Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1984, 17de jaargang, nr. 1

MALDEGEM, DIE GROTE - of de oorzaak van
"DE EEKLOSE DOBBELGEBAKKENE"

Gedurende mijn jarenlange belangstelling voor de Eeklose bijnaam "de Eeklose Dobbelgebakkenen" heb ik vele uitspraken en gezegden opgeschreven.  Wat na een zekere tijd opviel, was dat twee bepaalde opmerkingen over Eeklonaren steeds kwamen uit dezelfde nabij gelegen gemeente Maldegem.  Die uitlatingen stamden zowel uit arbeiders- als middenstandskringen.  Toch hadden ze vooral wat de inhoud betreft, een zekere eenvormigheid.  Persoonlijk kreeg ik het tweemaal aan de stok met Maldegemnaren, tweemaal werden de traditionele gezegden herhaald en gevolgd door een nog duidelijker opmerking "Gij, Eeklose greppenschijtere, hebt ons al genoeg gepekeld.  De tijd dat Eeklo wilde baas spelen over Maldegem, is al heel lang voorbij".

"De Bakker van Eelco", Vlaamse school 16e eeuw, Muiderslot - Muiden, Nederland.

Andere gezegden kwamen naar voren: "Gij woont gij zeker ook van voren in de Boelare en gij hebt daar drie, vier huizen staan".  Ofwel het tweede evenveel verspreide: "Gij woont zeker ook op de Markt, drie trapkens op, met een hoveke voor uw deur".  Deze drie opmerkingen zijn tientallen keren opgeschreven en, wat de inhoud betreft, zo goed als gelijklopend.  De twee laatste gezegden werden meestal na een gezegd.  Soms was bij de ene persoon sprake van "drie, vier huizen" anderen hadden het dan over "vier, vijf" of nog over "vijf, zes huizen".  In elk geval waren er voor mij twee positieve punten in die hele zaak: de uitdrukking stamde steeds uit dezelfde gemeente, ten tweede, de inhoud was steeds gelijklopend.  In het begin van mijn onderzoek trachtte ik hulp te vinden bij enkele geschiedkundigen.  Vlug was mijn nieuwsgierigheid gekoeld, want hetgeen ik zocht, was volgens hen zuiver volksleven en had niets met geschiedenis te maken.

Zelfs een artikel over "De Verjongingskuur bewerkt door Molenaar en Bakker, Smid en Stoker" door Hervé Stalpaert, bijdrage in Oostvlaamse Zanten, zegde hun niets !  Wel las ik in hoofdstuk twee over het proces dat tussen Eeklo en de Graaf van Vlaanderen plaats vond en op 14.4.1458 ten nadele van Eeklo werd uitgesproken.  Ik heb dan voorlopig mijn "folkloristische" notities opgeborgen.  Toch liet het onderwerp mij niet los.  Mijn mening is nog altijd: welk verhaal de sage ook vertelt, steeds ligt er iets in dat een bepaalde gebeurtenis weergeeft.  Weliswaar wordt het oorspronkelijke door de eeuwenlange overleveringen soms erg vervormd en kan het verhaal zodanig verdraaid worden dat men het daardoor als een "legende" beschouwt.  Hoewel "de Eeklose Dobbelgebakkenen" mij niet losliet, was de moed mij enigszins in de schoenen gezonken.  In de eerste "Kulturele Veertiendaagse" te Eeklo (1968) stelde heemschut "Ons Meetjesland" in de zalen van het klooster der Paters een heemkundige tentoonstelling op.  Een der vele bezoekers, de heer Jan Van Den Berghe, administratief directeur ekonoom van de H. Hartkliniek, gaf mij een aanplakbrief die handelde over een notariële verkoping te Kortrijk in 1958.

Onder de verschillende voorwerpen was een schilderij van de Vlaamse school uit de 16de eeuw "de legende van Eelco".

Opnieuw was mijn belangstelling gewekt en "de Eeklose Dobbelgebakkenen" zouden hoe langer hoe meer mijn aandacht krijgen.

In mijn eerste schooljaren had ik soms veel last door het feit dat mijn ouders Italianen waren.  Toen ik naar Eeklo kwam wonen kende ik geen enkel woord Nederlands en omdat ons gezinsleven volledig Italiaans bleef kreeg ik de Eeklose woordenschat moeilijk onder de knie.  Vlug had ik wel een eerste woordelijk verweer gevonden in het feit dat Julius Cesaer met zijn legioenen heel België bezette en dat de Romeinse bezetting meer dan 300 jaar duurde.  Ik zei steeds "300" jaar omdat dit een grotere indruk geeft dan 3 eeuwen !

In de oude Broedersschool, in het 4de studiejaar, was onze leraar een Broeder waarvan ik mij nog de bijnaam herinner namelijk "den Hollander".  Gedurende een bepaalde geschiedenisles kregen we te horen dat de Graaf van Vlaanderen in zijn STREVEN om de macht van de grote steden te breken verscheidene "smalle" of ook "open" steden oprichtte.  Zo genoemd omdat ze door hun ontstaan langs verkeersdrukke handelswegen oorspronkelijk een langwerpig groeipatroon ontwikkelden en veelal zonder natuurlijke bescherming "open" lagen voor elke militaire actie.  Ze werden begiftigd met een ruime zelfstandigheid, niet alleen op financieel vlak maar vooral op het gebied van de rechtspraak.  De bedoeling van de graven was die nieuwe "vrijheden" de mogelijkheid te bieden om door hun ruime rechtspraak en financiële zelfstandigheid uit te groeien tot handelsintensieve en expansieve gemeenschappen.  Eeklo werd dus opgericht om de macht van Gent en Brugge te beperken !

Persoonlijk vond ik dat overdreven, maar mijn medeleerlingen hadden nu een prachtig argument om de superioriteit van hun stad te verkondigen; indien de voorziene scheidsrechterlijke rol die Eeklo moest spelen, niet plaats vond, was dit grotendeels te wijten aan de vele tegenslagen die Eeklo in de eerste eeuwen van zijn ontstaan heeft gekend.  Ik kon het moeilijk geloven dat Eeklo de steden Gent en Brugge moest neutraliseren.  In mijn ogen leek Gent een imperium dat met zijn Gravensteen en Belfort, omringd door het Stadhuis en de Sint-Baafskathedraal zijn macht en gezag uitstraalde.  Brugge met zijn bekende ingangspoorten en zijn historische Markt, leek mij onmogelijk te beperken.  Wat beduidde Eeklo tijdens de Middeleeuwen ?  Dat rond Raverschoot de eerste bewoning te situeren was, is mogelijk.  Maar toen bestond er te Maldegem ook reeds een voor die tijd betrekkelijke grote gemeenschap.

Op Raverschoot vloeide een natuurlijke waterloop die zeer nuttig was voor het verdedigen en beschermen van de bestaande burcht, veeleer een zware, houten versterking.  Ze werd verwoest na de moord op Karel de Goede in 1127.  Dit kunnen we lezen in het verhaal dat Galbert van Brugge over de moord opschreef.  In dezelfde kroniek lezen we verder: voor de verkiezing van de nieuwe graaf hadden op donderdag 31 maart de burgers van Brugge met andere vertegenwoordigers een samenkomst.  Ze kwamen tot het besluit dat op Paaszaterdag twintig ridders en twaalf ouderlingen de afvaardiging van de Franse koning voor een gesprek bij de versterking (burcht, vesting) Raverschoot zou ontmoeten.

Raverschoot moet een belangrijke plaats zijn geweest en zeker een ideale halte tussen de steden Gent en Brugge.  De plaats bevond zich overigens op een gelijke afstand tussen beide steden.  Zelfs na het meer oostelijk verplaatsen van de kern Raverschoot was de plaats van de vierschaar in de komende eeuwen nog steeds te Raverschoot.

Na het verwoesten van deze burcht verspreidde de daarrond gelegen bevolking zich tijdelijk.  Ze bleef zich concentreren langs de verbindingsweg Gent-Brugge.

Na het ontstaan van de stad Eeklo verleende de graaf aan de Eeklose keurbroeders vrije doorgang van zijn jachtgebied het Aalschoot.  Het was ongetwijfeld een gunst voor de Eeklose bevolking.  De bewoners van Aalschoot konden echter maar alleen voor hun "Vierschare" te Aalschoot of voor de vierschaar te Raverschoot worden berecht en mochten niet voor het gerecht van de stad Eeklo worden gebracht.  Wat wel bewijst dat beide plaatsen ouder waren dan Eeklo en belangrijk bleven, zeker Raverschoot.  Maar dat er een zelfstandige kern werd opgericht met de bedoeling op te groeien als scheidsrechter tussen de steden Gent en Brugge, getuigt toch van een zekere "historische" lichtgelovigheid.

Hoeve Papinglo.
Foto R.T.

Dat Eeklo een vrij ruime rechtspraak kreeg met daarbij een betrekkelijk grote financiële zelfstandigheid, geschiedde met bijbedoelingen.  Dat Eeklo bij zijn ontstaan die grote voorrechten had verkregen van de graaf Thomas en gravin Johanna, had beslist een drijfveer, namelijk: de graven van Vlaanderen wilden door de oprichting van de stad Eeklo de macht van de heren van Maldegem beknotten.  Toen ik met mijn visie naar buiten trad dat Eeklo was opgericht om de macht en de arrogantie van de heren van Maldegem te breken, leek het alsof de "historici" het in het Meetjesland hoorden donderen !  Het waren pure verzinsels.  Persoonlijk heb ik altijd veel belang gehecht aan de Maldegemse opmerkingen over Eeklo.  Ze wezen op een bepaalde rivaliteit.  Waarom kwamen de hogergenoemde uitlatingen steeds uit Maldegem en niet uit Waarschoot, Lembeke, Kaprijke, Oostwinkel, Zomergem of Sint-Laureins ?

Uit die gemeenten werden en worden nu nog wel eens humoristische toespelingen gemaakt over de hoofdstedelijke mentaliteit van Eeklo.  Dit gebeurt echter steeds op verschillende wijzen en heeft geen enkele eenvormigheid noch over de manier noch over de inhoud zelf.  Ik begon in het Eekloos stadsarchief te zoeken.  Daar de stadsrekeningen de oudste bewaarde teksten waren, begon ik met deze dokumenten.  Vanaf 1402 zijn de rekeningen bewaard.  Eeklo verwierf zijn zelfstandigheid in 1240.  Volgens mij, moet in de eerste eeuwen van zijn ontstaan, de spotnaam van "de Eeklose Dobbelgebakkenen" tot stand gekomen zijn.  Ik pluisde de stadsrekeningen na, enerzijds om de oudste dokumenten te onderzoeken, anderzijds met de bedoeling om er de bouwkundige gegevens uit te halen, toen plots een bepaalde post mijn aandacht trok.  Voor mij zou dit de sleutel tot de ontknoping worden.  Vóór ik met die gegevens begin, ware het gewenst te weten wie de heren van Maldegem waren, hoe machtig hun gezag en invloed was.

DE HEREN VAN MALDEGEM

Op het einde van de elfde eeuw is Vlaanderen een leen van het Franse vorstenhuis.  Vlaanderen trachtte van de zwakheid der Franse koningen gebruik te maken om zelfstandig te worden.  Het kon zich bijna vrij maken van de rechtstreekse kontrole van de Franse vorsten.  De drang naar zelfstandigheid en macht kreeg ook zijn invloed in de steden.

Na het vertrek van graaf Boudewijn met de kruistocht naar het Heilig Land, neemt zijn vrouw gravin Maria het regentschap waar.  Toen zij zich bij haar man in het Verre Oosten wilde voegen, overleed zij onderweg en liet twee kinderen achter, Margaretha en Johanna.  Van het overlijden van de graaf en de gravin en de wisselvalligheden van het regentschap maakten de vazallen gretig gebruik om hun gezag uit te breiden en te personaliseren.

Salomon, heer van Maldegem, vergezelde in 1096 graaf Robrecht op zijn kruistocht naar het H. Land.  In 1147 nam een Robrecht van Maldegem deel aan de slag bij Grimbergen en verwierf er veel roem.  Dirk van Maldegem, de broer van Robrecht, was de heer van Bassevelde en vergezelde in 1156 Dirk van den Elzas op kruistocht naar Jerusalem.

In 1214 bij de nederlaag die graaf Ferrand te Bouvines leed was een Filips van Maldegem, die de graaf in Franse gevangenschap volgde, er wist te ontsnappen en naar zijn stede terugkeerde.  Na zijn terugkeer matigde Filips van Maldegem zich allerlei rechten toe die hij noch zijn voorgangers ooit bezaten.  De graven van Vlaanderen kregen vele moeilijkheden met de grote steden, die met hun ambachten en gilden een grote macht concentreerden.  Hun bijna militaire structuur met de verworvenheden was bij sommige hogere gezagsdragers een doorn in het oog.  Het tegenovergestelde dient ook te worden gezegd: hadden de steden zich niet georganiseerd, hun menselijke concentratie niet paramilitair gestructureerd, dan had de willekeur van graaf en koning hen nog langer klein gehouden.  Hadden de graven van Vlaanderen soms veel last met hun steden, erger was het gesteld met de meeste van hun vazallen.


Enkele jaren afwezigheid van de graaf van Vlaanderen werkten vlug de misbruiken in de hand.  Dat de heren van Maldegem ook bij die groep behoorden, is haast vanzelfsprekend.  De gevangenschap van de jonge graaf van Vlaanderen tot in 1227 en het alleen staan van de jonge gravin Johanna (in de moeilijke periode) werkten de misbruiken door haar vazallen van hun gezag en ambt in de hand.  De vier edellieden die de graaf vertegenwoordigden gedurende zijn afwezigheid werden zeer arrogant aanmatigend en oefenden na enkele jaren hun ambt als echte graven uit.

Keren wij terug naar de heren van Maldegem, dan stellen wij vast dat Filips van Maldegem gedurende enkele jaren ten onrechte een personenbelasting inde en verder de hogere rechtspraak uitoefende, dat hij schepenen benoemde of afzette, naar gelang het hem paste.

Oude ingang van kerkhof.
Foto R.T.

Daarvoor werd hij trouwens door gravin Johanna in 1220-1221 ter verantwoording geroepen.

Dat hij toch wel een belangrijk persoon was, bewijst het feit dat hij niet door het grafelijk gerecht, maar door een raad van edellieden werd berecht.  De uitspraak was hem niet gunstig: Filips van Maldegem moet toegeven dat hij geen recht heeft om de hogere rechtspraak uit te oefenen en om schepenen te benoemen of te ontslaan.  Tevens erkent hij de grafelijke bevoegdheid om recht te spreken, zowel in de lagere, de midden als in de hogere rechtspraak over de Maldegemse bevolking.  Filips van Maldegem en de schepenen van Maldegem bezaten weliswaar de lagere rechtspraak, doch de gravin kon om het even welk geding dat te Maldegem plaats vond voor de grafelijke rechtbank brengen.

Filips van Maldegem was gehuwd met Maria van Henegouwen, dochter van Willem van Thy-le-Château, die zelf geregeld in ruzie lag met gravin Johanna.  Men mag waarschijnlijk besluiten dat Filips van Maldegem zeker de partij koos van zijn schoonvader Willem, natuurlijke zoon van graaf Boudewijn IV van Henegouwen, wiens vrouw de zuster was van de Franse koningin.  Het regentschap dat gravin Johanna gedurende de afwezigheid van de graaf moest bijstaan, werd verruimd met Willem van Maldegem, zoon van Filips.  Wij vinden hem zeer dikwijls terug bij het ondertekenen van belangrijke akten of bij politieke gebeurtenissen.  Willem van Maldegem vinden wij ook op de lijst der edelen die in 1237 aan de Franse koning trouw moesten zweren.

Franco van Maldegem, kreeg in 1232 de benoeming tot proost van Sint-Donatius te Brugge en werd tevens Kanselier van Vlaanderen.  Hij overleed te Brugge in 1240.  Arnout van Maldegem, kanunnik in de hoofdkerk te Doornik, richtte te Maldegem omstreeks 1270 een hospitaal op.  Arnout stelde het hospitaal met al zijn bezittingen onder de hoede van het Sint-Janshospitaal te Brugge dat het ten "eeuwighe daghe" in eigendom kreeg.  Bij testament schonk hij grote bedragen en verschillende onroerende goederen aan het Maldegemse hospitaal, zodanig dat het zichzelf kon onderhouden en aan zijn liefdadig doel kon blijven beantwoorden door de eeuwen heen !  Dit bewijst dat de heren van Maldegem belangrijke personen waren, dat zij groot aanzien genoten en hun zelfstandigheid tegenover de graaf van Vlaanderen hadden vergroot.  In 1242 was er weer een betwisting tussen de heer van Maldegem (Willem) en het grafelijk hof.  De uitspraak viel toen in het voordeel uit van Willem van Maldegem.  Hij mocht niet alleen de helft van de boeten behouden, maar zelfs de hogere rechtspraak uitoefenen.

Wilden de graaf en de gravin van Vlaanderen die ondertussen de stad Eeklo hadden opgericht en met een grote zelfstandigheid, ruime rechtspraak en financiële voorrechten hadden bedeeld, de pil voor Willem van Maldegem wat vergulden ?

Het blijft een open vraag.  In 1243 kocht Walter van Marvis van Willem van Maldegem de tienden en andere rechten af die de heer op Zomergem bezat.  Filips III van Maldegem kreeg wegens zijn dappere en trouwe houding de bijnaam van "Getrouwe".  Hij vergezelde de graaf van Vlaanderen bij diens knieval voor de Franse koning en deelde met nog enkele vooraanstaande edelen de gevangenschap van de graaf.  Kort na de invrijheidstelling van Filips III is hij een der medebestuurders der stad Brugge (1306).

Gheeraerd, zoon van Filips IV van Maldegem, was enkele jaren baljuw te Dendermonde.  Daarna vervulde hij die funktie ook te Brugge.

Filips V was een vertrouweling van Lodewijk van Male.  Einde 1360 benoemde Lodewijk van Male hem en nog twee vooraanstaanden tot "ruwaard van Vlaanderen".  Dezelfde Filips was een der personen die de graaf adviseerde of hielp bij het nemen van bepaalde beslissingen, zoals voor de belastingen in de parochie van Veurne-Ambacht 17.1.1373.  Op de presentielijsten van de Audiëntie van de graven van Vlaanderen vinden we Filips van Maldegem nog tweemaal terug, namelijk in 1370 en 1378.  Florens van Maldegem huwde met Margaretha van Vlaanderen, natuurlijke dochter van Lodewijk van Male.

Filips IX van Maldegem was een bijzonder invloedrijk man.  Gedurende een twintigtal jaren, tussen 1450 en 1478, was hij schepen of burgemeester te Brugge.  Met deze heer van Maldegem sluiten we de lange reeks af, ze waren uiterst machtig.  Verder zullen de geregelde betwistingen tussen Eeklo en Maldegem de sterke persoonlijkheid van de Maldegemse heren nog duidelijker laten blijken.

(vervolgt)

Separator

Maldegem, die Grote  1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024