In nr 1, jaargang 5, van «Ons Meetjesland» gaven wij op blz. 27 een afbeelding van de vrachtwagen van de Wed. P. Van Staveren en Kinderen, Markt te Boekhoute (foto nr 40). Het onderschrift zou de indruk kunnen wekken dat deze foto ook op de Markt van Boekhoute genomen werd, maar dit is niet het geval. Het koetswerk van deze vrachtwagen werd voorzeker te Maldegem vervaardigd, door de heer Marcel Geirnaert van het Molentje, die in de jaren '20 een grote bekendheid als carrosseriemaker verwierf (zie: Gabriël De Lille, «Maldegem in beeld en schrift», deeltje VI, blz. 9). De bewuste foto werd alleszins te Maldegem genomen, in de Noordstraat, op de hoek met de Marktstraat, vlak tegenover de oude afspanning «St Barbara» (medegedeeld door G.D.V.).
De Vier Ambachten ontvingen hun keure of bevoorrecht wetboek reeds in de tijd van Filips van de Elzas. Dit werd uitdrukkelijk bevestigd door graaf Thomas en gravin Joanna in 1242. Die keure werd nog vervolledigd in 1261 met enkele bepalingen nopens de misdaad van brandstichting. De «Costumen ende Usantiën» van het ambacht Boekhoute, uitgevaardigd in 1630, zijn verscheidene malen in druk verschenen.
Omstreeks het midden van de 17e eeuw hadden de bewoners van het ambacht en ook inwoners van Assenede op hun landerijen veel schade te lijden vanwege een overdreven groot aantal schapen en vanwege de vreemde herders. Zij legden herhaaldelijk klacht neer bij de wethouders en deze stelden in 1640, met het oog op de misbruiken, een reglement op betreffend het fokken, weiden en drijven van schapen. Dit reglement werd door de Raad van Vlaanderen bekrachtigd en omvatte onder meer:
«Alvooren dat alle degone, houdende negen bunderen labeurs (een bunder = 3 gemet of 900 roeden), sullen vermogen te houden tot vyftich schaepen, sonder dat aen degone, min labeurs houdende, geoorloft sal wesen eenige schaepen te houden, bejaegen ende dryfven binnen den voors. ambachte van Bouchaute.
Wel verstaende nochtans dat aende insetene van den voors. ambachte, tsy eygenaers ofte pachters, minder labeur van lande doende dan tot negen bunderen, toegelaeten wordt op heurlieder hoeven ofte hofplecken, ende binnen het beluyck ofte byvanck van diere, by vorme van queeck, ende om te vetten ofte messen, schaepen te houden, behaudens dat zy die elders oft op andere landen niet en doen weeden ende dryfven.
Sonder dat in dese ordonnancie ende reglement begrepen syn de schorren, nochte ooc de landen, mitsgaders d'opsetene der heerlichede van Waterdyck (= de bewoners van de heerlijkheid Waterdijk, 1100 gemet groot, aan de havenkant).
Item degone haudende achthien bunderen labeurs sullen vermogen te hauden tot hondert schaepen, ende degone houdende sevenentwintich bunderen, tot een hondert vyftich schaepen, ende alsoo neer advenant van negen bunderen te vermeerderen het getal van vyftich schaepen alsboven.
Verbiedende voorts den eenen schaepherder den anderen te verdryfven ende injurieren, mitsgaders elcanderen met woorden ofte met wercken te molesteren, op de boete van tsestich ponden parisis, te verhaelen op den meester vande selve schaepen...
Dat ooc deselve schaepherders niet en sullen mogen deur de vruchten vande goede lieden te dryfven ofte jaegen ende laeten gaen heurlieder schaepen, soo lange als den eygenaere, ofte syn pachter, deselve met syne eygen beesten es gebruyckende ende afweedende, op de boete van thien schell. parisis van elck schaep by daege, ende by nachte van twintich schell. parisis...
Ende belangende de vremde schaepers, commende van andere quartieren, by dewelcke soo men verstaet, het plat lant dickwils wort afgedreven ende bedorfven, als somtyts deur het groot getal van schaepen, ende ooc naer dat zy geraecken in eenige dorpen ofte prochien te blyfven, die geheel afweedende, soo wordt deselve vremde schaepers wel scherpelyck bevolen, heurlieder schaepen behoorelyck te dryven, sonder meer dan eenen, uyterlyck twee nachten binnen het voorn. ambacht te mogen letten ende vernachten, op de boete van thien schellinghen parisis voor elck schaep...»
De Potter en Broeckaert geven de volledige tekst (blz. 22 à 54) van een zeer interessante en uitgebreide politieverordening voor het ambacht Boekhoute, anno 1684: «Statuten ende polliticque ordonnantiën tot conservatie vande goede directie van den Ambachte van Bouchaute, ghemaeckt ende vernieuwt den twaelfsten October sesthien hondert vierentachentigh». Deze verordening is ingedeeld in 130 artikels en werd ontdekt in het archief van de familie De Block te Boekhoute.
51. Het Kasteel Terleyen omstreeks 1948. |
Prentkaart uit de verzameling van A. Ryserhove. |
Nadat er grote misbruiken geslopen waren in het bestuur van het ambacht, was het in 1698 nodig geworden de rechten van de meiers, griffiers, officieren en wethouders nauwkeurig in een nieuw reglement te omschrijven. Het «Vierde Placcaetboek van Vlaenderen» geeft de tekst daarvan in zijn geheel weer, zoals die op 21 juni 1698 te Brussel, in naam van de koning, ondertekend werd.
Het magistraat van het ambacht Boekhoute vergaderde minstens vanaf 1403 in een eigen gebouw, gewoonlijk het Landhuis genoemd, soms ook wel het Schepenhuis. Volgens een octrooi van 17 oktober 1544 moest de vierschaar van het ambacht altijd in dit Landhuis gehouden worden en niet te Bassevelde, zoals vroeger wel eens gebeurd was. Voor bestuurlijke zaken vergaderde men echter niet altijd in het Landhuis; soms begaven de magistraten zich ook naar het een of ander afgelegen punt van het ambacht, om aldaar nieuwe schepenen aan te stellen of om er over plaatselijke aangelegenheden te beraadslagen. Zo zien wij hen in de maand juli 1693 vergaderen in een herberg in de hoek van de Rode Polder, een andere keer te Bassevelde of te Oosteeklo en elders. Dit bleven echter uitzonderingen en het gebeurde slechts voor administratieve zaken en niet voor rechterlijke.
Volgens de ambachtsrekening van 1524 werd in de zaal van het Landhuis, waar de vierschaar vergaderde, een schilderij opgehangen dat «Het Laatste Oordeel» voorstelde en dat toen geschilderd was door Jan De Smet:
«Item zo hebben scepenen ghedaen maken in tscepenhuus een tavereel,
daer in ne ghescildert staet tOordeel, ende coste thouteweerc vi lib. p.
Item ghegheven Jan de Smet van tzelve bert te scilderen, xiiii lib. viii
schell. p.» (Alg. Rijksarchief, Brussel).
52. De Weststraat te Boekhoute in 1933. |
Prentkaart uit de verzameling van A. Ryserhove. |
In 1683 werd het Landhuis van Boekhoute door een bende Franse soldaten in brand gestoken. De herstelling werd aanbesteed voor een som van 475 pond groot; terwijl deze bezig was, in 1687, is er spraak geweest het heerlijk kasteel van Boekhoute, bij de kerk, aan te kopen, om er het eigendom en de vergaderplaats van het ambacht van te maken, doch daarvan is niets in huis gekomen.
Op klacht van verschillende personen te Boekhoute, nopens bepaalde goddelijke diensten en het schoolwezen, nam het magistraat op 14 november 1691 volgende beslissingen: dat de pastoor voortaan de woensdaagse mis voor het magistraat om half tien voormiddag zou lezen (de wethouders vergaderden namelijk op woensdag en gingen vooraf neerknielen in de kerk); dat de onderpastoor de vroegmis op zon- en feestdagen zou lezen om 6 uur in de zomer, en om 7 uur in de winter; dat de onderpastoor elke zondag lering zou geven aan de kinderen in de kerk en ook eenmaal per week in de school; dat hij bovendien nu en dan de wijken en uitkanten van de parochie zou bezoeken, namelijk de Kapel, de Landsdijk, de Schare, de Wilde en de Philippinepolder; dat de koster, die eveneens schoolmeester was, geheel het jaar klas moest houden, «ghelyck een eerelyck ende treffelyck schoolmeester schuldich is»; dat hij elke dag de klok moest kleppen, in de winter om 6 uur 's morgens, op de middag en 's avonds om 8 uur; gedurende de zomer om 5 uur 's morgens, op de middag en 's avonds om 9 uur; dat hij verder gehouden was «de torenklok te doen gaen en slaen», dit alles op straf van zijn pensioen te verliezen of zijn jaarlijks geschenk van een habijt («een kerellaken») vanwege het magistraat niet meer te ontvangen, bij grove nalatigheid. Dezelfde verplichtingen werden toen ook aan de onderpastoor en de koster-schoolmeester van Bassevelde opgelegd (De Potter en Broeckaert).
53. Een beeld van de Hoek vóór 1914. | Reproductie Heemschut. |
In de 14e en 15e eeuw was er doorgaans één hoogbaljuw voor de Vier
Ambachten en die werd ieder jaar door de schepenen op drie maaltijden vergast:
«Item ghegheven den bailliu vanden Vier Ambachten, over sine drie maeltiden,
die hij jaerlicx ghecostumeert es te hebbene vanden schepenen, vi lib.»
(Ambachtsrekening van 1403). Bovendien ontving deze hoge ambtenaar, evenals de
schepenen, de schout en de klerk, jaarlijks een habijt of «kerel», in de 16e
eeuw voor de schepenen vervangen door een jaarlijks bedrag van 25 pond parisis :
«Item ghecocht te Ghend jeghen Pieter van der Gracht xxxviii ellen groene
ende paersch lakene, daer scepenen hueren abijten or ghemaect hebben, cost de
elle ii lib. p., comt tsamen lxxvi lib. p.» (Ambachtsrekening van 1467).
De Potter en Broeckaert beschrijven enkele voorbeelden van vonnissen, in
misdaden van verschillende aard gewezen door de vierschaar van Boekhoute (blz.
70-72) :
«In 1563 werden twee nachtzwervers in hechtenis genomen, die door de
vierschaar van 't ambacht werden veroordeeld tot 50 jaren galeistraf, met
bedreiging van den strop voor de hervalling. — Deze waarlijk niet geringe
tuchtiging doet denken, dat de veroordeelden reeds vroeger vóór de vierschaar
hadden gestaan !
Ten jare 1651 werd zekere Pieter van Parijs, geboren te Zulte, wegens diefstal op het land, te Boekhoute, veroordeeld om vóór de vierschaar te verschijnen, «vallende op syn knien, biddende God ende justitie vergiffenesse» en belovende nooit meer zulk misdrijf te zullen plegen, onder bedreiging van gegeeseld te zullen worden. - De man ontkwam het voorts met de betaling der gedingkosten.
54. De Isabellasluis omstreeks 1900. | Reproductie Heemschut. |
In 1657 maakte zekere Daneel de Smet zich te Bassevelde, gedurende den nacht, schuldig aan diefstal van een paard op de weide, gelijk hij nog deed op de heerlijkheid van Waterdijk en te Haaltert; in 1662 had hij in 't ambacht twee schapen geroofd, en met zijn gezin zich aan 't gebraad daarvan te goed gedaan. Voor al die vroegere misdaden was de' hervallene dief reeds gegeeseld en gebrandmerkt en tot den ban van 20 jaren veroordeeld geweest. Om den diefstal te Bassevelde te plegen had hij, gelijk hij op de pijniging met den halsband en elders verklaard had, den ban verbroken. Ditmaal verloor de misdadiger er zijne huid bij: hij werd veroordeeld tot den strop, de betaling der justitiekosten en verbeuring van zijn goed.
55. Het Kasteelken te Boekhoute, vóór 1914. | Reproductie Heemschut. |
Joris van Vivatte, een vagebond, had in 1687 de voorbijgangers op den openbaren weg aangerand en bestolen. De baanstroper werd gegeeseld op een schavot «met scherpe roeden totten loopenden bloede», daarna het brandmerk op den schouder gedrukt en verwezen tot vijftigjarige ballingschap uit het graafschap Vlaanderen. Het vonnis bracht mede, dat de veroordeelde binnen de 4 uren het ambacht van Boekhoute, en binnen de 24 uren de provincie ruimen moest, op straffe van aan de galg te worden opgeknoopt.
De vrouw van Kasper de Loose, te Bassevelde, had ten jaren 1652 een dienstmeisje, zestien jaren oud, zoo geweldig ten gronde geworpen, dat het kind eenige uren nadien overleed. De echtgenoot en de zoon namen 't lijk des nachts op en begroeven het in de droge gracht eener door hen bebouwde partij land. Eenigen tijd nadien zag de pachter omtrent zijn hof den arm van een lijk liggen en bemerkte, niet zonder ontzetting, dat het de arm van 't lijk des dienstmeisjes was, door eenen hond aan het licht gebracht. De schoonzuster van den pachter, die denzelfden dag der ontdekking te zijnen huize was en den hond zag voorbijloopen, riep in tegenwoordigheid van eenen derden persoon, dat een hond op straat liep met een stuk menschenvleesch. Had de schielijke en kwalijk verklaarde verdwijning van de dienstmeid eenige bevreemding in de buurt en het dorp teweeggebracht, nu kon 't niet anders, of de geheimzinnige vondst deed allerlei gissingen omtrent het lot der vermiste ontstaan. Een onderzoek had plaats, gedurende hetwelk de misdadige vrouw waarschijnlijk stierf, daar haar naam niet meer in 't vonnis der rechters genoemd werd. Vader en zoon werden, na eene langdurige gevangenschap en uit hoofde dier opsluiting, ieder veroordeeld tot de ballingschap van 3 jaren uit het ambacht van Boekhoute.
Een vijftienjarige jongeling, Pieter Roets geheeten en zwingelaar van bedrijf, werd ten jare 1697 wegens verscheidene diefstallen, gepleegd in de huizen waar hij gewerkt had, tot de geeseling en den ban van 25 jaren, uit het graafschap Vlaanderen, verwezen. De straf ware nog strenger geweest, indien de rechters de jeugd van den schuldige niet in aanmerking hadden genomen.
Pieter Nuyt, van Bassevelde, had in 1700 een vijftigtal boonstaken gekapt op het land van eenige dorpsgenooten. Zijn straf bestond in de betaling der kosten van 't geding en het vragen van vergiffenis, op zijn bloote knieën, aan de rechters van de vierschaar».
Pijnbank, blok en pilorijn bestonden onder het ancien régime te Boekhoute, zoals bij alle voormalige vierscharen. In de ambachtsrekening van 1503 lezen wij dat een bedrag van 14 pond 16 schellingen parisis uitgegeven werd «voor eenen bloc, die te Bouchaute ghestelt es omme de quadoenders in te zittene, up de Plaetse...»
Dit foltertuig werd ook soms de stok geheten en was eigenlijk een zwaar blok, waarin de voeten van de gevangene werden vastgeschroefd. Dit blok had de vorm van een koffer en kon, naar believen van de scherprechter, de benen volledig insluiten, welke dan letterlijk in de stok zaten.
56. Het Dorpsplein van Boekhoute vóór 1914. | Reproductie Heemschut. |
In de 16e eeuw werden de boosdoeners doorgaans aan de kaak of schandpaal gesteld. Aldus vinden wij een post in de ambachtsrekening van 1557, betreffend een uitgave voor «zekeren boom ende eecke, daeraf ghemaect wert zekere drie staecken, omme daeran te moghen ter punitie stellen ende in exemple van anderen diverssche blijters ende vaghebonden, achter den lande loopende».
In het begin van de 17e eeuw werd te Boekhoute een pilorijn geplaatst. Wij lezen inderdaad in de rekening van 1615 : «Ten behoufve ende beter accomoderen vande administratie van justitie, ter vermaeninghe ende op tvertooch van wijlent dheer Sacharias de Vos, in sijn leven bailliu vanden voorn. ambachte, goet ghevonden te maecken ende erigeren binnen Bouchaute, hooftplaetse van den zelven ambachte, zeker pelorijn... » Dit pilorijn werd in 1619 verplaatst bij het Schepenhuis (De Potter/Broeckaert).
Het oude heerlijk kasteel van Boekhoute bestaat nog. Het verheft zich vlak bij de kerk en heeft, niettegenstaande verschillende verbouwingen en modernisering, zijn feodaal voorkomen bewaard. Bij het einde van de 15e eeuw zou het aan de familie Zoete van Lake toebehoord hebben, honderd jaar geleden aan Mevr. Wed. De Bloek. In oude oorkonden en in de cartografie wordt het kasteel Ter Leien, Terleyen, Ter Leiden, Ter Heygen of Ter Heugen genoemd. Foto 41 vertoont het kasteel, vóór de jongste verbouwing, bij de aanvang van de 20ste eeuw, terwijl afbeelding nr 51 dateert van omstreeks 1948
Onder de tweede wereldoorlog werd het kasteel Terleyen gebruikt als hoofdkwartier van de Franse legerdivisie. Het wassen beeld van de H. Proba, met de relieken, werd toen uit de huiskapel van het kasteel naar veiliger oorden overgebracht.
57. Evacuatie in de Statiestraat te Boekhoute, gedurende de overstroming van 1944. |
Fotoreproductie Heemschut. |
Bijna alle oude hoeven en schuren van Boekhoute zijn verbouwd, vernieuwd of doodgerestaureerd. De hoevewoning Notelaarstraat 7 (foto nr 42) is nochtans van zeer oude datum; grondvesten en onderbouw kunnen teruggaan tot 1500; er is echter een grote verbouwing gebeurd omstreeks 1850. De eenvoudige deuromlijsting, praktisch zonder versiering, in klampsteentjes, dateert van de verbouwing in de vorige eeuw.
58. Panorama van het dorp, vóór 1914. | Reproductie Heemschut. |
De hoeve van Theo Ryckaert, Statiestraat 69 (foto nr 43), werd gebouwd in 1654; boven de deur bevindt zich een plaat met deze datum. De deuromlijsting is o.i. later aangebracht en wel circa 1760. Een van de oude haarden is verdwenen, de andere werd aangepast. Het achterste gedeelte van de hoevewoning heeft geen kelder en werd vermoedelijk aangebouwd omstreeks 1875. De oude, rode aardewerktegeltjes van de bevloering zijn vervangen in 1920. De luiken werden versierd met een hartmotiefje.
Het huis van pachter Van den Driessche, Rozemarijnstraat (of Graafjansstraat) 45, is een zeer voorname woning geweest in vroegere tijden (zie foto nr 44). Groot en breed staat het reeds afgebeeld op de «caerte figuratieve», getekend door landmeter Van Bogaert in opdracht van de eigenaars Buysse-wouwe Cortvriend, in 1707. Vóór het woonhuis stond eertijds een duiventoren en toen deze bouwvallig werd heeft men met de afbraakmaterialen het huidige karrenhuis opgetrokken. De steunblokken in zandsteen, afkomstig van de duiventoren, werden gebruikt als steunplaten voor het houten gebinte van het karrenhuis. Deze grote, oude landbouwerswoning had twee haarden, die nu verdwenen zijn, evenals de rode aardewerktegeltjes van de bevloering; die aanpassingen moeten al omstreeks 1800 gebeurd zijn. Toen was het een nieuwe gewoonte de muren en de zolderingen van de woningen der welstellende mensen te bepleisteren. Dit is hier gebeurd op een eenvoudige en primitieve wijze; de toenmalige vakman heeft er zeker geen kunstwerk van gemaakt ! Er zijn twee kelders met tongewelf, beide bevloerd met rode tegeltjes. Boven de kelder is er een grote opkamer of hoogkamer; de treden die er naartoe leiden zijn uitgevoerd in zwart-grijze klampsteentjs; deze treden zijn echter erg uitgesleten.
Foto nr 50 vertoont de deuromlijsting van ditzelfde woonhuis in detail. De ornamenten in stukadoorwerk verwijzen duidelijk naar de Napoleontische periode, dus naar de verbouwing bij de aanvang van de 19e eeuw.
In de Statiestraat 67 (foto nr 45) betrekt pachter Cyriel Immesoete een mooie hoevewoning uit de 17e eeuw, met een deuromlijsting die zelden voorkomt in het Meetjesland. Het dak was met stro bedekt tot in 1927; toen werden er rode dakpannen geplaatst. Er waren ook twee oude haarden, die nog werden gebruikt tot in 1946; het binnenmetselwerk van deze haarden bestond uit gewone baksteen, behalve op de plaats waar het vuur brandde en waar men metselwerk in kleine, zwarte, vuurvaste klampsteentjes aantrof. De vloeren in rode aardewerktegeltjes werden vervangen in 1951. Het achterste gedeelte werd aangebouwd omstreeks 1880; toen heeft men ook een kelder gemaakt onder dat aangebouwde deel. De luiken hebben een schelpmotief. De schuur, haaks staande met de woning, moet voor Wat de houtconstructie betreft van dezelfde periode zijn als het woonhuis. Wèl werden de muren in 1940 door nieuwe bakstenen vervangen, de zogenaamde «boerkens». De binnenindeling van de schuur is toen ook volledig veranderd; meteen verdween dan het oude schutsel dat de schuurdoorgang afsloot en waarop men vele namen en data kon lezen...
59. De Statiestraat te Boekhoute vóór 1914. | Reproductie Heemschut. |
Een mooie schuur met wolfsdak in stro vindt men te Boekhoute, Graafjansdijk 29 (foto nr 46). Het houtwerk dateert stellig van het einde van de 18e eeuw. Na de eerste wereldoorlog werden de houten wanden vervangen door muren in baksteen; de linkermuur op de foto is zelfs nog heel wat jonger. Het dak en de gebinten zijn echter mooi en goed bewaard.
Foto nr 47 laat ons een arbeiderswoning uit de vorige eeuw zien. Het gedeelte uiterst rechts werd later bijgebouwd, zoals men aan nok en dakpannen gemakkelijk kan opmerken. Links was de woonkamer, voorzeker ook weefkamer (met het typisch, hoog venster) en rechts de slaapkamer. Dit nette huisje bevindt zich Kapellestraat 38.
60. Vernield brugje bij het station van
Boekhoute, over baan nr 58 Gent-Terneuzen, op 12 maart 1945. | |
Foto van het Ministerie van Openb. Werken, |
De afbeeldingen nr 48 en nr 49 vertonen twee rolluikkasten, beide versierd met schelpmotief; in het eerste geval is de versiering vrij eenvoudig gebleven, in het tweede zeer mooi uitgewerkt.
Boekhoute had in vroegere tijden ook zijn spoken. Vooral Lange Liene (of Lange Mie) en Bison waren zeer gevreesd. Zij zwierven 's nachts rond en besprongen eenzame voorbijgangers, die hen dan over een afstand van ongeveer één kilometer op hun rug moesten meedragen ! Bison had de gedaante van een uitnemend groot dier, een soort wilde os. Men zegt dat dit spook niet meer verschenen is, nadat het op zekere nacht door een Boekhoutse schipper geweldig afgerost werd...
De schrik van de kinderen was de Bloedsjees. Vele jaren geleden gebeurde het smokkelen aan de grens ook met lichte rijtuigen, bespannen met vlugge paarden. 's Avonds en 's nachts ratelden deze smokkelrijtuigen soms met hoge snelheden over de hobbelige kasseien, wat een eigenaardig en akelig geluid gaf. De kinderen werden daarop attent gemaakt: dat was de sjees die in de duisternis de stoute kinderen ophaalde en meevoerde, kortweg de Bloedsjees genoemd !
61. Landschap aan Boekhoute-Haven in 1936. |
Prentkaart uit de verzameling van A. Ryserhove. |
Het oude Boekhoute kende natuurlijk ook zijn volkse types. Wij vermelden er slechts een paar: Frederik met zijn muizevallen en Adriaan, de Hollander.
62. Een beeld van de Statiestraat in 1933. |
Prentkaart uit de verzameling van A. Ryserhove. |
Frederik was een Duitse deserteur van de Frans-Duitse oorlog in 1870. Hij kon nooit meer naar zijn land terug en zwierf in de streek rond. Hij was een specialist in het fijnzinnig vervaardigen van allerhande soorten muizevallen, die hij dan leurend ging verkopen, om de kost te winnen. Frederik was een eigenaardig man en sprak half-Duits, half-Vlaams.
63. De wijk Haven te Boekhoute (naar West) in 1936. |
Prentkaart uit de verzameling van A. Ryserhove. |
Adriaan, een Nederlander van zeer goede afkomst, was in onverschil geraakt met zijn familie, die hem in geen geval wou laten trouwen met «het meisje van zijn hart». Hij trok er onderuit, begon te zwerven en belandde aldus in de streek van Boekhoute, waar hij bleef. Hij was steeds vriendelijk, knapte voor iedereen allerlei karweien op en sliep altijd ergens in een schuur. Iedereen kende hem. Vooraleer hij 's avonds de schuur binnenging waar hij zou overnachten, gaf hij zijn doosje luficers af aan de boer, tot de volgende morgen. Nooit wilde hij een deken aanvaarden en als men, bij felle wintertijd, daarop aandrong, vond men 's morgens de dekens netjes opgevouwen en ongebruikt terug. Hij was zeer eergierig en zou nooit een huis of een schuur betreden hebben, indien de vrouw of de dochter alleen thuis was. Adriaan vormde een zeer curieus en apart type en over hem zijn dan ook verschillende legenden ontstaan.
Dat dergelijke arme en gekneusde zwervers het goed vonden te Boekhoute en er levenslang bleven, bewijst nadrukkelijk dat de Boekhoutse mensen niet zo «boos en slecht» waren als Pastoor Franciscus-Gabriël Lefebvre het in 1818 wou doen voorkomen !
ALFONS RYSERHOVE.
ROMANO TONDA.T.
Wie meer historische bijzonderheden verlangt, kan deze vinden in :
De Potter en Broeckaert: Geschiedenis der gemeenten van Oost-Vlaanderen.
Boekhoute. - Deel 1, 2de reeks, 1870, 127 blz.
E. de Bock: Bouchaute et son port de pêche sur le Braakman. - In: Bulletin
de la société royale de géographie d'Anvers, jaarg. 58, 1938, blz. 4-32, met
platen.
A. Mathy: Le port de Bouchaute; étude de géographie humaine. Brussel, 1935,
6 blz. F. de Bock: Note sur I'influence exercée par I'eau de rivière sur la
culture de la moule... spécialement dans le Braakman. - In: Pêche et
pisciculture, 1:-~07, blz. 125-129.
A. Vermeulen: Een persoon verdwenen in 1792. - In: De Brabander, jaarg. 2,
1922, blz. 32.
F. Caland : Grafschriften. - In : De navorscher, jaarg. 16, 1866, blz. 361.
J. Winkler : De Dollart in Vlaanderen. - In: De navorscher, jaarg. 27, 1877,
blz. 229. J. van der Baan: ibid., jaarg. 27, 1877, blz. 323.
G. Roos: ibid., jaarg. 27, 1877, blz. 369-372 en 556 (Braakman).
E. de Bock: Le Braakman et la région de Staats-Vlaanderen. - In: Bulletin de
la société royale de géographie d'Anvers, jaarg. 59, 1939, blz. 201-228.
J. Wolf: Deutsche Märchen und Sagen. Leipzig, 1845, 607 blz., met platen;
zie blz. 252, 282-284, 343-344, 411-413, 467-468, 518, 528-529 en 595-605.
X.: Bij de Boechoutsche mosselvisschers. - In het weekblad «A.B.C.», jaarg.
6, 14 febr. 1937, blz. 4-5 en 31, met illustr.
Loze: Het zeevaartkundig onderwijs in België. - In: Verslagen van de
internationale congressen van de zee, deel 1, 1936, blz. 321-323.
A. Rotsaert: Onze zee- en binnen~'aartgeschillen met Holland. Antwerpen,
(1932), 84 blz., kaart.
A. Rotsaert: Un siècle de brimades; les différends fluviaux et maritimes
hollandobelges... ; eaux intermédiaires, les Wielingen, le canal Albert.
Antwerpen, (1933) 110 blz., kaart.
X.: Reconstruction de I'église. - In: Bulletijn van het comiteit der
provincie Oost-Vlaanderen voor monumenten en landschappen, deel 1, (1865),
blz. 103, 113-115, 120-121 en 123.
H. Loeggow: Zwin und Braakman, zwei alte Meeresarme. - In: Brüsseler
Zeitung. 29 juni 1944, blz. 5.
X.: Het kasteel ter Leyen. - In het weekblad «Ons Land», jaarg. 31, 22 okt.
1949, blz. 5, met illustr.
FD.: Te Boekhoute. - In: Het nieuws van den dag, jaarg. 62, 5-6-7 sept.
1946, blz. 1, met illustr.
J. Veltman : De toekomst van Boechoute en Philippine. - In: Het vrije
volksblad, 14 okt. 1947 (= De nieuwe gids, 15 okt. 1947).
J. Veltman : Mosseldorpen Bouchaute en Philippine overwonnen door aanslibben. -
In: Het nieuws van den dag, jaarg. 65 (= Het vrije volksblad, jaarg. 3, 4
febr. 1949, blz. 1), met illustr.
M.: Het visschen op de Schelde. - In: Kustblad, Oostende, jaarg. 3, 16 sept.
1946, blz. 3.
X.: Bij de mosselvisschers te Boechoute. In: De Vlaming, Brussel, jaarg. 58,
12 juni 1942.
X.: Bij de mosselvisschers te Boechoute. In: Gazet van Mechelen, jaarg. 47,
7 juli 1942, blz. 3, met illustr.
E. Lauwers: De haven van Boekhoute. - In: Economische berichten, jaarg. 3,
1943, blz. 415-419, met kaart.
H. Keuning: De haven van Boekhoute. - In: Tijdschrift voor economische en
sociaie geografie, jaarg. 35, 1944, blz. 26-27.
H. Wille: Boechoute-haven (vogels); het winterhalfjaar, oct. 1945 - maart
1946. - In: De wielewaal, jaarg. 12, 1946, blz. 200-204, met platen.
J. van Cleemput: De regel der Gentse lazarie, een stuk ouder dan de schepen
brief van Bochoute ? - In: Wetenschappelijke tijdingen, jaarg. 10, 1950,
kol. 129-131
B. De Keyzer: Ommereis doorheen de kerk rekeningen van Oost-Vlaanderen. -
In: «Schalmei», jaarg. 5, 1950, blz. 43-45 (kerkorgel).
C. Loontiens : Epatiacus. - In: «Hamer» (vlaamse uitgave), jaarg. 2, maart
1944, blz. 29-30, met kaart.
Dr. M.K.E. Gottschalck: Historische geografie van westelijk
Zeeuws-Vlaanderen; 2 delen, Van Gorcum, Assen, 1955-58.
Kultureel Jaarboek van Oost-Vlaanderen, Gent, deel 1961-11 (molens in
Oost-VI., arrond. Gent-Eeklo), blz. 10-11, met pl.
Guido Vanlaere: De demografische evolutie in Assenede, Bassevelde, Boekhoute,
Ertvelde, Oosteeklo en Watervliet gedurende de 17e en 18e eeuwen. - In:
Handelingen der Maatseh. v. Geschied., Gent, 1961, nieuwe reeks, deel XV,
blz. 49-105.
O. Lippens : Voorhistorische vondsten in het Meetjesland. - In: Appeltjes van
het Meetjesland, 111, 1951.
N. Kerckhaert: Het Ambacht Boekhoute, idem, IV, 1952.
N. Kerckhaert: De inval van Maurits van Nassau in het Meetjesland op 21 juni
1600, idem, V, 1953.
N. Kerckhaert: De heresie in het Meetjesland tijdens de eerste helft der
XVlle eeuw, idem, VI, 1954.
Prof. Dr. A. Verhuist: Het landschap in Vlaanderen. Antwerpen, 1965.
A. De Vos: Inventaris der landbouwpachten in de Gentse jaarregisters van de
Keure. Gent, 1958-1960, 2 delen.
D. Verstraete: Geteisterde dorpen in het noorden van het Meetjesland. - In:
Appeltjes van het Meetjesland, VIII. 1957.
D. Verstraete: Oude Wegen in het Meetjesland, idem, I, 1949.
W. Prevenier : Stads- en Kasseirijrekeningen als bronnen voor lokale
geschiedenis.
De oudste rekening van het stadje Biervliet. De oudste rekening van het
ambacht Assenede. - Idem, X, 1959.
A. Ryserhove en R. Tondat: Oud Assenede, idem, XX, 1969.
A. Ryserhove en R. Tondat:
Oud Bassevelde. -
In: Ons Meetjesland, jaarg. 3 en 4, 1970-71, 6 afleveringen.
Victorine Heecke:
Ieder huisken heeft zijn kruisken,
idem, jaarg. 4, blz. 32.
J. Leper: Kunstmatige inundaties in maritiem Vlaanderen, 1316-1945. Tongeren,
Michiels, 1957, 328 blz., met kaarten.
Jaarboeken Heemkundige Kring «De Vier Ambachten», Hulst.
Vorig artikel: Grafstenen in het Meetjesland (3) |
Inhoud van 1972, jaargang 5 |
Volgend artikel: Ledeganckhulde te Eeklo |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024