Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1974, 7de jaargang, nr. 4

Eeklo in beeld en schrift (9)

«Dank zij de vrijgevigheid van katholieke families konden zij er in 1586 een huis kopen, niet ver van de «Zandpoorte».  Daar leefden zij «tot den nomber van elf... met de observantie van haeren regel seer gestightelyk, ende ontfingen doghters tot de heilige religie».  De oude Mariadevotie werd hersteld en bloeide weldra — luidens een oud handschrift — als voorheen te Eekloo.

Omstreeks die tijd werden door Pieter Marchant, provinciaal der Minderbroeders-Recollecten, samen met Zuster Joanna van Jezus, overste van het klooster te Philippeville, veel Grauwe Zusters hervormd tot «Penitenten van Sint Franciscus».  «Om Godt met meerder volmaektheydt te mogen dienen, den sekersten en naersten middel gebruykende, alle beletzelen schuwende», besloten ook de Zusters van O. L. Vrouw ten Doorn het grijs habijt te ruilen voor de bruine Franciscanerpij en de zwarte kap voor de kloostersluier; zij zouden ook de koord dragen en een kloosternaam aannemen.

De plechtige hervorming zou plaats grijpen op het feest van O. L. Vrouw-Lichtmis in het jaar 1627.  Sinds enkele maanden bewoonden toen de Zusters een huis op de Nederkouter, «op Sinte Pieters neffens Ghent».

Zo lag daar, te midden van het felle en bonte leven der woelige Gentse stede, het vreedzame klooster der Penitenten, rondom zich verspreidend de heilzame invloed van strenge onthechting...»

(M. Vermussche, blz. 12-13).

Maar de goede dagen zijn voor Vlaanderen voorbij.  De tijd blijft onzeker, de krijgstrom roffelt, hongersnood, pauperisme en ontvolking dreigen.  Regelmatig doen de Vrijbuiters, van uit de kuststreek, uitvallen tot diep in het arme, uitgeplunderde binnenland.

«Het lot van Vlaanderen is het lot van Eekloo.
Sinds de stormdag van het jaar 1578 waarop de Calvinistische papenhaat te Eekloo victorie kraaide, is het aanschijn van deze stad totaal veranderd.  Talrijke woningen zijn geplunderd en uitgebrand.  In de parochiekerk liggen verbrijzelde altaren en stukgeslagen graftomben en de ketterse eredienst vervangt er de katholieke.  De handel, waardoor de stad zich heeft opgewerkt tot een der bloeiendste onder de steden van Vlaanderen, is met het teloorgaan der weverij gans verlamd.  En daarginds, aan het einde van de Zustersstraat, tiert het onkruid welig tussen de zwartgerookte puinen van Maria's genadeoord.

In die troebele tijden hebben de Eeklonaren hun Lieve Vrouw niet vergeten !

Het jaar 1609 brengt de wapenstilstand, in de geschiedenis bekend onder de naam «Twaalfjarig Bestand».  Het Zuiden maakt hiervan dankbaar gebruik om naar best vermogen enigszins een economisch en zelfs cultureel herstel te beproeven.

Drie jaar nadien knoopt de Eeklose magistraat onderhandelingen aan met de Grauwe Zusters te Gent, want de beproefde stad wenst vurig de terugkeer van het Mariabeeld en van de kloostergemeenschap.  Reeds zijn daartoe subsidiën goedgekeurd en de onderhandelingen schijnen een gunstige afloop nabij, als de Dertigjarige oorlog stokken in 't wiel komt steken.  Want weldra laat hij in onze streken zo sterk zijn invloed gevoelen, dat de Grauwe Zusters het veiligst achten te Gent te blijven.

Onderkant en sluitstuk van de kuip van de kansel
142. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.  Onderkant en sluitstuk van
de kuip van de kansel.
Foto A.C.L., Brussel.

In het voorjaar van 1631 landt Fredrik-Hendrik, na geduchte voorbereidingen, te Watervliet in Zeeuwsch-Vlaanderen, richt van hieruit, na menige plundering, zijn leger over Eekloo, Adegem en Maldegem naar Brugge, dat hij poogt te belegeren.  Maar de tegenstand is er zo groot, dat hij het geraadzaam vindt op 6 Juni uit Vlaanderen weg te trekken.  De oorlog gaat echter voort !  Op 4 september 1633 landt Willem van Oranje, een kozijn van Frederik-Hendrik, aan het hoofd van een protestants leger te Sluis en overmeestert na weinige dagen Philippine.  Gans Zeeland is in handen der Geuzen !

Sculptuur afbeelding van Sint Niklaas op de deur van de kansel
143. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.  Mooie sculptuur met de
afbeelding van Sint Niklaas, op de deur van de kansel.
Foto A.C.L., Brussel.

Nu wordt het erg voor de katholieke bevolking uit de grensstreek !  «Foulés, exténués et épuisés à n'en avoir plus»: ze is in de diepste ellende vervallen, beroofd en uitgeput tot het uiterste !  Herhaaldelijk worden priesters als gijzelaars meegenomen en vaak staat de geestelijkheid voor de keuze: vluchten of de marteldood sterven.  Zo komt het dat menige parochie zonder herder leeft en dat Calvinistische predikanten er vrij spel hebben.

Ook pastoor Gheuns van Eekloo heeft zijn post verlaten uit vrees voor de ketters.  Om in zijn vervanging te voorzien doet Mgr. De Quinckere, bisschop van Brugge, — sinds 1559 behoort Eekloo immers tot dit nieuwgestichte bisdom — een beroep op de paters Recollecten in zijn stad.  Eén meldt zich aan: hij heet pater Schebbe en wie hem kent roemt hem om zijn ijzersterke wilskracht, zijn diepe godsvrucht en zijn beproefde wijsheid.  Samen met een lekebroeder, Hermes Englet, komt hij in 1634 te Eekloo als desservitor aan.  Beiden zijn nog in de bloei van hun leven en dag en nacht werken zij onverpoosd om de katholieken van het Meetjesland tegen de ketterij aan te moedigen en te sterken.

Vijf jaar slechts hebben zij zich afgesloofd, als zij door de Geuzen gevat en in een somber gevang te Aardenburg opgesloten worden.  En wanneer zij er een paar jaar nadien uitkomen, is het om hun apostolaatswerk met de marteldood te bezegelen.  Intussen is Eekloo weer zonder priesters, maar het bloed van zijn martelaars wordt zaad van nieuw en heerlijk leven !  Gods wegen zijn onnaspeurlijk !

De Evangelist Johannes op de kuip van de kansel
144. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.  De Evangelist Johannes op de kuip van de kansel.
Foto A.C.L., Brussel.

Op dat ogenblik treedt in de geschiedenis van Eekloo pater Marchant op.  Sinds enkele tijd is hij algemeen overste geworden van de Franciscanen uit de Nederlanden, Duitsland, Ierland, Schotland en Engeland.  In 1640, terwijl pater Schebbe en zijn medebroeder te Aardenburg hun dood afwachten, vat hij het plan op te Eeklo een Minderbroedersklooster op te richten. Wat vermag immers één desservitor tegen die overweldigende vloed van zedeloosheid en ketterij, welke van uit het Noorden onze gewesten overspoelt !  Niet vreemd aan dat plan is vermoedelijk het feit, dat hij langs de Penitenten te Gent het Eeklose Mariaheiligdom heeft leren kennen en er het zijne wil toe bijdragen om de aloude devotie nieuw leven te schenken op de plaats waar zij voor het eerst is ontstaan. 

De Evangelist Marcus op de kuip van de kansel
145. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.  De Evangelist Marcus op de kuip van de kansel.
Foto A.C.L., Brussel.

Als Eeklo dat plan verneemt, is het één en al geestdrift.  Maar de Dertigjarige oorlog is nog volop aan gang en men moet geduld oefenen tot de vrede getekend wordt in 1648.  Op 22 November van dit jaar schenkt het stadsbestuur aan de Minderbroeders een woning, vlak bij de puinen van het oude klooster, in het Zustersstraatje, dat vanaf die tijd «Patersstraatje» heet.  Drie paters en twee lekebroeders komen er het volgend jaar wonen; pater Suys wordt tot overste benoemd.

De «paterkens» moeten wel beantwoord hebben aan de verwachtingen van het Eeklose volk, want enkele jaren nadien stelt het gemeentebestuur voor, op de puinen van het Zustersklooscer een echt Franciscaans klooster — dat is: voor ten minste twaalf kloosterlingen — op te richten.  Het algemeen kapittel der Minderbroeders, te Gent in 1656 gehouden, erkent het klooster te Eekloo, maar de toestemming met het zegel van Philips IV blijft zolang uit, dat de paters zich in de Raamstraat — op de plaats waar nu het jongenspatronaat staat — een voorlopig klooster met kapel bouwen.

Als dan eindelijk in 1664 de officiële goedkeuring uit Spanje aankomt, gelasten de Minderbroeders te Eekloo hun syndic, Abraham van Hoobrouck, Heer van Axelwalle, onderhandelingen aan te knopen met de Grauwe Zusters te Gent, aan wie de grond met de puinen toebehoort.  Op 28 Augustus daaropvolgend wordt het eigendom in naam van de H. Stoel overgedragen op de Recollecten voor «de somme van dry duyzent en hondert guldens».  Maar uitdrukkelijk vermeldt de verkoopakte dat het Mariabeeld te Gent in het bezit van de Zusters zal blijven !  Een paar weken nadien zendt de provinciaal der Recollecten de syndic der Gentse residentie naar Eekloo, om er, in aanwezigheid van de stedelijke magistraat, namens de Nederlandse provincie der Franciscanen het eigendom in bezit te nemen.

De Evangelist Mattheus op de kuip van de kansel
146. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.  De Evangelist Mattheus op
de kuip van de kansel.
Foto A.C.L., Brussel.

Nu doen de paters aan de Eeklose bevolking kond dat op 12 October de plechtige canonieke oprichting van het nieuwe klooster zal plaats grijpen.  Die dag is er feest in de stad !  Het begint in de parochiekerk, waar Pater Provinciaal een plechtige heilige Mis opdraagt, waarbij de notabelen der stad en alle leden van het algemeen kapittel der Franciscanen aanwezig zijn.  Daarna trekt men in stoet naar de Zuidmoerstraat en onder lofgezang wordt op de verweerde puinen van het oude klooster een kruis geplant: die heilige plek, ademend in eemvenoude vroom­heid, zal ook in komende tijden de Heer toebehoren !

In een eindeloze rij van donkere jaren is een dag van licht gekomen !  Als de Recollecten bij het einde der zeventiende eeuw te Eekloo aankomen, is het om zich neer te buigen over de nijpende nood van een uitgepijnde en arme bevolking.  Want niet met één slag wordt het aanschijn van Vlaanderen omgetoverd tot dat van een paradijs !  Integendeel !  De bakens blijven op oorlog gesteld !

Middenstuk van het fronton van de prachtig gebeeldhouwde biechtstoel
147. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.  Middenstuk van het fronton van de prachtig
gebeeldhouwde biechtstoel.
Foto A.C.L., Brussel.

Na het verdrag van Münster in 1648, dat Noord en Zuid officieel van elkaar scheidt, groeit aan gene zijde van de Moerdijk, sterker van dag tot dag, de «barrière-mentaliteit»: de zuidelijke provinciën vormen eigenlijk een ideale dam tegen het Frankrijk van Lodewijk XIV.  Herhaaldelijk tijdens de tweede helft der zeventiende eeuw, en de eerste jaren der achttiende grijpt de zonnekoning naar de groeiende Hollandse republiek, die zich dapper weert.  Maar haast telkens liggen de puinen op Vlaamse bodem !  Het klaaglied van een Zuid-Nederlander, bij het begin der XVIIIe eeuw, typeert de toestand in onze gewesten:

All' ons schoon en rijcke steden
Zijn al sieck of overleden
Op de kaey daar groyt het gras
Die voortijdts te kleyne was
Om het volk te kunnen leyden;
Siet de straeten groen als weyden
Sy zyn doodt, zonder ghetier,
Sonder volek en zonder zwier.

Maar van Vader Franciscus hebben de Recollecten een onverstoorbaar optimisme geërfd en zonder verpozen gaan zij aan 't werk.  Puinen worden weggeruimd en uit de grond rijzen splinternieuwe muren.  Een half jaar later doet men reeds dienst in een voorlopige kapel en bij het einde van 1665 wordt de nieuwe refter in gebruik genomen.  Als kort nadien voornoemde kapel instort, werkt men met verdubbelde ijver, zodat op 21 October 1666 de provinciaal voor 't eerst het H. Misoffer opdraagt in het koor der kerk.  Terstond wil men aan het schip beginnen, maar... de oorlog breekt uit en het werk ligt stil.

Fragment van de biechtstoel, deel bovenaan rechts
148. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn. Fragment van de biechtstoel, deel bovenaan
rechts (zie foto nr 147).
Foto A.C.L., Brussel.

Men blijft echter niet bij de pakken zitten !  Terwijl te Oostwinkel 140.000 bouwstenen worden gebakken, maken de paters van de gedwongen rust dankbaar gebruik om hun zedelijke invloed te versterken en de Mariadevotie te herstellen.  In het jaar 1682 geven zij een boekje uit «te Brugghe ghedruckt by Elias Meeuwe, woonende in de Breydel straete in 't Ghecroont Sweert».  De volledige titel er van luidt: «Herstellinghe van de oude devotie tot Onse Lieve Vrauwe ten Doorn door het oprechten van het Artsbroederschap van de Onbevlekte Ontvangenisse van Maria, met authoriteit van Syne Pauselycke Heyligheit Innocentius den XI, in de Kercke van de Paters Recollecten binnen de Stadt ende Vryheit van Eecloo».  Na een opdracht aan O. L. Vrouw en een kort overzicht van de lotgevallen van het Mariabeeld, lezen wij er dat Gods Voorzienigheid de Paters naar Eekloo gestuurd heeft opdat «aldaer den vervallen dienst van Maria ten Doorn door hun in alle ghemoederen der gheloovighe soude vernieuwt ende wederom aangenomen worden; het welck niet crachtigher geschieden en kan als door het instellen van het Arts-broederschap van de Onbevleckte Ontvanghenisse van Maria ende devotie van Onse Lieve Vrauwe ten Doorn.  Want sy is 't alleen die tusschen de doornen van de sonde en de sondaars woonende van de steeck des doorns noyt, oock in haer ontvanghenisse gequetst en is gheweest, die lelie van welcke Cant. 2 gheseyt wordt: Ghelyck een lelie onder de doornen, soo is myn vriendinne onder de dochteren.»

Deur van de biechtstoel
149. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn, Deur van de biechtstoel (zie ook de foto's 147-148 en 150-153).
Foto A.C.L., Brussel.

Zo wordt hier evenals elders de gedachte aan en de verering voor Maria's «onbevlekte» Ontvangenis levendig gehouden, bijna twee eeuwen vóór de dogmaverklaring door Pius IX.

Zodra de omstandigheden het toelaten — nog vóór het einde van de Hollandse oorlog — hervat men de opbouw van de kerk.  Op de laatste Zaterdag der Meimaand van het jaar 1683 wordt, na Veni Creator en plechtige H. Mis, door pater gardiaan, baljuw en burgemeester de eerste steen gelegd van het kerkschip.

Maar als men juist ter hoogte van de vensters is gekomen, komt er opnieuw een kink in de kabel.  Het gaat Lodewijk XIV niet voor de wind in zijn krijgsverrichtingen en in een vlaag van misnoegdheid dreigt hij: «Elke stad, die de geëiste oorlogsschatting niet betaalt, zal te grande toe uitgebrand worden.»  In December 1683 legert bij Veldekens-brug de Franse graaf de Montbron met zijn soldaten.  Hij stelt Eekloo voor de keus: betalen of totale vernietiging.  Maar pater gardiaan speelt bemiddelaar, en... de stad wordt gered !

Met groeiend ongeduld ziet de bevolking de voltooiing van het kerkgebouw te gemoet en, hoewel de toestand nog lang niet opgeklaard is, metselt men verder.  De 19 Juni 1684 begint men aan het dak; het wordt weer een hele plechtigheid, waaraan de stedelijke magistraat een officieel karakter geeft.  De aanvang der 18e eeuw zet de kroon op het werk: de nieuwe kerk wordt gewijd !  Hiervoor komt Mgr. Vandernoot, bisschop van Gent, want de bisschopszetel van Brugge is op dat ogenblik vacant.  In de altaarsteen rusten relieken van de heilige martelaren Cassianus en Rufinus.  Zo wordt die 21 September 1706 door gans Eekloo gevierd als de langverbeide dag der schone voleinding !

In een tijd van aanspoelend ongeloof is het Franciscanerklooster met zijn barokkerk uit de grond gerezen als een tastbaar getuigenis van Eekloo's vrijgevigheid en diepe godsdienstzin. Het is een der voornaamste, welke de Recollecten te dien tijde in Vlaanderen bezitten en in alle opzichten een weldaad voor de stad.  Alwie bedreigd wordt door afpersing, knevelarij of barbaarsheid vanwege de oorlogsvoerder vindt er een veilig schuiloord.  Daar ligt ook de eerste kiem van wat — na veel lotgevallen — tot «Bisschoppelijk Sint-Vincentiuscollege» zal uitgroeien.

Dit — en nog veel meer — dankt Eekloo zijn «Paterkens»...

(M. Vermussche, blz. 15-21).

150. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.
Gebeeldhoude biechtstoel, sokkel
van een kolom met de beeltenis van
de Evangelist Marcus.

Foto A.C.L., Brussel.

«Meer dan een eeuw hebben zij gebouwd: een kerk van steen en, in vele harten, het schoonste Mariakapelleke dat men dromen kan.  Het schrijn is klaar, maar de schat die het moet bevatten is er nog niet: het oude beeldje, symbool van onvergankelijke liefde tot de Moedermaagd.  De dag waarop het naar Eekloo zal terugkeren is in 't verschiet !

Gebeeldhoude biechtstoel, sokkel van een kolom met de beeltenis van de 
   Evangelist Mattheus 151. Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.
Gebeeldhoude biechtstoel, sokkel
van een kolom met de beeltenis van
de Evangelist Mattheus.

Foto A.C.L., Brussel.

In 1781 doet Jozef II van Oostenrijk — de Zuidelijke Nederlanden waren onder Oostenrijks bewind ! — zijn intrede te Gent.  In Januari van het volgend jaar ontbindt hij de congregatie der Penitenten van O. L. Vrouw ten Doorn in deze stad.  Niettegenstaande hun vast voornemen samen te blijven, moeten de Zusters twee jaar nadien het communiteitsleven vaarwel zeggen.  Vanaf dat ogenblik kunnen zij geen waarborg meer bieden voor het Mariabeeldje en besluiten daarom het naar Eekloo terug te dragen.

God is wonderbaar in Zijn werken !  De sterfdag der Penitenten wordt voor alle Eeklonaren een vreugdedag !  Op 18 Juli 1785 brengt pater Amandus De Maegd, vergezeld door twee kloosterzusters, het beeldje naar de plaats waar het eeuwen tevoren werd gevonden.  Bijzonderheden over deze heuglijke gebeurtenis worden ons niet verteld, maar dat het een jubel zonder weerga moet geweest zijn laat geen twijfel !

Onvermengd echter is de vreugde niet !

Het spook der revolutie bedreigt Frankrijk en herschept dit land weldra in een vuurpoel.  In 1795 komt een cynisch overweldiger België «verlossen» van de «tyrannie des despotes, des nobles et des prêtres» en... annexeert ons land.  Dat betekent het doodsvonnis van al wat het katholiek geloof trouw blijft.  Kerken, kloosters en heiligdommen worden geplunderd, de kloosterorden in talrijke departementen ontbonden.  Vooral het onderwijs moet het ontgelden !

Tegen de avond van 4 Februari 1797 komt een «overloper», Karel Beelaert, samen met een Franse commissaris aankloppen bij de Recollecten te Eekloo:  hij zal hen volgens de wet buitenzetten.  De Paters protesteren en het volk jouwt de twee uit.  Maar 's anderendaags staan zij er weer, ditmaal met een tiental Franse huzaren: de paters worden uit hun klooster verdreven.  In Augustus daaropvolgend wordt hun ook het college ontstolen.  Het Mariabeeldje valt niet in de handen der overweldigers: tot alles weer rustig is, zal het verscholen blijven in het huis der juffrouwen Weyn in de Boelare.

Gebeeldhoude biechtstoel, sokkel van een kolom met de beeltenis van de 
   Evangelist Johannes 152.  Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.
Gebeeldhoude biechtstoel, sokkel van
een kolom met de beeltenis van de
Evangelist Johannes.

Foto A.C.L., Brussel.

Als enkele dagen daarna het bezit der Recollecten in openbare veiling te koop gesteld wordt, koopt de gardiaan, pater Ildefons Van Doorne, het klooster terug en Eeklonaren kopen de inboedel, om hem daarna aan de paters te schenken.  Tijdens de oorlogen van de Republiek en van het Keizerrijk wordt het klooster ingericht als militair hospitaal en na 1814 als gendarmerie.  In 1820 verkoopt pater Ildefons het aan kanunnik Triest, de stichter der Zusters van Liefde.  Het verkoopcontract vermeldt uitdrukkelijk dat de oude pater het mag bewonen tot aan zijn dood.

Het moet voor de grijze gardiaan een onvergetelijke dag zijn, die 28 Augustus van het jaar 1823 !  Zingend en biddend komt een stoet van de Boelare naar het beproefde klooster en, daar de kerk voor de gelovigen ontoegankelijk blijft, plaatst men het Mariabeeldje in een bijhorigheid van de sacristie (wellicht waar thans de sacristie is).»

(M. Vermussche, blz. 22-23).

153.  Kapel van O.L.Vrouw-ten-Doorn.
Gebeeldhouwde biechtstoel, sokkel
van een kolom met de beeltenis van
de Evangelist Lucas.

Foto A.C.L., Brussel.

Op 30 november 1829 sterft pater Ildefons in het klooster van Ten Doorn.  Daarmee eindigt dan ook het «tijdvak van de Franciscanen» in de geschiedenis van Eeklo's Lieve Vrouwe.

In 1832 verschenen twee Zusters van Liefde — twee jeugdige dochters van de stichting van Kanunnik Triest en van Moeder Placide — in de Zuidmoerstraat.

«Zij kwamen, de tiende Mei 1832, op een noodkreet van Eekloo, door cholera bedreigd.  Zo dringend als geestelijke ontbering indertijd om de Paters riep, wachtte de kwaal van nu op zelfvergeten vrouwen.  Toch zou de werkzaamheid in Maria's gebied niet aanvangen met het bijstaan van zieken.  Want toen het moederklooster van Terhaegen, Eekloo's burgemeester en notaris Vanderwenen zich beijverd hadden, om het onderkomen domein van Pater Ildefons herbergzaam te maken, bracht men niemand ter verzorging aan.  Onze Lieve Vrouw had haar lievelingsplek van de plaag bevrijd.

Dankbaar wijdden de Zusters toen haar krachten aan de Mariadevotie.  Het was nodig.  De kerk, bij de Franse omwenteling ontheiligd en van toen af tot profane doeleinden gebruikt, was erg gehavend.  De onlusten van 1830 hadden haar herinrichting vertraagd.  In 1832 diende zij deels tot dorsvloer, deels tot houtzagerij...

In 1833 dan, bracht men de Lieve Vrouw terug op het zijaltaar en sierde ze met vrome smaak.  Het jaar daarop werd de kapel weer een heiligdom.  De laatste overlevende der Recollecten celebreerde er de heropeningsmis.

Nu was de zomer daar !  Het stuwde in de oude stam en door alle takken.  Het bloesemleven werd tot stage vruchtengroei.  Ongeneesbare vrouwen kwamen onder Maria's hoede wonen; dames kostgangsters ook en, overdag, kleuters.  Er ontstond een internaat en een lagere school voor kinderen uit het volk.  De Zusters van Liefde leerden daarbij het kant klossen aan en hielden Zondagschool.  Kortom, «het kloosterke» werd een gebied van veelomvattend apostolaat.  En, al veréénde het stilaan tot een jeugdtehuis, toch bleef het een open hart voor alle wel en wee. 

Oorkonde van 22 november 1648
154. Oorkonde van 22 november 1648, waarbij het stadsbestuur van Eeklo toelating
verleende aan de Minderbroeders om zich binnen Eeklo te vestigen (Kloosterarchief,
Eeklo).
Drukplaat van de Eerw. Paters Minderbroeders, Eeklo.

Eekloo had namelijk in de tweede helft van de 19e eeuw zijn oude devotie ten volle herwonnen. Het liep dikwijls aan bij Moeder-ten-Doorn als bij een vertrouwde, het woonde van harte de diensten bij in Haar kerk, het bad in verbondenheid rozenhoedjes en novenes, het beeweegde samen met de omliggende dorpen.

Tot in het begin van de 20e eeuw vlocht het feestkrans op feestkrans in rustige trouw.  In 1873 en in 1898 werd het aantreffen van het beeldje herdacht.  Tegen de eerste van die vieringen — de 425e verjaardag luidden uit het kloostertorentje twee nieuwe klokken vreugde over de stad.  De geestelijke overheid had daarbij, in een breve, het jubileren aangemoedigd, aflaten toegekend en het feest van Onze Lieve Vrouw ten Doorn met een octaaf verlengd: Eekloo had nu de privilegiën van een belangrijk genadeoord.  De oorsprong van de jaarlijkse begankenis naar «'t kapelleke», tussen 25 Mei en 2 Juni, moeten wij tot hiertoe laten opklimmen.  In 1898, kwam Mgr. Stillemans een staatsiemis opdragen; en, zowel bij deze 450e verjaring als in 1873, togen door Eekloo's straten, in kleurige stoet, beelden uit een dierbaar verleden.  Maar de hoogdag der hoogdagen werd het in 1903: de kroning.  Dankbare gezinnen tooiden Moeders huis met rijker altaren.  De Heren Biltris en Roegiers doorvorsten archieven om andermaal een authentieke omgang op de been te krijgen.  Heer Verhasselt componeerde.  College en klooster repeteerden.  Alle stedelingen bedachten versieringen.  De hele gemeente gonsde van bedrijvig toebereiden.  Zelden is ook een feest zo goed geslaagd.  Toen de bisschop, onder een machtig Magnificat, ons Lieve Vrouwke tot koningin maakte, was het volk om Haar heen maar één ziel meer...»

(M. Vermussche, blz. 25-27).

Eeklo: het nieuwe Minderbroedersklooster
155. Het nieuwe Minderbroedersklooster te Eeklo, gezien van uit de hof.
Links bemerkt men de toren van de Sint-Vincentiuskerk en rechts
het verdwenen torentje van de Paterskerk.
Drukplaat van de Eerw. Paters Minderbroeders, Eeklo.

De gebouwen van Ten Doorn, in 1820 door pater Van Doorne aan kanunnik Triest verkocht, omvatten slechts de kerk en alle oude bouwwerken van het klooster, benevens een oostelijke en een westelijke vleugel.  In deze beide vleugels werden in 1921 ingenomen door de refter van de kloostergemeenschap, de vestiaire en het kwartier voor de kleine kostschoolmeisjes.  Na 1832 zou het instituut voortdurend uitbreiding nemen.  In 1863 werd een belangrijke kantwerkschool opgericht in de gebouwen van het externaat en, op de verdieping daarvan, een school voor kosteloos lager onderwijs.

«Wanneer in 1832 Eeklo's stadsbestuur voorzag in de verzorging van mogelijke choleralijders (de cholera bedreigde de streek !) kwamen de eerste twee Zusters van Liefde er aan.  Zij betrokken het verwaarloosde voormalig patersklooster.  Maar de ziekte brak niet uit en zo zouden de zusters oude Dames huisvesten en tevens hun opvoedingswerk beginnen.  Er ontstonden achtereenvolgens lagere klassen, een bewaarschool en een speldenwerkschool («bloemschool» genoemd) waar kant geklost werd; en in 1835 een kleine kostschool naast het externaat.

Voor de opleiding van leerkrachten werd in 1884 te Zaffelare een Normaalschool ingericht, die in 1886 naar Eeklo overkwam.

De leerdrang steeg overal.  De school moest zich voortdurend uitbreiden.»  (Katholiek Onderwijs in België en in de Belgische Missies —  Zusters van Liefde van Jezus en Maria te Gent, 1965).

In 1882 werd het eerste gebouw van het pensionaat opgetrokken (middelbare klassen en refter Sint-Lucie), in 1891 de normaalschool, tot vlak vóór de studiezaal.  Vervolgens werden nog gebouwd:
in 1894: de studiezaal van de normaalschool (op de plaats waar er voorheen een hoeve stond) en het pensionaat, langs de dreef, tot aan de studiezaal; toen werd ook de hof, die vroeger eindigde bij het huidige Alpentuintje, vergroot tot aan de Sint-Antoniuskapel en het prachtige, met loof overdekte wandelpad (priëel) werd aangelegd; Moeder Mauritia had immers nieuwe gronden aangekocht en de terreinen van Ten Doorn tot in het volle veld uitgebreid;
in 1896: de gymnastiekzaal en het belendend gebouw; de binnentuin van het kloosterpand, begraafplaats van de paters in de 17e eeuw, werd nu overdekt en omgevormd tot een mooie refter;
in 1899 : de studiezaal van het pensionaat;
in 1901 : de aangenomen lagere school;
in 1902: de watertoren op de normaalschool (nu gesloopt); in 1909 : de feestzaal van de kostschool;
in 1910 : het paviljoen Sint-Paulus; er kwam ook een nieuwe tuinaanleg en de hovingen werden vergroot met een tennisplein ;
in 1912: Sint-Elisabeth, een afgezonderd paviljoen voor besmettelijke zieken;
in 1913: het Sint-Theresiapaviljoen (later nog aanzienlijk uitgebreid).

Bovenstaande gegevens werden vooral ontleend aan het boek van Sceur Flore: L'institut N. D. aux Epines à Eecloo et sa Vierge miraculeuse, Bruges, Herreboudt, 1921.  Daarin vindt men ook de ganse geschiedenis van Ten Doorn onder de wereldoorlog 1914-18.

Algemeen zicht op de Oude Kaai
156. Algemeen zicht op de Oude Kaai.
Prentkaart uit de verzameling van André Verbeke, Gent (afstempeling 14/9/1909)

«Een goede dertig jaar lang (van 1 september 1906 af) bestond er te Eeklo een Oxford-center waar vooral Britse meisjes (meestal niet minder dan 200), maar ook landgenoten en jongedames van andere nationaliteiten, studeerden.  Die vreemde schoolbevolking zocht vaak een «finishing school» en specialiseerde zich graag in talen, muziek en huishoudkunde.  Om die groep op te vangen werd in 1910 het St.-Paulus' paviljoen gebouwd voor leerlingen boven de zestien jaar.

Brug over het Leiken aan het Motje, vóór 1910
157. Brug over het Leiken aan het Motje, vóór 1910.
Prentkaart uit de verzameling van André Verbeke, Gent. (afstempeling 14/9/1909).

Vlak vóór de eerste wereldoorlog werd het St.-Theresia-paviljoen,gebouwd voor de middelbare normaalschool en de humaniora die ruimte zochten.

1914... Weldra zat Ten Doorn vol soldaten, vluchtelingen, gekwetsten... maar na een poos werd in alle sectoren weer krachtdadig gewerkt, al steeg de Duitse bezetting soms tot 1600 man.  Begin november 1918 werd Eeklo bevrijd.  Met nieuwe moed aanpakken was de boodschap.  Weldra begon de technische school, ook voor externen.  Het hoger handelsonderwijs ontwikkelde zich zo snel dat het ruimere lokalen moest zoeken en verhuisde naar de Korte Nieuwstraat 33.  De normaalschool was overbevolkt.  De humanioraklassen werden zo druk bezocht, dat spoedig het internaat geen lagere-schoolmeisjes meer kon opnemen.

Brug over de Eeklose Vaart, bij de monding in het Schipdonkskanaal
158. Brug over de Eeklose Vaart, bij de monding in het Schipdonkskanaal.

Drukplaat Heemkundig Genootschap.

Na 1932 weken de Franstalige afdelingen geleidelijk uit.

1940... De tweede wereldoorlog bracht veel leed, maar ook de kans velen bij te staan: vrijwilligers, vluchtelingen, gekwetsten, eerst uit eigen volk, weldra uit alle 's Heren landen.

In 1941 verhuisde St.-Paulus' Finishing School voorgoed naar Loverval bij Charleroi.

Eeklo (Ten Doorn) vernieuwt voortdurend haar levenswil.  In 1965 omvat haar zorg 2.450 leerlingen, die van twee wijkscholen, in de laatste jaren ontstaan, meegerekend (Burgemeester Pussemierstraat en oude Brugsesteenweg).»  (Kath. Onderw. in België..., 1965).

Op dit ogenblik (1974) telt het Instituut O.L.V.-ten-Doorn nagenoeg 3.000 leerlingen en is één van de grootste meisjesinternaten van het ganse land.

(wordt voortgezet)
ALFONS RYSERHOVE
ROMANO TONDAT

Separator

Eeklo in Beeld en Schrift 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024