1452 Uiteindelijk brachten de verscheidene samenkomsten toch resultaat op, want
men besloot "omme daer af te makene een vriendelic accort". Hetzelfde
jaar, de 8ste oktober kreeg het Eeklose stadsbestuur een gerechtsdeurwaarder op bezoek die
de baljuw, de burgemeester en schepenen voor de Raad dagvaardde. De reden hiervoor was
het in beroep gaan van Eeklo in een proces aangaande een doodslag die was gepleegd daar een
Eeklose keurbroeder op een inwoner van Maldegem.
In ieder geval, de doodslag had plaats op Maldegems grondgebied. De 26ste
september stuurde het Eeklose stadsbestuur zijn schepenen Willem van Zegbrouc en
de notabele Pauwel Blondel naar de grafelijke Raad te Ieper.
Zij moesten trachten een bevelschrift te bekomen met als doel het hof (wet-vierschaar) te
Maldegem te laten sluiten, in verband met de hogergenoemde doodslag. De raadsheren
gaven echter voor raad dit niet te doen, maar bij de Maldegemse vierschaar in beroep te
gaan. Dit bracht nogal wat kosten mee, eerst het verzoekschrift laten opstellen,
ten tweede een advokaat aanstellen die de zaak zou gaan verdedigen te Maldegem, ten derde,
de vergoedingen voor Gheeraerdt en Ghilghemin, klerken van de griffier die ook bij de
Eeklose afvaardiging behoorden. Allen waren vier dagen afwezig en deden de
verplaatsing te paard.
De 7de oktober kwam te Eeklo een gerechtsdeurwaarder met een dagvaarding voor de
Maldegemse baljuw en het schepenkollege. Het bevelschrift stond in verband met
de moord op de persoon uit Maldegem. De 7de mei waren er weer moeilijkheden met
Maldegem. Nu werd Jan de Knuut, Eeklose keurbroeder daar gevangen gehouden.
De burgemeester en de schepenen Willem van Zegbrouc en Zegher Vanden Hende gingen de zaak
bepraten. Waarschijnlijk met goed gevolg. Doch was er bij de Maldegemse
bevolking veel ongenoegen tegenover Eeklo.
Ze hadden reeds zo dikwijls de duimen moeten leggen in de meeste processen met
Eeklo. Voeg daarbij de vele kosten die een proces meebracht, als het dan nog
werd gevolgd door een veroordeling kan het niet anders of hun gezindheid richtte
zich tegen Eeklo. Men mag niet vergeten dat Maldegem per inwoner minder
ontvangsten had. We zien dat sommige processen voor Eeklo een zware financiële
aderlating vormden die soms de begroting van de stad overtrof ! Maar het feit
dat Eeklo veelal die proceskosten tegen Maldegem recupereerde bracht voor Eeklo
alleen tijdelijke financiële problemen mee. Voor Maldegem was het meestal het
verlies van processen en de door hen gemaakte kosten die dikwijls groter waren
dan de opgelegde boeten en vergoedingen die zij aan Eeklo moesten betalen. In
elk geval de ontevredenheid van de Maldegemse bevolking kwam tot uiting door de
gevangenneming van Pieter de Munster.
Molen te Moerhuize, rechts de Bareel Versluys-Timmerman Estaminet |
Deze maakte in funktie van schepen deel uit van een wettelijke afvaardiging
die belast was met een opdracht naar Maldegem (31). Dat Pieter de Munster
door krijgslieden van de heer van Maldegem uit de groep werd gehaald, kan worden verklaard door
het feit dat hij bij de Maldegemse bevolking geen onbekende was.
Voor de aanhouding was hij in 1449 en 1445 burgemeester te Eeklo geweest. Tevens
was hij jarenlang schepen en maakte vele keren de onderhandelingen mee in de
gemeente Maldegem. Pieter de Munster was een bikkelharde onderhandelaar, die
persoonlijk vele besprekingen meemaakte en er telkens als onverzettelijke
woordvoerder optrad. Indien Vincent de Munster verwant was met Pieter kon dit
mogelijks deze gezindheid tegenover Pieter hebben gevoed omdat Vincent de
Munster burgemeester was in 1450 en 1453 en enkele jaren ook schepen. Wat er wel
op wijst dat Pieter de Munster uit een bekende familie kwam en een bekend
persoon moet zijn geweest. Het was ten onrechte en het onrecht scheen het
stadsbestuur zo groot dat de schout in eigen persoon zich naar Rijsel begaf om
bij de Grote Raad een verzoekschrift in te dienen tot het verkrijgen van een
bevelschrift die aan de Eeklose keurbroeders het recht zou geven zich vrij door
het graafschap Vlaanderen te bewegen. Hij was daarvoor zes dagen afwezig en
verplaatste zich te paard.
1453 Op 17.3 stuurde Eeklo zijn schepen naar de Grote Raad te Rijsel om te zien
hoever de hogergenoemde zaak stond. Wegens overbelasting moest de administratie
de zaak uitstellen. De 24e maart stuurde Eeklo weer een bode met hetzelfde
resultaat. De derde april ging een bode nog eens zien hoe het zat met de
hogergenoemde zaak. De rekeningen vermelden alleen dat betrokkene vier dagen
afwezig was,
zonder kommentaar. Zeer waarschijnlijk moet de Grote Raad gevolg hebben gegeven aan
het Eeklose verzoekschrift, want de 26ste augustus ging Pieter de Munster persoonlijk naar
de Grote Raad te Rijsel om kwijtschelding te verkrijgen voor de Eeklose keurbroeders die
nog in het krijt stonden. De vraag was vooral gericht omdat een
grote wijk door brand was vernield. Het verzoek werd gunstig onthaald
(32). De 4de oktober trokken de Eeklose baljuw, Willem Delewaerde,
de burgemeester Vincent de Munster, Pieter de Munster, de hoofdpersoon in hogervermelde
zaak, met de griffier Zegher Vanden Hende en Alaert Wante, Jan Maes, Willem Van Zegbrouc,
Pieter Blondeel en Pieter Van Appeleerne naar Maldegem om het beroep bij het schepenkollege
af te geven. Het ging over de doodslag gepleegd "op een maldeghemsche
laet". Enkele dagen later greep er te Brugge een onderhoud plaats tussen
afgevaardigden van de Eeklose en Maldegemse wet (= schepenkolleges). Gedurende drie
uren werden er allerlei zaken besproken. Met als resultaat "vriendeliken
accoorde dat ghemaelt was tusschen der stede van eeclo of een hende den heere van maldeghem
of de andre". Deze vriendelijke overeenkomst werd kort daarop overgemaakt
aan de grafelijke Raad te Ieper. Daarvoor stuurde Eeklo zijn burgemeester samen met
Alaert Wante en Willem van Zegbrouc.
Het lag in de gemaakte overeenkomst om opnieuw de grensscheiding te kontroleren en na te
zien. Eeklo vroeg een vergunning aan om een octrooi te verkrijgen waardoor zij de
nodige handelingen mochten uitvoeren om hun grondgebied af te bakenen met grenspalen.
Het werd hun geweigerd. Wel kregen ze de raad zich daarvoor tot de Raad te Rijsel te
wenden. Ze deden dat, spraken daarvoor de advokaat Ghilemijn en Gheeraert Van den
Riine aan. Deze laatste persoon behartigde grondig de zaak. Na behandeling van
de zaak werden beide heren
vergoed en met een eetmaal bedacht. De vierde november kregen de Eeklose burgemeester
en schepenen een bezoek van hun Maldegemse kollega's. Het onderhoud ging over
"dat de palen steken soude tusschen de eerlichede van onze gheduchte heere van
ziinder stede van eeclo ende der eerlicheden van mine heere van maldeghem".
Hun werd twee kannen Rijnse wijn gepresenteerd. Op het einde van november, de 25ste
dag, zond Eeklo Pieter de Munster en Willem van Zegbrouc naar de Raad te Ieper. Hun
opdracht bestond erin om samen met de baljuw, burgemeester en schepenen (hun afgevaardigden)
een overeenkomst te sluiten in verband met het hogergenoemd Eekoos beroep in de zaak van de
doodslag. De overeenkomst werd er opgesteld en getekend.
Dat kostte Eeklo zeven pond, voor het betalen van Peter Sente, het opstellen van
de nodige dokucenten en voor het werk van de advokaat meester Omaar. Op het
einde van het jaar zijn er moeilijkheden te Brugge met een oud-Eeklonaar Jan
Michiels van Overtvelt die samen met Jan Meeus zorgde dat Alaert Wante werd
aangehouden. Het jaar voordien was Jan Michiels van Overtvelt naar Brugge
verhuisd. Telkens een keurbroeder verhuisde, diende deze een zekere belasting te
betalen. Volgens Jan Michiels was de aanslag te groot. Alaert Wante was toen
schepen (van financiën ?) te Eeklo. Het was een wraakneming door Jan Michiels
van Overtvelt die met een bezoek van de Eeklose burgemeester en Zegher Vanden Hende aan
het schepenkollege van het Brugse Vrije werd opgelost. Alhoewel men de indruk kan
krijgen dat de verhouding tussen Eeklo en Maldegem beter was, werden er toch drie Eeklose
keurbroeders te Maldegem gevangen. Een bezoek aan het Maldegems schepencollege door
de Eeklose burgemeester Vincent de Munster en Zegher Vanden Hende konden het probleem
betrekkelijk vlug oplossen. Om de vele diensten die Pieter de
Munster bewezen had aan de stad Eeklo en als vergoeding voor zijn gevangenschap tijdens
zijn laatste schepenambt, werd hij dertig pond uitbetaald. Eeklo kreeg het bezoek
van Jacop Doudin "sergeant vand coninc vand paerlemente te pariis"
(33). Jacob Doudin kreeg een grote vergoeding van vijf gouden
kronen.
Molen familie De Vildere, afbraak rond 1955. |
1454 Eeklonaren die gronden bezaten in Maldegem, werden terug op hun volle waarde
belast. Eeklo wou dat die grondlasten niet zo hoog zouden zijn als degene die Eeklo
toepaste voor zijn grondbelastingen. Eeklo stuurde de 20ste januari daarvoor zijn
burgemeester Vincent de Munster en de schepenen Zegher Vanden Hende en Philips de Swaef
naar het Maldegemse schepenkollege om de problemen van
de grondlasten te bespreken. Maldegem ging niet akkoord met het Eeklose
standpunt en bleef bij zijn opgelegde belastingen. Omdat de moeilijkheden tussen
Eeklo en Maldegem meestal uit bepaalde voorvallen sproten die rond de grensscheiding
voorvielen, had er, op de 4de november 1453, reeds een onderhoud plaats om dit te
regelen. De laatste dag in maart kwam de heer van Maldegem persoonlijk naar Eeklo
voor een onderhoud met het Eeklose stadsbestuur om over zekere beschikkingen te spreken
die waren besproken te Brugge, met het
vorige Eeklose bestuur. Met zijn gevolg werden hem vier kannen Rijnse wijn
gepresenteerd. Over het geding "vanden dootslage ghedaen by eene onsen
ceurbroeder van eenen laet van maldeghem" wilde het Eeklose bestuur een
rechterlijke uitspraak verkrijgen, daarom werd het opnieuw voor de grafelijke
Raad te Ieper gebracht. Dit gebeurde door de schepenen Jan de Nickene en Zegher
Vanden Hende. Te Eeklo vernam de Wet dat Jacob Doudin de koningsbode van het
parlement te Parijs, te Brugge verbleef en papieren bij zich had voor Eeklo.
Daarom stuurde Eeklo zijn griffier Jan Van den Hende naar Jacob Doudin. Deze was
reeds vertrokken naar Kortrijk, zodat de Eeklose griffier hem moest nareizen. In
totaal was hij vijf dagen afwezig. Weer verkeerde de Eeklose stadskas in
moeilijkheden. Men kon zelfs de jaarlijkse steun aan de graaf van Vlaanderen
niet betalen Daarom ging de Eeklose burgemeester Vincent de Munstere naar de Grote Raad
te Rijsel met een verzoekschrift tot ontlasting van deze belasting, om reden
"ghemerct dat wy veraermet waren vanden oorloghen ende ooc verberrent" Copyn
de Smitere werd voor het opstellen en het indienen van het verzoekschrift vergoed met
vier pond zestien s.p.
Dat Copyn de Smitere zijn opdracht goed had uitgevoerd bewees hij enkele maanden
later toen hij samen mat de klerk Maere Papegay de
schriftelijke ontlasting bracht in het betalen van de grafelijke onderstand.
Wel maakte de ontvanger uitzondering over de inkomsten die werden bekomen door de
opname van nieuwe leden in een of andere ambacht. Hetzelfde voor de gelden die
nieuwe inwoners betaalden voor het keurbroederschap van de stad. Deze rechten
moesten worden overgemaakt als onderdeel in de jaarlijkse grafelijke bijstand.
Begin 1454 ging het Eeklose stadsbestuur over tot het houden van de vierschaar
(schepenkollege) en volksvergaderingen op de verschillende uithoeken van het Eeklose
grondgebied.
Met de bedoeling tot een juiste afbakening te komen om "dat wy niet meer
ghescillel noch ghedinghen daer omme hebben souden, in welken aerbeyt verteert te
vele stonden" (uren). Van deze uitgaven kwam een derde deel ten laste
van de baljuw Willem Delewarde, de rest was ten laste van de stad Eeklo. Om
een onbekende reden werd de Eeklose keurbroeder Pieter Calfeer, op last van een
priester Andries Wuyts, gevangen genomen te Maldegem. Eeklo liet onmiddellijk
een verzoekschrift indienen, gevolgd door een bevelschrift om de hogergenoemde
Pieter te ontslaan. Dit bleef zonder gevolg. Enkele dagen later gingen de
burgemeester Hendric Bolle en zijn schepenen Loy van der Houven naar Maldegem.
Ze waren goed voorzien van de nodige dokumenten om de schending van hun
privilege te bewijzen en om Pieter Calfeer in vrijheid te krijgen. Maar Maldegm
weigerde daar gevolg aan te geven. De toestand tussen de twee gemeenschappen
werd steeds meer gespannen. Het verlies van de verschillende processen gaf aan
Maldegem een negatieve stimulans om voor zeer kleine feiten onmiddellijk
Eeklonaren gevangen te nemen. Vier dagen later stuurde het stadsbestuur twee
schepenen, Pieter De Munster en Alaert Wante naar de Grote Raad te Ieper.
Het
Eeklose verzoek was erop gericht om een gerechtelijke opdracht en bevelschrift
toegewezen te krijgen waarin een dagvaardiging was vervat, gericht aan een
priester Andries Wyts die Pieter Calfeer had laten vangen. Met het dagvaarden
was het de bedoeling Pieter Calfeer vrij te krijgen, kosteloos en dat hij zelf
zou schadeloos worden gesteld (34).
Om het verzoekschrift aan de kommissie te schrijven en de nodige zegels kostte deze
reis aan Eeklo vierentwintig pond plus de dagvergoedingen van de twee schepenen.
Op de laatste dag in juni kwam de gerechtsdeurwaarder naar Eeklo. Samen met de
Eeklose griffier Jan Vanden Hende gingen ze naar Maldgem om het bevelschrift ten
uitvoer te brengen. Deze opgelegde gerechtelijke vrijlating van de Eeklose
keurbroeder Pieter Calfeer met de daarbij horende schadeloosstelling zal de toestand
tussen Eeklo en Maldegem nog gespannener maken. Men moet zich trachten in de
tijdsomstandigheden en de leefwijze van die mensen te stellen. Gedurende de dag
was dit het onderwerp van het gesprek, 's avonds was het een herhalen voor de
huisgenoten en een herkauwen van de regelmatige terugkerende problemen met Maldegem,
die soms zware klappen te verduren kreeg, zowel financiële als morele. Hun
antipathie voor Eeklo nam met elk verloren proces, of met elke verplichte vrijlating
van Eeklose burgers grotere
vormen aan. Tevens werd hun vooringenomenheid tegenover de Eeklose stedelingen
steeds maar groter. Vermits Eeklo niet vrij te pleiten was van zijn typische
hoofdstedelijke mentaliteit, kan men zich goed voorstellen hoe vlug elk Eekloos
gebruik maken van zijn privileges op het gemoed van de Maldegemse bevolking
werkte.
Op het einde van het jaar stelden er zich weer problemen, twee Eeklose
keurbroeders waren gevangen genomen door dienaars van de heer van Maldegem en
Eeklo was overtuigd dat dit binnen het Eeklose gebied was voorgevallen. Hun
aanhouding op Eekloos grondgebied gaf aanleiding tot de zoveelste reaktie. Het
waren Gillis en Jan Sant, waarschijnlijk twee broers. Onmiddellijk na de
bekendmaking gingen de burgemeester Jan de Nickere, vergezeld van Loy van de
Velde, Arnoud Huewe, Wouters Pauwels met de landmeter Jacob Vrombout ter plaatse
om de plek waar de aanhouding gebeurde te situeren. Kort daarop belastte Eeklo
twee landmeters, namelijk Jacob Vrombout en Gillis de Meulenaere om een juiste
kadastrale opmeting uit te voeren. De gekadastreerde plaats van de aanhouding
lag in de Eeklose omschrijving. Terzelfdertijd moesten beide landmeters, de
grenspalen tussen Eeklo en Maldegem opnieuw nazien. De aanhouding werd
uitgevoerd aan de weg die naar Veldekens liep. In elk geval, het Eeklose bestuur
zou zich tot de Raad richten om de twee voornoemde keurbroeders in vrijheid te
krijgen. Het verzoekschrift werd ingediend bij de grafelijke raad te Ieper.
Daar volgden de raadsleden Eeklo en belastten de gerechtsdeurwaarder Pieter vanden
Capelle met een dagvaarding aan de Maldegemse baljuw, burgemeester en schepenen.
De dagvaarding hield rekening met een eventueel vervormen van het opgegeven
beroep dat door Eeklo was ingesteld, zodat Maldegem geen uitvluchten kon zoeken
tot een hoger beroep.
Eeklo liet zich toch vangen en enkele dagen later trokken de Eeklose
burgemeester en enkele schepenen met de zes aangeduide ouderlingen "te veldekins
dame" waar de dagvaarding was opgesteld. Maldegem
was vertegenwoordigd door negen personen met de zes ouderlingen (35).
Eeklo die steeds zijn standpunt wou doordrukken kwam tot geen akkoord en kon herbeginnen
met het logge rechterlijk lichaam in werking te stellen.
Hier gebeurt de eerste maal, dat de twee personen Gillis en Jan Sant
(ondertussen reeds vrij) naar de grafelijke Raad te Ieper werden gezonden om
daar een prokureur aan te stellen die de zaak zou voorbereiden bij de rechtbank.
Als Eeklose keurbroeders en direkte slachtoffers van het nieuwe proces, zonder
dat een van hen een wettelijke funktie bekleedde, waren zij zonder wettelijke
begeleiding naar de Raad gestuurd. De enige reden kan wezen de slechte
financiële toestand van de Eeklose stadskas.
1455 In juli kreeg Eeklo het bezoek van de heer van Maldegem, zijn baljuw,
burgemeester en schepenen. Zij hadden een onderhoud met het Eeklose
schepenkollege over het nieuwe proces betreffende het gevangen nemen van Gillis
en Jan Sant. Verder kommentaar ontbreekt. Bij het onderhoud werden hun twee
kannen Rijnse wijn gepresenteerd.
De 18de september was er bezoek van een der raadsheren bij het Parlement te
Parijs, meester Entaes Milet. De burgemeester en schepenen gingen hem bezoeken
en hadden met de meester een langdurig gesprek over enkele processen die Eeklo
naar het Parlement had gebracht in verband met de betwistingen met de gemeente
Maldegem over de grenzen tussen de heerlijkheden van Eeklo en Maldegem. Begin
oktober kreeg het Eeklose stadsbestuur weer het bezoek van de Maldegemse
burgemeester en zijn schepenen om de dagvaarding voor de grafelijke Raad die zij
in de zaak Gillis en Jan Sant hadden gekregen, te willen uitstellen. Hun
bedoeling was om daar nog verder over te praten. Was het de bedoeling van
Maldegem om de zaak te laten aanslepen ? Wou het bestuur van Maldegem Eeklo
bijkomende financiële kosten bezorgen ? Zeker geen positieve inbreng voor
Eeklo, want wat doet Maldegem ? Het riep het Brugse Vrije ter hulp.
1456 Begin april kreeg Eeklo een schrijven van het Brugse Vrije om de verschillende overeenkomsten die tussen beide steden waren afgesloten, in herinnering te brengen. Vooral deze waarbij ook Maldegem was betrokken. Tevens vroeg het Brugse Vrije dat Eeklo zou afzien van zich steeds maar vijandig op te stellen en beter zou toestemmen met bepaalde toestanden. Op de 14de april stuurde Eeklo zijn oud-schepen Michiel Blondeel en de schepen Lauwereins Gheens naar aanleiding van die brief naar het Brugse Vrije. Toen ze daar aankwamen werd hun gevraagd de zaak uit te stellen wegens de vele afwezige bedienden. Op de 21ste april zond Eeklo twee schepenen Jan Honderdale en Lauwereins Gheens voor dezelfde zaak naar Brugge. Zij hadden wel een onderhoud met een paar leden van het schepenkollege van het Brugse Vrije dat voor antwoord gaf nog niet de kans te hebben gehad in het kollege de zaak te bespreken. Ze konden onverrichterzake terugkeren ! Zes dagen later bezocht een Eeklose afvaardiging weer het schepenkollege van het Brugse Vrije om tot een gesprek te komen over de voorgestelde overeenkomsten die ook van toepassing waren met Maldegem. Maldegem, dat langs het Brugse Vrije om het laatste gekomen proces over de aanhouding van Gillis en Jan Sant wilde geregeld zien, botste op de onverzettelijkheid van Eeklo. De burgemeester van het Brugse Vrije ging er met de heer van Maldegem over spreken. Acht dagen later mocht Eeklo om de uitslag van het onderhoud naar Brugge. Op de 4de mei stuurde Eeklo zijn burgemeester Jan de Nickere en de schepenen Michiel Blondeel en Jan van Honderdale voor de zoveelste maal naar het schepencollege van het Brugse Vrije. Deze laatste had nog niet de kans gehad om de heer van Maldegem te spreken, die wegens ziekte niet te bereiken was.
Het schepenkollege van het Brugse Vrije zou zijn best doen om binnen de acht dagen een
gesprek te voeren met de heer van Maldegem. De 11de mei werden gezonden Mathys
de Ram, de plaatsvervanger van de Eeklose baljuw, Jan de Nickere als burgemeester en
als schepenen Michiel Blondeel, Jan van Honderdale en Jan Bogaert naar het schepenkollege
van het Brugse Vrije om te weten welk advies er uit het gesprek met de heer van Maldegem
naar voren was gekomen. De heer van Maldegem "dochte tversouc ende begheerte
van ons zeer redlic zyn". Persoonlijk wou hij echter geen beslissing nemen
vooraleer hij met de Maldegemse Wet en de ouderlingen had gesproken van de desbetreffende
gemeenten. Daardoor weer een uitstel van acht dagen. Op de vastgestelde dag
waren de Eeklose schepenen Michiel Blondeel, Jan van Honderdale en Laurerijns Gheens in
opdracht opnieuw naar het schepenkollege van het Brugse Vrije gestuurd om te vernemen wat
het onderhoud van het Vrije met de heer van Maldegem had opgeleverd. Het Maldegemse
gemeentebestuur weigerde het Eeklose
verzoek in te willigen. Wel stelde zij voor het verzoek van het Brugse Vrije te
aanvaarden, hetgeen Eeklo op zijn beurt weigerde. Geen overeenstemming werd
bereikt, elk ging zijn eigen weg. De poging van het Brugse Vrije om in het
voordeel van de heer van Maldegem te bemiddelen mislukte. In het begin van juli
was er dagvaarding te Maldegem waarop Eeklo was gedaagd. Vertegenwoordigden de
stad Eeklo, de plaatsvervanger van de baljuw, Mathys de Ram, de burgemeester Jan
de Nickere en drie schepenen Jan Loy, Lauwereins Gheens en Jan van Honderdale.
Op deze openbare aanklacht tegenover Gillis en Jan Sant werden beiden veroordeeld tot
gevangenisstraffen en geldelijke boeten. Eeklo reageerde vinnig en vroeg vrijspraak
en kwijtschelding van de boeten, meer nog, Eeklo eiste de "costeloos en scadeloos
stellen" van Gillis en Jan Sant. Op dit laatste recht bleef Eeklo
onverzettelijk omdat ze overtuigd was dat "zy de selve jan ende gillis ghehaelt
ende ghevangen hadden inde heerlichede ende vryhede van eeclo, twelke hemlieden niet
toebehoorde van doen. Maldegem replikeerde dat Eeklo telkens in beroep ging
tegen "alle tghiene datter sy daer toe ghedaen hadden of zouden mueghen doen".
Resultaat ? Geen akkoord en elk zou zijn eigen rechten verdedigen !
Thuisgekomen werd het Eeklose schepencollege met de notabelen en ouderlingen samengeroepen
om te zien wat men zou aanvangen. Men besloot verder te procederen ! Op
de 14de juli stuurde het Eeklose schepenkollege, de schepen Jan Loy en Frans de Rike naar
de grafelijke Raad te Ieper, met een verzoekschrift om een bevelschrift en de mogelijkheden
te verkrijgen om de baljuw, burgemeester en schepenen van Maldegem te kunnen dagvaarden, in
verband met de zaak Gillis en Jan Sant. Enkele dagen later, de 17de juli kwam te Eeklo,
de gerechtsdeurwaarder Pieter vanden Capellen. Hij was belast met het ontslaan,
kosteloos en schadeloos stellen van de betrokken personen, Gillis en Jan Sant. Hetgeen
op een grondige wijze gebeurde.
Het bevelschrift werd ook aan de baljuw van Maldegem overhandigd.
De 18de
augustus had er te Brugge een onderhoud plaats tussen de heer van Maldegem en Mathys de Ram,
de Eeklose burgemeester, over het stellen van de grenspalen. De Eeklose burgemeester
bracht er het advies over van het Eeklose stadsbestuur en dat was dat men de grenspalen op de
juiste plaats zou stellen (36). Verder werd daar geen gevolg aan
gegeven.
Eind september werd er weer een Eeklonaar aangehouden te Maldegem, namelijk Pieter Calfeers
kind. Was het een minderjarige zoon van Pieter Calfeer ? Daarvoor gingen de
burgemeester Jan de Nickere en zijn schepen Michiel Blondeel naar het Maldegemse schepenkollege
om de vrijlating te verkrijgen van de aangehouden Pieter. Maldegem gaf daar onmiddellijk
gevolg aan. Soms was Maldegem bereidwillig, soms onredelijk in het uitvoeren van de
toegekregen bevelschriften. De 3de oktober gingen de burgemeester Jan de Nickere en de
schepenen Michiel Blondeel en Jan van Honderdale naar de grafelijke Raad
te Ieper, om er de overeenkomst met de baljuw, burgemeester en schepenen van
Maldegem te bekrachtigen, in verband met de zaak Gillis en Jan Sant. Als we de
verschillende processen, tussen Eeklo en Maldegem trachten te ontleden lukt het
ons bijna altijd, de juiste uitspraak weer te geven. Geven bepaalde vermeldingen
uit de Eeklose stadsrekeningen zekere aanduidingen weer over verschillende
processen die in het voor- of zelden in het nadeel van Eeklo verliepen, dan mag
hier voor de zoveelste keer worden vastgesteld dat Eeklo weer de winnende partij
was.
1457 Dan gebeurt er een zware overtreding tegenover het soevereine gezag.
Een Eeklose keurbroeder, Vincent Soetaert zoon van Pieter Soetaert heeft samen met
zijn broer Adriaan en doodslag begaan op de persoon van Hannequin de Corte.
Deze misdaad moet omstreeks 1453 gebeurd zijn en was ter kennis gebracht van de
Eeklose wet. Maar het stond nog "onghebetert" bij de grafelijke
Rekenkamer te Rijsel. Na ongeveer vier jaar kreeg de zaak bekendheid en kwam
ter kennis van de grafelijke Raad en werd Vincent Soetaert opgeleid door een grafelijke
sergeant Audry Paesdach. Onderweg, ongeveer een kwartier buiten Eeklo, kwam men
voorbij de woonst van Soetaert. Door de een of de andere verwittigd, stond er een
groot aantal familieleden en bekenden van Soetaert die eisten dat de gevangene voor de
Eeklose wet zou verschijnen.
De grafelijke sergeant was door de overmacht genoodzaakt de aangehouden persoon
terug te voeren en over te geven aan de schout die nu verantwoordelijk was voor
Soetaert. Daarop kwam de grafelijke opperbaljuw vergezeld van enkele knechten,
Vincent Soetaert halen. De schout die in de herberg De Zwaan verbleef, had daar
waarschijnlijk een plaats of gebouw waar een of meerdere gevangenen konden geborgen
worden.
In elk geval moet daar, vele generaties lang, de administratieve verblijfplaats
van de Eeklose schout zijn geweest.
Na het overhandigen van de gevangene aan de opperbaljuw werd Vincent door de grafelijke
dienaars gebonden en op een paard gezet. Toen dit echter ter kennis kwam aan
burgemeester, schepenen en andere inwoners der stad, kwam men allen tesamen bij de
afspanning De Zwaan. De opperbaljuw stond vertrekkensklaar, maar werd door meer
dan tweehonderd personen bedreigd. De aangehoudene werd van het paard gehaald en
van zijn boeien (koorden) ontdaan. De menigte Eeklonaars zei dat men de gevangene
nergens zou voeren. Omdat zijn leven in gevaar kwam, moest de
opperbaljuw uiteindelijk toegeven, niettegenstaande zijn heftig verzet en protest.
Deze daad van strafrechterlijk verzet zou voor Eeklo zeer zware gevolgen hebben.
Vincent Soetaert behoorde tot de gegoede families van Eeklo (37).
(vervolgt)
Romano Tondat
__________________________ | ||
(31) | "item was waer dat pieter de munster onse mede gheselle in wette was ghevanghen vanden volke van wapene toe behorende den heer van Maldeghem met groten onghelike also ons dochte by den welken was ghesonden ons schouteete te Rysele en den groten raet over ghevende een supplicatie omme te vercrighene een mandement dat wy ende onse kuerbrolders zouden vry moghen gaen en keeren biden lande van vlaenderen uut ghedaen te ghend ende binden ghenschen en was ute vj daghen te peerde en adde den dach xviij & comt viij &". | |
(32) | "omme te vercryghene gracie voer onse inzetene keurbroeders van alle sculdeliken zaken over ghemerct den haermen staet ende dat wy jammerlike verbrant zyn, de welke gracie waren ghecreghen". | |
(33) | "vanden ghedinghe tandren tiiden gheweest tusschen die van eeclo ter causen van ons gheduchte heeren eerlichede ende met philips heere van maldeghem ter cause van zynd eerlichede twelke gheappeleert was biiden selven van maldeghem". | |
(34) | "eenen heer andries wyts priester die den vornoemde Pieter hadde ghedaen vanghen ende aresterenen omme hem daer mede te doene ontstaen costeloos ende scadeloos naer tinhouden van ons vornoemde privilegien". | |
(35) | "Item trocken de voornoemde heeren buerchmeester ende scepenen ende ooc de houderlinghen daer toe ghecozen te Veldekindame daer de selve dachvaert ghesteld was; daer ooc quamen miin vornoemde heere van Maldeghem met zinen houderlinghen ende was tusschen ons ende hemlieden ghesproken ende gheargueert in tlanghe vander voornoemde zake, maar emmer ten hende zo en conste men niet gheaccoordeert vandien, elc en bleef staende up ziin beramen omme daer toe te doene dat hem ghelieve zoude, indien arbeyt vertheert metten voornoemde houderlinghen vj ponden". | |
(36) | "Item xviij in hoestmaent was ghezonden mathijs De Ram, burchmeester met eenen knechte te Brueghe an minen heer van Maldeghem omme hem te kennene te gheven tavys van scepenen vanden versoucke biden selven minen heer ghedaen anghaende tsteken ende stellen vander palen tusschen mijns vorseide heeren van Maldeghem of ander zijde, ende was de selve huut hem ander de twee daghen te xx s. p. sdaechs, comt xL s. p.". | |
(37) | Zijn familie leverde verscheidene schepenen aan de stad Eeklo. Wauter
Soetaert in 1370, Aernoud Soetaert 1394, Jan Soetaert in 1408, 1410, 1413, 1415, 1416, 1420,
1424, 1428 en 1429, Thomaes Soetaert werd schepen in 1418, 1421, 1422, 1423 en 1431,
Ghisebrecht Soetaert in 1438, Joris Soetaert in 1445, Pieter Soetaert, vader van de weerspannige
Vincent, was schepen in 1446 en 1448, wat bewijst dat die familie een betrekkelijk grote invloed
had in de stad Eeklo. Een paar tientallen jaren na de uitspraak zien we dat Vincent Soetaert, zoon van Vincent, ook schepen werd te Eeklo. |
Maldegem, die Grote 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7
Vorig artikel: Geachte Belangstellende |
Inhoud van 1985, jaargang 18 |
Volgend artikel: Oud Zomergem |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024