1437. Het proces der zelfmoord van Boudins van Synoys wive wilde Maldegem niet afgeven. De heer van Maldegem bleef zich verzetten en hield vol dat zij en niet Eeklo de justitie over de zelfmoord moesten uitvoeren (12). Eeklo stuurde twee schepenen, Pieter van Westvoorde en Victor Blomme naar Brugge bij een zekere vanden Eechoute waar zij belangrijke gegevens vonden. Zij begaven zich ook naar het sente Jans huus om inlichtingen, doch wegens het teveel werk vroegen de bedienden van het Sint-Janshuis die zaak acht dagen uit te stellen. Op die dag ging Pieter van Westvoorde met Cornelis van Zuwekerke terug naar het Sint-Janshuis, waar zij visenteerden vele ende diversche brieven van graven ende graveneden van Vlaenderen daer zij schoon betooch vonden commende ten voordele van der stede van Eclo. Voor de Eeklose stadskas was het een slecht jaar. Men had meer uitgegeven dan ontvangen. De kommissarissen die de rekeningen kwamen nazien gaven aan de Eeklose Wet hetzelfde order, zoals deze het vorige jaar hadden ontvangen, dat bij het uitzenden van de leden van het stadsbestuur, er maximum twee personen mochten zijn. De dagelijkse vergoeding werd bepaald. Tevens kreeg Eeklo als raad, om de kosten te verminderen de zaken zoveel mogelijk per brief te regelen en dit bi hueren procureur of avovaet inde camere vanden Rade te Ghend. Verder besloten de grafelijke kommissarissen dat het geld dat uit de beurs van zowel rijke als arme lieden kwam, goed moest worden besteedt. Ook mocht er nog uitzonderlijk presentiewijn worden geschonken (13). Ging het financieel slecht voor Eeklo, dan mogen de verschillende processen die tussen Eeklo en Maldegem hangende waren zeker daar een groot deel voor hun rekening nemen. Maldegem dreef door. De vertegenwoordiger van de Eeklose baljuw Arend Sanders, de burgemeester Joos Brunic en de schepenen Pieter van Westvoorde, Victor Blomme, Symoen Danckaert, Jan de Vuldere f. Gillis de Jonge, Berthelmeeuws de Ketelboetere en Lambrecht Vromond werden voor de grafelijke Raad te Gent ghedachvaart waren personelic en bi handslghinghe zij moeste verschijnen op dagvaardiging de weduwe van de heer van Maldegem en de voogden van haar zoon. De toenmalige heer was overleden. De dagvaardiging was mede ondertekend door de procureur-generaal van Vlaanderen. Op die zitting waren vele en diversche conclusien up hemlieden (van Eeklo) genomen. De Eeklose afvaardiging beraadslaagde daarover en vroeg om uitstel. De zaak zou vervolgd worden de tiende dag in september. De burgemeester en Jan de Vuldere deden de verplaatsing te paard, de anderen te voet. Het proces zou nog een vijftal keren worden uitgesteld.
Deze herberg werd uitgebaat door B. Vermeulen die van beroep "veulensnijder"
was. Het gebouw droeg de naam Au Pavillon Royal, het was tevens het "bestelhuis
voor de tram".
1438 Het kwam terug op de rol de zesentwintigste dag in
de lauwmaand (januari). Voor die dag ging burgemeester Willem Arends en de schepenen
Victor Blomme naar de Raad om de Maldegemse versie te horen. Opnieuw uitstel van twee
dagen lanc nde derden dahe
replikeerden die van Maldegem in antwoord op de Eeklose verdediging. Eeklo
verkreeg daarvan een afschrift. De advokaten Gosin de Wilde en Joris Nevelinc, die
als gevolmachtigde van Eeklo de raadszittingen meemaakten, kwamen te Eeklo verslag
uitbrengen van de toestand en ook een staat van de gemaakte kosten. Hun werd elk
twee kannen Rijnse wijn aangeboden. De meester van het Sint-Janshuis te Brugge die
Eeklo had geholpen bij het vinden van dokumenten over de grensscheiding tussen Eeklo en
Maldegem, kreeg daarvoor een muntstuk, (de ridder), aangeboden. Door een der
gevolmachtigden die de zaak van Eeklo te Gent behartigde werd aan het Eeklose bestuur
gevraagd enkele schepenen te sturen om de uitslag te vernemen. Men stuurde Pieter
van Westvoorde en Michiel Blondeel. Bij besprekingen gevoerd met Gheeraert vanden
Rine, drong deze aan dat Eeklo naar de graaf zelf zou gaan om een bevelschrift te bekomen
waarin zou vermeld worden dat de verdwenen grenspaal zou worden vervangen door een ander
exemplaar. Men richtte een verzoekschrift aan de graaf van Vlaanderen. Het was
aangevuld met allerlei gegevens over de grensbetwisting. In een der hoofdstukken was
ook een staat van de reeds gemaakte kosten in verband met dit proces, vermeld. Het
verzoekschrift werd door Jacob vanden Berghe en Willem van Zegbrouc te Sint-Omaars aan de
graaf overhandigd. Eeklo verkreeg een bevelschrift tot ontvangst van de meeste vermelde
onkosten te verhalen, op de heer van Maldegem. De twee Eeklonaren bleven in totaal
negen dagen afwezig. Maar Maldegem wou zich niet neerleggen bij dit bevelschrift
en diende voor de Raad te Gent andere oorkonden in. De Eeklose burgemeester Willem
Arends en Pieter van Westvoorde gingen deze te Gent inzien. De zelfmoord was zeer
waarschijnlijk gebeurd in de moeren rond Veldekens. Bij mijn eerste mening had ik
de indruk dat de vrouw was verdronken, omdat men van de moeren sprak.
Maar bij het ontleden van verschillende rekeningen en het proces zelf
is het duidelijk gebleken dat de vrouw zich in het huis van het leven had benomen.
Toch moest de hele grensscheiding tussen Eeklo en Maldegem worden nagezien. Ook
de zuidelijke grens met Waarschoot kwam daarvoor in aanmerking (14).
Dezelfde personen gingen ook nog naar het Sint-Janshuis te Brugge, daer vonden
schoon ende betoochs, twelke ons zeer medeghine. Op een der algemene
vergaderingen waarop het Eeklose stadsbestuur en notabelen waren uitgenodigd,
werd terug besloten het proces met Maldegem verder te laten gaan. Eeklo bracht
zelfs een kommissie samen om voor de bewijsstukken te zorgen en de kommissarissen
aan te stellen. Een deurwaarder stelde de nodige dokumenten op. Een nieuw
verzoekschrift dat handelde over de grensafbakening werd aan de graaf van Vlaanderen
gericht. Het verzoek vam Eeklo werd ingewilligd. Men zou de grensscheiding
nazien. Vanwege de graaf kreeg de Raad te Gent in verband met die zaak, een
verzegelde brief (inhoud niet bekend). De kommissarissen die de belangen van Eeklo
en
Maldegem verdedigden, de raadsheren samen met de advokaten Gosin de Wilde en Joris
Neveline begaven zich naar Eeklo. Daarna gingen ze naar Brugge om de verschillende
dokumenten ter plaatse (Sint-Janshuis) na te zien. Zij kwamen ook
de stand der grenspalen nazien, de palen gheviert bii nachte. Omdat het toch
belangrijk lijkt, worden alle kosten in verband met het palen gheviert bii nachte
medegedeeld (15). Dit werk gebeurde om de verschillende grenspalen
die op een lange rechte lijn lagen te kunnen nazien als deze stand nog juist was.
Bij dag was dit nog niet mogelijk, waarschijnlijk door de vele houtkanten en bomen
die het zicht belemmerden. Op sommige plaatsen moeten de vuurbomen betrekkelijk
hoog zijn geweest omdat men gebruik maakte van de ladders die in de kerk stonden.
Item de leeden (ladder) vander kerke teenen bewise ten Pocmoure die gehaelt was bii
viere personen ende coste iiij s.p. Dat de gemaakte kosten de Eeklose stadskas
hadden leeggemaakt is begrijpelijk. Maar daarmede was het proces nog niet beëindigd
en moesten erer nog gelden ter beschikking zijn. Daarom vroeg Eeklo aan de grafelijke
Raad een machtiging aan om een lening aan te gaan ten bedrage van 150 ponden parisis.
Dit werd toegestaan. De kosten om dit octrooi aan te vragen, te worden goedgekeurd en
ingewerkt in een bevelschrift, liepen ook hoog op. Nadat het voorziene en het nodige
tot het bepalen van de grensscheiding was uitgevoerd moesten de kommissarissen en de
landmeter onder eed hun verklaringen afleggen. Samen met de landmeters waren ook
medegestuurd de Eeklose burgemeester en Jacob vanden Berghe. Enkele dagen later
begeleidde
een Eeklose schepen Willem van Zegbrouc twee andere landmeters naar Gent. In elk
geval, de stadskas was een bodemloos vat geworden.
Aanduiding van enkele grenspalen tussen het Maldegemse en het Eeklose grondgebied.
Wat zeer spijtig is, dat de volgende rekeningen 1439, 1440, 1441, 1442, 1443 en 1444
ontbreken. Voor die periode komen we later in afzonderlijk artikel terug.
Wel is er voor 1439 een uitspraak door de Raad van Vlaanderen waarin Maldegem
werd veroordeeld in het voordeel van de stad Eeklo. Over het proces (16)
zijn in de rekeningen geen rechtstreekse aanduidingen voorhanden. Wel staan er enkele
kosten vermeld.
In dit geval waren twee inwoners van Maldegem, Gillis vander Haghe en Jan van
Zuut door de Eeklose baljun aangehouden omdat zij de Eeklonaar Pieter Michiels (van Overtveld
en zijn zoon), bij het betreden van hun erf, hadden bedreigd en achtervolgd
(17). Dit gebeurde op last en bevel van Roelant, bastaard van
Maldegem.
(18) Het Maldegemse bestuur wou de zaak regelen en verwees naar
een reeds lang bestaande overeenkomst tussen beide gemeenschappen, een overeenkomst die dikwijls
wordt aangehaald maar waarvan tot nu toe geen bewijzen van gevonden zijn. Deze moest de
rechterlijke problemen tussen beide wederzijdse inwoners regelen.
Hoeve van een toenmalige begoede Meetjeslandse landbouwer.
(19) Eeklo wou de gevangenen vrijlaten op voorwaarde dat
tussen beide heerlijkheden "een heerlicke vreede" van 40 dagen tot stand
kwam. Wegens de houding van Roelant, bastaard van Maldegem, kon dit niet doorgaan.
Eeklo richtte zich dan ook naar de grafelijke Raad die de Eeklose versie en voorstel overnam,
"een heerlicke vreede" van 40 dagen lang afkondigde. Eeklo kreeg gelijk
en zijn zin. Als procureur beriep Jacob Vande Putte Maldegem tot de kosten en kregen
er de gebruikelijke taxatie bij. Het volgende jaar viel een zeer belangrijke
rechterlijke uitspraak over de zaak van Jan de Ketelboetere. Maldegem wordt zeer
duidelijk terechtgewezen dat zij geen Eeklose keurbroeders mag gevangen nemen.
Het vonnis werd uitgesproken in de Raad van Vlaanderen op negen mei 1440. Reeds
vroeger hadden we deze betwisting gezien tussen Eeklo en Maldegem in verband met de
ontvoering door Jan de Ketelboetere van Kathelinen, dochter van Martin Mateeuse, wonende
te Maldegem. In dit proces vinden we terug een bevestiging van de waarde der Eeklose
rechten en costuimen. Een duidelijke terechtwijzing van de onredelijke Maldegemse
eisen. Het Maldegemse schepencollege wilde de 8 Eeklonaren berechten en deze laten
verbannen. Eeklo verzette zich terecht. Maldegem
reageerde met te zeggen dat het een der steden was begiftigd en bedeeld met
ruime privilegieën, vrijheden, costuimen en gewoonten. Zij hadden ook het recht
tot de hoge, midden en de lagere justitie en hadden daartoe de nodige personen
zoals de baljuw, schepenen en gerechtsdienaars om deze rechten te behoeden en te
laten uitvoeren.
Eeklo die de zaak voor de Raad van Vlaanderen brengt, beweert dat Jan de
Ketelboetere met zijn medeplegers te Maldegem in de woonst van Martin Mateeuse
hadden begeven en zijn dochter Kathelinen hadden meegenomen. Dit gebeurde
allemaal zonder tegenstand, hulpgeroep, enige andere weerstand.
De vrouw werd niet gevangen meegenomen. Later huwde zij zelfs met Jan de
Ketelboetere. Weer wordt naar een overeenkomst verwezen die de inwoners van de
hogergenoemde gemeenschappen vrijstelt van door de andere Wet te worden berecht.
Toch liet de Maldegemse baljun de 8 Eeklonaren in Maldegem te wette leggen, de
11ste dag in maart van het zelfde jaar (1431). Deze waren: Jan de Ketelboetere,
zoon van Gheeraerd - Loij Beeken, zoon van Joris - Pauwels Beeken, zoon van
Joris - Jacop Huusheere - Jan Vander Torre, zoon van Claijs - Lauwens Staes -
Jan de Ketelboetere, zoon Jacobs - Clais Hassaert. In dit proces wordt Jan de
Ketelboetere en zijn bende beschuldigd, de ontvoering met geweld te hebben
gepleegd en de vrouw onder hulpgeroep te hebben weggebracht en naar de stede van
Eeklo te hebben gesleept.
Eeklo bleef op zijn rechten. De acht Eeklonaren hadden hun genoegdoening gegeven
aan de Eeklose baljuw. De Raad aanvaardde die houding als de juiste en verwees
Maldegem tot het betalen van de onkosten en de nodige taks.
Als procureur beriep Jacob Vande Putte de Maldegemse verweerders tot de kosten, zij kregen
er de gebruikelijke taxatie bij.
Omdat het proces belangrijk is voor de verhouding tussen Eeklo en Maldegem,
geven we dit in zijn geheel weer (20).
Zoals hierboven geschreven ontbreken er stadsrekeningen, doch lijkt het ons dat Maldegem zich
niet heeft neergelegd bij die rechterlijke uitspraak door de Raad van Vlaanderen op negen mei
1440. Maldegem gaat in beroep. Er zijn tenminste twee processen tussen Eeklo en
Maldegem hangende bij het Parlement te Parijs.
1443 Krijgen we wel enkele interessante posten die er op wijzen dat Eeklo en
Maldegem hun prestigestrijd verder voeren ten koste van vele geldelijke inspanningen.
Zo zien we dat meester Andries Bouchier, de Eeklose procureur te Parijs een afkorting kreeg
op zijn salaris omdat de zaak wat zou opschieten. Dit alles scheen geen invloed te
hebben, want enige tijd nadien stuurde Eeklo een bode genaamd Johan Pommaerd, naar het
Parlement te Parijs. Zijn opdracht was om te onderzoeken of men de zaken litte
ligghen of dat men mede procedeerde. Eeklo kon moeilijk die proceskosten blijven
dragen, daarom haar bezorgdheid, haar inzet om personen die met het behandelen
van haar processen te maken hadden, partijdig te beïnvloeden. Bij de
onkosten van de presentiewijnen vinden we terug dat de voorzitter van het Parlement te Parijs
een bezoek brengt aan Eeklo. De reden hiervoor is niet bekend, mogelijks was hij op
doorreis (21).
In elk geval, later ontving Eeklo van zijn procureur Andries Bouchier te Parijs de goede
tijding dat ons proces jeghen die van Maldeghem, was ghewiist ons leiden ghewonnen.
Welk zullen we straks zien. Ondertussen stuurde het Eeklose stadsbestuur twee
schepenen, Jan vander Leyden en Zegher vanden Hende naar Gent, waar Andries Bouchier, de
procureur die de zaken voor Eeklo behartigde, verbleef.
Eeklo gaf hem een volmacht om een wettelijk uittreksel te laten schrijven en brieven te
doen zegelen. Daarop vroeg Maldegem de hulp van het Brugse Vrije in om Eeklo te
doen inzien dat zij moesten toegeven.
Dat Maldegem de hulp inroept van het Brugse Vrije om Eeklo de les te lezen is wel een
teken van onmacht tegenover de (te) sterke positie die Eeklo in de streek inneemt.
Zijn steeds verder uitbreidende textielproduktie waarvoor zelfs Duitse handelaars
belangstelling hadden, was een doorn in het Maldegemse oog. Eeklo stuurde zijn
burgemeester Vincent Munster en de schepenen Zegher vanden Hende naar de Brugse Kamer
waar zij voet bij stuk hielden ende antwoorden dat zy bleven by den preveligien die onze
gheduchte heere ghegheven hadden en met biezondere redenen was toegewezen aan de stad
Eeklo. Ondertussen stuurde Maldegem zijn burgemeester, schepenen en andere
gedeputeerden naar het Eeklose schepenkollege, waar zij tevens vroegen om de overeenkomst
tussen beide gemeenschappen betekend te onderhouden. Na het onderhoud zou men zich
daarop beraden en een antwoord laten geworden. Daarvoor stuurde Eeklo de schepenen
Jan Daneels en Jan vander Leyden met het antwoord naar Maldegem, dat hield in dat Eeklo
zich aan zijn privileges zou houden, die zij van de graaf hadden ontvangen.
Het onderhoud ging vooral over allerlei belastingen, erfenisrechten en andere
dergelijke meer, over personen die verhuisden.
Maldegemse molens (reeds met stenen romp).
Zoals de rechterlijke uitspraak te Parijs had beslist en was overgebracht aan het
schepenkollege te Eeklo, stuurde men twee Eeklose notabelen naar het Gentse
schepenkollege. Het onderhoud handelde over de opgave van de kosten. Beide
personen waren uit elk een dag te voet. Voor een der processen werden door
meester Jan Wilaut 59 akten opgesteld, voor het andere proces met Maldegem werden er
47 akten geschreven. Al deze akten werden naar het Parlement te Parijs gestuurd.
Daar moesten deze nog alle worden vertaald vanden vlaemsche int walsche.
Uit erkentelijkheid stuurde Eeklo enkele dagen later vier tonnetjes
varkensvlees naar de volgende meesters: Willem de Zadelare, Joris Memlinc en Jan de Deckere
(22). Zij hadden ook verloren ontvangstbewijzen over gemaakte kosten
kunnen
achterhalen. Procureur den Rine kreeg ook een hoge vergoeding voor al zijn
inspanningen in de twee processen tussen Eeklo en Maldegem. Ook meester Mathyse
den Grootheere werd vergoed voor zijn bewezen diensten in de procssen die te Parijs
voor het Parlement werden gevoerd. Eeklo stuurde Jan van Zuwekerke naar
Parijs om de vergoedingen en kosten te betalen voor het opstellen van de nodige
wettelijke dokumenten om de kosten tegenover Maldegem te kunnen verhalen. Hij
had 1,5 kroon, zoals het bleek uit de kwitantie, voor dit bedrag had hij
(waarschijnlijk) beloofd dat hij alle nodige papieren van het proces zou hebben
ende al tghuent datter an cleven mach. Tevens dan ook het bewijs te leveren
aan wie en hoe Jan dit bedrag besteedde. Daar mocht Eeklo nog 15 cronen betalen om
de geschreven uitspraak te hebben. De 24ste november. gingen de Eeklose
burmeester en Symon Vromont naar Maldegem, om de Maldegemse Wet te kennen te
geven dat zij zouden trachten vrede en rust te maken en te houden naar de
costuymen. Deze vraag werd aan Maldegem overgebracht in een betwisting tussen
Jan Calfeer f. Victoor en Philips de Zwaef. Een der lieden was waarschijnlijk
een Eeklose keurbroeder de andere een inwoner van Maldegem. Eeklo had dit reeds
voor zijn bevoegdheid geregeld. Meester Omaer Zac kreeg een vergoeding betaald
om een brief te schrijven en naar het Parlement te Parijs te brengen, met de
vraag welk proces Eeklo tegen Maldegem gewonnen had. Het was de zaak de
Ketelboetere, die zogezegd een Maldegemse vrouw zou hebben ontvoerd. Het beroep
van Maldegem werd ook door het Parlement van Parijs verworpen en bevestigde de
uitspraak van de Raad van Vlaanderen die viel op 9.5.1440. Zie (20).
1448 Staat er bij de posten van ontvangst het bedrag van 449 ponden 16 schellingen
parisies. Deze som was door Maldegem aan Eeklo betaald na de veroordeling door
het Parlement te Parijs in het proces over Jan de Ketelboetere. Maldegem
bleef nog 120 ponden schuldig, bedrag hetwelk tegen de eerstvolgende Paasdag moest vereffend
worden (23). Maldegem had opnieuw ongelijk gekregen. Het vonnis moet hard
zijn aangekomen. Op strafrechterlijk vlak was er mijn inziens door de Eeklonaren
toch wel een overtreding gebeurd. Na de veroordeling door de grafelijke Raad tot
de kosten kende hun woede en machteloosheid geen grenzen. Eeklo moest een les
krijgen. Maldgem zou zich dan maar in beroep voor het Parlement te Parijs begeven
en daar zijn rechten trachten te verkrijgen. Helaas, het werd weer een veroordeling,
vergezeld van een grote vergoeding, te betalen aan hun buur Eeklo, het stadje met
hoofdstedelijke allures.
Op de 1.2.1448 gebeurde het tegenovergestelde, toen was het de stad Eeklo die zich ging
beklagen bij het Parlement te Parijs, dat de op 23.12.1446 uitgesproken veroordeling tegen
Maldegem nog steeds geen
gevolg had gekregen. Maldegem werd opnieuw ter verantwoording geroepen, het liet
zich niet zien en werd bij verstek veroordeeld op 21.5.1448. In elk geval was de
Maldegemse afwezigheid een morele kaakslag aan het Parlement te Parijs dat dan
toch het hoogste gerechtsorgaan was voor onze gewesten. Dit had als gevolg dat
de Eeklose Wet vlug gehoor vond bij dit gerechtshof om de uitvoering van het
uitgesproken vonnis te bekomen. Het Parlement gaf bij vonnis van 26.6.1448,
opdracht aan zijn eerste deurwaarder om niet alleen het vonnis van 23.12.1446 te
laten uitvoeren, maar ook om aan de stad Eeklo de wettelijke mogelijkheden te
geven om zijn kosten gemaakt voor de onderscheiden processen, te kunnen innen.
Wat dan ook gebeurde en waardoor Eeklo uiteindelijk voldoening kreeg. Zo zien
we dat Eeklo bij zijn overwinningen ook de financiële kosten kon ontvangen, die
nodig waren geweest voor het voeren van de rechtszaken. En zoals hoger vermeld
bedroeg deze som het totaal van vijfhonderdnegenenzestig pond. Rekening houdende
dat de Eeklose stadsbegroting in die periode gemiddeld zevenhonderdvierenvijftig
pond bedroeg, is de som van 569 pond die Maldegem aan Eeklo moet betalen, voor
Maldegem weer een reden om zijn anti-Eeklo mentaliteit te verscherpen. De
Maldegemse bevolking moest voor de zoveelste maal weer hoofdelijk worden
aangeslagen om de verschuldigde bedragen samen te krijgen. Voeg daarbij de
kosten en taksen aan de onderscheiden gerechtsorganen die het proces hebben
behandeld, de kosten die Maldegem zelf heeft moeten maken voor zijn
gerechtelijke bijstand en men komt zeker tot het dubbele. Wat niet mag
onderschat worden in de anti-Eeklo groei, is het feit dat de schaking van de
Maldegemse vrouw in 1431 pas door de grafelijke Raad een uitspraak kreeg op
9.5.1440, voor het Parlement te Parijs op 23.12.1446 werd uitgesproken in het
voordeel van Eeklo en Maldegem het jaar daarop in 1448 bij dwangbevel door datzelfde
Parlement verplicht werd het bedrag over te maken. Dat heeft in totaal zeventien
jaar aangesleept ! Maldegem kreeg harde noten te kraken ! Er
werd opnieuw een vidimus (gelegaliseerd afschrift) van de privileges gemaakt, en
voorzien met de zegel van de stad Gent.
Deze foto spreekt voor zichzelf.
Ondertussen had een bode Claeys Drielinc op 20 mei uit Parijs een brief mee
waarin stond geschreven dat Eeklo zekere tydinghe vandat wij tgrote ghedinghe
ghewonnen adden van Maldegem. Omdat Claeys Drielinc deze goede mededeling
bracht, was hem gezelschap gehouden door Wet en inwoners van Eeklo. Zijn paard
werd ook niet vergeten ! Claeys Drielinc had ook een brief mede waarvan
de inhoud vroeg, het nodige te doen om een gevolmachtigde van het Parlement te Parijs
die belast was met de gerechtelijke mededelingen en uitvoeringen en deze te Eeklo
zou overbrengen, te betalen (24). Op 4 augustus kwam de koninklijke Franse
sergeant te Eeklo om uitvoering te geven up die van maldeghem van eenen zekeren
ghedinghe welke ons lieden was ghewonnen ghewyst te parrys. De sergeant werd
hier feestelijk onthaald. 's Anderendaags was de dagvaarding met de
tenlastelegging om vijf uur te Maldegem gebracht. De koningsbode werd per wagen
vervoerd. Enkele dagen later werd met Annekin van Zuckerke
een overeenkomst gemaakt opdat hij het nog aan de gang zijnde proces in het
Parlement te Parijs zou volgen (25).
Waarschijnlijk ging het over de zaak Sinay. Hij kreeg daarvoor een vergoeding en
bij het opstellen van het akkoord werd er een flink bedrag verteerd aan dranken.
Meester Claeys Dreelinc moest nog betaald worden voor al zijn prestaties,
daarvoor ontving hij xvj gouden cronen. Daarin waren ook zijn algemene onkosten
vervat in verband met nog allerlei zaken voor het proces. Kortom zijn totaal aan
salaris en kosten bedroeg dan nog eens honderd pond par. Maar ja, Eeklo had toch
het grote proces gewonnen. Dat was grotendeels te wijten aan het aanwerven van
meester Andries Pelle. Dit kostte nogmaals vierentwintig cronen, hetgene het
totaal bedrag gaf van 193 pond. Meester Andries Pelle kwam te Eeklo, plaats van
de zelfmoord, de woning van Bouding Sijnaey, eens bekijken.
In het huis waar de zelfmoord van Bouding Synaey's vrouw had plaats gegrepen,
werd alles opnieuw op schrift gesteld door de drie aanwezige klerken van meester
Andries Pelle.
Tevens maakte meester Andries Pelle in het huis van Synaeys het arrest
en het bevelschrift op en ging ermee naar Maldegem om hun voor het Parlement te Parijs
te dagen (26).
1449 Zien wij dat Andries Pelle samen met de burgemeester en schepenen naar
Maldegem gaat om het arrest en bevelschrift ten uitvoer te brengen. De
Maldegemse Wet was niet te vinden. Omdat het zoeken zolang duurde, besloot
meester Andries Pelle samen met de Eeklose burgemeester en schepenen ter plaatse
te eten. Hier maken we weer mee dat bij het bezoek van meester Andries Pelle,
het Maldegemse bestuur en de bevolking weer een bittere pil te slikken krijgt.
De smaak verzuurde tamelijk snel omdat meester Andries Pelle ook de Eeklose
burgemeester en schepenen bij zich had. De aanwezigheid van de Eeklonaren moet
hun toch wel een morele last geweest zijn en een minderwaardigheidsgevoel hebben
bezorgd. Waarschijnlijk heeft men toen de uitspraak niet kunnen overhandigen aan
de baljuw en het schepencollege van Maldegem, want er was een tweede bezoek
nodig. In elk geval, meester Andries Pelle kreeg en had veel belangstelling te
Eeklo. De zondag na zijn terugkeer uit Maldegem was te zijner ere een groot
feestmaal, waarop ook aanwezig waren: de Eeklose baljuw, burgemeester, schepenen
en de pastoor samen met 3 klerken. De vier laatste personen waren er bijgehaald
omdat Andries Pelle geen Nederlands sprak en de Eeklose baljuw en schepenen geen
Frans verstonden (27).
Het nodige werd door verschillende herbergen geleverd. In het hele bezoek van
meester Andrien Pelle vinden we een eerste datum terug, namelijk up den zondach
noene xi in sporkele toen Andries terugkwam
van een tweede bezoek naar Maldegem, was er opnieuw een feestmaal met dezelfde
mensen. Ofwel waren er minder notabelen uitgenodigd aan den dis ofwel was het
maal minder uitgebreid. Feit is, dat het de eerste keer zeven pond acht s. p. het
laatste bedroeg toch nog vier pond veertien s. p. hetgene nog altijd een hoog bedrag was,
wat wel wijst dat de Eeklonaren de gunstige uitspraak te hunnen voordele duchtig hebben
gevierd. De volgende post lijkt belangrijk want dit is dan het
tweede gerechtelijk bezoek aan Maldegem, waarbij meester Andries Pelle die het arrest
moest overgeven, terug vergezeld was van de Eeklose burgemeester en schepenen
(28). Dan mag wel de bedenking worden gemaakt dat dit toch ook
een morele straf moet zijn geweest. Men moet toch toegeven dat te worden veroordeeld
tot een straf niet aangenaam is, maar als de straf u dan nog wordt medegedeeld in aanwezigheid
van de zegevierende partij kan dit wel pijnlijk aankomen. Ondertussen werd de Eeklose
keurbroeder Zuman gevangen genomen. Eeklo reageerde direkt. De Raadsheren te Gent
belastten hun deurwaarder Jan Bayaerde, de baljuw te Maldegem voor hun Raad te dagvaarden.
Eeklo beweerde dat de Maldegemse Wet over het Eeklose grondgebied wou optreden. Om het
geschrift in een wettelijke vorm over te brengen betaalde Eeklo drie ponden
twaalf s. p. aan een advokaat van de Raadskamer. Dat de grensscheiding vele
zorgen medebracht was een feit. De zesde juli bezochten de Eeklose baljuw, Joost
Triest, burgemeester Pieter De Munster, de schepenen Cornelis van Zuwekerke, Jan
van der Leye, Willem van Zechbrouc, Jan Boghaert, Aalert van den Hende, en
Phylips de Zwaef, en enkele ouderlingen de grenspalen en de uutcanten van Eeklo.
Een der palen die op de uiterste grens stond tussen Eeklo en Maldegem, werd de
elfde augustus door burgemeester en enkele schepenen van Eeklo met behulp van de
gezworen landmeter Taltana, op de juiste plaats aangeduid. Dat er stukken uit
het archief zoek geraken, gebeurde toen ook. De toenmalige schepen Cornelis van
Zuwekerke vond bij een barbier te Brugge een der privileges terug. Hij liet daar
een wettelijk afschrift van maken, dienstig als bewijsstuk in de processen
tussen Eeklo en Maldegem voor het Parlement te Parijs. De zaak Zuman bracht weer
kosten mee voor het opmaken van de verschillende dokumenten die nodig waren in
dit proces. Alhoewel van kleiner bedrag mag men toch zeggen dat de toenmalige
begrotingen van de stad Eeklo daardoor werden belast. Clais Dreelinc, die voor
Eeklo de gevolmachtigde was om de nodige verzoekschriften in te dienen bij het
Parlement te Parijs, diende zijn kostenrekening in. De bode van
het Parlement te Parijs die het nodige deed in de processen tussen Eeklo en Maldegem,
diende ook zijn rekeningen in. Waarschijnlijk waren de twee hogergenoemde personen
tesamen in Eeklo, want beiden werden goed ontvangen (29).
Eeklo richte een verzoekschrift in, dat was opgesteld door de Raad te Gent om
deze op te sturen naar Parijs. De landmeter Jan Vrombaut
voerde opmetingen en nazicht uit op de grensscheiding Eeklo-Maldegem. Op de 14de
september kwam Clais Dreelinc terug te Eeklo met een verzegelde brief van
meester Andries Bouchier. Deze had geld nodig.
Hem werd ook gevraagd om een nieuw uittreksel van het vonnis te krijgen waarin
Maldegem werd veroordeeld. Bij zijn gevraagde kosten was ook va neender reste
die wy van eeclo hem sculd waren van eenen anderen ghedinge. Terug werd Clais
Dreelinc zeer goed ontvangen en gezelschap gehouden. Het dreef wel de kosten op,
maar ja, Eeklo had gewonnen en een zeer grote vergoeding gekregen, plus
terugbetaling van zijn gemaakte kosten. De sergeant van het Parlement te Parijs
Jacques Dandin was belast met de uitvoering tot het innen van de gelden die aan
Eeklo waren toegewezen. Deze inning gebeurde langs de heer van Crisilges om.
De vijfde september kreeg Eeklo een dagvaarding op bezoek van het schepenkollege
van het Brugse Vrije met de vraag om een Eeklose afvaardiging naar Brugge te
sturen. De reden was om over de vroeger gesloten overeenkomst met Maldegem
besprekingen te houden. Eeklo stuurde daarvoor zijn baljuw, burgemeester Pieter
Munster en de schepenen Cornelis van Zuwekerke en Willem van Zechbrouc. De
besprekingen duurden twee dagen, de verplaatsing gebeurde te waghene, heel
waarschijnlijk met de wagen van de baljuw. Zeer uitzonderlijk vinden we in de
onkosten terug dat de verplaatsing gebeurde met wagen en paard. Enkele dagen
later gingen de Eeklose burgemeester met de twee zelfde schepenen naar een
bijkomende bespreking te Brugge. Wegens ongekende oorzaken ging deze niet door.
In oktober nam Maldegem twee Eeklose keurbroeders gevangen. De burgemeester
Pieter de Munster en de schepenen Willem Zechbrouc en Jan Boghaert gingn te voet
naar Maldegem om de zaak te bepleiten. De zaak kreeg een goed gevolg. Dat
wordt althans besloten omdat over die gevangenneming niets meer wordt vernomen.
Het gevangen nemen van Zuman door de Maldegemse Wet was nog niet opgelost, want
Eeklo stuurde daarvoor zijn burgemeester Pieter de Munster naar de grafelijke
rechtbank die, toen zitting hield te Dendermonde. Eeklo diende een
verzoekschrift in tot vrijlating van zijn keurbroeder Zuman, omdat Eeklo kon
bewijzen dat het aanhouden van Zuman gebeurde binnen de grenspalen van Eeklo.
De twaalfde oktober stuurde Eeklo Adriaen naar onze procureur, Jan de Deckere.
Deze laatste had de dokumenten nodig, die hem door Adriaen bezorgd werden in de zaak
hangende tussen Eeklo en de baljuw. De 18de oktober belastte Eeklo zijn
burgemeester Pieter de Munster met een reis naar de Rekenkamer te Rijsel, bij de
heer Crisielges om de gelden die door de uitspraak van het Parlement te Parijs
werden toegekend, aan de stad Eeklo te kunnen ontvangen.
1450 De 24ste april was Cornelis van Zuwekerke naar Brugge gezonden voor
een ontmoeting met Clais Dreelinc, de bode die te Parijs dikwijls allerlei brieven
en dokumenten bezorgde aan de Eeklose gevolmachtigden in de processen tussen
Eeklo en Maldegem. Bij het gesprek over het proces werd hem een brief van het
Eeklose stadsbestuur overhandigd.
Het schrijven was bestemd voor onsen procureur te parys. De 29ste september
stuurde Eeklo zijn schepen Willem van Zechbrouc naar de grafelijke Raad te
Dendermonde. Daar overhandigde hij de nodige papieren en dokumenten aan onze
procureur Jan de Deckere. De papieren en dokumenten moesten bewijzen dat de
plaats, waar de aanhouding gebeurde, op Eekloos grondgebied lag. Hij moest ook
vernemen wat het verweer was van de Maldegemse baljuw. De bode Clais Dreelinc
kreeg een vergoeding voor zijn vele inspanningen om de nog achterstallige som
van 150 kronen van de heer van Crisielges te kunnen ontvangen. Clais Dreelinc
werd goed ontvangen en er werd hem groot gezelschap gehouden toen hij uit Parijs
terugkwam. Hij kreeg daarbij een bijkomende vergoeding om het nog te betalen
deel te verhalen op de heer van Crisielges ofwel op Filips, heer van Maldegem.
Alhoewel Eeklo dit proces had gewonnen duurde het toch een hele tijd voordat het
laatste deel werd betaald.
1451 De 4de februari bezocht de Maldegemse burgemeester met zijn schepenen
Eeklo. Zij hadden een onderhoud met het stadsbestuur waarbij zij lieten weten dat
er maatregelen waren getroffen, met name het heffen van nieuwe belastigen, om de
verplichtingen voortspruitende uit het proces met Eeklo, te kunnen voldoen.
Bij dit onderhoud vroeg Eeklo ook om het proces over Jan Michiels van
Overtveldt te beëindigen.
De oorzaak van de rechtszaak kon niet worden achterhaald. In 1451-52 verhuisde
Jan Michiels van Overtvelt en vervreemde van Eeklo (30).
In ieder geval de Maldegemse vertegenwoordigers werden bedacht met ij cannen
rynsche wyns. Eeklo dat toch beducht bleef voor verdere moeilijkheden met
Maldegem, belastte een afvaardiging, bestaande uit de schepenen Zegher van de
Hende, Jan van Onderdale, Jan de Kneut, Daneel Daneels f., Lauwereins en de
griffier Willem van Zechbrouc, allen waren leden van het vorige schepencollege.
Hun opdracht was besprekingen te voeren met het Maldegemse schepenkollege, om tot een
"alliantie" te komen. Ook om geschillen die nog hangende waren
te beëindigen. De bode Claeys Dreelinghe (alhoewel het niet is uit te maken,
had deze persoon wel enkele gerechterlijke geleerdheid, mogelijks rechterlijke
bevoegdheden) uit Parijs komende verbleef nu weer te Brugge. Daar werd hij
bezocht door de Eeklose schepenen, Pieter de Munster, Allaert Wante, Willem van
Zechbrouc, Gillis de Meester en de notabele Claeys Huuch, zoon. Zij drongen er
gezamelijk bij Claeys Dreelinghe op aan omme dat hy zoude willen neerstichede
doen dat men ghecreghe een hende (einde) van de casten vanden ghedinghen van
Maldeghem twelke noch hanct int parlement te parrys. Enkele weken later had
er een tweede samenkomst van Eeklose en Maldegemse burgemeesters en schepenen te
Brugge plaats. Zeer vrijmoedig spraken beide partijen over de vele geschillen
die tussen beide gemeenschappen waren geweest en nog hangende bleven. Vier uren
lang duurden die besprekingen.
(vervolgt)
Romano Tondat
__________________________ | ||
(12) | "Item ommedies dat die van Maldeghem mainteneeren ende zegghen dat de justicie ghedaen bij der wet van Eclo van Boudins van Synoys wive, es, binnen de ambochte van Maldeghem". | |
(13) | "Omme dieswille dat de stede zeer aerm es, ende dat tgoed daer mense mede regiert, uter goeder ende aermer lieden beurze commen moet, zo ghelast biden commissarissen den goeden lieden vander wet, dat zij de costen vander stede sparen zo zij meest moghen ende zonderlinghe wijn te presenterene, het en ware grootelic van noode". | |
(14) | "item omme dies wille dat eenighe lieden van Waersscoot wisten vanden palen van Eclo, sa waest dat daer ghezonden waren de boorchmeester ene jan knuut die, die lieden spraken en vonden daer schoon betooch ende ware elc ute eenen dach en elc hadde xp. p. sdaechs comt xxp. p.". | |
(15) | "Item waren ghehoort zekere oorconden van Waerscoot,
Woestwincle ende Veldekens Damme, die verteerden te Aernoud Sanders, te
Jan Huugs ende eldere iiij ££. iij s. p. Item een houdt ghecocht omme eenen vierboom te makene, ant Hovevelt, ende coste xx s. p. Item Loy Fierins temmerman diet bewiist maecte ende de vierbomen xx s. p. Item van costen betaelt te Pieters te Ravesscoot bii den werklieden die de vierbomen maecten xij s. Item Michiel Roedolf vanden houte te voerne ten Hovevelde ende de kercleeden ten Poucmoere ende weder thuus te bringhene xxiiij s. p. Item Jan vanden Torre, Aernoud Busch, Aenoud Huerele, ende Willem de Vlieghere van dat zii wrochten ande vierbomen met spaden ende anderziins elc vj gr., comt xxiiij s. p. Item jntsgeliix vandat Andries Paeschdach ende Pieter Arends wrochten anden vierboom ten Poucmoer elc vj gr., comt xij s. p. Item twee luders, van der clocke te ludene vj s. p. Item Gheerard van den Rine van dat hii bii ons was, ende hielp de oorconden produceren, daer omme hii ute was iiij daghen te xxxvj gr. sdaechs, comt vij ££ iiij s. p. Item Willem de Vlieghere ghegheven van dat hii vierde vp den eenen vierboom dat hii ziin wasbuys verberrende xij s. p. Item van biere te Ravesscoot ghegheven den ghezellen die de vierbomen maecten iiij s. p. Item verteerdt bii der wet vp den tiid dat men vierde metten commissarissen de somme van xlviiij s. p. Item als men gheviert hadde bii Gheerard van den Rine den landmeters der wet ende andere verteert te Jan Wadepaels lviij s. p. Item bii den maenders van den wevers ende vulders ende andere verteerdt xx s. p. Item van caersen te Ryniers van Brandeburch xij s. p. Item te Jan Maes verteerdt inde maeltyd bii den commissarissen als zii de palen ghezien hadden xx s. p. Item van baste ende hisere xij s. p. | |
(16) | Zie: Cotumes des pays et comté de Flandre par L. Gilliodts-Van Severen | |
(17) | "ghine met zinen vorseiden kinde van Eeclo thuuswaert, comende voor zinen hofdam meenende in zyn hec te gane waeren daer belaecht - hemlieden heeschers jaghende tot in het huus van Jan Coorde". | |
(18) | "Up twelke de verwerders (van der Haghe + Zuut) kenden de mesdaet ende dat zy dat hadden ghedaen by bevelne van Roelant bastaert van Maldeghem". | |
(19) | "Ende waren ghemaect zekere hanse tusschen die van Maldeghem over een zyde ende die van Eecloo of andere in tijden verleden, dat elc den anderen niet doen letten noch arresteren zoude omme eenighe rande zaken die vallen mochten up elx vryhede maer elx staende met zinen faite ende mesdaet daer hy wonachtich ende justiciable ware". | |
(20) | Sententie gewezen in den Raed van Vlaenderen in voordeel van die van Eecloo tot last van die van Maldeghem, namelyk dat dezen geene kennis mogen nemen op de Keurbroeders van Eecloo, noch dezelven mogen arresteren. < Lees verder > | |
(21) | "Item quam 't Eeclo miinheee de president vanden parlemente van Parrys, hem was ghebeden omme eene curtinghe van onsen processen ende hem was ghepresenteert ij cannen riinsch wiins". | |
(22) | "onse procureurs iij toonen keuten, omme de goede bistandichede". | |
(23) | "Item ontfaen van die van Maldeghem commende van een en ghedinghe twelke in willen voorleden ghezijn heeft tusschen die van Maldeghem of een zide en die van Eclo of andere ziide sprutende uyt eenen ontscake, twelke in wijlen voorleden dede Jan de Ketelboetere f. Gheeraerd up Kateline dochter Maertin Theeus, de zomme van cccc xL viiij ponden xvj s.p. Item van welker zomme die vorseide van Maldeghem noch sculdich ende tachter ziin de somme van c ende xx ponden ende den daech valt te Paesschen nu eerst cornmende Somme par soy iddjcxLviiij ponden xvj s. p.". | |
(24) | "omme een coninc serzant me te betalen die hier comen zoude". | |
(25) | "hy nam tgroote ghedinghe te hachtervolghene iut parlement te pariis". | |
(26) | "Daer tfaeyt gheviel van den doden wiive ende voer voort te maldeghem om me thareest te doen hemlieden te dachvaerdene te parijs omme taxaetie van costen de welke cronen hem bedraghen in ponden par. de somme van xxxvj". | |
(27) | "den parochiepape en van iij cleerken die gehaelt waren omme dat hy gheen vlaemchs en conste ende omme dat wy baeliu, burchmeester gheen walchs en consten". | |
(28) | "item xxij in sporkele was arend sanders als scouteete in de stede vanden baeiiu met meester andries pelle en met der wet van eeclo te maldeghem omme kennesse te draghene van den haereeste dat daer ghedaen was ute eenen dach te voet comt xvj ponden". | |
(29) | "was hemleden ghedoen gheodgheselscepe en den welken aebeit van gheselscepe es vertheert ten diverse stonden ter somme van ix ponden xv s. p.". | |
(30) | "Item ontfaen van Jan Michiels van Overtveld van dat hy hem vervremde van al ziinen goede de somme van iiij ponden iiij s. p.". |
Maldegem, die Grote 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7
Vorig artikel: Foto Eeklo, de Spriet voor 1890 |
Inhoud van 1984, jaargang 17 |
Volgend artikel: Heemkundige wandeling door Adegem (9) |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024