Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1978, 11ste jaargang, nr. 2

OP VERKENNING DOOR KAPRIJKE

(VERVOLG)
 

Zuidkant van het Plein, in de 19e eeuw bebouwd geraakt,
vroeger de Varkensmarkt (1922).
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove, Knesselare.

1. Het Stadhuis.

Na dit schematisch overzicht van het landschapsbeeld, waarbij de natuurnamen, die het landschap definiëren, bijna omzeggens totaal ontbreken, hebben wij nu vooral oog voor onze eigenlijke tocht.

Wij beginnen met onze eerste verzamelplaats: het Stadhuis, voor de buitenstaander een ietwat pompeuze naam, maar voor elke ingewijde doodgewoon: Kaprijke had immers reeds stadsrechten in de 13e eeuw.

Terloops wijzen wij er op dat er naast de benaming «stadhuis» nog andere elementen aanwezig zijn, die mede het middeleeuws stedelijk karakter van Kaprijke bepaalden: het verlenen van verscheidene grafelijke privileges o.a. het keurbroederschap, een soort poortersrecht, verder de aanwezigheid van een middeleeuwse draperienijverheid, de hanze of handelsovereenkomst met Eeklo, het vroegtijdig voorkomen van week- en jaarmarkten, waaronder de beroemde Middeleeuwse paardenmarkt; het relatief hoog aantal middeleeuwse herbergen, zonder de aanwezigheid van een belangrijke verkeersweg.  Wij vernoemen hier: de Hert, het Schaak (Voorstraat), de Zwaan (Bentille), de Gouden Leeuw (Voorstraat), de Engel (Bentille), de Lelie, de Maan (Voorstraat) de Drie Koningen, het Gouden Hoofd (Voorstraat).

De Voorstraat, vroeger genaamd Weststraat, verbinding met Eeklo (1923).
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove, Knesselare.

Verder het bestaan van een bloeiende Rederijkerskamer «De Berkenisten» genaamd naar de achterliggende buurt vervat tussen Voorstraat en Zuidstraat «de Berken».  Deze Rederijkers namen deel aan het grote Gentse Landjuweel van 1539.  Tenslotte het toekennen van een octrooi tot het graven en verdiepen van het Kaprijks Vaardeken, met als eindpunt Kaprijke, bedoeld om het kwijnend draperiestadje van de 17e eeuw er economisch terug bovenop te helpen.

Keren wij nu terug naar ons Stadhuis.  Het werd in 1663 gebouwd ten noordoosten van de kerk.  In 1683 werd het door de Fransen platgebrand, zoals trouwens vermeld in twee ingemetselde stenen in de voorgevel «Ghemaeckt anno 1663»  «Verbrant anno 1683».

De Voorstraat, vroeger genaamd Weststraat, verbinding met Eeklo (1927).
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove, Knesselare.

Het is een belangrijk en homogeen voorbeeld van burgerlijke bouwkunst in de 17e eeuw.  Het werd bij K.B. van 28 december 1936 door de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen geklasseerd.

Binnenin op de verdieping vinden we een gedenksteen ter ere van Hippoliet Van Peene, geboren te Kaprijke op 1 januari 1811, tekstschrijver van « De Vlaamse Leeuw».

Het gelijkvloers van het stadhuis is men voor het ogenblik prachtig aan het restaureren.  Het bevat drie ruime kamers met gedrukte ribloze kruisgewelven, die men nu heeft blootgelegd.  De bevloering is opnieuw in parket uitgevoerd.

Het "westelijk einde" of Eindeken van Kaprijke in de twintigerjaren.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove, Knesselare.

In de noordelijke kamer bevindt zich een oorspronkelijke schoorsteen.  De schoorsteen in de zuidelijke kamer is vernieuwd.
Onder de noordelijke kamer is een ruime, vierkante overwelfde kelder.  Thans zal dit prachtig stadhuis in de nieuwe gefusioneerde gemeente administratief volledig functioneel kunnen gebruikt worden.

Wijk Fortje, vroeger de Oosthoek.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove, Knesselare.

2. De Kerk.

Heeft men met de restauratie van de benedenverdieping van het stadhuis, een belangrijke stap vooruit gezet, dan kan hetzelfde niet gezegd worden van de parochiekerk.

De kerk verkeert thans in een lamentabele toestand van verwaarlozing en verval.

Ze is toegewijd aan O.L.Vr. Hemelvaart.  Wij weten dat de kerk in 1241 reeds definitief was ingericht.  De bisschop van Doornik, Walter de Marvis, verzekert in dat jaar verschillende inkomsten aan de pastoor.

Hoewel er een overvloedige reeks charters bewaard is met schenkingen ten voordele van de kerk, blijkt toch uit een vorstelijk octrooi van 1531 dat de kerk in schamele toestand verkeerde en dat er toestemming verleend werd om gedurende 9 jaar een accijns te mogen heffen op bier en wijn om daarmee de herstelling van de bouwvallige kerk te bekostigen.

Verdwenen molen op het Wisken (Moerstraat) in 1905.
Prentkaart uit de verzameling van Alf. Ryserhove, Knesselare.

Toch had de «stad» Kaprijke, zoals wij reeds hoger schreven, zekere allures.  Dit uit zich eveneens op parochiaal vlak: zij had nl. twee pastoors, die elk de helft bezaten van de «portia congrua ».  Dit was een stedelijk voorrecht, dat in het Meetjesland alleen bestond in de ambachtszetels Assenede en Boekhoute, zelfs niet te Eeklo.
Joos Voort, een van de medepastoors, sticht op 5 september 1504 binnen de kerk van Kaprijke een fundatie «over zins vaders ende moeders ende alle zijne Vrienden zielen ende alle zijne goede prochianen levenden ende dode ende specialic die hem duecht ghedaen hebben».  Men kan toch moeilijk beweren dat die Kaprijkse pastoor geen vriendelijk man was !

Dit dubbel pastoorschap werd in 1671 naar aanleiding van een proces tussen voor- en tegenstanders, afgeschaft.  De parochie was hiermee van een zware last bevrijd.

Kaprijke ressorteerde toen onder het bisdom Brugge, dekenij Aardenburg.  Na de godsdienstoorlogen bleef de herstelling van de kerk zeer lang aanslepen.  In 1610 werden weliswaar belastingen gelegd om de heropbouw van de kerk te bekostigen, maar slechts omstreeks 1660 worden daartoe de belangrijkste werken uitgevoerd.

In 1755 of kort tevoren brandde de kerk uit; in 1760 werd besloten de kerk, op de toren na, te slopen en te herbouwen.  Dit geschiedde tenslotte in 1787-1788.
In 1940 werd de torenspits beschadigd en in 1942 hersteld.
Net als het Stadhuis werd de toren geklasseerd bij K.B. van 28 december 1936.

Vroeger had elk winkel- of ambachtshuis een uithangbord of teken, waardoor ook de ongeletterde mensen onmiddellijk wisten wat er verkocht werd, of wie er woonde.
Hier ziet men een dierenkop (koe), die wijst op een slagerswinkel.
Bemerk ook de mooi versierde rolluikkast.
Foto R. Tondat, Eeklo, 1963.

«De oude toren van Kaprijke is een interessant specimen van Gothische baksteen architektuur.  Het XIIIe eeuwse gedeelte, de eerste zichtbare geleding, was wellicht het voorbeeld voor de iets jongere kerktoren van Bassevelde.  Anderzijds blijkt dat men bij de verhoging van omstreeks 1500, de aanleg met lisenen behield en de boogfries van Bassevelde's transepten en traptoren nabootste», aldus Mej. Dr. E. Dhanens.

In een nis buiten de kerk, boven het portaal, bevindt zich een 17e eeuws Lievevrouwbeeld, vermoedelijk voortkomende van het hoofdaltaar.  Ook de grafzerken, aangebracht op de buitenzijde van de kerkmuur zijn mooi bewaard.  De meest spectaculaire is deze van pastoor Carolus-Jacobus de Bouck, 51 jaar parochieherder en 9 jaar Landdeken van Aardenburg.

Het ommuurd kerkhof omheen de kerk, bezorgt het geheel nog een typisch, landelijk uitzicht.

Het merkwaardigste stuk van het meubilair is ongetwijfeld de preekstoel, oorspronkelijk geleverd in 1666 door Jan Vernieuwen van Gent, later omgebouwd ter gelegenheid van de wederopbouw van de kerk in 1788.  Vierkante kuip met de symbolen van de vier Evangelisten op de hoeken.  Op het midden paneel, een hostiekelk met twee biddende engeltjes; op het linkerpaneel twee vrouwenfiguren met slangestaart, op het rechterpaneel twee engeltjes.

Hoevewoning te Kaprijke
Hoewel de blokvensters met hun luiken nog een binding met de oude, landelijke sfeer weergeven,
werd deze woning, rond de jongste eeuwwisseling, toch grondig hersteld en verbouwd.
Foto R. Tondat, Eeklo, 1963.

De huidige orgelkast stemt vermoedelijk nog overeen met deze die in 1723 geleverd werd door Claudius Frans Chapuy van Gent.  In 1860 werd het orgel omgebouwd: het schrijnwerk bleef grotendeels bewaard, doch een gedeelte van het beeldhouwwerk is verdwenen.

Op de muur boven het hoofdaltaar hangt het schilderij: De Hemelvaart van Maria door Jozef Pauwels (1874).
Op de zijaltaren twee 19e eeuwse schilderijen van Eugeen van Maldeghem.

Het interessantste schilderij in de kerk is «Christus en de Allegorie van de Kerk» langs boven afgewerkt in de vorm van een segmentboog tussen twee kleine rondbogen.  Het schilderij dateert vermoedelijk van omstreeks het midden van de 18e eeuw.
De kerk van Kaprijke is bijzonder rijk aan kandelaars, waarvan enkele zeer mooie koorkandelaars.

Laten wij hopen dat de kerk heel binnenkort een grondige opsmukbeurt krijgt.

Wordt voortgezet.
ACHIEL DE VOS

Separator

Op verkenning door Kaprijke 1 - 2 - 3

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024