HET KERKSTRAATJE
Een der meest gefotografeerde en geschilderde straten van Adegem is ongetwijfeld
de Kerkstraat. Het is het meest gekende straatje van Adegem en maakt eigenlijk
deel uit van het Schildeken dat zelf wordt begrensd door het Kerkstraatje, het
Moordenaarsstraatje en de huidige Staatsbaan. Het Kerkstraatje lag geheel
"in den wyck ofte beloop gheleghen aende oostzijde van de kercke scheedende
lancxt de straete ten hille tot den hoeck vanden hoecke de kercke voorbij tot den
hoeck ende soo lancxt den herwech tot de voors straten ten hille voor de
priesteragie".
Opname van een zonovergoten Kerkstraat waaraan we deze wandeling geheel wijden. Op de voorgrond rechts bemerken we "veint" De Bruyckere: viggensnijder en "verzorger" van katers, een kleurrijke figuur uit het Adegemse dorpsleven. |
Foto: Walter Notteboom |
Komen we vanuit de richting Eeklo, dan kan men niet anders of men moet doorheen het
Kerkstraatje rijden om het centrum van Adegem te bereiken. Rechts ziet men een
pleintje liggen dat luistert naar de naam "Sint Bernarduspleintje".
Een argeloze voorbijganger zou denken dat men in Adegem, een oude gewoonte getrouw,
pleinen en straten
naar heiligen noemde. Helaas ! De uitleg voor dit toponiem is heel wat
prozaïscher ! Vóór de aanleg van de "nieuwe baan" in 1937 stond er
op het pleintje een herberg genaamd "De Luchtreizigers", herberg die werd
opengehouden door Bernard Bonne. De foorreizigers die er steeds hun molentjes en
kramen opsloegen — het zwaartepunt van Adegem kermis bevond zich op dit
plejntje ! — werden steeds zo gulhartig ontvangen door Bernard Bonne dat
ze het pleintje dan maar omdoopten in het "Sint-Bernardusplein !"
In vroegere eeuwen stond er op de hele partij land op de rechterkant van de Kerkstraat geen
enkele woning. Reeds in het landboek van 1642 wordt er hier van "schildeken"
gesproken. Een "schildeken" was een scheefgebogen straat waarvan de kromming
ongeveer in het midden van haar lengte lag. Deze uitleg is min of meer van toepassing op
de Kerkstraat die inderdaad ongeveer in het midden van haar lengte een kromming vertoont.
Let wel: de Kerkstraat kwam vroeger veel verder, ze is een gedeeltelijk ingekort door de aanleg
van de Staatsbaan.
Biechtstoel geschonken door onderpastoor Andries Hemeryck. De biechtstoel staat vooraan rechts in de Adegemse parochiekerk. |
Foto: Johan Van Laere |
De "partye landt ghenaemt het schildeken ghelegen rontomm in de straeten" had
een oppervlakte van 634 roen waarvan er slechts 475
onder de "ommestellynghe" vielen. In 1642 hoorde deze hele partij toe aan
Cornelis De Bruyckere. Na zijn dood werd het stuk verdeeld:
Pieter De Bruyckere verkreeg er twee derden van, onderpastoor "heer andries hemerij"
kocht één derde.
Over die onderpastoor kunnen we nog vertellen dat hij een tijdlang in een van de lage huisjes
langsheen de Kerkstraat heeft gewoond. Hij schonk in 1732 een mooie biechtstoel aan de
kerk. Die biechtstoel kunnen we nog steeds bewonderen. Op de "kroonlijst"
ervan lezen we "Geiont door heer ende mr Andries Hemeryck 1732".
Die onderpastoor deed nog meer voor de parochie. In oktober 1731 stelde hij zijn testament
op. Hij wou begraven worden in de kerk van Adegem, voor het altaar van de H. Adrianus
"bye syne biechtstoel". Verder moesten er 100 missen worden opgedragen, telkens
met het uitdelen van tien zakken rogge, gebakken in brood, voor de armen van de parochie.
Zijn marmeren zerk mocht tien pond grooten kosten. Daarbij gaf hij nog een som van 400 pond
(een fortuin voor die tijd ! ) voor de priesteropleiding van twee Adegemse jongens en
het volgende jaar voor twee studenten van Kortemark vanwaar de onderpastoor afkomstig was.
Verder schonk hij dan nog sommen geld aan de kerken van Adegem en Kortemark, aan de
"aerme
kynders van Adeghem" en zijn dienstmeid ontving "50 pond voor haeren getrouwe diensten
byzonderlyck in myne krancke gesteltheyt".
BEWONING OP DE NOORDKANT VAN HET KERKSTRAATJE.
In 1750 hoorde het gehele Schildeken toe aan Engel Naessens: "een partije in den
houck van den heerwegh ende de straete naer het dorp, met de zuytzyde aenden
kerckewegh, synde een dryhouckte partye met het huys ten zuytwesthoucke". Er
stond toen inderdaad nog maar één enkel huis op het gehele Schildeken. Midden
vorige eeuw waren en nog maar drie eigenaars:
- | schoenmaker Petrus Poupée wiens eigendom langsheen het Moordenaarsstraatje lag |
- | De Prest Johannes, Francisca, Seraphina en Maria-Theresia: hun eigendom lag ongeveer in het midden |
- | Carolus Bernardus Pots, mulder, bezat het huidige Sint-Bernarduspleintje. Voordien woonde hier "chirurgijn" Van Killeghem. |
De noordkant van de Kerkstraat, dus de kant gelegen langsheen het Schildeken is vandaag bijna geheel volgebouwd. Enkel in het begin liggen er nog enkele stukken onbebouwde grond. De huisjes en huizen staan praktisch tot op de rand van de straat. Dat was vroeger niet het geval ! Rond de eeuwwisseling was slechts het middenste gedeelte van het straatje verhard met kasseien.
A. Heerweg naar Maldegem, nu Staatsbaan
B. Moordenaarsstraatje
C. Kerkewegh, nu Kerkstraat.
Het is duidelijk te zien dat het met de bewoning rond 1770 maar erg pover gesteld
was ! Het hele Schildeken (1) hoorde toe aan Engel Naessens. De partij
land (2) met heel wat "wallen" hoorde toe aan Pieter Van Killeghem, de hoeve
daarnaast (3) was eigendom van een zekere Santers, maar Matthijs Braet woonde er, de partij
land daarnaast hoorde toe aan Elisabeth De Bruyckere, het huisje (4) werd bewoond door
Jacques Schyvinck. De volgende woning (5) hoorde toe aan Pieter De Bruyckere en het
laatste huisje (6) was eigendom van Jozef Crispijn.
Een straatschouwing van 21 juli 1841 beschrijft het straatje als "de straete van
het Dorp loopende naer de Moerwege, leydende van het Dorp van Adegem tot den Calsyde weg
naer Eecloo". De breedte van het straatje bedroeg gemiddeld "7 ellen
8 palms", het smalste
stuk had slechts een breedte van 5 ellen 8 palms. In de loop van verschillende
eeuwen werd het straatje alsmaar smaller en smaller. De mensen bouwden hun huis
steeds maar dichter en dichter tegen de straatkant.
Het eerste huisje dat we op onze rechterkant tegenkomen is het kleine
schoenwinkeltje waar eens de familie De Metsenaere woonde. Jules De Metsenaere,
gehuwd met een dochter Schoonackers was een bekend boomzager. Hij was daarbij
ook nog klokkenluider en muzikant. Het was een sterke kerel die heel ervaren was
in het zagen van bomen.
Het Kerkstraatje even na de eeuwwisseling. Links bemerken we het huisje waar de familie De Metsenaere woonde, verderop de herberg van Amelie De Laere en tenslotte helemaal aan het eind de woning van de familie Himschoot. Het eerste huisje rechts is dat van Felix Claeys, verderop woonde Edmond De Bruyckere, en de drie volgende woningen waren het soephuisje, het hoge huis van Serafien Goethals en het witte geveltje van de woning van de familie Blancke. |
Verz. R. Van Vooren |
Naar gelang het gebruik werd het hout gekloven of gezaagd. Om te kuipen
werd het hout gekloven, beertonnen werden van larus gemaakt,
er werd een "paard" gebruikt om het eiken hout te plooien en er werd heel
wat speciaal gereedschap gebruikt om al de verschillende tonnen en vaten te
vervaardigen. De "boomwerkers" stonden bekend als ruwe kerels.
Twee huizen voorbij het kleine schoenwinkeltje hield Amelie De Laere vroeger
herberg. Amelie had zich op zekere dag ontfermd over een vondeling die luisterde
naar de naam van Vital Galle: men had hem aangetroffen onder een paardekastanje, in de
volksmond "galnotelaar" genoemd.
Wat verder, en bijna op het einde van het Kerkstraatje, woonde de bekende familie
Himschoot. August Himschoot hield een winkel open en speelde terzelfdertijd voor
herbergier. Ook was hij bakker. Zijn bakkersoven is nog maar een tiental
jaren geleden afgebroken. Later kocht August Himschoot de herberg "De Hert"
waar in vorige eeuw de gemeenteraad vergaderde. August diende voor niet minder dan
12 kinderen te zorgen, maar dat liet hij niet aan zijn hart komen: het was een geboren
optimist en wist steeds en op alles en nog wat met een kwinkslag te antwoorden.
De Kerkstraat, in de jaren vijftig. Rechts is helemaal niets veranderd, links werden twee nieuwe huizen gebouwd |
Verz. Hugo Notteboom |
Tenslotte zijn we aan het laatste huis van de Kerkstraat gekomen, daar waar nu de kinderen Ginneberge hun herberg openhouden. Aan dit huis is een hele geschiedenis verbonden.
Zoals reeds gezegd was deze hoek eigendom van de familie Poupée. In Adegem waren ze beter gekend onder de bijnaam van "De Leerzekens", dit omdat hun vader Petrus Poupée schoenmaker was. Peleken Leerzeken woonde er met haar beide broers, August en Nardje. Het estaminet werd druk bezocht. Naast kloefkapper was August ook vogelliefhebber. Hij kon de hele buurt verbazen met het nabootsen van allerlei gezangen van vogels.
Statige woning van de kinderen Ginneberge, gebouwd enkele jaren vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. In het zaaltje links waar de rolluiken naar beneden zijn werd nog een tijdlang school gehouden. |
Foto: H. Notteboom |
Nadat de familie Poupée het huis verliet kwam Kamiel Willems, beter gekend onder
de naam "Lapperken" er wonen. Kamiel noemde zijn herberg "In het schoon zicht",
wat werkelijk ook zo was en nog is. Om te tonen dat hij echter een mondje Frans
machtig was placht hij over "Estaminet Au Belle Vue" te spreken. Kamiel was een
bijzonder mens die zeker en vast bij de kleurrijke figuren van het dorp dient
gerekend te worden. Hij speelde een beetje voor herbergier, kweekte kippen maar
was vooral kermisventer. Hij had een soort kermismolen die hij zelf in beweging
bracht onderwijl het liedje zingend van "Een cent naar boven, een cent naar
onder !". Later schafte hij zich een "zwieremolen" aan waarmee hij Vlaanderen
rond trok. Kamiel was een graag gehoord en geliefd verteller, een "artist" die
het volk als geen ander kon amuseren. Nog steeds spreken heel wat mensen met
genoegen over de "streken" die Lapperken uithaalde. Toen burgemeester De Kesel
in 1922 werd ingehuldigd als kersverse burgervader beijverden de bewoners zich
om hun huis zo mooi mogelijk op te smukken met vlaggen, bloemen, spreuken enz.
Lapperken zag dit alles aan met een monkelend oog — hij kende de mensen
— en
hing voor zijn venster volgend gezegde dat nog steeds voortleeft bij de Adegemse
mensen:
"Den enen doet dit, den anderen doet dat !
Lapper versiert zijn zoldergat !
Burgemeester proficiat ! "
De woning werd achtereenvolgens nog betrokken door "boer Teei", en Edmond De
Fruyt.
Smid Eduard Ginneberge, die het eigendom had gekocht van de familie Poupée liet
er in de jaren 1936-1937 het imposante gebouw optrekken dat er nu nog steeds
staat. In de meidagen van 1940 bevond er zich op het balkon van het huis een
Frans mitrailleursnest dat overvliegende Duitse vliegtuigen beschoot. Dat begon
de Duitsers danig op de zenuwen te werken, want na enige tijd werd het Dorp
gebombardeerd, gelukkig alleen materiële schade veroorzakend.
Er woonden nog heel wat bijzondere mensen op de noordkant van het Kerkstraatje !
Zo zouden we het nog moeten gehad hebben over Cies Vervaet, over Tille Melotte,
over gemeenteraadslid Louis Van Poucke die tijdens de oorlog heel goed zorgde
voor vluchtlingen uit Mechelen enz. enz. Enkel nog iets over Cies Vervaet ! Met
een kruiwagen, getrokken door twee honden vertrok hij 's morgens vroeg naar
de polders om er bij de boeren eieren te gaan ophalen. Hij bleef steeds een hele
dag onderweg. Cies had bijzonder grote handen: met één hand kon hij ineens 5
eieren nemen en in zijn mand leggen. Op zekere dag was Cies Vervaet met zijn
hondengetrek tegen een paaltje gereden dat langs de baan stond. De rijkswachters
die er na een tijdje toevallig passeerden meenden in de verte de dader nog te
zien wegrijden en zetten de achtervolging in. Cies nu was ook niet van gisteren.
Hij vluchtte binnen bij zijn vriend Dhoore en verstopte zich, vooraleer deze één
woord had kunnen uitbrengen onder de tafel. Daar kwam Cies pardoes in een mand
met eieren terecht, waar hij niet eerder dierf uitkomen dan nadat de
rijkswachters waren verdwenen.
BEWONING OP DE ZUIDKANT VAN HET KERKSTRAATJE.
Zoals de lezer allicht zal opgemerkt hebben valt er over de bewoning van het
Kerkstraatje in vroegere eeuwen niet zoveel te vertellen eenvoudig omdat er geen
bewoning was. De zuidkant van het straatje werd daarentegen reeds van oudsher
druk bewoond.
We gaan terug naar ons beginpunt en vertrekken aan de woning waar meester Pieter
Van Cleemput woont. In deze omgeving stond in 1642 geen enkele woning. Alles was
hier eigendom van Adriaan Heyne en achtereenvolgens van Bernaert De Bruyckere
(1732), Jan Crul (1749), Gerardus Pots (1752), Frans Bourgoys (1761), Pieter Van
Killeghem (1763). De laatste drie eigenaars oefenden alle drie het beroep van
chirurgijn uit en waren allen familie van elkaar ! Matthijs Braet was er eigenaar
van in 1767, Cornelis Danckaert in 1776 en Ludovicus Roegiers in 1786.
De hofstede van Cornelis De Bruyckere stond ongeveer rechtover het
Sint-Bernarduspleintje. Tot voor enkele jaren woonde de bekende Adegemse
wagenmaker Maurice De Bruyckere er. Om alle misverstanden uit de weg te ruimen:
Maurice De Bruyckere was niet verwant met de Adegemse familie De Bruyckere.
Cornelis De Bruyckere was een zeer welstellend man. Zijn twee huwelijken hadden
hem geld en goed bezorgd dat hij door noeste arbeid had weten te bestendigen, ja
zelfs behoorlijk wist uit te breiden. Cornelis bezat verschillende stukken grond
in de Akker, ten westen van de kerk, in de Slabbaerts, land bij Maasbone en
langsheen de Oude Gentweg. De Rammelmeers, ten westen van de kerk, het Testament
langsheen de weg naar Balgerhoeke en zelfs het Schildeken waren eens zijn
eigendom. Na zijn overlijden werd de woning van Cornelis in twee verdeeld: op de
ene kant woonde zijn weduwe, Passchijntje Van Landschoot, op de andere kant
huisde Nikolaas, een zoon van Cornelis.
Nikolaas De Bruyckere deed het nog beter dan zijn vader; hij trad niet minder
dan drie keer in het huwelijk ! Zijn eerste echtgenote was Adriaeneken Corthals.
Uit dit huwelijk werd slechts één dochtertje geboren dat Theresia werd genoemd.
Uit de echtverbintenis met Patronella Matthijs werden 5 kinderen geboren:
Suzanna, Marie, Cornelia, Cornelis en Bernaert. Bij zijn derde echtgenote,
Adrianeken Van Cauwenberge had Nikolaas nog één zoontje, eveneens Nikolaas
genoemd.
Schematisch overzicht van de toestand met eigenaars en(of) bewoners in de
Kerkstraat en Schildeken ± 1850 volgens het plan Popp. — A. Route de Bruges à
Gand, (zoals vermeld op de originele kaart). — B. Het Dorpstraetjen (nu
Kerkstraat). — C. Het Moordenaersstraetje (van Dorp naar Grote Baan). —
De bewoners en (of) eigenaars waren: 1-2. Van Praet Petrus Bernardus. — 3. Cesarius
Van de Velde, heelmeester of gezondheidsbeambte. — 4. Petrus Poupée, schoenmaker. —
5. Seraphina en Philomena Himschoot, minderjarigen. — 6-7-8. Leo Standaert, bakker. —
9-10. Wed. Roose Joannes, winkelierster en consoorten. — 11. Jozephus Blancke,
kleermaker. — 12-13. Bernardus Dhavé, bakker. 14-15-16. Petrus Poupée, (zie 4)
schoenmaker. — 17-18. De Prest Joannes Franciscus, Seraphina en Marie-Theresia, (biezondere of
renteniers). — 19. Carolus Bernardus Pots, mulder te Adegem.
Nikolaas De Bruyckere was, evenals zijn vader, koster in Adegem. Hij zat er ook warmpjes in. Zo bezat hij de Bierbilken, de Neringe, de Donkere Kamer (zo genoemd naar de Brugse gevangenis), een gedeelte van het Schildeken, de Kruismeers, de Swaelemsteert, bossen op de Kampel enz. Tevens bezat hij een huis op de hoek gevormd door de Hillestraat en de Moerwege: "een gemet hofstede comende met den noortcant opden heerwegh, metten westcant aen het moerwegstraetken, half hiermede gaende met een en scherpen beck tot op de plaetse daer de lynde staet ende metten zuydcant op den balgherhoeckschen heerwegh".
Nikolaas had de hoeve gekocht van zijn moeder en ze lag ghemeene ende onverdeelt
met de 5 kinderen van de overledenen en Petronelle Matthijs. Samen met zijn
vrouw had Nikolaas doen "metsen op de voorschreven hofstede eenen nieuwen
viercanten steenen camere op de oostcant". Deze kamer "scheedende
thalven de dobbel cave oostwaert met eenen viercanten steenen ghevel" was
gebouwd "mits datter gheen Camer aen tvoors huys en was en eenen keldere
aldaer aen toosthende stondt bloodt om, alle stonden in te vallen tot groote schade
en intrest van het oude huys".
Bij het overlijden van Nikolaas (1696) werd die kamer geprezen door "Bertelomeus
Crispyn temmerman en Maarten Goossens, metsenaere". De waarde ervan bedroeg 68
pond grooten.
Op 8 februari 1696 werd er ten huize van Nikolaas ven di tie gehouden die meer dan 77
pond grooten opbracht. De weduwe had dan nog heel wat geld tegoed.
Zo was de armendis van Adegem haar nog een som geld verschuldigd "van ghedaen
thebben den dienst vande jaerghetijden en het grafmaecken van aerme lieden deser
prochie". De pastoor moest nog betalen van "waschlicht en costers
recht". Van de parochie (= gemeente) moest hij nog "pensioen"
krijgen "omme te luyden de nuchten, noen en avont klocke en van tvaegen de
kercke". Ook voor "het logement gheleghen binnen de voors prochie
van drye soldaeten en een peert" van de 8ste tot de 22ste november diende de
familie nog te worden vergoed.
Het hele tegoed van Nikolaas De Bruyckere kwam op 307 pond grooten. Er waren
natuurlijk ook schulden ! Voor de begrafenis ontving de pastoor 3-6-0 p.
gr., de capelaen ontving 1 pond. Bij herbiergier Pieter Crul werd voor meer dan 5 pond
bier gedronken terwijl Jan Matthijs een "vet schaep voor den uytvaert" had
geleverd. Een zekere Jaspart Van Maldeghem had ook nog geld tegoed "om hout te
clossen en artgelt van tinstellen in t'schip ende thaire voor de vletters", wat
erop wijst dat onze koster zich ook onledig hield met handel drijven in hout.
De lijkkist waarin Nikolaas werd begraven werd door Marten Goossens gemaakt. Deze werd
ook nog vergoed "over t'graf toe te legghen met het calck en remydiaen over de
kiste". Wat dat mag betekenen weten we niet. Voegen we hier tenslotte
nog aan toe dat de familie De Bruyckere een echte "kosters-familie" was !
Kosters De Bruyckere in Adegem waren:
1630 | Cornelis De Bruyckere d'oude | |
1664 | Cornelis De Bruyckere de jonge | |
1673 | Nikolaas De Bruyckere | |
1742 | Niklaas De Bruyckere fs Nikolaas | |
1753 | Pieter De Bruyckere | |
1784 | Bernardus De Bruyckere fs Pieter |
Koster in 1793 werd Engel Naessens ook al verwant met de familie De Bruyckere.
Even voorbij de hoeve van Cornelis De Bruyckere stond in 1765 de woning van
Elisabeth De Bruyckere. Het was een huis dat vroeger deel uitmaakte van de hoeve
van haar familielid Cornelis. Op de hoek, en tegen de Kerkstraat woonde Jaecques
Schyvinck, in een huisje "by cheynse".
Het volgende hof en bijhorende zaailand was ook al eigendom van een telg uit het
geslacht De Bruyckere ! Zowat de helft van het zuidelijke Kerkstraatje was hun
eigendom. Het huis dat er stond was eigendom van Pieter De Bruyckere maar werd
bewoond door Matthijs Braet.
Woning waar de laatste Adegemse wagenmaker woonde: Maurice De Bruyckere. Alhoewel hun namen gelijkluidend zijn was Maurice De Bruyckere toch geen familie van de Adegemse tak De Bruyckere. |
Foto: Hugo Notteboom |
Zo zijn we dan tenslotte aan het 'huisje met de witte gevel' gekomen. In 1750
was de grond eigendom van Marie De Coorebyter en
Niclaeys Den Dauw woonde er "bij cheynse". Deze woning is een van de nog
weinige huizen uit de 18de eeuw die, langsheen het Kerkstraatje gebouwd, bewaard is
gebleven. Jarenlang woonde de familie Blancke er. In 1840 was dat Jozef Blancke,
kleermaker van beroep. De Blanckens bleven er wonen tot in de jaren zestig.
Naast hun gewone beroep waren ze altijd klokkenluider, orgeltrappers en hulp van
de koster wat hen de titel van "onderkoster" opleverde.
Rond de eeuwwisseling zag het straatje er natuurlijk heel anders uit. Helemaal
aan het begin stond de herberg "in Sint-Cecilia" waar de weduwe Blomme woonde.
De Adegemse fanfare, ontstaan uit het bloeiende Franciscusgenootschap, had hier
haar lokaal.
Verderop, in een van de lage huisjes die bijna op straat staan, werd gedurende
de eerste wereldoorlog soep gekookt voor de schoolkinderen en behoeftigen.
Schepen Emiel Braet, die eigenaar was van het huisje, woonde wat verderop, daar
waar nu een kapsalon is gevestigd. Moeder Adrienne gaf er tijdens de oorlog
kookles en huishoudkunde.
Schepen Braet was als bakker specialist in het bakken van peperkoek, kleverige
spekken en hard roggebrood. Hij deed zijn intrede in de gemeentepolitiek in
1921. Met 8 stemmen van de 11 werd hij tot schepen verkozen. Hij bleef
dit tot 29 november 1941, datum waarop hij schriftelijk zijn ontslag indiende.
Na de oorlog werd hij opnieuw aangesteld daar alle benoemingen gebeurd tijdens de
oorlogsjaren werden vernietigd. Bij de eerste na-oorlogs verkiezingen was de
schepen er niet meer bij.
SERAFIEN GOETHALS
Om deze volkse wandeling af te sluiten moeten we het toch nog even hebben over
de Adegemse kunstenaar Serafien Goethals die in het hoogste huis van de
Kerkstraat woonde, daar waar nu een modezaak is gevestigd en waar nog een zoon
van Serafien woont, Aloïs, die Adegem kent als geen ander.
Serafien Goethals werd geboren op de wijk Zandakkers op 10 februari 1862. Als
21-jarige koewachter werd hij bij het putten van water voor de dieren erg aan de
voet gewond. De genezing duurde meer dan twee jaar. Om de verveling te
verdrijven begon Serafien te knutselen. Na enige tijd had hij zich bijzonder
bekwaamd in het uitsnijden van beeldengroepen uit een of ander stuk hout. Hij
waagde zich zelfs aan een hele Calvarieberg.
Serafien trok naar de Sint-Lucasschool om er zich verder te bekwamen in de
beeldhouwkunst. Na zijn huwelijk met de Adegemse Julie Boels vestigde hij zich
te Gent en werd beeldhouwer in het werkhuis Pauwels. Het beeldhouwen met de hand
werd stilaan verdrongen door het "mechanische" werk, zodat Serafien na tien jaar
noodgedwongen naar iets anders diende uit te kijken. Met hun spaarcenten kocht
het echtpaar een stuk grond langsheen de Kerkstraat gelegen en bouwde er het
"hoogste huis" van Adegem. Serafien bleef verder het beroep van beeldhouwer
uitoefenen terwijl zijn echtgenote "modiste" werd. Na enige tijd floreerde
ook in Adegem het beeldhouwen niet zo goed meer en werd een fietsenhandel begonnen.
Julie veranderde ook van beroep en begon een winkel van "gleierwerk".
Werken van de hand van Serafien kan men nog bewonderen in de kerk van Adegem
(O.-L.-Vrouw van het Heilig Hart, beeld van de H. Adrianus), in het Rustoord (H.
Jozefbeeld), aan de kerk van Oostwinkel (beeldengroepen van de
Sint-Antoniusommegang), en tenslotte een beeld van de H. Appolonia in de kerk
van Kleit.
Enkele partikulieren bewaren nog kunstig uitgesneden beeldjes uit palmenhout
vervaardigd. Jammer dat er geen volledige lijst van de werken van Serafien
Goethals bestaat.
— — —
Daarmee eindigen we deze wat korte wandeling doorheen een van de meest typische straten van Adegem. We maakten voor deze tocht gebruik van de archiefstukken die we in vorige bijdragen vermeldden (Landboeken, staten van Goed, Bevolkingslijsten enz.). Verder werden ons heel wat bijzonderheden medegedeeld door de Heer Aloïs Goethals waarvoor we hem van harte danken. Ook Pieter Van Cleemput verdient een woord van dank voor nuttige inlichtingen.
Hugo Notteboom
Heemkundige wandeling door Adegem 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12
Vorig artikel: Kuieren in Watervliet (4) |
Inhoud van 1983, jaargang 16 |
Volgend artikel: De kapel van een cellebroeder in Lovendegem |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024