eenheid had gevoegd.

26.04.1837: Opdat August de Vlieger zoon van Livinus zich als huisschilder zou kunnen vervolmaken werd hem een gratis reispas voor Frankrijk overhandigd.

27.04.1837: Amper 24 uur na de bekendmaking van twee deserteurs viel weer een lijst van 4 zoekgeraakte Eeklose miliciens in de bus.  Ditmaal ging het om Charles Louis de Smet en Barthelmeeus de Vos beiden gekazerneerd te Bergen.  François Edouard Verheecke uit zijn korps te Brugge en Napoleon François Verstraete in dienst te Ath.

27.04.1837: Eeklo ontving 25 marsbevelen voor miliciens ondergebracht bij de lichting 1837.  Het ging om Frederic Ferdinand Ottoy, François Edouard Tuytschaever, Frans Joseph Verzele, Charles Louis Dysserinck, Petrus Goethals, Joannes Cnudde, Constantin de Smet, Jacob Bernard Pipers, Pieter Joannes de Lange, Franciscus Heene, Joseph vanden Hende, Jacques Bernaerd de Zutter, Edouard Staelens, Ange Francies van Zuyt, Julien Isidor Rodrigos, Charles de Peser, Pieter Jacques vande Genachte, Seraphin Bauwens, Jan Francies van Vooren, Jan Baptist de Pauw, Seraphin Gillebeert, Jacques Verheye, Prudent Antoine Gyselman, Jan Edouard de Rycke en Charles Louis Savoey.

28.04.1837: Rijksijker Thys liet weten dat hij op 8, 9 en 10 mei te Eeklo zou verblijven in de herberg "In den Hert" bij Cornand waar de handelaars zich met hun maten en gewichten moesten aanbieden.  Thys hield zijn zitting op maandag van 10 tot 16 uur en de twee overige dagen vanaf 6 uur 's morgens tot 16 uur.
Organisatorisch wierp hij een pluim naar het stadsbestuur !  Zijn kort verblijf alhier schreef hij toe aan de tijdwinst doordat niet meer diende betaald te worden, maar in hoofdzaak "om dat de gene uwer stad par straete zich aenbieden en niet al gelyk, gelyk het op andere plaetsen geschied".

29.04.1837: Verzoek van pottenbakker Francies van Vlierberge om zijn onlangs aangekochte woning, gelegen op de zuidzijde van het Oosteindeken, te mogen herbouwen.
Voornoemde woning is heden geïncorporeerd in het filiaal van de Raiffeisenkas.

06.05.1837: Volgens rapport ontvingen in de loop van 1836, 438 personen of 4,9% van de Eeklose bevolking steun van het Bureel van Weldadigheid.  Circa 100 jaar vroeger was nog 30 à 40% afhankelijk van de Armendis.

07.06.1837: Met het oog op het hernieuwen van de pacht van de onderbouw van het stadhuis vroeg de huidige pachterin Felicita de Vos, weduwe van Jan Francies Vrombaut om een verlenging van het kontrakt onder dezelfde voorwaarden.
De Raad was hier van oordeel dat een nieuwe verpachting geen gunstiger voorwaarden kon inhouden.  De jaarlijkse huur bedroeg 860 frank en de huurster voldeed optimaal.  Op 15 juli werd een nieuw 3-jarig kontrakt ondertekend.

07.06.1837: Op vraag van de provinciale overheid, dd. 24.05.'37, werden 10 namen overgemaakt die in aanmerking kwamen voor de funktie van zetter van het patentrecht over 1838.
Dit waren, Antone Vermast huidevetter, Ferdinand Euerard koopman, Pieter Commergo winkelier, Bernard van Hoorebeke geneverstoker, Felix van Damme winkelier, Pieter Remery winkelier, Benoit de Clercq winkelier, Joseph van Wassenhove fabrikant, Anseline Steyaert broodbakker en Charles de Vlieger partikulier.

07.06.1837: Waren er voorheen nooit moeilijkheden geweest om vrijwilligers te krijgen voor het transport van de kalseidestenen, nodig voor de bestrating van de weg Eeklo-Watervliet, dan was door het kenbaar maken dat er tolhekkens gingen geplaatst worden, waardoor een kentering was gekomen !  De voerlui waren verbolgen en weigerden hun medewerking.  Noodgedwongen diende de stad het vervoer uit de stadskas te betalen.  Na toewijzing bleek dat dit een extra-kost zou meebrengen van 797,50 frank.

21.06.1837: Niet bevorderlijk voor het uitdragen van onze taal was het ongeluksbesluit van 8 juni 1837 dat bepaalde "dat de stukken in de vlaemsche tael opgesteld, bestemd om buiten het land te dienen moeten vergezeld zijn van eene vertaling in de fransche tael" !

21.06.1837: Soldaat Pieter Hermans, geboren te Eeklo op 28 november 1805, zoon van Herman en van Caroline Martens, was op 20 januari 1836 tot drie jaar "Kruiwagen" veroordeeld wegens diefstal ten nadele van zijn "camaraden".  Heden kwam het bericht dat hij om zijn wangedrag als militair geschrapt was.

22.06.1837: Eeklo ontving 20 oproepingsbevelen voor miliciens van de klasse 1835 die zich nog steeds in reserve thuis bevonden.  Allen moesten zich, hetzij op 1 of 3 juli, vergezeld van de veldwachter naar Gent begeven.  Deze laatste moest instaan voor "het behoud der goede orde" onderweg.
De onfortuinlijken waren:
(11) Charles Frans Calse, 3de jagers te voet - (1) Pierre de Keere, 1ste linieregiment - (12) Charles Louis de Vos, 3de jagers te voet (16) Jan Baptist vanden Driessche, 2de Kurassiers - (2) Pierre Jacques de Vreese, 1ste linieregiment - (3) Charles vanden Borck, 1ste linieregiment - (4) Leo Bernard de Laere, 1ste linieregiment - (5) Bernard de Mey, 1ste linieregiment - (6) Jan Baptist de Baets, 1ste linieregiment - (7) Pierre Jacques Bekaert, 1ste linieregiment - (8) Louis Bernard Martens, 1ste linieregiment - (9) Frans Bernard van Hoorebeke, 4de linieregiment - (10) Antoon van de Woestijne, 4de linieregiment - (18) Charles Louis Mussche, 3de lansiers - (17) Theophile van Hoorebeke, 2de lansiers - (14) Jean Frans de Beir, 2de jagers te paard - (15) Edouard Heene, 2de jagers te paard - (13) Pierre Jean Sauverijn, 3de jagers te voet - (19) Pierre Edouard de Nijs, - (20) Louis van Dooren.
01.07.1837: Met het oog op het verbeteren van de openbare gezondheid binnen de stad, werd een stedelijke ordonnantie uitgevaardigd die het zwemmen of baden in het kanaal verbood.  De politie kreeg opdracht om een bestendige waakzaamheid uit te oefenen.

01.07.1837: In een schrijven van respektievelijk 8 en 30 juni 1937, uitte de gouverneur de wens dat in elk arrondissement een huis zou geopend worden voor tijdelijke opname van krankzinnigen, dit in afwachting dat ze naar een "gespecialiseerde" inrichting zouden overgebracht worden.  De raad adviseerde een deel van het oude arresthuis, waar de plaatselijke politie nog steeds gehuisvest was ter beschikking te stellen.  Het beschikte immers over de nodige ruimte en was mits enkele aanpassingen uiterst bruikbaar.

08.07.1837: Rekwest van Bernard vande Putte, uitbater van de postwagendienst op Maldegem en Gent om een prijsaanpassing te mogen doorvoeren.  Hij opteerde voor een tarief per rit van 57 ct. voor reizigers, 1 frank per 100 kg reisgoederen en 75 ct. per 1.000 frank aan waardepapieren die hij meenam.
Zijn reisschema op het trajekt Eeklo-Maldegem, was als volgt: Vertrek vanuit Eeklo om 3u45 tijdens de zomer en 4u15 in de winter.  De reis duurde 75 minuten.  Vanuit Maldegem vertrok de postwagen om 19 uur.  De terugreis duurde dan maar 60 minuten.

29.07.1837: De agenten Ferdinand de Hulsters en Jan Baptist Pijnaert ontvingen elk een premie van 4 frank voor de arrestatie van twee vreemde deserteurs.  Dergelijke werkwijze doet ons onwillekeurig terugdenken aan de premiejagers !

02.08.1837: Joseph Gimbercie, bierbrouwer te Eeklo uitte de wens om op zijn beluik, gelegen op de Oosteinde (Stationsstraat), op de westkant van de Garenstraat, een geneverstokerij op te richten.  Respektievelijk op 12 augustus en 2 september 1837 volgde de goedkeuring van de gemeenteraad en de provinciale deputatie.

30.08.1837: Op 30 augustus, omstreeks 21 uur, had een blikseminslag, "een hemelsch vuer" de kerktoren in lichte laaie gezet.  De vuurhaard was ontstaan boven het uurwerk op een hoogte van circa 50 meter.  Pas om 21u30, toen de vlammen reeds van buitenuit zichtbaar werden, was alarm geslagen.  De hoogte en de moeilijke toegankelijkheid van de kamer waar het vuur woedde liet het ergste veronderstellen... gevreesd werd, dat heel de kerk ten prooi der vlammen zou vallen !  Dank zij het moedig optreden van enkele burgers kon het vuur in minder dan een half uur overmeesterd worden.
Felix Reychler begaf zich als eerste op de toren.  In het donker, langs een ladder waarin diverse sporten ontbraken, over een zoldering die op vele plaatsen open lag, bereikte hij op gevaar af te pletter te storten, de onheilsplaats.  Charles Vrombaut en Jan de Schrijver volgden op de voet.  Deze laatste reeds voorzien van een emmer water.  Ondertussen was opperbrandmeester Dhuyvetter door Augustijn Spittael verwittigd.
Met medehulp van de menigte was de schade tot een minimum beperkt gebleven.  De herstellingswerken aan het dak werden geraamd op 134,68 frank.
Ingevolge hun daad van moed en zelfopoffering zouden Reychler, Vrombaut, De Schryver, Seraphin Bekaert en Jacobus Laureyns voorgedragen worden voor een erepenning en premie.  Nadat er tussen burgemeester Stroo en de overige leden van het stadsbestuur reeds heel wat diskussie was geweest rond de waarde van de premie, bracht de provincie de uiteindelijke voorgestelde 250 frank terug naar 150 frank... te verdelen onder het vijftal !  Eind van het jaar ontving Reychler een gouden medaille, Vrombaut een zilveren-vergulden en De Schrijver een zilveren erepenning.

02.09.1837: Charles Temmerman en Ange Aernaut benoemd tot leden van de "communalen" raad.  Raadslid Ange van Han bood zijn ontslag aan "uit hoofde van lichaemsgebreken".

19.09.1837: Te Mechelen overleed in het militair hospitaal onze stadsgenoot Francies Peers, zoon van Norbert en Livine vande Woestijne, oud 28 jaar, soldaat bij het regiment jagers te voet.

20.09.1837: Het feest van de septemberse dagen kende dit jaar enige uitbreiding.  Het nam een aanvang op maandag 25 en eindigde op donderdag 28 september.  Op voorstel van Stroo werd op maandag een lijkdienst ter nagedachtenis van de gesneuvelde Belgen ingelast.  Na de mis was er bedeling van brood voor de behoeftige ingezetenen.  Om de kosten te delgen werd gekollekteerd onder de begoede ingezetenen.  Voor het sluiten van het feest verzorgde St.-Cecilia een muzikale avond.  Verder bleef alles binnen het gekende keurslijf !  De mastklimming en bolspel vormden voor het volk nog steeds de hoogtepunten.

05.10.1837: Over de wekelijkse markt niets dan goed !  Vooral de graan- en veldvruchten waren in voldoende hoeveelheid aangevoerd.
Hieronder de tabel van de hoeveelheden in hektoliter en de gemiddelde prijzen van 5 oktober 1836 tot 28 september 1837.

  Hoeveelheid
Hektoliter
Gemiddelde prijs
per hektoliter
witte tarwe 32.950 16,04 fr
rode tarwe   3.015 18,39 fr
rogge 24.940 10,74 fr
gerst 34.525   9,58 fr
boekweit 30.550   9,25 fr
haver 26.710   5,99 fr
aardappelen 12.066   2,96 fr
lijnzaad 12.683 21,75 fr
paardebonen   4.730   9,48 fr

11.10.1837: Rekwest door Pieter den Haeze, die in naam van de bewoners van het Oosteindeken het verlangen uitte om net zoals vorig jaar een wijkkermis te houden van zondag 15 tot en met donderdag 19 oktober.  Hij vroeg te dezer gelegenheid een afwijking op het s1uitingsuur van de herbergen toe te staan.  Dit laatste verzoek werd door het College van de hand gewezen.

14.10.1837: Benoeming van Joseph Bastien, fabrikant in tabak, als lid van het Bureel van Weldadigheid in vervanging van Jan Baptist Standaert wiens vijfjarige ambtstermijn verstreken was.

20.10.1837: Met het oog op het verbeteren van de volksgezondheid en het bestrijden van de werkloosheid plande de stad opnieuw heel wat openbare werken.  Men voorzag in:

1.  de bestrating op het einde van Kerkstraat aan de huizen van de heer Remery.
2.  de bestrating van de Zuidmoerstraat, vanaf het Paterstraape tot aan het huis van de plaatselijke politie (het huidig St.-Vincentius College) en het einde van de Cocquytstraat.
3.  de bestrating op het einde van de "Brugsche straete" (huidige Koning Albertstraat) en aan de Raverschootbrug.
4.  aanpassingswerken aan het stadsuurwerk, zodat het gevaar dat de gewichten nog langer naar beneden storten geweerd wordt.  Tevens zou het rad vergroot worden zodat het uurwerk nog slechts om het etmaal dient opgewonden te worden.

28.10.1837: Van overheidswege werd uiteindelijk toelating verleend om twee tolhekkens te plaatsen op de weg Eeklo-Watervliet.  Reeds op 18 april 1836 had de stad gelijkaardige stappen gedaan, maar toen waren er enkele fundamentele bezwaren gerezen die de uiteindelijke realisatie in de weg stonden.  Nu alles in orde scheen te zijn, werd snel een occasionele regeling getroffen.

- De tolhuisjes kwamen in de Peperstraat, aan de zuid-westhoek van de Bus en in de Moerstraat aan de zuid-oosthoek van de Goochelaarstraat.
- Tot de weg tot aan de wijk de linde zal voltooid zijn mag het laatste slechts tol heffen in één richting te weten van Watervliet naar Eeklo.
- Het 2/3 geheven recht moet afgerond worden.  Meer dan 50/100 van een centime naar boven, andersom naar beneden.

28.10.1837: Het politiek krakeel is zeker geen kwaal eigen aan onze tijd.  Volgend gebeuren illustreert volkomen de geest waarin de 19de eeuwse politici tegenover elkaar stonden.
In vergadering vroeg raadslid Martens wie de stadslantaarn aan de huisgevel "de vier Emmers" had laten verwijderen en ophangen aan de woning van de weduwe De Vos.  Zoals verwacht, bekende burgemeester Stroo dat hij in samenspraak met schepen Vermast verantwoordelijk was voor de verwijdering van de lantaarn.  Als burgemeester eiste Stroo het recht op dergelijke beslissingen te nemen !  Martens en Dhuyvetter vroegen stemming omdat ze vonden dat de burgemeester zijn bevoegdheden te buiten was gegaan !
Na nog heel wat gekijf moest Stroo met 4 tegen 3 stemmen de duimen leggen.  De lantaarn keerde naar zijn oorspronkelijke plaats terug.

04.11.1837: In gevolge de langdurige inaktiviteit wegens ziekte van schepen Vermast, werd oud-burgemeester en nu 1ste raadslid Dhuyvetter in diens plaats geïnstalleerd.

04.11.1837: Het verzoek van de maatschappij van Rhetorika om gedurende de winter over de raadszaal van het stadhuis te mogen beschikken voor kulturele manifestaties stuitte andermaal op hevig verzet van burgemeester Stroo.
De beide schepenen duldden geenszins diens mening !  Uiteindelijk werd de maatschappij toelating verleend om op dinsdag 14 en woensdag 15 november twee voorstellingen te geven.  Eens de kogel door de kerk duurde het niet lang of ook andere maatschappijen kwamen het gebruiksrecht opeisen.
Op zondag 19 november hield St.-Cecilia er reeds een concert en daags nadien werd hun jaarlijks banket er opgediend.
De lol was evenwel van korte duur !  Na 27 december vond burgemeester Stroo een bondgenoot in de nieuwe schepen Charles Temmerman.  Het eerstvolgende verzoek op 30 december, om over de raadszaal te kunnen beschikken werd so wie so afgewezen.

11.11.1837: De moeilijkheden tussen burgemeester Stroo en zijn schepenen kwamen steeds maar frekwenter voor !  Aan timmerman Jan de Nys, weigerde Stroo om ongekende redenen een bewijs van goed gedrag zodat die man nagenoeg gebroodroofd werd.  Zijn schepenen Martens en Dhuyvetter konden zich niet met deze zienswijze verzoenen en onderschreven zelf het bewuste bewijs.
Amper vier dagen later waren er opnieuw rellen rond de lantaarnkwestie (zie 28 oktober 1837).  Alhoewel de lantaarn reeds naar zijn oorspronkelijke plaats was teruggebracht, bleef Stroo zijn handeling verdedigen "zeggende dat hij vermeent dat de lantaren beter geplaetst is aen het huis van de weduwe De Vos dan aen het huis De Vier Emmers".
Op 2 december moest stadsmetser Joseph Meerschaert 1,30 frank innen voor gepresteerd werk.
Karel Stroo weigerde andermaal de betalingsnota te ondertekenen.  Hun nukkige burgervader stilaan kennende, besloten de beide schepenen de ordonnantie zelf te tekenen !

18.11.1837: In navolging van postwagenuitbater Bernard vande Putte (zie 8 juli 1837) vroeg ook Frederic van Acker, concessiehouder van de lijn Eeklo-Gent-Eeklo om enige aanpassingen door te voeren.  Frederic die op dins- en vrijdag Gent aandeed zou voortaan tijdens de zes zomermaanden om 5u30 vanuit Eeklo en om 15u30 vanuit Gent vertrekken.  Tijdens de resterende zes maanden werd dit respektievelijk 6 en 15 uur.
Een enkele reis duurde circa 2u30 en kostte 1 frank 65 ct.  Voor 100 kg vracht werd 2 frank betaald.  Terwijl de uitbater voor elke 1.000 frank aan waardepapieren die hij overbracht 3 frank 50 ct. ontving.
09.12.1837: Veldwachter Jan Baptist Pynaert liet weten dat na 39 jaar politiedienst zijn gezondheidstoestand niet meer verenigbaar was met het ambt dat hij moest vervullen.
Dienaangaande verzocht hij om de vaccante plaats van kamerbode.  Een funktie die hem provisioneel werd toegewezen.

09.12.1817: Klacht van enkele handelaars en wijn en sterke dranken tegen politiekommissaris Van Hoorebeke.  Naast het ambt van ordehandhaver hield hij zich ook onledig met het distilleren van sterke dranken.  Uit hoofde van zijn ambt was het een koud kunstje de herbergiers onder druk te zetten om enkel bij hem te kopen !  Een daad die hij ook niet onverlet liet.
Er bleek namelijk een soepeler politiereglement van toepassing voor hen die bij Van Hoorebeke bestelden.  Alle andere handelaars klaagden de stenen uit de grond dat hun omzet zienderogen afnam.
Het onderzoek dat op de klacht volgde leverde uiteraard niet veel op.  Een teken aan de wand was toch dat bepaald werd dat dergelijke kummulaties van beroepen in de toekomst moesten geweerd worden !

09.12.1837: Bij de reorganisatie van het land kreeg Eeklo het bevel een stadswapen voor te dragen.  Daar de stad bij Koninklijk Besluit van 6 februari 1837 gemachtigd was het bestaande zegel te handhaven, was de wet van mening "dat deze stad sedert onheugelijke tijden in bezit is van een bijzonder wapen zijnde eenen zilveren schild met eenen zwarten klimmenden leeuw ter linker en ter regter zijde een eiktak gekruist van onder in het midden van den schild" en dat derhalve ook hier de machtiging zou gevraagd worden om het oude wapen te blijven voeren.

27.12.1837: Bij K.B. van 9 december was Charles Temmerman benoemd tot schepen in vervanging van Antone Vermast die om gezondheidsreden zijn ontslag vroeg.  In zitting van 27 december werd Temmerman officieel geïnstalleerd.

27.12.1837: Omstreeks 4 uur was brand ontstaan in de bakkerij van Jan de Vilder op de Markt.  Door een snel optreden kon de stoffelijke schade tot een minimum beperkt worden.  Het onderzoek wees evenwel uit, dat een gebrekkige konstruktie van de stookplaats oorzaak was van de ramp.  Teneinde erger te voorkomen heeft kommissaris Van Hoorebeke onder leiding van deskundigen de bakovens, stookplaatsen en schoorstenen in de stad geschouwd en nogmaals gewezen op het nut van het reglement op het brandwezen !

1837: Vanaf 1837 stelden we een terugval van het aantal nieuw geopende herbergen vast.  In tegenstelling tot de vorige jaren waar een jaarlijks gemiddelde van een tiental nieuwe uitbaters zich aanboden, noteerden we nu slechts vijf aanvragen.
Waarschijnlijk had Eeklo zijn verzadigingspunt bereikt !
Een trend die zich de eerstvolgende jaren nog zou handhaven.

- Dagloner Joannes Bruggeman opende op het Oude Kerkhof het drankhuis "Bacchus".  Een naamgeving die we eerder reeds aantroffen.  In de loop van hetzelfde jaar stond wever Charles Louis De Rycke er achter de tapkast.  Waarschijnlijk koesterde Charles hoge verwachtingen, want hij noemde zijn kroeg "Den Fabricant".
- Op de oostzijde van de Garenstraat en de Stationsstraat, opende Jacobus de Keyser "Den Potbakker".
- Op de westzijde van de Raamstraat waar tot voor kort nog een herberg gevestigd was, ging Charles Hauman in "Het Kanon" zijn geluk beproeven.
- In één der kleine werkmanshuisjes, heden nog aanwezig, op de zuidzijde van de Teirlinckstraat vestigde Joannes Klyncke zich in "Den Tamboer".

(vervolgt)

Erik de Smet

Kruis: Vrekkem URSEL
Foto Heemschut "Ons Meetjesland"

Separator

Chronologie van Eeklose gebeurtenissen
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024