Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1972, 5de jaargang, nr. 2

Oud Boekhoute (4)

Samenvattend kunnen wij zeggen dat de haven van Boekhoute-Dorp pas ontstond na de rampspoedige overstromingen van het einde der 14e eeuw en na het aanleggen van de Grave Jansdijk.  Deze haven bevond zich aan de Rozemarijnstraat, dus vlak nabij het centrum (Grave Jansdijk), waar men nog die typische vissershuisjes aantreft.  Tekenend in dit verband is de benaming Oude Havenstraat in deze omgeving.

In de 19e eeuw en tot aan de wereldoorlog 1914-18 bevond de haven zich een tweetal kilometer verder oostelijk — namelijk aan het Olmendijkje — en tevens wat meer in noordelijke richting, om het terugtrekkend water te volgen; vanaf 1839 lag hij daar bijgevolg op Nederlands grondgebied.

41. Het Kasteel Terleyen te Boekhoute, bij de aanvang van de 20ste eeuw.
Reproductie Heemschut.

Na de oorlog 1914-18 was de haven door de Hollanders verlegd en bevond zich nu tegenover de Isabellasluis, een paar kilometer westwaarts van het Olmendijkje.  Toen ook deze geul verzandde was meteen het lot van de Boekhoutse haven bezegeld...  Wèl heeft men gepoogd tussen de beide wereldoorlogen de voortdurende aanslibbing tegen te gaan door te baggeren, maar het was boter aan de galg.  Op een bepaald ogenblik heeft men zelfs met een zekere plechtigheid een soort droogdok, een «ramp van piketten in de grond», ingewijd - voor herstel en onderhoud van de Boekhoutse vissersboten; de heer Van de Wattyne, bestendig afgevaardigde, was daarbij aanwezig. Maar het tij was niet meer te keren en de verzanding ging ongenadig door.

Volgens de «Officiële Lijst der Belgische Vissersvaartuigen 1971 », uitgegeven door het Ministerie van Verkeerswezen, Bestuur van het Zeewezen en van de Binnenvaart, telt de Scheldevissersvloot van Boekhoute nog zes eenheden, alle vóór 1935 gebouwd:

B 0 U 1 0 P Z X. - «Twee Gebroeders» - bruto 29,79 ton - netto 13,94 ton - gebouwd in 1930 - 140 PK motor Cummins, 1968 - type Klipperaak - eigendom van de Gebr. Theofiel en Hubert Van Wynsberghe.

B 0 U 2 - «Luc» - bruto 25,18 ton - netto 4,10 ton - gebouwd in 1925 75 PK motor Magirius-Deutz - type Klipperaak - eigendom van Achiel Wauters.

B 0 U 3 - «Geep» - bruto 17,98 ton - netto 2,85 ton - gebouwd in 1925 - 75 PK motor Gardner, 1946 - type Klipperaak - eigendom van René Albert Rammeloo.

B 0 U 4 - «De enige zoon» - bruto 28,67 ton - netto 14,21 ton gebouwd in 1932 - 90 PK motor MAK., 1956 - type Klipperaak eigendom van Karel Lodewijk Verschraegen.

B 0 U 5 - «Bona Fide» - bruto 40,08 ton - netto 20,26 ton - gebouwd in 1910 - 90 PK motor Industrie, 1938 - type Motorkotter - eigendom van Julien Rammeloo.

B 0 U 10 - «Primus» - bruto 26,27 ton - netto 1 0,76 ton - gebouwd in 1911 - 40 PK motor Kromhout - type Klipperaak - eigendom van Hubert Rammeloo.

In 1906 liep de Kleine Isabellapolder onder.  Tijdens de overstroming heeft een Boekhoutse visser, Petrus Verschraegen, met zijn boot in deze polder gevaren.

Toen een ernstige mosselplaag gedurende de 19e eeuw de wateren teisterde, offerden de vissers van Boekhoute een krans met kleine zilveren mosseltjes en hingen deze het Lieve-Vrouwebeeld om in de kerk.  Een groep mannen — «De Bouchautsche Visschers» — stapte eertijds ook altijd mee op in de processie, gekleed als vissers.  Nog in 1938 bouwde men de kapel «Nood zoekt troost», onder de aanroeping van O.L.Vrouw, Ster der Zee.

In 1909 ontstond de muziekmaatschappij«De Braakmanszonen».  Vóór de oorlog 1914-18 werd Boekhoute tijdens de Gentse feesten steeds druk bezocht; zeer veel Gentenaars kwamen er mosselen of paling eten.  Tussen de beide oorlogen, toen de haven feitelijk al toegeslibd was, sprak men van het «Krisisstrand»; in de jaren 1925-35 kwamen de Gentenaars daar in massa naartoe, om pootje te baden, meer in de modder dan in water en zand !

Bij de aanvang van de 20ste eeuw werd de wijkkermis van Boekhoute-Haven gevierd op de eerste zondag van augustus.  Men wandelde langs de Olmen dijk naar de Isabellasluis en het was een algemene traditie dat men toen paling ging eten bij Ceulenaere.  Tijdens de eerste wereldoorlog bleef de grens gesloten en is dit ondergebleven.

Van de uitgeweken vissers in Zeebrugge, Heist en Nieuwpoort kwamen er verschillende tijdelijk naar Boekhoute terug gedurende de oorlog 1940-45.  Het jaar 1940 was ten andere op gebied van visaanvoer zo fantastisch dat men werkelijk van een «wonderbare visvangst» mag gewagen.  In alle huizen kon men toen 's avonds de geur van gebakken «levaart» waarnemen, een vissoort die zeer welkom was in zo'n arme tijd !

Wanneer de Duitsers in oktober 1944 de streek moesten verlaten, wilden zij de Boekhoutse vissers en hun boten opeisen voor hun doeleinden.  Toen zij ondervonden dat deze mensen hoegenaamd niet behulpzaam bleken tegenover de bezetter, hebben zij — vooraleer af te trekken — de boten met handgranaten vernield of zwaar beschadigd.  Werkelijk alle faktoren hielpen mee om de totale ondergang van de haven van Boekhoute te bewerken !  Na de oorlog ging de uitwijking terug verder, naar Heist, Zeebrugge en Nieuwpoort. Remi Rammeloo bracht het zelfs tot schepen van Nieuwpoort en zijn beide zonen, die nog varen, hebben dit stadje als thuishaven.  Vier vaartuigen, van Boekhoutse herkomst, leggen nu nog aan in Terneuzen.

De grensmoeilijkheden, de verzanding, maar vooral de vernieling van de boten in 1944 en de daarop volgende verwaarlozing door de openbare instanties en de hogere besturen hebben de doodsstrijd van de Boekhoutse haven bezegeld.

42. Hoevewoning, Notelaarstraat 7. Foto R. Tondat.

De afsluitdijk van de Braakman, dicht gemaakt in 1952, bleek een doelmatige bescherming en voorkwam de overstroming van Boekhoute bij de machtige springvloed van 1 februari 1953, die de Zeeuwse eilanden zo zwaar heeft geteisterd.

De haven van Boekhoute verzandde, het vissersbedrijf verviel, de sluikhandel eveneens; er was geen goede wegenis, geen nijverheid, geen bestaanszekerheid meer...  De bevolking verouderde en daalde, wat typisch is af te lezen van volgende tabel:

Jaar: Mannen: Vrouwen: Totale Geboorten Overlij- Inwij- Uitwij- Winst of
bevolking dens: king: king: verlies:
1960 1204 1154 2358 35 23 43 74 -19
1961 1176 1133 2309 25 36 34 77 -49
1962 1166 1098 2264 29 26 60 77 -45
1963 1166 1100 2266 35 23 43 74 +2
1964 1163 1087 2250 26 25 52 69 -16
1965 1151 1065 2216 26 24 54 90 -34
1966 1143 1044 2187 27 31 52 79 -29
1967 1144 1051 2195 33 32 60 55 +8
1968 1124 1035 2159 20 20 40 76 -36
1969 1098 1019 2117 25 26 54 95 -42
1970 1087 1016 2103 19 30 72 76 -14

De jongste volkstelling gaf voor Boekhoute nog amper het getal 2099 inwoners. Daarmee heeft de parochie ook al haar onderpastoor verloren.  Er zijn verschillende onbewoonde huizen en de trek van jonggehuwde mensen naar de industriecentra gaat nog steeds verder.  Misschien zit er toekomstmuziek in de grote verbinding op ons grondgebied van de zee met Antwerpen en in de industrialisatie van Noord-Vlaanderen ?...

43. Hoevewoning, Statiestraat 69. Foto R. Tondat.

Wij kennen voor Boekhoute drie windmolens.  In de Kapelpolder op de Maagdenberg, nu Hoek, stond van ouds een molen die in 1830 toebehoorde aan Jan Ego, bakker te Boekhoute.  Reeds vóór 1845 kwam de molen bij verkaveling in bezit van Alexander Ego, mulder, die daar in 1867 een zeer grote, stenen korenwindmolen bouwde (zie de foto's 35, 36 en 37).  In 1877 viel de molen bij erfenis ten deel aan Karel-Lodewijk Ego, bakker en later molenaar te Boekhoute.  De volgende eigenaars waren: Hugo Van Hecke-Ego en kinderen, bij verdeling in 1890; Serafien De Vleeschouwer-Ego, bijzondere te Boekhoute, bij verdeling in 1892; Désiré Matthys-Berckmoes, mulder, door aankoop in 1910.  In 1911 werd een petroleummotor in de molen geplaatst.

Na de eerste wereldoorlog, in 1920, verkocht Désiré Matthys de molen aan Jules Matthys-Mattheeuws, molenaar te Boekhoute, die hem in 1923 volledig liet afbreken en verving door een nieuwgebouwde korenmaalderij met gasmotor.  Die sloping heeft gans de dorpsaanblik van Boekhoute veranderd.  J. Van de Walle schreef toen in een plaatselijk blad: «De wieken waren als vermanende vingers voor de gemeentenaren.  Die molen werd enkele maanden geleden afgebroken en dat was een roekelooze daad, waar men nog lang om zal treuren» !

Toen eertijds talrijke landverhuizers naar Amerika trokken konden zij van op de Westerschelde bij Philippine voor het laatst de drie kenschetsende hoge gebouwen van hun dorp nog eens zien: de kerktoren, de stenen molen (hoogte 42 m) en de mouterij.

44. Hoevewoning. Rozemarijnstraat 45. Foto R. Tondat.

Aan het Hendeken stond de houten korenwindmolen, oorspronkelijk toebehorend aan Pieter Braet, mulder te Boekhoute.  Deze teerlingmolen kwam opeenvolgend in het bezit van: Désiré Braet, bijzondere, bij erfenis, 1852; Haverbeke Marie, weduwe van Pieter Braet, Boekhoute, bij erfenis, 1873; Stephaan De Sutter-Vercauteren, mulder, door aankoop in 1874; De Sutter-Vercauteren en consoorten, bij verkaveling in 1910.  De molen is omgewaaid en vernield in 1911.  De grond werd aangekocht door Cyriel Van der Sype, landbouwer te Boekhoute, in 1924, maar de molen is nooit herbouwd geworden.  Volgens het kadaster staat het perceel in 1926 aangegeven als boomgaard.  Dat deze molen pas in 1926 totaal afgebroken zou zijn, zoals het molenboek van de Provincie Oostvlaanderen zegt (deel 11, blz. 10), is — naar men ons verzekert — stellig foutief.

Een derde molen, eveneens een houten teerlingmolen, stond up de wijk het Meuleken, Laureynspolder (zie foto nr 38).  Hij was niet bijzonder groot en voorzien van een «houter».  Oorspronkelijk behorend aan graaf Joseph Dellafaille te Gent, viel hij reeds vóór 1945 bij verkaveling ten deel aan Frans Declercque-Wissocq, eigenaar te Wieze.  De volgende bezitters waren: Karel De Clercque-Wissocq, bijzondere te Winkel, bij verdeling van 1861; Francies Vermeersch-Willems, Boekhoute, door aankoop in 1866; de weduwe en de kinderen Francies Vermeersch, door erfenis in 1885; Leo Waelput-Van Hyfte, molenaar te Bassevelde, door aankoop in 1886; de weduwe en de kinderen Leo Waelput-Van Hyfte, bij erfenis in 1889; Theofiel VervaeckVan Hyfte, mulder te Boekhoute, door aankoop in 1897; Theodoor Van Herzeele-Van Herreweghe, molenaar te Bassevelde, door aankoop in 1900; Theofiel Van Herzeele en kinderen vanaf 1901.  Dit molentje is volledig afgebrand in 1910.

Bij de aanvang van de 19e eeuw waren er slechts twee molens te Boekhoute.  Wij lezen inderdaad in het proces-verbaal van afpaling der gemeente, dd. 30 juli 1811 : «Il y a deux moulins à vent, ne formant qu'une classe.  J'estime qu'en raison de leur situation et de la population ils peuvent être évalués à 350 francs en revenu brut».

45. Hoevewoning, Statiestraat 67. Foto R. Tondat.

Vóór 1914 gebeurde de openbare verlichting te Boekhoute bij middel van de typische petroollantaarns, zoals men op foto nr 35 kan zien.  De elektrische verlichting dateert er van december 1920.

Een monumentale pomp bevond zich eertijds op de markt, bij de kerk, net als te Bassevelde.  Zij werd op een onbegrijpelijke wijze, na 1960 en zonder ernstig motief, stukgeslagen en totaal vernield.  Tot ver vóór de oorlog van 1940 stond er een tweede publieke pomp op de Maagdenberg, Hoek; maar deze was niet van hardsteen.  Het was een hoge, houten pomp, met koperen goot en metalen arm of «trekker».  Beide pompen hebben vroeger ongetwijfeld dienst gedaan als buurt- of parochiepompen.

46. Schuur met strobedekking, Graafjansdijk 29. Foto R. Tondat.

Pastoor Franciscus-Gabriël Lefebvre, geboren te Ieper, bediende Sint-Laureins van 1810 tot 1813, toen hij vroegtijdig en erg tegen zijn zin overgeplaatst werd naar Boekhoute.  Hij kon er niet aarden en tot het einde van zijn leven toe ondertekende hij alle stukken: «F. G. Lefebvre, Pastor van Sint Laureins, in ballinge te Bouchaute».  Ook was hij grondig overtuigd van de degelijkheid van Sint-Laureins en van de hopeloze verdorvenheid van de parochie Boekhoute !  Hij nam geen blad vóór de mond en zijn predikaties weerspiegelen deze geesteshouding.  Wij kunnen niet nalaten één van zijn sermoenen, daterend van 1818, hier integraal weer te geven, omdat het zo typisch is voor Boekhoute en voor die tijd (medegedeeld door Z.E.H. Pastoor Van Britsom) :

«Beminde Prochiaenen,

Een herderlyk verzoek, Beminde, heb ik te doen uyt noodzaeklykheyd, hetgeene moet strekken tot welvaeren en ruste van alle familiën of huyshoudens, hetgeene den vrede moet bezorgen onder de wellevende gemeenzaemheyd.

Uyt naem van d' H. Kerke, uyt naem der civile wetten zelfs en uyt liefde van den evenmensch, verzoeke ik op alle vriendschap dat d'herbergiers, de weerden en weerdinnen te saemen zouden spannen en hun uyterste devoir doen om hunne pligten te volbrengen, van alle degeene zy in hunne herberge hebben met d' ure van de Retraite of de vertrek-klokke ten 9 uren naer hun huys te zenden. — Gij weet dat er 's Zondags en 's mestdags (hetgeene ook op alle weke-dagen moet gedaen zyn) op de gestelde ure, 's wynters ten 9 uren, de klokke geluyd word, die vermaent dat die dewelke alsdan nog in d'herbergen zyn, dezelve alsdan moeten ruymen, en elk na zyn huys gaen.

Dit is nog eene gedagtenisse van de groote Keyzerinne Maria Theresia, die dat placaert heeft uytgegeven om te voorkomen de ruïnen, de oneenigheden, dronkenschappen, gevegten en straetschenderyen dewelke 's avonds laete en by nagte uyt het verblyf in d'herbergen veroorzaekt worden, welke ordonnantie de volgende Souvereynen vernieuwt en bekragtigt hebben, overtuygt zynde dat dit een alderregtveerdigste ordonnantie is om veele desorders te beletten.

Gaet maer naer Gent, d' hoofdstad van Vlaenderen, gy zult daer hooren en zien hoe stiptelyk dat deze ordonnantie ten opzigt van d'herbergen volbragt is. — Wij zien het maendelykx in de nieuwsbladeren van Gend, de lyste met naem en toenaem zoo van d'herbergiers als van degeene die in hunne herbergen na de klokke bevonden zyn geweest en zoowel d'eene als d'andere met geld-boeten, en gevang by gebrek van betaelinge, gestraft zyn geweest.

Maer hier tot Bouchaute, 't is gelyk men peysde regt te hebben om van alle straffen vry te zyn; men dugt niet van halve nagten in d'herberge te verblyven, te tempesteeren, zat te drinken, ruste stooren en krakeelen tot den één of den twee uren in den nagt, en dan vervolt van den drank krom en scheef op straete komende d'een d'andere affronteeren, schelden en verwyten, slaen en veghten, en andere straetschenderyen uytregten... dat is Bouchaute !...  Beklaeglyke en ongelukkige vrouwen die met zulke mans gepaert zyn, en genoodzaekt helaes ! dikwils hun aenzigt te wasschen met lauw water van traenen !  Ten is niet gelooflyk, zonder d'ondervindinge, zulke vreede mannen te vinden, bequaem om hunne huysvrouwen zoo bitterlyk te verdrukken.

Daer zyn er nog van een ander slag die zoo onredelyk zyn, dat ze dikwils uyt d'herberge naer huys niet willen gaen tot dat hunne eygene vrouwe zelfs moet komen om hun naer huys te haelen...  Is dat niet eene eeuwige schande voor een en getrouwden man, dat de vrouwe meer verstand als hy moet gebruyken om hem tot reden te brengen, en dat dikwils nog onder die persoonen die goed exempel van welleventheyd aen andere zouden moeten geven, en d'andere zelfs vermaenen van tydelyk te vertrekken, als zy te lang in d'herberge blyven.  Maer neen !  't is op dese prochie g'heel de verkeerde weireld; die het quaed zouden moeten beletten, staen dikwils het quaed vooren en gaen zelfs voor met quaed exempel.  En als de vrouwe met den man t'saemen naer huys gaen, wat doen zy anders als kyven en grollen tegen malkander van d'herberge tot hun huys, en t'huyskomende quaede voorbeelden geven aen hunne kinderen en dienstboden door verscheyde buytenspoorigheden, die men beschaemt is van te zeggen... dat is Bouchaute !

De goede, de brave en redelyke menschen van Bouchaute zyn beschaemt wanneer zy onbekent op andere prochiën gaen; en als men hun vraegt waer dat zy woonen, zy zyn beschaemt van te zeggen dat zy van Bouchaute zyn.  Ja, zeggen die menschen van d'herberghe, gy zyt ook van Bouchaute, zy schieten in een en lach !...  A, zeggen zy, gy zyt ook van het voorgeborgt van d'helle... en z'en zeggen niet quaelyk; want gelyk er in d'helle niet anders als wanorder en schrikkelykheyd is, zoo ziet eeniegelyk ook dat tot Bouchaute alles in wanorder is, in stoor, in ongeregeltheyd, in schrik, in brooddronkenschap en ongehoorde straetschenderyen.  Alles is daer oneffen; een eerlyk man, eenen regten mensch en kan er, om zoo te zeggen, dikwils geen affairens doen.

De tribunaelen van Gend weten het ook wel, zy kennen Bouchaute, zy weten dat ze van geene prochiën meer slegte redens vernemen als van Bouchaute. — Gaet naer alle andere prochiën van Vlaenderen en gy zult moeyte hebben om eene te vinden die in slegte zaeken aen Bouchaute gelykt.  Dit is de uytspraek van alle redelyke, verstandige en treffelyke menschen, die hier of hier ontrent lang gewoont hebben, en die daerby zeggen dat het van over 50 jaeren en meer is, dat de prochie bedorven is door alle slag van capoenerye.  Ongelukkig zaet van bedorventheyd !

Ten dien eynde verzoeke ik zeer minnelyk alle degeene die het quaed konnen beletten en wel namentlyk de officieren (veldwachters) en members van de politie te willen d'hand leenen om naer de vertrek-klok 's avonds alle ingezetene van deze prochie uyt de herbergen te dryven, en naer het exempel der stad Gend, niet alleenlyk te dreygen, maer metterdaed te straffen en te geld-boeten, zoo wel d'herbergiers als de geene dewelke op verbodene ure in dezelve met drinken of zonder nood bevonden zyn.  En die ongewillig zyn, gy weet wat er mede te doen staet.

47. Arbeiderswoning, Kapellestraat 38. Foto R. Tondat.

't Is myne herderlyke pligt te spreken en te vermaenen in de kerke nopende de ongeregeltheden en buytenspoorigheden van de prochie en het is uwe pligt, Mynheeren van de politie, dezelve vermaeningen werkstellig te maeken buyten de kerke.  Ik heb nu myne pligt volbracht, tragt nu de uwe ook te volbrengen !

Maer zommige onnoozele menschen dewelke deze zaeke niet wel en verstaen zouden komen te zeggen, gelyk ik nog gehoort hebbe, 't is al boter tegen de galge, 't is al verlooren vermaent en gepredikt tot Bouchaute, voor zulk een boos en hartnekkig volk, voor een volk 'twelk men van over langen tyd ziet dat zy hun niet en willen beteren, die van langs te meer verhart zyn in de boosheyd, en die schynen niet te willen gelooven dat er eenen straffer van het quaed is, en een en loonder van het goed.  't Is al verlooren arbeyd, zeggen die eenvoudige menschen, eenen zwarten moor te willen wit wasschen !...

En ik van mynen kant, Beminde Prochianen, zegge dat dit is quaelyk redeneeren, ik ben van een ander gedagt en ik houde staen dat, hoe meer boosheyd en bedorventheyd dat er is op eene prochie, hoe meer dat er moet met alle geweld gepredikt en vermaent worden, en dit om deze volgende reden:

1e) omdat er op alle prochiën, hoe boosaerdig en menigvuldig dat die quaede zyn, God altyd toelaet dat er op alle prochiën gelyk hier ook, eenige goede, regtzinnige en regtveerdige menschen gevonden worden, dewelke de wet Gods, de geboden der H. Kerke en de pligten van hunnen staet met de gratie Gods volbrengen...  Vervolgens daer moet gepredikt en sterk vermaent worden om de goede, tusschen de groote gevaeren der quaede, goed te houden, en hun geduerig aen te wakkeren van niet naerby te gaen, en hun te myden van den deerlyken deezem der boosaerdige, om er niet van vervuylt, bevlekt en besmet te worden. — Daerom en kan men niet te veel zeggen om de goede goed te blyven houden, in de kudde der waere, regtzinnige schaepen, want is het niet beter een deel van de kudde goed te houden om zalig te maeken, als alle te laeten verlooren gaen ?...  Daer is dan de eerste reden waerom dat er veel moet gepredikt en vermaent worden, waer dat er veele booze, quaede en geschurfte schaepen zyn, te weten gelyk ik kome van zeggen, om de goede goed te houden en de brave, regtzinnige en agtbaere prochiaenen te bevryden van de grypende wolven;

48. Besneden rolluikkast, Weststraat 36. Foto R. Tondat.

2e) de tweede reden waerom dat er moet op zulke prochiën, gelyk deze, veel gepredikt en straf vermaent worden, is op hope van door de gratie des Heeren hier en daer eene ziele te winnen...  Want hoe ligtelyk zoude het niet konnen gebeuren dat onder een zoo groot getal quaede en boosaerdige koppen, door het geduerig prediken en vermaenen, eenen quaeden van tyd tot tyd in zyn herte zoude geraekt zyn, om de zwarte bende te verlaeten en tot de waere pligten van eenen Christenmensch te komen...  En al waer het maer alle jaeren één !  Wat onwaerdeerlyken schat en van wat eenen dierbaren prys en is het niet eene ziele te winnen voor God !  Eene ziele uyt de klauwen der booze te trekken en die ziele op te offeren aen den Heere, en dezelve te stellen onder het getal van deugdzaeme en treffelyke Christenen, die in het eynde tot loon hebben den hemel te verwagten.

Uyt deze redens, Beminde, en nog veele andere die te lang zouden zyn alhier nu by te brengen, ziet gy klaer dat die onnoozele en eenvoudige menschen ongelyk hebben van alzoo te redeneeren en te zeggen dat het verlooren arbeyd is van te prediken tot Bouchaute.

49. Prachtige rolluikkast, Graafjansdijk 40. Foto R. Tondat.

Want men predikt niet alleen (verstaet het wel !), men predikt niet alleen voor de quaede, maer ook voor de goede om hun in het goed te versterken.

Ik hope dat den Heere my de gratie zal verleenen om in den herderlyken yver niet te verflouwen, maer zolang de kragten my toelaeten Ulieden alle, Lieve Schaepen, goede en quaede, met Gods woord te mogen voeden en vereeren, en dat ik het laeste sermoen zoude mogen doen op myn sterfbedde, met de penning-keerse in d'hand, en tot U zeggen deze korte woorden: Lieve Kinders, bemint tog malkanders en vergeeft het leet... en naer deze andere woorden:

Heere, in uw handen beveele ik mynen geest, zoude mogen scheyden en vertrekken naer de eeuwigheyd.

50. Deuromlijsting en bovenlicht, Rozemarijnstraat 45.
Foto R. Tondat.

Maer dan nog begraven zynde, en gedekt met eenen platten steen, zoude ik nog wenschen tot U te konnen spreken.  Daerom is mynen uytersten wille dat er van boven op mynen grafsteen, tot myner gedagtenisse, zouden geprint of ingedrukt worden deze korte volgende woorden:

Hoort, myn schaepen,
tot het Oordeel,
nu in dit graf,
aen U Gods woord.
't laeste sermoen
Leeft altyd wel
Hoort naer deez stem
'k moet hier slaepen
zonder voordeel,
die eertijds gaf
Ey ! my nog hoort
dat ik U doen:
en vlied de hel !
en bid voor hem.
Amen.

Daer is g'heel myn grafschrift dat ik wensche te hebben.  In den naem des Vaders en des Zoons en des Heyligen Geestes.  Amen.»

(Wordt voortgezet)
ALFONS RYSERHOVE.
ROMANO TONDAT.

Separator

Oud Boekhoute 1, 2, 3, 4, 5

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024