Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1978, 11de jaargang, nr. 4

"Nicodemus Debbaut woont hier.
Hij verkoopt er wijn en bier..."

ROND EEN UITHANGBERD.

Niet ver van de Leopoldsvaart, op de wijk de Kommer (officieel "Comer"), aan de kruising van de Comercaatsweg en de Gravejansdijk (het "Dijkske"), staat een huis dat het nummer 29 draagt...

De doening is gelegen juist voorbij de vroegere grens tussen de oude gemeenten St.-Laureins en St.-Margriete, op het grondgebied van deze laatste.

Het huis moet rond de honderdvijftig jaar oud zijn.  De laatste twee eigenaars hebben het gemoderniseerd.  Zoals veel woningen van de Kommer staat het op een stukske grond dat niet al te groot is.  Toen het gebouwd werd heeft men het ruim opgevat.  Langs de Comerscaatsweg zijn er in de lange zijgevel drie vensters, er waren vroeger drie grote, gerieflijke plaatsen van 4,50 m. breedte.  De voorgevel, naar het Dijkske toe, is nog een drietal meter breder: onder het doorlopend dak werd nog een zijkeuken voorzien... de klassieke bouwstijl van de Meetjeslandse werkmans- en kleine boerenwoningen van vroeger !  Het gebouw is laag, vanzelfsprekend zonder verdieping.

In het midden van de voorgaande eeuw behoorde het huis toe aan brouwer Standaert, uit Kaprijke, en werd er natuurlijk herberg in gehouden.

De staminee werd uitgebaat door een zekere Nicodemus Debbaut (St.-Margriete, 1801-1863) en zijn echtgenote Petronella Wille (St.-Laureins, 1799 - St.-Margriete, 1863).  Volgens de gemeentelijke registers was Nicodemus werkman en herbergier, en Petronella was tapster.

Om aan zijn medeparochianen te laten weten welk bijberoep hij in zijn woning uitoefende had Deemken - zo noemden de mensen hem - op kosten van de brouwer een schoon houten uithangbord laten maken dat boven de deur van de voorgevel hing en waarop met sierlijke, doch goed leesbare letters geschilderd was:

"Nicodemus Debbaut die woont hier.
Hij verkoopt er wijn en bier.
Hij heeft anders niets te wenschen
Dan de gunsten van de menschen,
En den zegen van den Heer."

Er dient opgemerkt dat de thans levende achterkleinkinderen van Nicodemus er een verschillende versie op nahouden over wat hun overgrootvader - op dat uithangberd - in zijn woning zou verkocht hebben.

Mevr. Germaine Debbaut, echtgenote Leon Claeys, uit de Draaiput te St.-Margriete, heeft door haar vader steeds horen vertellen dat er "mee en bier" op geschilderd stond.  "Mee" is de samentrekking van "mede", dit is een zoete, alcoholische drank die vroeger door gisting uit honing bereid werd.  Volgens de geschiedenisboeken waren de Oude Belgen ten tijde van Julius Cesar zeer verlekkerd op die drank.  (Dat verklaart misschien wel de voorliefde van veel huidige Meetjeslanders voor het Krügerbier en de Hoorebekejenever !...).

Het huis nr 29 in de Comercaatsweg in zijn huidige toestand.  Zicht van uit de St.-Laureinse kant.  Rechts van de woning ziet men de Gravejansdijk,
in de volksmond "het Dijkske".

André, haar broer uit St.-Laureins, zegt echter vol overtuiging dat zijn vader steeds over "meel en bier" sprak.

En Cyriel, een andere broer, die te Maldegem-Strobrugge, op 't Fort woont, houdt mordicus staande dat het "kolen en bier" was, want Deemken zou ook koolmarchand geweest zijn.

De oudere inwoners van de Kommer, die nog hoorden spreken over dat merkwaardig uithangberd, hebben het echter allen over "wijn en bier"...

Die Nicodemus, of hij die indertijd de betrokken tekst ontworpen heeft, moet een flinke dosis psychologisch doorzicht gehad hebben !

Weliswaar valt het te betwijfelen of er ooit wijn besteld werd in zijn herberg, doch de vermelding op het uithangberd, van die voorname drank, verhoogde de standing van de instelling en maakte bovendien het rijmke vlotter en evenwichtiger.

Het beroep doen op de "gunsten van de menschen" was een meesterlijke zet !  Dat stemde de ingezetenen van de Kommer goedjonstig ten overstaan van Deemken en zijn huis.  Iedere stamineebezoeker, of hij nu veel of weinig centen te verteren heeft, wordt graag bezien voor wat hij waard is !

En de laatste regel, waarin er sprake is van "den zegen van den Heer", bracht het drankhuis en zijn bewoners in de gratie van de pastoor van St.-Laureins (parochie waartoe gans de Kommer behoorde, ook het gedeelte dat in de naburige gemeente gelegen was) en van diens confrater te St.-Margriete... want in die tijd was het best bij die Eerwaardige Heren op een goed blaadje te staan !

Nicodemus en Petronella waren kalme, brave mensen die wisten hoe ze met hun klanten moesten omgaan en deze gaven waarop ze recht hadden...  De herberg floreerde.  En ook het boerderijtje dat ze er bij uitbaatten draaide goed.  Ze verdienden flink hun boterham.

Na de dood van Deemken werd hij opgevolgd door zijn zoon Petrus (St.-Margriete, 1834-1905), en bij diens overlijden was het een zoon van deze laatste, Kamiel (St.-Margriete, 1875 - St.-Laureins, 1958) die het café en de boerderij overnam.

En hoe het juist gegaan is weet niemand meer... maar op zekere dag verdween het oude uithangberd en werd het door een nieuw vervangen.

Was het Petrus, of misschien Kamiel, die de tekst te ouderwets vond en beïnvloed werd door zijn soldatenfrans dat hij bij de troep had opgedaan?  Of was het de brouwer die de staminee, via haar benaming, een moderner tintje wilde geven?  Wie kan het vermoeden !

In elk geval, de nieuwe naam van de herberg luidde:

"CAFE DU NORD"

In het begin lachten de "Kommerratten" (1) daar een beetje mee.  Doch ze werden die nieuwe naam vlug gewoon en na een tijdje waren zij inwendig er zelfs wat fier op.

Een ander zicht van het Dijkske.  De foto werd genomen van uit de kant van
de Vlamingstraat.  Zoals men kan zien, is hetgeen van de Gravejansdijk te
St.-Laureins en te St.-Margriete nog overblijft gans afgeplat en zeer smal,
amper een karreslag breed.

Dank zij de ijver en de spaarzaamheid van Nicodemus Debbaut en zijn nazaten hadden de boerderij en het café geen windeieren opgeleverd.  In 1911 liet Kamiel het drankhuis varen en verhuisde hij met zijn gezin naar de Draaiput.  Hij had daar van Fons Longueville uit St.-Laureins een hofstede gehuurd en vestigde zich als polderboer.  Vijftien jaar later kon hij de hoeve kopen.

De kleinzoon van Deemken boerde voortaan op een schoon gedoe dat zijn eigendom was...

't "Café du nord" werd overgenomen door het echtpaar Charles-Louis Borgonjon (St.-Margriete, 1866 - St.-Laureins, 1955) - Amelia De Windt (St.-Margriete, 1859-1937).

De naam en het uithangberd bleven behouden.  De gelagzaal en de meubels werden opgefrist en herschilderd, er kwamen nieuwe gordijntjes aan de vensters, en het houden van de herberg werd voortgezet volgens de oude, gezapige trant...

Charlowie - in de volksmond Lowie Loen - en zijn Amelie hadden tot dan toe gewerkt bij boer Matthijs uit de Draaiput, doch nu begonnen ze op hun eigen, want ook zij boerden daar: acht gemete land, twee koeien, enkele varkens...

Hun drankhuis marcheerde goed.  Amelie veegde op tijd en stond sierlijke krullen in het witgele zand, dat regelmatig ververst werd op de rode vloertegeltjes.  Ten gerieve van de tabakspruimers zorgde ze ervoor dat de "spekelbakken" op tijd gekuist en met nieuw zand gevuld werden.  Bij koud weer was het er altijd lekker warm, want er werd niet gekeken op een blok hout of een schep kolen in de buisstoof.  En de bezoeker kreeg waar voor zijn geld: een royale pint bier, zonder te grote schuimkraag, of een goedgevulde gaai jenever.

Kamiel Debbaut en zijn vrouw, Emma Boudonck (St.-Laureins, 1882-1964).
Kamiel, kleinzoon van Deemken Debbaut, verliet in 1911 het "Café du nord"
en 't Houtland om zich over de vaart, in de vruchtbare polderstreek te vestigen.

't Was er aangenaam om te vertoeven.  Men speelde er gezellig met de kaarten of op het biljart, er was een bolbaan, en er waren ook een vogelpik en een teerlingbak ter beschikking van de verbruikers.  De klanten brachten er eveneens hun tijd door met een gemoedelijk praatje, dat soms wel eens in een geanimeerde diskussie overging.

Lowie kon met iedereen goed over de baan.  Als zijn andere bezigheden het hem toelieten was hij steeds beschikbaar om als vierde man achter de kaarttafel, aan het biljart of op de bolbaan plaats te nemen.  En Amelie kon geduldig, vol begrip naar de mensen luisteren en over alles meeklappen.  Ze was een ernstig, braaf vrouwmens, zonder daarom een kwezel te zijn.  De bazin was een felle snuifster - eens goed niezen verzette haar zinnen en verlichtte haar hoofd ! - en ze liet de liefhebbers gul mee profiteren van haar snuifdoos, die steeds met de beste "Jan Cornand" (2) gevuld was.

Boven de binnendeur hing een oude kader met het alom gekend oog Gods en de erbij horende spreuk "God ziet mij.  Hier vloekt men niet".  Maar ja, met buitenmensen mocht men dat niet te veel op de letter nemen...

Zoals in elk café werd er wel eens een (voor die tijd) schuine mop verteld, of sprak men over zaken die niet voor jonge oortjes bestemd waren.  Als er in zulke omstandigheden kinderen in de omgeving waren - en dat gebeurde nog al eens, want Elodie, de enige dochter die met Jules Latomme getrouwd was, had er acht - of als het gesprek volgens haar een beetje te gortig werd, dan had Amelie maar eenvoudig te zeggen: "Jongens, d'er zijn latten aan 't huis !" en iedereen begreep haar en wist waaraan zich te houden.  De konversatie werd dan voortgezet over de duiven, de patatten, de Ronde van Frankrijk, of over een ander onschuldig onderwerp.  Die zegswijze is in gebruik gebleven en werd geëerbiedigd zo lang het "Café du nord" en later "In het Sportlokaal" bestaan hebben.

De oorlog '14-'18, die een einde zou maken aan de "goede, oude tijd", kwam over de wereld...  Schoonzoon Jules werd gemobiliseerd.  Het zou meer dan vier jaren duren eer hij terugkeerde.  Elodie ging met de kleintjes bij haar ouders inwonen.  En ook Jules nam daar zijn intrek na zijn demobilisatie.  Ze bleven er wonen tot hij, in 1920, veldwachter benoemd werd in zijn geboortedorp.  Jules verhuisde dan met zijn gezin naar St.-Laureins.  Een van zijn dochtertjes, Rachel, geboren in 1913, bleef echter bij de grootouders en werd door hen opgekweekt.

Lowie en Amelie hadden daar op de Kommer niet slecht geboerd !  In de loop van 1920 kochten ze de herberg af van brouwer Standaert, die toen burgemeester van Kaprijke was, voor de som van zegge en schrijve vier duizend (goud)frank.

Na de eerste wereldoorlog begon het leven te veranderen... ook voor de herbergiers en hun klanten.  Geleidelijk schakelden de brouwerijen over van de hoge naar de lage gisting en leverden ze het bier af in flesjes.  Stilaan verdwenen de biertonnen met hun houten tapkraan uit de stamineekelders.

In 1919 werd de wet Vandervelde uitgevaardigd en mocht er geen sterke drank meer geschonken worden in de cafés.  Mijnheer Vandervelde en zijn ja-stemmende parlementariërs hadden echter buiten de waard, de waardin en de klanten gerekend.  Een echte Belg kan men er niet van weerhouden een druppel "kortendrank" tot zich te nemen als hij daar goesting voor heeft, binnen of buiten een herberg, met of zonder de wet Vandervelde...  En welke goede cafébazin doet niet het nodige om haar cognac- en jeneverminnende bezoekers te helpen, en zelf een stuiverke bij te verdienen?...  In elk drankhuis dat zich respekteerde bleef dan ook de mogelijkheid bestaan om een borreltje te snoepen dat van onder de toog, van uit de petroolkan of van ergens anders te voorschijn kwam, dit hoe naarstig en hoe geniepig soms de accijnzen ook te werk gingen !

Alfons Schelstraete, Rachel Latomme en hun dochtertje Andrea.
Dit familieportret werd gemaakt in het voorjaar van 1940,
toen Fons gemobiliseerd was.
De oorlog zou voor ons land kort nadien, op 10 mei, uitbreken.

En op de Kommer, daar aan 't Dijkske, kwam de jenever uit de schortezak van Amelie, later uit die van Rachel.  De flessen zelf werden spitsvondig in de stal onder het veevoeder of - proper verpakt tegen 't vuil - onder de kolen verborgen.  De bazin of haar kleindochter goot de drank over in een medicijnflesje dat ze in de zak van haar schort bewaarde.  De liefhebbers werden desnoods bediend in een limonadeglas... en klaar was Kees !  Ze mochten komen, bij Lowie Loen werden ze nooit gepakt !

In 1937 huwde Rachel met Fons Schelstraete (St.-Laureins, 1908 - Sijsele-Kliniek, 1973).  't Jong koppel trouwde in bij de grootouders van de bruid die hen de staminee en de boerderij overlieten.  Enkele maanden nadien stierf meetje Amelie.  Lowie nam zijn intrek bij zijn dochter en schoonzoon, die ondertussen, en dit sinds lang, "den dikken sapitter van Sente" geworden was (3).

Daarmee had het "Café du nord" een jonge herbergier en een dito herbergierster gekregen...

Voor Rachel, die gewoon was pinten bier ("demi's" werden die toen genoemd), borrels en "saffarkes" (limonade) te bestellen, bracht dat geen verandering mee.  En Fons, een joviale kerel, had geen moeite om zich te gewennen aan zijn nieuw bij beroep.

De jonge trouwers staken de handen uit de mouwen, ze wilden vooruit.  Fons bouwde zelf enkele stallingen bij op de achteruit en kon wat land bij pachten.  Zo werd de boerderij uitgebreid: twaalf gemete land, een paard, dertien koeien en vier of vijf zeugen...  Er werd duchtig gewerkt en de zaken gingen goed.

De staminee marcheerde even vlot.  De oudere mensen bleven er zich thuis voelen, ze waren Rachel gewoon en vonden Fons een geschikte vent.  De jongeren voelden zich, nog meer dan vroeger, aangetrokken door de gezelligheid van het huis.

Dat was de tijd dat er dikwijls gekaart en gebold werd tot in de kleine uurtjes, ja zelfs tot de vroege morgen, en dat Rachel soms de ganse nacht op de bolbaan van de ene naar de andere staak wandelde om de spelers met een stallantaarn bij te lichten.  't Waren mooie doch lastige jaren, die echter voor het café en zijn uitbaters zaad in 't bakje brachten...

Onder de jongeren van de Kommer deed zich in die periode een echte opflakkering voor van de sportieve gevoelens.  Laat ons niet vergeten dat in 1935 en de er op volgende jaren Romain en Sylveer Maes, Vervaecke, Rebry en nog andere Belgen de "Tour de France" beheersten en dat men op de radio, die begon door te dringen tot op de buiten, de reportages over de verschillende ritten uitzond.  De nationale en internationale prestaties van onze wielrenners werden intens gevolgd en deden overal de sportgeest oplaaien...  Ook op de Kommer !  Er werd daar een plaatselijke sportclub gesticht.  Gust Verheye was voorzitter.  Richard De Geeter, Fons Accoe, Oscar Boelens en Jules Welvaert, om er maar enkele van op te noemen, waren bestuurs- of gewone leden.  Allen waren ze enthousiast en vol vuur.

"Sportkring - Kommer" was zeer aktief.  Men organiseerde velokoersen voor beginnelingen (met vijftig frank als eerste prijs, en premies van vijf, zelfs van tien frank) doch ook loopwedstrijden op de vaarttragel voor de vrouwen.  En het was moeilijk te zeggen welke van de twee soorten competities, plaatselijk gezien, het meest sukses kenden...

Als clublokaal koos de sportkring het café van Fons en Rachel, twee sportieve mensen.  Er kwam echter een "maarke" aan te pas: de naam van de instelling beantwoordde te weinig aan het karakter en de doelstellingen van de kring.  Na rijp beraad en grondige bespreking tussen clubbestuur en uitbaters werd hieraan verholpen.  In 1939 werd het uithangbord weggenomen en tot stoofhout verwerkt.  Gillion Verdure (Guillaume Laureins), 'n schilder uit Sente, penseelde in grote zwarte letters over gans de gevelbreedte :

"IN HET SPORTLOKAAL
bij
A. Schelstraete - Latomme."

"Café du nord" behoorde tot het verleden...

(wordt vervolgd)
† M. VERBEKE

__________________________

(1) Zo werden de bewoners van de wijk door de andere St.-Laureinzenaars geheten, doch zo noemden ze zich zelf ook. Terug naar de tekst

(2) Jan Cornand richtte in 1842 te Eeklo, in de Kerkstraat nr 2, een fabriek op van rook- en snuiftabak. De snuif was een specialiteit van het huis.  De zaak bestaat nog altijd onder vorm van een winkel van rookgerief, waar men natuurlijk ook snuif kan kopen.  De liefhebber kan er nog altijd de klassieke tipzakken rooktabak bekomen met de naam Jan Cornand op.  Die wordt in opdracht van de zaak, door een andere fabriek gesneden en klaargemaakt volgens de oude, eigen methode.  Met het verwerken van de tabak tot snuif werd pas een zestal jaar geleden gestopt. Terug naar de tekst

(3) Zie het artikel: "Een figuur uit het vroegere St.-Laureins: veldwachter Jules Latomme.", "Ons Meetjesland", 10e jaargang, nr 4, 1977. Terug naar de tekst

Separator

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024