Wij lezen in de ambachtsrekening van 1619-1620 dat een som van twee pond parisis werd betaald aan Gedeon Pierssens, «over dat hij ghelevert heeft ende verheurt diversche masscheraeden cleederen tot het spel». Deze kostumes en maskerade waren gebruikt door de rederijkers, op de dag van de kerkwijding in 1618, voor het spel dat zij binnen de kerk van Bassevelde opvoerden.
Wij vermoeden dat hier ook deze oude Rederijkerskamer — zoals in menig
ander dorp — haar oorsprong zal gevonden hebben in de kerk, aanvankelijk
als een geestelijk broederschap. Want ook in de kerkrekening van 1625 wordt
er nog gewag gemaakt van de «reparatie van een tooneel» en staat verder te lezen:
«Item betaelt aen Gheeraert ende Niclaies Bocstael over haerl. diensten,
ghedaen inde kercke, met haerlieden spel ende zanck inden goddelicken dienst...
iii lib. xvii schell. gr.».
44. Hoeve in de Oude Boekhoutestraat te Bassevelde. Dak en vensters werden vernieuwd, doch de ingang is gaaf bewaard gebleven. |
(Foto R. Tondat) |
Het is niet bekend of dit genootschap tot opluistering van de kerkelijke plechtigheden na 1625 nog geruime tijd bestaan heeft; niet lang daarna heeft men trouwens overal, omwille van de misbruiken, de toneelvoorstellingen in de kerken zelf verboden. Wellicht was het dan ook een andere Rederijkerskamer die in 1782 te Bassevelde bestond, onder de kenspreuk «Versaemt door liefde». Deze laatste vereniging dong in 1784 te Oudenaarde mee in een tornooi, met het treurspel «Bellerophon», door Constant van der Eecken.
Een Basseveldse rederijker of oudrederijker nam in 1806 nog deel aan een
poëziewedstrijd, uitgeschreven door de Kamer van Rethorika te Wakken, op het
onderwerp «De Zondeval en de Verlossing»:
De Potter en Broeckaert geven een voorbeeld van zijn hoogdravende rijmelarij
(«Bassevelde», blz. 30-31).
De Muziekmaatschappij van Bassevelde, in haar aard een van de oudste van Vlaanderen, werd opgericht de 22 november 1805 en ging in haar tijd door voor een van de beste uit onze landelijke gemeenten. Deze harmonie behaalde in 1827 de eerste prijs in het concours te Eeklo en woonde ver en bij een groot getal festivals en andere muzikale plechtigheden bij. Omstreeks 1860 werd er een zangafdeling aan toegevoegd, doch deze heeft slechts een kortstondig bestaan gekend.
In 1865 werd er te Bassevelde een Leesgezelschap gesticht, onder het motto: «Lees- en leerzuchtig». Aan een Maatschappij van Onderlinge Bijstand, getiteld «Werkliedenkring», is bij koninklijk besluit van 2 april 1867 een wettelijk bestaan verleend; deze telde reeds in 1871 niet minder dan 340 leden.
In de kerk van Bassevelde bestond er van oude tijden een SintPieterskapelnij, welke verschillende goederen en renten bezat. Terloops vernoemden wij al even de kapelaan van «'s Busers kapelle», een andere kapelnij van hoge ouderdom; deze laatste werd gesticht ter ere van O.L.Vrouw, door de edele familie de Busere.
Tot onderhoud van deze kapelnij werd door Maria de Busere bij fondatie een jaarlijks inkomen verzekerd van 19 pond 16 schellingen Vlaams, waarbij Willem de Busere, zoon van Bartel, nog 17 pond 8 schellingen voegde, met opdracht dat de kapelaan daarvoor wekelijks in de kerk van Bassevelde drie missen moest lezen. Deze beide begiftigingen werden in 1357 door de bisschop van Doornik bekrachtigd; het was ook deze kerkvoogd die de kapelaan benoemde.
Rond dezelfde tijd werd nog een rente gevestigd door priester Jan Haderic, eveneens ten voordele van dezelfde kapelaan, vermits zijn inkomen te gering voorkwam: «... 's kapellaens bouf, die de messen ende den dienst jaerlicxs doen zal te Bassevelde inde kerke over den her Janne Hadericke»; volgens deze akte werden nog vijf missen per week gesticht, ten gunste «van eenen sufficianten capellaen, die niet ne hevet te verdienene van kerkeliken goede ofte beneficie, ende die een goed man es ende van goeder conversatien ende van goeden levene».
In de 17e eeuw ontstond er een geschil tussen de erfgenamen van de stichters van «'s Busers kapelle» en de bisschop van Gent, nopens het aanstellen van een nieuwe kapelaan. Deze betwisting eindigde op 9 april 1673 met een overeenkomst of minnelijke schikking, waarbij de bedoelde aanstelling van dan af beurtelings zou gedaan worden door de bisschop en door de erfgenamen van de stichters (De Castillon).
Al de goederen van deze oude kapelnij gingen de 1 juni 1808, bij besluit van de prefect van het Departement van de Schelde, naar de kerkfabriek van Bassevelde over.
Sedert 1559, d.i. sinds de oprichting van de nieuwe bisdommen in de Nederlanden, werd het patronaat over de kerk uitgeoefend door de bisschop van Gent. In de middeleeuwen echter maakte de parochie deel uit van het uitgestrekte bisdom Utrecht, waarvan ze in 1264, bij een grensafbakening en scheidsrechterlijk vonnis, samen met die van Oosteeklo afgesplitst werd, om bij het bisdom Doornik gevoegd te worden.
Na 1559 hing Bassevelde geruime tijd af van het dekanaat Evergem, later van Eeklo en thans van Kaprijke. In 1851 werden door Mgr. Delebecque, bisschop van Gent, «de huizen staande langs den steenweg van Kaprijk naar Watervliet tot aan 't grondgebied dezer laatste gemeente, van Bassevelde afgescheiden en St-Jan-in-Eremo bijgelegd» (De Potter/Broeckaert, blz. 27).
Het inkomen van de Basseveldse pastoor, hem eertijds door de grote tiendeheffers te betalen, bedroeg - buiten zijn eigen aandeel in de tienden - 25 pond groot. Daarvan moest hem jaarlijks 5 pond geschonken worden door het kapittel van Doornik, 6 pond door de Sint-Pietersabdij te Gent, 6 pond door de abdij van Flines en 8 pond door de Bijloke te Gent. Een koordienst bracht de pastoor in 1628 2 pond 10 schell. gr. op; een dienst van eerste klas, met begrafenis op het kerkhof, 2 pond groot; een middelbare dienst 1 pond en een laagste dienst 10 schellingen. Voor het begraven van een kind binnen de kerk had hij 8 schell. en op het kerkhof 3 schell. Het afkondigen van de huwelijksgeboden kostte, volgens de uitspraak van de bisschop Triest op 16 mei 1628, 8 schellingen wanneer het rijke lieden betrof en 5 schell. voor de minderbegoeden. Het was van de kaarsen, rondom de lijkbaar gesteld, behoorde na gebruik verder aan de pastoor persoonlijk, terwijl dat op de altaren in het voordeel van de kerk werd benuttigd. Eindelijk ontving de pastoor jaarlijks nog 3 pond 6 schell. 8 gr. vanwege de gemeente, om op de hoogdagen de patersterminarissen (die kwamen biecht horen en preken) behoorlijk «te tracteren».
45. Zeldzaam voorkomend bloemenmotief in gleierse tegels, wellicht daterend van omstreeks 1800. Bassevelde, hr. Van Hoorebeke, Kraaigemstraat. |
(Foto G. Van Basteiaere). |
De onderpastoor genoot in de 17e eeuw een jaarlijkse vergoeding of «competentie» van 52 pond groot, dus 1 pond per week. Daarover ontstond toen een proces tussen de magistraat en de grote tiendeheffers. Zoals dikwijls het geval was, liep dit uit op een transactie of vergelijk, waarbij de onderpastoor voortaan 200 gulden per jaar vanwege de tiendeheffers ontvangen zou, evenredig verdeeld in verhouding tot de opbrengst van hun aandeel. Hij zou namelijk 35 gulden 16 stuivers 3 deniers krijgen van de abdij van Flines, dezelfde som van het kapittel van Doornik, dezelfde som van de prelaat van de St-Pietersabdij, 61 gulden 14 stuivers 3 deniers van de abdis van de Bijloke en 30 gulden 17 stuivers van de pastoor van Boekhoute, die toen ook een tiende onder Bassevelde bezat. Zelfs de bezitter van de kapeTnij de Busere was verplicht, eveneens uit hoofde van een door hem gelichte tiende, in het onderhoud van de onderpastoor bij te dragen.
46. De Sint-Annakapel te Bassevelde. |
(Foto R. Tondat) |
De Sint-Annakapel, aan het einde van de Statiestraat, bij een driesprong van wegen, waar de weg naar de Hoge Vorst begint, dateert van omstreeks 1800, doch is misschien ouder in kern. Het is een rechthoekig gebouwtje van gecementeerde baksteen, bekroond door een sober kruis in gesmeed ijzer; het portaal is omlijst door twee pilasters en overdekt door een fronton.
Veel interessante bijzonderheden over de kerk van Bassevelde, over het kerkmeubilair, beeldhouwwerk, schilderijen, grafzerken, edelsmeedwerk, kerkelijke gewaden, enz... (46 nummers !), zijn te vinden in Dr. Elisabeth Dhanens: Inventaris van het Kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen, Tweede Aflevering: Kanton Kaprijke, Gent 1956, blz. 5-24.
Honderd jaar geleden schreven De Potter en Broeckaert: «Met Assenede, Boekhoute, Kaprijk en Middelburg behoort Bassevelde tot de schoonste en bloeiendste der zoo weelderige noorderstreek van onze provincie en biedt met deze den denker, evenzeer als den beminnaar van geschied- en oudheidkunde, een bijzonder belang aan. Hier toch is iedere voet van den bodem aan de zee, het duin of het moeras ontwoekerd. Zoo ver de blik hier staart op het vruchtbare, welbebouwde, schilderachtige land, heeft de arbeid en de kennis onzer noeste voorgeslachten het wonder der herschepping, in de perken van het menschelijk vermogen, verricht. Men spreekt met ophef van de Ardennen, men noemt Zwitserland als een paradijs, waar liefelijkheid en majesteit elkaar afwisselen, en zekerlijk verdient de schilderachtige pracht dier gewesten de geestdriftige bewondering des toeschouwers; doch daar, men zal 't bekennen, is de schoonheid duur gekocht: dààr — geen of althans slechts een geringe bloei: hier — overvloed van kudden, boter en graan!...» (Boekhoute, blz. 2-3).
Niettegenstaande de landbouw sindsdien aan belang ingeboet heeft, niettegenstaande een eerder afnemende bevolking en, zoals overal, heel wat ongeordende nieuwbouw, is Bassevelde nog altijd schoon en een bezoek overwaard gebleven. In een gaaf landschap, midden een zee van groen en vruchten, kunnen wij er rust en verpozing vinden en de simpele schoonheid van zijn kerk, zijn plein, zijn kapelletjes en hoeven bewonderen en waarderen.
ALFONS RYSERHOVE.
ROMANO TONDAT.
Wie meer historische bijzonderheden verlangt, kan raadplegen:
F. De Potter/J. Broeckaert; Geschiedenis der gemeenten van Oost-Vlaanderen,
tweede reeks, Arrondissement Eekloo, eerste deel, Bassevelde, 36 blz.: Gent,
1871.
Dr. Elisabeth Dhanens: Inventaris van het Kunstpatrimonium van
Oost-Vlaanderen, Tweede aflevering: Kanton Kaprijke, Cultureel Jaarboek,
Bassevelde, blz. 5-24; Gent, 1956.
J. de Saint-Genois: Monuments anciens, Brussel 1782-1806, deel 11, fol. 604.
Ed. Neelemans : Geschiedenis van Lembeke, blz. 299; Gent, 1872.
A. Descamps : Nottce sur Walter de Marvis, évêque de Tournai, Mémoires de
la Société historique et littéraire de Tournai, I, p. 179; 1853.
A. Heins : Vieux Coins en Flandre; Gent, 1901.
Dr. E. Dhanens ; De kerken van het Meetjesland, in «Appeltjes van het
Meetjesland», I, blz. 43-48; Maldegem, 1949.
Dr. E. Dhanens: Schouwen schoorsteen, in «Ars Folklorica Belgica», I,
Antwerpen, De Sikkel, 1949, blz. 201-226, afb. 24 en 25.
J. Kleyntjens : Bijleggen van een geschil, Archief van het Bisdom Utrecht 49
(1924), blz. 36-45.
M. van de Wattyne; Volksliederen en -rijmpjes opgeteekend te Bassevelde, in
«Oostvlaamsche Zanten», jaarg. 7, 1932, blz. 92-97, met muz.
G. Vanden Gheyn; Meubles d'église, in «Bulletijn van het comiteit der
provincie Oost-Vl. voor monumenten en landschappen», deel 8, 1919, blz. 35-36.
J. Chalon; Les arbres remarquables de la Belgique, 434 blz., met platen;
Namur, 1910; in «Bulletin de la société royale de botanique de Belgique»,
delen 47 en 49.
N. Teeuwen ; De Gentse orgelbouwer meester Jacob van den Eechoute, in
"Schalmei", jaarg. 2, 1947, blz. 81-82 (15e eeuw).
Kultureel Jaarboek van Oost-Vlaanderen, Gent, deel 1961 - II (molens in
Oost-VI., arrond. Gent-Eeklo).
Guido Vanlaere: De demografische evolutie in Assenede, Bassevelde, Boekhoute,
Ertvelde, Oosteeklo en Watervliet gedurende de 17e en 18e eeuwen, in
«'Handelingen der Mij v. Geschied.», Gent, 1961, nieuwe reeks, deel XV, blz.
49-105.
J. Walters: Geschiedenis der Zusters van de Bijloke te Gent; 2 delen; Gent,
1929. Prof. Dr. A. Verhuist: Het landschap in Vlaanderen; Antwerpen, 1965.
Dr. M.K.E. Gottschalk: Historische geografie van westelijk Zeeuws-Vlaanderen;
2 delen. Van Gorcum, Assen, 1955-58.
O. Lippens : Voorhistorische vondsten in het Meetjesland, in «Appeltjes van
het Meetjesl.», III, 1951.
N. Kerckhaert ; Het Ambacht Boekhoute, idem, IV, 1952.
N. Kerckhaert: De inval van Maurits van Nassau in het Meetjesland op 21 juni
1600, idem, V, 1953.
N. Kerckhaert: De heresie in het Meetjesland tijdens de eerste helft der
XVIIe eeuw, idem, VI. 1954.
Oud Bassevelde 1, 2, 3, 4, 5, 6
Vorig artikel: Nog over de naam «Meetjesland» |
Inhoud van 1971, jaargang 4 |
Volgend artikel: Oud Bellem (6) |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024