Na vijf jaar "onafhankelijk" België achten we het aangewezen een balans op
te maken van het sociaal-economisch leven binnen de stad. Toen we bij de aanvang
van 1833 opmerkten dat uiteindelijk na twee moeilijke jaren de rust en voorspoed weer
merkbaar was, citeerden we in feite de stem van de maatschappelijk betere klasse.
Uit de talrijke, schrijnende, om levenshulp smekende brieven van na 1833 bleek dadelijk
dat we, waarheidsgetrouw, onze uitspraak dienden te nuanceren. Dienaangaande
hebben we de levensomstandigheden van het gewone volk, die onmondige massa, van nabij
gevolgd. Het resultaat was verbijsterend !
Deze zogezegde "voorspoedige jaren" bleken voor de arbeider echte crisisjaren
te zijn.
In hoofdzaak waren het de opkomende textielbazen die een onmenselijke politiek voerden.
Enerzijds knepen ze de werknemers uit als citroenen terwijl ze anderzijds op de bres
gingen staan als mecenas van het Bureel van Weldadigheid, welke diezelfde verpauperde
massa diende in leven te houden ! Kwestie van via een kristelijke naastenliefde
de nodige gemoedsrust terug te vinden voor hun materiële hebzucht !
Voor de periode 1830-'35 hebben we de daglonen van de onderscheiden groepen opgezocht.
De ambachtslieden, te vergelijken met de huidige vrije beroepen, zoals timmerlieden,
metsers, schilders, koperslagers en kasseileggers, behoorden uitgesproken tot de groep
die zich maatschappelijk nog konden verheffen.
In 1830 was hun gemiddeld dagloon 1 frank 75 centiemen. Vijf jaar later
verdienden diezelfde mensen gemiddeld 2,94 frank daags.
Het arbeidsloon van de knechten van deze ambachtslieden en de eerder zware
beroepen zoals aardewerkers kende, ofschoon minder uitgesproken, toch ook nog
een stijgende tendens. Hun dagloon evolueerde van 1,26 frank in 1830 naar 1,50
frank in 1835.
Wanneer we stellen dat de levensmiddelen, - uitgezonderd de broodprijzen in
1831-'32 die ingevolge een slecht oogstjaar een forse prijsstijging kenden - een
weinig goedkoper werden, zouden we geneigd zijn een sociale opwaardering te
bepleiten.
Niets was evenwel minder waar ! Bij het toekennen van een gratifikatie
hield men geen rekening met de onmondige massa.
Te Eeklo bestond deze laatste groep nagenoeg uitsluitend uit wevers. Hun loon,
had in tegenstelling tot alle andere sociale lagen een devaluatie ondergaan met
niet minder dan 37 %.
Een katoenwever verdiende in 1830 precies 1 frank daags, en hij ontving in 1835
nog amper 0,63 frank. Juist genoeg om een tarwebrood van 4 pond mee te kunnen
kopen. Een vier-ponder woog 1,733 kg.
![]() |
Een loon - prijsgrafiek te Eeklo van 1830-'35. Legende: 1. gemiddelde prijs van een roggebrood vierponder (= 1,733 kg). 2. gemiddelde prijs van een tarwebrood vierponder. 3. gemiddelde prijs van 1 kg varkensvlees. A. mediaan van het dagloon van een katoenwever. B. mediaan dagloon van een arbeider tewerkgesteld bij ambachtslieden. C. mediaan dagloon van het gemiddeld dagloon van een timmerman, metser, schilder en koperslager. De tekens o, x en + zijn de gemiddelde daglonen en prijzen van de onderscheiden groepen. |
De loonkurven geven een duidelijk beeld van het uit elkaar groeien en de sociale
achteruitgang van de wever te Eeklo.
Wanneer we de prijzen van het vlees stellen tegenover de lonen van de laagste
kategorie, is het voor de hand liggend dat dit soort voedsel nagenoeg nooit
aangekocht werd door een weversfamilie.
De lichte prijsdaling kende niet de minste weerslag op de overlevingskansen van
de wever. Zelfs wanneer ze in het werkcircuit ingeschakeld bleven, waren ze
aangewezen op armenzorgbijstand !
Men leefde van dag tot dag. Van sparen kon zeker geen sprake zijn en wie
werkloos viel wachtte de grootste ellende, die voor velen slechts eindigde met
de dood. In 1835 telde Eeklo niet minder dan 617 gezinshoofden of alleenstaanden
die bijstand genoten.
Op 27 juni 1835 rapporteerde burgemeester Dhuyvetter dat de Eeklose bevolking er
sociaal snel op achteruitging. Niettegenstaande de strenge maatregelen nam de
bedelarij zienderogen toe.
Het zo vurig verlangde "gesticht", die de behoeftigheid en de bedelarij zou
beteugelen, kwam omwille van een administratieve onwil vooralsnog niet tot
stand.
Mede door de aanwezigheid van een brigade gendarmerie binnen de stad kon de
misdaad binnen de perken gehouden worden.
In de loop van '35 stelde men 10 diefstallen vast waarbij 15 personen berecht werden.
Meestal ging het om "diefte van vruchten te velde, hout en gewassen".
Armoede en drankzucht zijn steeds goede bondgenoten geweest. Ook toen !
Niet minder dan 20 gevallen van mishandeling werden bestraft, terwijl verzet tegen de
wet, scheldwoorden en nachtgerucht nog eens 17 sukkels achter de tralies bracht.
Het onderwijs, dat onder het Nederlands bewind een hoge vlucht nam, was sedert 1832 door
het verdwijnen van de enige gemeenteschool voor de arbeiderskinderen ontoegankelijk
geworden ! Weliswaar liet de stad op haar kosten enkele kinderen
les volgen in een paar van de acht bijzondere scholen die Eeklo telde. In elk
geval was deze inbreng procentueel te verwaarlozen. Een grondig onderzoek nog
zou moeten uitwijzen uit welke bevolkingslaag de gratis studerenden kwamen. Het
aantal schoolgaande kinderen te Eeklo bedroeg circa 512. Men kon slechts over
benaderende cijfers beschikken, gezien twee schoolmeesters weigerden
inlichtingen te verstrekken. Zeer waarschijnlijk in verband met de aanslagvoet
van hun persoonlijke belasting.
Naast de zichtbaar schrijnende armoede manifesteerde zich ook de welstand.
Zestien bouwaanvragen werden ingediend. Een hoog aantal voor die tijd !
Circa 50 % was afkomstig van winkeliers terwijl de resterende helft van
"particulieren" kwam. Als bekenden, noteerden we de families Vermast,
Remery, Van Crombrugge, Roegiest-Pussemier, Van Damme, Van Hoorebeke, Bocxstael...
Van essentieel belang, voor de handel en nijverheid in de stad achtte men de
bestrating van de weg Eeklo-Watervliet.
Reeds enkele jaren, naar gelang van de toelaatbare fondsen, werkte men aan dit
trajekt. Eind '35 waren reeds 5.958 meter op een breedte van 5 meter geplaveid.
Tot dan was 91.194,07 frank besteed, waarbij de provincie door middel van
subsidies 33.396,80 frank bijdroeg.
De resterende 2.518 meter, tot aan de wijk de Linde werd geraamd op 42.967,30
frank en was voorzien voor 1836.
Om deze grote uitgaven enigszins te verhalen vroeg het schepencollege om 2 tollen te mogen
plaatsen. Een eerste in de Peperstraat aan de Bus, de andere op de zuidoosthoek van
de Goochelaarstraat. Het te heffen tolgeld zou 2/3 van dit op
de grote wegen bedragen.
Een in die tijd al evenmin weg te denken instelling was de burgerwacht. In het
leven geroepen overeenkomstig de wetten van 31 december 1830 en 18 januari 1831,
heeft de burgerwacht te Eeklo steeds de primaire samenstelling behouden. De
wetswijziging van 2 januari 1834 werd hier niet in toepassing gebracht !
Er bestonden in dit kanton waarvan Eeklo de hoofdplaats was, vier bataljons die
het kantonaal legioen uitmaakten. Het 1ste bataljon was samengesteld uit leden
van de 1ste ban, waarvoor de stad 2 compagnies of 163 manschappen leverde. Het
2de bataljon, de "sedentaire wacht" genoemd, was volledig samengesteld uit
Eeklonaars en omvatte 961 man. De kosten van het legioen werden door de
provinciale raad, naar gelang van het aantal manschappen van elke geïntegreerde
gemeente verdeeld.
Daarnaast bestond ook nog de nationale militie. In vredestijd werden jaarlijks,
volgens wet van 8 januari 1817, manschappen ingelijfd voor de duur van vijf jaar.
Sedert de omwenteling van 1830 waren in 1835 de miliciens van de lichting 1826 naar
huis gestuurd... dus na 9 jaar ! De lichtingen van 1827 tot 1835 bleven
vooralsnog onder de wapens. Eeklo leverde daarvoor 233 jongens, waarvan er
evenwel 14 waren vrijgesteld, 18 overleden en 4 deserteerden.
De brandweer fungeerde nog steeds zoals bepaald bij stedelijke ordonnantie van
26 mei 1823. Het oppertoezicht berustte bij een kommissie bestaande uit leden
van de stedelijke raad. Een opperbrandmeester bijgestaan door twee
onderbrandmeesters voerden het bevel over 14 à 15 "spuitgasten".
"Eene persende brandspuit met omtrent zestig meter slang, twee en tachtig
brandemmers, twee haken, twee ladders".
Gezien het toch beperkte blusmateriaal mocht de stad zich gelukkig achten dat ze
gevrijwaard bleven van grote branden.
Wanneer we Eeklo vergelijken met enige steden van gelijke omvang, blijkt het
ontbreken van een "gesticht" een doorn in het oog van de magistratuur te
zijn. Een gemis waar Eeklo trouwens reeds eeuwen mee te kampen had maar dat
dra zou gerealiseerd worden. De verdere kleine "faits divers" zijn
naar geplogenheid terug te vinden in onze chronologie.
* * *
04.01.1835
Aan schoolmeester Joannes Ledeganck liet de stad 172,25 frank overmaken voor het
lesgeven aan 22 behoeftige kinderen: Antoine, Louise en Petrus Delcourt, Seraphin
en Charles Vervynck, Pieter Jan en Karel Wille, Petrus en Bernardine Heene, Ludovica
Gabriel, Etienne, Marie en Adolphe Van de Gehuchte, Seraphin Masquilier, Ferdinand
Rombaut, Marie Antonia Van Vooren, Jan Francies Nys, Hypolite Vervaet, Benedictus Genot,
Virgine Couque, Engel De Keyser en Auguste Van de Voorde.
Omdat "den onderwijzer met lamheyd geslagen lag" kwam zijn zoon de penningen
opstrijken. De gezondheidstoestand van meester Ledeganck was blijkbaar
bedenkelijk !
Net zoals het jaar voordien, werd Jan bij K.B. van 13 april om zijn inzet voor de arme
leerlingen een som van 80 frank toegekend.
07.01.1835
Vijf maanden na het overlijden van veearts Jan Bernard Speeckaert op 7 augustus
1834 had de stad nog steeds geen ander gediplomeerde dierenarts. Een leemte die
heel wat gevaar inhield voor de Eeklose veestapel en waarin dringend diende
voorzien te worden !
17.01.1835
In verband met de wet van 2 januari 1835, waarbij de koning gemachtigd was het
uniform van de burgerwacht, hetzij binnen versterkte steden of deze met meer dan
5.000 inwoners te wijzigen, pleitte kolonel-kommandant Seraphin Rijffranck voor
het behouden van de oude kledij. Ter verdediging voerde Rijffranck aan, dat
naast het feit dat onze burgerwacht in wezen inaktief was, het grote kosten zou
meebrengen voor de stad. Een argumentatie die gehoor vond in het college.
04.02.1835
Het was vermoedelijk op klacht dat de stadsnachtwachten bij het college ontboden
werden om hen op de belangrijkheid van hun taak te wijzen. Dagelijks dienden ze
verslag uit te brengen bij de politiekommissaris.
Op de pare dagen waren Ensebius Van de Gejuchte en Francies Van Daele van dienst.
Op de onpare dagen liepen Jacobus Van de Walle en Bernard De Vos wacht ! Met die
wachtdienst liep er blijkbaar nog steeds iets fout ! Amper 2 maand later, op 1
april werd het stelsel nogmaals gewijzigd. Om de maand wisselde de samenstelling
van het tweetal, om een te vertrouwelijke relatie tegen te gaan.
04.02.1835
Niettegenstaande de nog weinig gunstige toestand waarin onze arbeidersbevolking
verkeerde, kreeg de stad geregeld verzoeken tot adoptie van weeskinderen.
Francies Bonne vroeg een attest van goed gedrag om een kind uit het "hospicien
te Gent" te kunnen opnemen. Ingevolge de behoeftigheid van dit gezin zag het
college zich genoodzaakt dit verzoek te weigeren. Op 25 juli werd aan een
analoog verzoek van Anacletus Martens wel gunstig gevolg gegeven.
Ook aan Marie Joanna Catharina Thienpondt, huisvrouw van Serafien De Decker uit
de Balgerhoekstraat en Anne Marie Paridaen huisvrouw van Jan Baptist De Schepper
wonende in de Brugsestraat (Kon. Albertstraat) werd op 5 augustus consent
verleend tot adoptie van een kind uit het Bijlokehospitaal.
05.02.1835
Bij ministerieel besluit werd concessie verleend aan Jean De Vos en Charles
Dhondt "om eenen postwagendienst op den weg van Eecloo naer Gent aen te leggen".
Analoog verwierven ze zeker vóór 19 februari een lijn op Brugge. Als borg werden
Antone Vermast, huidevetter en Antone Dhondt voerman, voldoende kapitaalkrachtig
bevonden.
Op dit ogenblik verzorgden drie diligencediensten het personen- en postvervoer
naar Gent en Brugge. Voornoemd duo, Frederic Van Acker en een zekere Van de
Putte.
14.02.1835
Aan Bernard De Keyser, lid van het ere-legioen van Frankrijk werden van
stadswege alle nodige stukken overgeleverd tot het bekomen van een
onderstandsgeld.
Links de diligencewagen. Wie bezorgt ons een foto waarop het voertuig meer en
duidelijker zichtbaar is ?
Bij K.B. van 28 februari was een krediet van 25.000 frank ter beschikking
gesteld voor de behoeftige leden van het legioen.
Op 4 juni kreeg De Keyser een premie toegewezen van 250 frank. Som die hem bij
ordonnantie van 31 juli werd uitbetaald.
Eerst waren er wel enkele moeilijkheden geweest rond de identiteit van
voornoemde. De totaal Nederlands onkundige administrateurs hadden De Keyser
geregistreerd als De Kaiser Bernard, geboren te Eeklo op 12 september 1778. Een
afwijking die de uitbetaling aanvankelijk in de weg stond !
Een analoge rechtzetting gebeurde met Joannes Francies Bottelberghe, alhier
geboren op 9 september 1777 en gekend in het Franse leger als Jean Francois
Pottelberg. (16.05.1835)
18.02.1835
Een der diligencediensten tussen Eeklo en Brugge waarvan Jan Baptist Van Acker
en Jan Baptist Van Overmeire bij K.B. van 30 mei 1829 als concessionarissen
waren bekrachtigd, werd dan door zoon Frederic Van Acker overgenomen. Op 25
februari opteerde de nieuwe uitbater voor een wijziging in het uurschema, wat
evenwel door de gouverneur geweigerd werd.
18.02.1835
Te Oostwinkel was de Eeklose Caroline Tack, weduwe van Lievin Roesbeke
aangehouden voor bedelarij.
Vanwege de naastbestaanden werd alles in het werk gesteld om de ongelukkige vrij
te krijgen. Onder belofte van tussen te komen in het levensonderhoud van de
vrouw werden door de wet stappen ondernomen bij de kommandant van de
gendarmerie.
18.02.1835
Het college heeft "een halve ijzeren mudde om voor stadsmaet te dienen"
overgenomen van de Heer Debbaut van 25,39 frank, die aan de pachter van het
meetrecht zal voorgeschoten worden, op voorwaarde dat hij deze maat na het
beëindigen van zijn pachtperiode zal terugbezorgen.
Een halve mudde was circa 50 liter.
19.02.1835
Ter verdediging van Johan Van Hoorebeke de Pape die om een voor ons ongekende
reden voor het assisenhof te Gent moest verschijnen leverde het college een
gunstig moraliteitsverslag af.
Over Johan Van Hoorebeke de Pape, graankoopman te Eeklo, wist de wet te
vertellen "dat hij in de stad heeft gewoond en er circa 20 jaar handel in
granen heeft gedreven, dat hij over het geval over het welk hij voor het hof van
assisen te Gent verwezen is, hij ter faem stond als een eerlijk koopman en dat
nimmer eenige klagten tegen hem zijn geuit, dat hij behoort tot eene achtbare
familie en dat hij vader is van drie kinderen welke een onbesproken gedrag
houden".
28.02.1983
Van overheidswege liet men weten dat Pieter Carel Couttenier, plaatsvervangend
militair van Charles Louis Rijffranck uit de lichting 1829 was overgegaan naar
het beroepsleger en in die hoedanigheid was ingelijfd bij het 10de regiment
infanterie. Analoog waren Jean Joseph Lecomte en Jan Baptist Van Geert
ondergebracht bij het "staende armée". Jan Bernard Veeckman,
plaatsvervanger van Benoit François Piessens, van de lichting 1833 had een
vrijwilligerskontrakt onderschreven bij het regiment curassiers.
(1.07.1835)
02.03.1835
Uit een schrijven aan de gouverneur bleek dat het college enigszins misnoegd was
over het opdrijven van de getalsterkte van de brigade gendarmerie te Eeklo. Met
de toename van 2 eenheden bestond de brigade toch nog maar uit 5 manschappen !
Deze oppositie vond evenwel haar oorsprong in het feit dat ook de stad deels
moest voorzien in de kosten van het korps.
Op 14 maart liet men weten dat de uitbreiding slechts tijdelijk was, tot dat
voor de gesupprimeerde brigade van Assenede een nieuw onderkomen gevonden was te
Bassevelde.
10.03.1835
Heden ontving de stad, via de gouverneur, de ontslagaanvraag van kolonel
Seraphin Rijffranck als bevelhebber van de burgerwacht van dit kanton. Ofschoon
het college al haar overredingskracht aanwendde om de ontslaggever tot een ander
inzicht te brengen, diende men op 21 oktober uiteindelijk toch in zijn
vervanging te voorzien.
Het college bracht twee kandidaten naar voren:
1. Pieter Vanden Bossche, luitenant van de 1ste ban burgerwacht alhier en
2. Jean Charles Philippe Domers, luitenant-kolonel van het legioen wonende te
Maldegem.
Ingevolge artikel 12 van het dekreet van 22 juni 1831 dienden bevelhebbers
gerekruteerd
te worden uit officieren met een hogere rang dan luitenant. Reden waarom Vanden
Bossche geweerd werd. Schijnbaar was het college toch van plan "zijn"
kandidaat door te drukken, want op 19 december vinden we Vanden Bossche terug als 1ste
voorgedragene, maar nu in de hoedanigheid van kapitein van de 1ste compagnie van
het 1ste bataljon. Om haar doel te bereiken had de stad haar voorkeurskandidaat
vlug een bevordering toegekend !
11.03.1835 Om een slepend geschil omtrent de ontvangst van het plaatsrecht op de groente-, fruit- en vismarkt een uiteindelijke oplossing te geven, werd besloten: | |
1. | Dat de fruitverkopers met hun waar zullen opgesteld
staan, in een kring, op de plaats die voor fruitmarkt bestemd is. Dat de verkoop van haring, hetzij op kramen of in manden, die op dezelfde plaats gebeurt, alleen door de pachter van het fruit zal ontvangen worden. |
2. | Dat de "stokvisch, aberdaen (gezouten kabeljauw) en al andere zee- of riviervisch" behalve de haring, zullen moeten verkocht worden op de plaats als vismarkt aangewezen en derhalve geboekt worden door de desbetreffende pachter. |
3. | Dat de kramers van zaden in de omgeving van de
groentemarkt zullen opgesteld worden en enkel een recht schuldig zijn aan
de pachter van het kraamgeld. Alle groente zal uitsluitend op de desbetreffende markt mogen uitgestald worden en het recht uiteraard door diens pachter geïnd worden. |
18.03.1835
Schoolmeester Verbiest verzocht om vrijstelling van personele belasting op het door
hem gebruikte klaslokaal en het patentrecht op zijn beroep. Gezien het rekest
buiten de bevoegdheid van het college viel, speelden ze het verzoek door naar de
belastingsontvanger, voorzien van een nota dat hij, Verbiest, geen wedde van de stad
of staat genoot. Alleen ontving hij een vergoeding van 75 centiemen per maand
voor elk behoeftig kind dat hem toegewezen was door de stad. Wel werd door de
ouders van de overige leerlingen een schoolgeld betaald. Als behoeftige
leerlingen noteerden we o.a. Charles Autreve, August en Charles Dhavé, Ferdinand
Bert, Amelie Delat, Jean Eekhout, Ange Symoens, Serafien Verstraete, Madeleine
Verhoest, Pierre Martens, Tourny, Jean Van Heifte, Ivo Verhas en een zekere
Delmotte.
18.03.1835
Toen Augustin Jacques Andries, milicien van de lichting 1827 en nog steeds in aktieve
dienst wou huwen moest zijn aanstaande van overheidswege de belofte onderschrijven
"nimmer haer man bij zijn corps te zullen volgen" !
21.03.1835
De stad ontving een muziekstuk gecomponeerd door Jan Baptist Verplancke, alhier
wonende, die had deelgenomen aan de nationale septemberfeestwedstrijd.
Schijnbaar was onze Verplancke nog geen bekendheid binnen de stad, gezien het
bestuur een onderzoek liet instellen waar de man in kwestie verblijf hield !
23.03.1835
Ingevolge een hevige brand binnen de gemeente "Jalhay" gelegen in de provincie
Luik, waren tientallen gezinnen dakloos geworden. De ramp was zo omvangrijk dat
bij K.B. van 28 maart een nationale kollektie was toegestaan.
Ook te Eeklo opende het stadsbestuur een giftenlijst. Tot en met 28 juli zouden
de ingezetenen van 9 tot 16 uur hun bijdrage op het stadhuis mogen inleveren. De
stad overtuigd van de gulheid van haar ingezetenen schreef nog: "De
menslievendheyd waervan de ingezetenen dezer stad zoo dikwijls bewijzen hebben
gegeven laet aen de regering de hoop voeden dat zij ook ditmael de gelegenheid
zullen waernemen om de ongelukkige van de gemeente Jalhay in een zoo noodlijdende
omstandigheyd door milddadige giften ter hulp te komen...".
Mooie romantische woorden waren het in elk geval ! Toen op 24 oktober de
fondsen dienden overgemaakt te worden, was de realiteit evenwel minder fraai !
Het college moest beschamend vaststellen dat de zorgen van die toch ver afgelegen gemeente
de Eeklonaars niet ontroerden. De intekenlijst was blanco afgesloten !
09.04.1835
Om "kwart na tien uren" had koningin Louise Marie van Orléans het leven
geschonken aan een kroonprins, de latere koning Leopold II.
Uiteraard werd deze gelegenheid aangegrepen om ook hier vreugdefeesten te
houden.
Op 3 mei zou dienaangaande een afvaardiging, ook van Eeklo, desgewenst bij de
koning ontvangen worden om hun eerbetuigingen en geschenken over te maken.
11.04.1835
Een smeekbede van de moeder van Charles Francies Causijn om haar zoon, gebracht
op de lotelingenlijst van 1835 onder het nummer 87, uit hoofde van
"bloedspuwingen en zwakheyd" aan een onderzoek te onderwerpen en desgevallen
vrij te stellen van dienst.
Wet is wet oordeelde het college... en ze lieten de wanhopige vrouw weten dat
haar bezwaarschrift te laat was ingediend en zelfs niet in overweging kon
genomen worden.
16.04.1835 Het land door werd een ministerieel schrijven verspreid dat op 15 september te Brussel een nationale nijverheidstentoonstelling zou plaatsvinden, teneinde onze afzetmarkt te verruimen. Eeklo die over heel wat opkomende industrie beschikte nam het aanbod nauw ter harte. Onmiddellijk kwamen de nijveraars en zelfstandige ambachtlieden op het stadhuis samen om hun eventuele deelname te bespreken. Reeds op 22 april verklaarden diverse fabrikanten zich bereid hun medewerking te verlenen. Op 13 augustus werden de ingeleverde stukken in 3 kisten naar Brussel vertransporteerd. De aangeboden produkten waren: | |
- | een weversriet met kam, gemaakt op 6.400 garens voor een breedte van 1 el 07 duim, |
- | een weversriet en kam voor het vervaardigen van tafellaken, breed 1 el 79 duim, getekend V.V. |
- | een stuk katoenen stof, genaamd "mollevel" lang 27 ellen, breed 68 duim, |
- | een stuk stof "van wolle op katoen" gestreept bruin,
rood, groen en wit genaamd Vlaming, breed 1 el 05 duim en 13 ellen 78 duim lang, |
- | een analoog stuk Vlaming, ditmaal bruin, blauw en bleekblauw, op dezelfde breedte en 16 ellen 45 duim lang, |
- | een stuk stof "van wolle op linnengaren, blauwe en witte mengeling, genaamd Eecloosch fabriek, breed 73 duim, lang 12 ellen, voorgaand weefsel was gemerkt met N & G. |
Een el gold te Eeklo voor 69 cm en een duim voor 27,53 mm. En uiteindelijk had koperslager Pieter Vande Putte een prachtstuk van een roodkoperen "théketel met deksel beiden uit één stuk geslagen, met zilveren boord aan de kraag" aangeboden. |
15.04.1835
De stedelijke raad ontving een schrijven van het Bureel van Weldadigheid waarbij
ze toelating vroegen om de vrijgekomen gelden van afgeloste renten te mogen
besteden aan de oprichting van "een gesticht in het welk de ouderlingen en
gebrekkigen, die nu bij bijzondere personen ten laste van het armbestuur zijn
uitbesteed" zouden verpleegd worden.
Principieel zouden de kostgangers naargelang van hun lichamelijke en geestelijke
kapaciteiten er arbeid verrichten.
Tevens zou een deel van het gesticht voortbestemd zijn als hospitaal, in het
welk de behoeftige zieken opgenomen zouden worden.
Het daarvoor beschikbaar kapitaal bedroeg 7.102,82 frank.
Gezien het idee tot de oprichting van een dergelijke inrichting geuit was door
de raad (zie 14.10.1833 en 22.12.1834) was het advies uiteraard positief.
15.04.1835
Bij het samenstellen van de begrotingsstaat van het Bureel van Weldadigheid
bleek dat ingevolge de 'toenemende armoede binnen de stad, de instelling in de
loop van 1835 zware financiële moeilijkheden tegemoet ging indien men niet
drastisch zou snoeien in bepaalde uitgaven. Over het lopende jaar raamde men de
ontvangsten op 8.529,98 frank. Indien alle uitgaven volgens planning verliepen,
een hoop die nagenoeg elk jaar werd geuit maar telkens ijdel bleek - zou men het
jaar kunnen afsluiten met een batig slot van 256,82 frank. Daarvoor was het
evenwel noodzakelijk het primordiaalste, namelijk de distributie van brood en
vlees, aanvankelijk gesteld op 2.650 frank, terug te brengen naar 2.200 frank.
Voor de noodlijdenden beloofde het in elk geval een markant jaar te worden !
18.04.1835
Zoals we reeds eerder stelden was het een gouden tijd voor de nijveraars en
ambachtslieden. De kleine, niet noodzakelijk beginkapitaalkrachtige bedrijfjes
oefenden uiteraard de grootste aantrekkingskracht uit op de aspirant-nijveraars.
Een dergelijk weinig risiko inhoudende bedrijfstaak was de kaarsenfabrikage.
Joannes Baptist Vermast wou een "keersenmakerij en vetsmelterij" oprichten
in de Boelare waar heden de antiekzaak "Oud Eeclo" is ondergebracht.
Op 13 mei werd zijn verzoek ingewilligd, gezien het gebouw gelegen was in de
bebouwde kom van de stad dienden wel enkele voorwaarden in acht genomen. Zo
moest de schoorsteenpijp minimaal 9 ellen hoog zijn. Boven de smeltketel zou
"eenen trachter om het vervliegen van de vuyle uytwasseming van het roet te
bevorderen" moeten komen.
Van zonsopgang tot zonsondergang was het hem verboden roet te smelten omdat de
buren geen hinder van de onvermijdelijke stank zouden hebben. Zo een
vaart kende de ingebruikname nu ook weer niet ! Eind juni rapporteerde
schepen Aernout, die toezicht hield op de aanpassingswerken, dat alle gestelde eisen
nog steeds niet waren ingelost.
Waarschijnlijk geïnspireerd door gebuur Vermast vroeg ook Hypolite Goethals op
20 juni om in het beluik van zijn huis, zuid van Vermast, een kaarsenfabriek
onder te brengen.
22.04.1835
Het college was te weten gekomen dat op 17 april omstreek 11 uur de 10-jarige
Rosalie Vanden Berghe, dochter van Augustin, slotenmaker alhier, in het
Zandstraatje nabij de Coquytbrugge in het water gevallen was. Bliksemsnel was de
57-jarige Bernard Sommel, dagloner en zelf vader van 4 kinderen het in
verdrinkingsnood verkerende kind achterna gesprongen.
Om zijn daad van moed en zelfopoffering adviseerde het college een provinciale
premie van 15 frank.
29.04.1835
Om de toestand van de katoenweverijen binnen de stad te kennen, werden de
katoenbazen Charles De Beir, F. Reynekinck en L. Goethals op het stadhuis
ontboden.
Uit het rapport bleek dat er binnen Eeklo 720 katoenweefgetouwen opgesteld
stonden, waarvan er evenwel 120 werkloos bleven. Merkwaardiger was het vrijgeven
van de arbeidslonen. Op 1 augustus 1830 verdiende een wever juist 1 frank daags.
Terwijl vijf jaar later diezelfde wever nog slechts 0,63 frank ontving. De
loonverontwaarding van de wever wordt het best in de grafiek vooraan de bijdrage
geïllustreerd.
04.05.1835
De aangiftedatum om opgenomen te worden tot het kiezerskorps voor kamer en
senaat was definitief afgesloten. Eeklo telde 137 kiesgerechtigden.
De voorwaarden om opgenomen te worden tot dit korps waren niet gering. Vooreerst
diende men hetzij door geboorte of door de "grote naturalisatie" Belg te zijn.
Ten volle 25 jaar oud wezen en een persoonlijke belasting betalen van tenminste
30 gulden of 63,50 frank. Het was in hoofdzaak dit laatste punt dat voor de
selektie zorgde.
Op 9 juni, de dag van de verkiezingen zouden Francies Roegiers, Joseph Van
Wassenhove, Augustin De Clercq en Antone Vermast, zijnde de vier jongste
raadsleden, als stemopnemers fungeren.
De Eeklonaar Karel Stroo werd gekozen tot senator van het distrikt Eeklo. Daar
hij evenwel te weinig belasting betaalde, - zijn meeste eigendommen lagen immers
in Nederland - werd zijn verkiezing ongeldig verklaard !
13.05.1835
Ingevolge het niet-betalen van hun belasting waren vier Eeklonaren op klacht van
de ontvanger veroordeeld voor de korrektionele rechtbank te Gent.
Het college, toch begaan met het lot van die ongelukkigen verzette zich tegen
deze vorm van dwangmaatregel.
In hun betoog wezen ze er de ontvanger op dat het viertal tengevolge van hun
behoeftigheid in de onmogelijkheid verkeerden ooit de opgelegde boeten in te
lossen en dat derhalve de dreiging tot opsluiting geen enkel argument inhield om
hen te doen betalen !
De uitgesproken boeten golden voor: Judocus De Coeyer, werkman: 20,23 frank,
Francies Boete, 156,84 frank, Ferdinand Pauwel, dagloner: 93,52 frank, Marie
Thérèse Van Vooren: 5,06 frank.
27.05.1835
Ingevolge hun onlangs voltrokken huwelijk zijn de volgende jonge mannen, volgens
de wet, overgeheveld uit de aktieve 1ste ban van de burgerwacht naar de
achterban of reserveëenheid:
Pieter Jan Van de Gejuchte, Pieter Francies Vanden Driessche, Bernard Vervaet,
Ferdinand Tuytschaever, Jan Baptiste Fordeyn, Livin Verstraete, Angebert
Coppens, Jan Bapist Lippens, Hypolite Francies Van Damme, Karel Francies Vanden
Bulcke en Ange Felix Buyck.
30.05.1835
Gezien er steeds meer vraag kwam om de grote jaarlijkse veemarkt weer op zijn
vroegere plaats te laten doorgaan, boog de stedelijke raad zich nogmaals over
het probleem.
Na onderzoek was men geneigd de wijziging van 9 april 1834 ongedaan te maken en
de dieren terug op te stellen op het eind van de Molenstraat, vanaf het huis
bewoond door De Bourgois, westwaarts tot aan het "oud hotel De Vier Emmers".
Dienaangaande werd op 20 juni opdracht gegeven enkele eiken tronken langs "den
calsijdeweg naer Balgerhoeke" te rooien om te gebruiken als staken voor de
veemarkt in vervanging van de inmiddels in onbruik geraakte.
03.06.1835
Antone Van de Woestyne, Leopold Vande Genachte, Pieter Eduard De Nys en
Theophiel Van Hoorebeke, vier miliciens van de lichting 1835 worden opgeroepen
om op 9 juni in aktieve dienst te treden.
03.06.1835
De aanvragen tot vrijstelling van dienstplicht die op het archief berusten zijn
nagenoeg ontelbaar ! Ook niet te verwonderen wanneer men weet dat deze aktieve
dienst maar eventjes vijf jaar duurde.
Doorgaans verklaarde de militiekommissaris bijna alle verzoeken als
onontvankelijk.
Enkele werden aan een nader onderzoek onderworpen waarbij het college een
onderstandsonderzoek beval.
Zo verging het ook met het rekest van de weduwe Goethals, om haar zoon Livinus
thuis te houden.
Het rapport verhaalt:
- dat de weduwe slechts één zoon heeft,
- dat de vrouw reeds 58 jaar oud is, haar inkomen zich beperkt tot de geringe
verdienste van het spinnen van vlasgaren en de weinige onderstand die ze geniet
van haar dochters,
- de twee dochters, de oudste is 26 jaar en gehuwd met een zekere Van Acker,
dagloner. De jongste 23 jaar oud, is dienstmeid bij landbouwer Jan Piessens.
De eerste is niet in staat haar moeder financieel bij te staan, terwijl de
tweede slechts een gering loon ontvangt.
Waarschijnlijk was de argumentatie nog onvoldoende, want een vrijstelling van
Livinus hebben we niet teruggevonden !
04.06.1835
Notaris Jan Baptist Sabijn van Oudenaarde liet weten dat voor hem op 18 mei het
huwelijkskontrakt verleden was tussen de heer Valentin De Stappens, zoon van
Albert en vrouw Agnesse De Cantel, zeepzieder te Eeklo en juffrouw Anne
Catharine Waelkens, dochter van wijlen heer Philippe Jacobus en vrouw Marie
Sabine Boonaert, koopvrouw te Oudenaarde. Valentin behoorde tot de notabelen van
de stad. Hij was lid van de stedelijke raad van 1818 tot 1830, schepen van 1822
tot 1828 en lid van de kerkraad van 1820 tot zijn overlijden op 5 maart 1849.
10.06.1835
Op voornoemde datum heeft Hypolite Bruggeman, onderluitenant bij de 1ste ban van
de burgerwacht alhier, het 12-jarig kind van Bernard Andries "welke in het
kanael dezer stad in eene diepte gezonken zijnde zeer nabij verdronken was" het
leven gered.
Getuigen waren Edouard Jolie, Seraphin Cornand en Honoré Willems.
Op 27 juni vroeg het college voor Bruggeman een gratifikatie van 50 frank en een
ere-penning aan de gouverneur.
De 50 frank en een bronzen medaille werden bij K.B. van 31 juli toegekend. Toen
op 17 april, dagloner Bernard Sommel een analoge redding deed, opteerde de stad
slechts een beloning van 15 frank. Gebruikte het college het beroep van de twee
redders mogelijks als waardeschaal ?
13.06.1835
Anne Marie Gillis weduwe van Pieter Bernard Sandyck, winkelierster, vroeg een plaats
"om op de wekelijksche markt deser stad met een kraem te staen...".
Door de politiekommissaris, die voor de markt verantwoordelijk was, werd de vrouw een
plaats aangewezen "tusschen het kraem van Antone Semail en Joannes De Jaeger,
komende in de reke regt over het huys bewoont door Joseph Castelaijn op de noordzijde
der markt". (Heden Markt nr. 44)
22.06.1835
Een "laat weten" van de arrondissementsijker van het distrikt Gent-Eeklo, alsdat
hij op 30 juni, 1 en 2 juli te Eeklo in de herberg "den grooten hert" zou
verblijven voor de jaarlijkse herijking.
De bevolking zal dienaangaande bij middel van aanplakbrieven verwittigd worden.
27.06.1835
Antone Vermast huidevetter, Ferdinand Eueraerd koopman, Pieter Remery winkelier,
Pieter Commergo winkelier en Felix Van Damme winkelier, voorgedragen als
kandidaten voor de benoeming van zetter van de direkte belastingen over 1836.
27.06.1835
Verzoek van de "Maetschappij van Toonkunst" om een financiële tegemoetkoming uit
de stadskas, teneinde op 15 augustus te Oostende ter gelegenheid van het verblijf van de
koning aldaar te kunnen meedingen in de wedstrijd.
Gezien het hier ging om het opluisteren van een openbaar feest was de raad van oordeel dat
het diende aangemoedigd te worden.
Derhalve werd de jaarlijkse subsidie uitzonderlijk op 200 frank gebracht.
27.06.1835
Net als vorig jaar zouden de veldvruchten staande op de twee percelen landbouwgrond de stad
toebehorende, gelegen langs de "calsijde weg van Eecloo naer Balgerhoeke, digt bij de
herberg het pannenhuis" openbaar verkocht worden. Wegens de permanente lasten die
het zelfbeheer meebracht was besloten voortaan de gronden in pacht te geven.
01.07.1835
De heer Charles Rooman De Block, grondeigenaar wonende te Gent, vroeg om op
eigen kosten een brug te leggen over de Burggravenstroom in de omgeving van het
"pokmoerstraetjen" teneinde een uitweg te hebben om met wagens en paarden het
hout uit zijn bossen te halen. Het verzoek werd door het college ingewilligd op
voorwaarde dat de bevloering en roostering in het midden van de brug over een
minimale afstand van 3 ellen kon opgetrokken of verwijderd worden en dat dit
middengedeelte zou openblijven zolang de waterloop bevaarbaar zal zijn voor het
transport van het hout.
08.07.1835
Tweeëntwintig jaar na de feiten besloot het stadsbestuur inlichtingen in te
winnen nopens Ange Vols, plaatsvervangend milicien van een zekere Bracke uit
Kaprijke, loteling van het jaar 1813.
Ange was in 1813 in Franse dienst onder Napoleon gaan strijden en sedert "11
juny van het gemelde jaer" (1813) hadden zijn ouders noch bloedverwanten enig
teken van leven van hem ontvangen.
11.07.1835
Tussen het armen- en het stadsbestuur vlotte het helemaal niet ! Beide
besturen deden meer dan hun best om het de andere moeilijk te maken.
Uiteindelijk werd het het college te veel en in een niet erg vriendelijk schrijven
wezen ze het armbestuur op hun tekortkoming qua verantwoordelijkheidszin.
Centraal stond, dat het nu maar eens moest gedaan zijn met dagelijks behoeftigen naar
hen door te sturen om op de bedelingslijst opgenomen te worden !
Zulks hinderde de werkzaamheden van het college terwijl toch alleen het Bureel van
Weldadigheid gemachtigd was in het toekennen van onderstand naar gelang van de
beschikbare gelden toegekend bij de begrotingsstaat.
Vermoedelijk was de toename van het pauperisme en het uitzicht van onvoldoende
beschikbare fondsen tussen de twee besturen de oorzaak van de onderlinge wrevel.
Op 15 september gingen beide partijen rond de tafel zitten. Daar bleek dat de
rekeningen over 1833 en '34 nog met een batig saldo waren afgesloten.
De ontvangsten beliepen respektievelijk 8.622,36 frank en 8.892,96 frank, terwijl de
korresponderende uitgaven 7.420,43 en 8.472,70 frank bedroegen. Dus een bonus
van 1.201.93 frank en' 420,26 frank.
Voor 1835 zag het er heel wat minder rooskleurig uit. Op 5 september had het
bestuur reeds aangedrongen op een bijkomend krediet van 450 frank om de brood- en
vleesleveringen tot het einde van het jaar te kunnen verderzetten.
15.07.1835
Van overheidswege werd aangedrongen op waakzaamheid tegenover zekere personen
die werkzaam zijn binnen de provincie en zich uitgeven voor kollekteurs
van de "Godshuizen in de Zwitsersch geberte".
Een kollekte waarvoor evenwel geen toestemming gegeven was !
In het later gegraven nieuw Eeklose kanaal werd er veel vlas geroot. Links
ziet U de vlasvlotten liggen in het water.
18.07.1835
Bij middel van afkondiging werd de bevolking ter kennis gebracht dat het
voortaan verboden was nog vlas te roten of visnetten op te stellen in de
Burggravenstroom, teneinde de loop van de stroom niet te stremmen.
21.07.1835
Ter gelegenheid van de verjaardag van koning Leopold I zou om 11 uur een Te Deum
gezongen worden in de dekenale kerk alhier. Naast het volledig stadsbestuur
worden als "autoriteiten" nog uitgenodigd: Engelbertus Dauwe, Van der
Weenen, Karel Van Hoorebeke politiekommissaris, Jadot direkteur van de posterijen,
de vrederechter, zijn griffier, de ontvanger van de registratie van domeinen, Van
Autrayve, de ontvanger en kontroleurs van de belastingen, Lejeune, Ketels, de
kontroleur van douanerechten, De Meulemeester en de stadsontvanger.
22.07.1835
Daar in enkele steden van Oost-Vlaanderen gevallen van kinderpokken waren
vastgesteld dienden alle gemeentebesturen drastisch op te treden. Gezien de
ziekte zich het meest manifesteerde onder de armen, was vaccinatie bij deze
kinderen zeker noodzakelijk.
Diengevolge kreeg het arm bestuur verbod nog langer die gezinnen te ondersteunen
wier kinderen niet ingeënt waren.
25.07.1835
Gezien de prijsbepaling van het brood rechtstreeks afhankelijk was van de
graanprijs werden met de omschakeling van de gulden naar de frank nieuwe normen
ingevoerd.
Voortaan zou 1 pond brood met 1 centiem mogen stijgen of dalen wanneer 1 mudde
graan bepaalde limieten te buiten ging.
Zo: | - | voor het brood enkel bestaande uit ongebuilde rogge, wanneer de prijs meer dan 94 centiemen per mudde graan schommelt. |
- | voor brood enkel samengesteld uit fijn gebuilde tarwe; bij een afwijking van 60 centiemen per mudde. | |
- | voor brood gemaakt van enkel ongebuilde tarwe, eveneens bij wijziging van 94 centiemen per mudde. |
10.08.1835
Karel Lodewijk Ledeganck die met glans rechten had gestudeerd aan de Gentse
Universiteit promoveerde tot doctor.
24.08.1835
Feestvieren scheen weer een succesrijke formule geworden om alle problemen een
passende oplossing te geven. De rijke werd steeds rijker en had derhalve de
mogelijkheid en een reden om de feestneus op te zetten !
De arme verpauperde steeds meer en zocht door openbare geesten en genever,
tijdelijke vergetelheid van zijn ellende. Elke gelegenheid tot feestvreugde werd
gretig aangegrepen. Zo zou nu ook de verjaardag van koningin Marie-Louise
feestrijk gevierd worden.
Op maandag 24 augustus om 20 uur kondigde klokkenspel het gebeuren aan. De dag
daaropvolgend hing de klokluider nog driemaal in de touwen. 's Morgens op 8 u.,
op de middag en terug 's avonds om 20 uur. Verder zouden alle openbare gebouwen
van een tricolor voorzien worden. Terwijl... en dit was het voornaamste, alle
herbergen en publieke plaatsen vrijgesteld werden van sluitingsuur.
26.08.1835
Vraag van herbergierster Angela De Beir, weduwe Ruremonde, bazin in "de stad
Batavia" gelegen op het "oosteyndeken", een viertal huizen van de
noordoosthoek van de Markt, om tijdens de kermisdagen aan de voorgevel van haar herberg
een tent te plaatsen met een lengte van 4 ellen 2 palmen (ca. 3 meter) en een breedte
van 2 ellen 4 palmen (ca 1,8 meter).
05.09.1835
Het jonge België bezat ook zijn "vreemdelingenlegioen" ! Vermoedelijk
was in 1835 de gestelde getalsterkte bereikt, daar bepaald werd dat voortaan enkel nog
Nederlandse deserteurs zouden opgenomen worden in het legioen dat gekazerneerd lag te
Ieper.
08.09.1835
Bij besluit was vastgesteld dat de belastingsaanslagvoet in de
Burggravenstroom-watering gebracht was op 1 frank het bunder op alle gronden
gelegen binnen het wateringsgebied. De helft diende onmiddellijk betaald te
worden. Het resterende zou pas volgend jaar geïnd worden.
12.09.1835
Ter gelegenheid van de grootse viering te Brussel van het vijfjarig bestaan van
de staat België ontving de stad programma's voor de "Gaey- en doelschieting"
aldaar. Het eerste speelde men door naar de St.-Sebastiaansgilde. Aangezien te
Eeklo geen "sociëteit van doelschieters" bestond, werd een exemplaar aangeplakt
terwijl een ander bestemd was voor de heer Jadot.
Mogelijks was Jadot, die hier direkteur van de posterijen was, een liefhebber
van de karabijnsport ?
22.09.1835 Volgens wet van 22 september werd vastgesteld wie als Belg beschouwd werd en wie de Belgische nationaliteit kon verwerven. Men beschouwde een individu als zijnde "Belg" met alle rechten vandien, elkeen die: | |
- | effektief in België geboren was, |
- | zonder machtiging in vreemde dienst was geweest vóór 1 januari 1833 maar daarna in België was teruggekomen om voor de omwenteling te strijden, |
- | een burgerlijk ambt alhier bekleed hebben, |
- | alle Nederlanders die voor 7 februari 1831 in België gedomicilieerd waren of er dan zijn komen wonen en nu nog steeds alhier verblijven. |
Dit recht werd niet automatisch verkregen
maar moest uiterlijk tot 4 april 1836 via een verzoek aan het Comité
van Conservatie aangevraagd worden. |
24.09.1835
Traditiegetrouw stonden de jaarlijkse septemberfeesten weer op het programma.
Even traditiegetrouw waren de uitgeschreven aktiviteiten. St.-Cecilia kwam
musiceren op het stadhuis. Op de markt, rechtover de woning van Karel Bosman
ving om 14.30 uur de mastklimming aan met een totaal aan prijzen van 30 frank.
Het kuipsteken, dit moet een waterspel geweest zijn gezien er een "waterkuyp"
bij te pas kwam, vond ditmaal plaats in de Boelare aan de herberg van Pieter
Francies De Cock, beter gekend als Cisken De Cock, waarvoor terug drie prijzen
geschonken werden.
Het klassieke bolspel greep plaats op de Spriet, voor het huis van Staelens en
strekte zich uit tot aan François Bastien in de Molenstraat.
Met taire voor de gendarmerie, de veldwachter, de prijzen en een "onbepaalde"
uitgave van 30 frank sloot men het feest af met een uitgave van 144 frank.
25.09.1835
Uit schrik voor de wandaden, de bedelarij en alle onaangename uitwassen die het
steeds aangroeiend pauperisme inhield, adviseerde het rijk een reeks maatregelen
om de behoeftigen werk te verschaffen. Meteen kwam de wens voor het oprichten
van een "gesticht" weer eerst in de stedelijke raad ter sprake !
"In overweging nemende dat de beletselen welke als dan niet toegelaten hebben
aen zoodanig ontwerp onmiddelyk gevolg te geven, als nu uit den weg geruymd
zynde, en dat de oprigting van het gedachte gesticht met eenige verdere
uytbreiding zal kunnen voldoen om het (van overheidswege gepredikte) doelwit te
bereikten".
Er werd zelfs voorzien, eens de oprichtingsprocedure achter de rug, werk te
verschaffen aan gezonde behoeftigen in het gesticht, terwijl thuiswerkenden
evenzo een taak zou aangeboden worden.
De eerste uitgaven zouden geput worden uit de 7.102,82 frank die in de armenkas
rustte.
Van stadswege zou een subsidie uitbetaald worden naar verhouding van het aantal
ouderlingen, wezen en gebrekkigen die zouden opgenomen worden.
Het projekt zou men onmiddellijk ter goedkeuring voorleggen aan het Comité van
Conservatie.
Een kommissie zou samengesteld worden, wier eerste taak moest bestaan uit het
ontwerpen van een reglement. Helaas weigerde op 21 december de overheid
toestemming te verlenen voor het projekt zolang bepaalde voorwaarden, vastgelegd
bij de wet van 8 mei 1818 niet ingelost waren. Ofschoon men de intentie had de
formaliteiten zo vlug mogelijk te vervullen, kon men het armoedeprobleem
geenszins zolang laten rusten !
Men liet de bekende administratieve traagheid rustig haar gang gaan, maar vatte
te Eeklo het gruwelbeest meteen bij de horens !
Op 28 december besloot men een uit negen man bestaande kommissie op te richten
die in eerste instantie moest zorgen dat behoeftigen thuis arbeid kregen. Deze
kommissie zou in beginsel bestaan uit burgemeester Dhuyvetter en pastoor Dhondt
die er ambtshalve bij hoorden. Drie leden uit de groep der mecenassen te weten
Pieter Remery, Charles Stroo en Joseph Van Wassenhove, twee leden uit het
stadsbestuur nl. Antone Vermast en Ange Aernaut en twee van het armbestuur, die
men nog moest aanduiden.
Nog in dezelfde zitting werd een provisioneel reglement ontworpen.
Grosse modo hield het in:
- | dat de kommissie in haar midden een president, vice-president, sekretaris en een "tresorier" (penningmeester) zou aanduiden, |
- | wekelijks zal er een zitting plaatshebben, indien de president of 3 leden van het comité het eisen moet een buitengewone zitting plaatsvinden, |
- | alle behoeftigen die wensen te werken zullen zich in voornoemde zitting aanbieden, |
- | de kommissie regelt de aankoop van de grondstoffen en werktuigen, maar zorgt insgelijks voor de verkoop van de afgewerkte produkten, |
- | ze handhaaft de orde en tucht, stelt desgewenst opzichters aan en betaalt eigenhandig de lonen aan de werklieden, |
- | aanvankelijk zal het werk bestaan uit het spinnen van vlas en garen, en het weven van linnen- en katoenen stoffen, |
- | zolang het niet mogelijk is te putten uit de beschikbare fondsen van de arm- of stadskas dienen de leden zich te behelpen met de gelden gesproten uit giften, |
- | de kommissie zal alle werkzaamheden staken en rekening voorleggen aan de stedelijke raad op 15 mei 1836, datum waarop men hoopt reeds consent te hebben voor de oprichting van het geplande gesticht. Indien nodig kan de ontbinding evenwel verschoven worden. |
Tot daar de provisionele akte die het armenprobleem binnen de stad moest helpen
bestrijden.
29.09.1835
In zitting van de raad plande men voor 1836 heel wat openbare werken. De
"Linnedraeierstraet tot in de Krommewaelstraet" en de "raverschootstraete
tot aen het nieuwstraetjen" zouden verder gekasseid worden. Men voorzag een
beplanting
van de Raverschootstraat en een vervanging van de verdroogde plantsoenen en
tronken in de Waai.
29.09.1835
Kandidaten voorgedragen voor het lidmaatschap van armmeester in vervanging van
Ferdinand Euerard, wiens 5-jarige diensttermijn weldra verstreek.
Karel Misseghers en Jacobus De Nys waren de titularissen van het armbestuur,
terwijl het stadscollege Benedictus Goethals en Jan Baptist Neelemans voordroeg.
Nadat de stedelijke raad alle kandidaten grondig had doorgelicht rapporteerden
ze dat naar hun mening niet alle kanshebbers de nodige geschiktheid bezaten ! Op
4 november boog de stedelijke raad zich nogmaals over vier kandidaten. Enkel
Neelemans was vervangen door Karel Henri Goethals. Na een eerste geheime
stemming kreeg Karel Goethals 5, Misseghers en Benedictus Goethals elk 2 en De
Nys 1 stem. Daar er volgens reglement een volstrekte meerderheid noodzakelijk
was, volgde een tweede stembeurt. Ditmaal kreeg Henri 8 stemmen en dus meteen de
vereiste meerderheid. Had die verkiezing door het afwijzen van Neelemans, reeds
voor heel wat heibel gezorgd, dan deed Goethals op 7 november de maat overlopen !
In een schrijven liet hij weten het ambt onmogelijk te kunnen aanvaarden. Zijn
eigen zaken, hij was brouwer en mouter, en zijn kroostrijk gezin, bestaande uit
een echtgenote en nog zes minderjarige kinderen, eisten hem volledig op.
Na heel wat diskussie aanvaardde de raad met 7 tegen 2 stemmen zijn weigering.
Aldus moest alles worden overgedaan !
Teneinde te voorkomen dat men met dergelijke problematiek nog zou gekonfronteerd
worden, besloot men een verordening uit te vaardigen tegen weigeraars van het
armmeesterschap.
In het staatsblad van 6 maart 1818 had burgemeester Dhuyvetter een analoog
reglement teruggevonden dat men ook best te Eeklo in toepassing zou kunnen
brengen.
Stadssekretaris Rodrigos gaf lezing als dat "... de regeringsraed in overweging
nemende dat reeds meermalen het geval zich heeft opgedaan dat een ingezeten,
benoemd zijnde tot lid van het armbestuer dezer stad, weigerachtig is gebleven
de hem opgedragen bediening aen te nemen. Dat uit zoodanige weigering ongelegen
en hinderlijkheid voor den dienst van den publieken onderstand ontstaen en het
derhalve van belang is eenige geschikte verordeningen vast te stellen, om in het
vervolg alle moeyelykheden en bezwaren dienaengaende voor te komen".
Een vijfpuntenreglement zou de weigering van de toekomstige armmeesters aan
banden leggen.
- | Principieel zou niemand zich nog van het ambt kunnen onttrekken, uitgezonderd om die redenen expliciet door het reglement vooropgesteld. Als tegemoetkoming voor de last die de funktie inhield verkreeg men vrijstelling van dienstplicht binnen de plaatselijke wacht, vrijstelling van militaire inkwartiering, transporten en andere gedwongen diensten, en waar schijnbaar zwaar aan getild werd... "eene bijzondere en behoorlijke zitplaets in de kerk". |
- | Alle weigeringen dienden goed geargumenteerd en schriftelijk bij het college binnengebracht te worden, die ze aan een streng onderzoek zou onderwerpen. |
- | De uitspraak zou onmiddellijk aan de betrokkene overgemaakt worden. |
- | Wie niettemin blijft weigeren of het ambt zonder geldige reden vroegtijdig stopzet, kan beboet worden met 10 tot 15 frank of één tot drie dagen gevangenis of beide samen. |
- | Dezelfde strafmaatregelen zijn van toepassing op die armmeesters die
na het beëindigen van hun mandaat weigeren aan te blijven tot de nieuw
verkozene in funktie treedt. Deze verlenging was evenwel
gelimiteerd tot één maand. Na goedkeuring van de stedelijke raad zou voornoemd besluit uitgeplakt en dadelijk van toepassing worden. |
Gezien de noodwendigheid van een voltallig armbestuur ging men op 25 november
over tot het aanduiden van een nieuw lid. Ditmaal ging het tussen Antone
Goethals bierbouwer, olieslager Benedictus Goethals, Engel Steyaert eveneens
olieslager en koopman Benedictus Gimbercie.
Na stemming werd Steyaert weerhouden met zes vermeldingen.
Op 5 december legde hij in aanwezigheid van het voltallige armbestuur, nu
bestaande uit Standaert J.B., De Vlieger C., Van de Putte P., P.F. Rijffranck en
de uittredende Euerard de eed af.
Het armbestuur was uiteindelijk uit het slop !
02.10.1835
De generaal-opperkommandant van Oost-Vlaanderen liet de stad weten, dat ze op de
volgende data moesten zorgen voor inkwartiering van op transport zijnde
militairen.
Op 6 oktober voor de 13de batterij artillerie, op 8 oktober voor een detachement
verlofgangers van het 6de regiment, zijnde 525 manschappen, op 13 oktober voor 3
bataljons van het 3de linieregiment, op 14 oktober voor 3 bataljons van het 5de
regiment en op 17 oktober voor 2 bataljons van het 1ste regiment jagers te voet.
07.10.1835
Om de distributie van brood en vlees voor de behoeftigen tot het eind van het
jaar te kunnen verderzetten, diende het stadsbestuur een buitengewone subsidie
van 1.000 frank toe te kennen aan het armbestuur. De toenemende behoeftigheid
was in hoofdzaak het gevolg van de dalende lonen bij de wevers.
Het was immers veruit de enige nijverheidstak in de stad waarvan het loon een
dalende kurve vertoonde (zie grafiek vooraan).
04.11.1835
Bij het verzoek van schoolonderwijzer Philippe Bekaert om van overheidswege een
jaarwedde te bekomen, voegde de raad een gunstig advies, omdat deze van mening
was dat Bekaert hier sedert 1831 met buitengewone dienstijver de taak van
onderwijzer waarneemt, dat diverse leerlingen slechts een gering schoolgeld
betalen, terwijl hij anderen zelfs gratis onderricht.
Dienaangaande zou een Rijkstussenkomst wenselijk zijn. Evenwel op voorwaarde dat
hij, Bekaert, er zich toe verbindt tot maximaal 10 kinderen gratis te
onderwijzen.
04.11.1835
Vanwege de kontroleur der douanen te Eeklo werd gevraagd of er bezwaar was tegen
het plaatsen van een paal bij het Pannenhuis, om zo de douanezone aan te duiden.
Volgens het college bestond er geen enkel beletsel om deze aanwijzing aan te
brengen.
De bargie werd ook betrokken bij de waterfeesten te Bellem.
11.11.1835
De tarieven en het reglement op de kaairechten welke hier sedert 1827 van
toepassing waren dienden ingevolge een ekonomische herstrukturering grondig
herzien.
Tot heden werd een kaairecht van 2 cent per ton lading geheven op elk schip dat
het "Eecloosch kanael" opvoer om te laden of te lossen. Houtvloten,
die voordien hier zelden toekwamen, waren nu ingevolge het stijgend verbruik ervan
voor de aanleg van "den yzeren weg" aanzienlijk toegenomen.
Daar deze vrachten doorgaans veel schade veroorzaakten aan de tragels en boorden
van het kanaal, achtte men het ook maar billijk dat deze ook onderworpen werden
aan het kaairecht.
Na beraadslaging stelde men het tarief vast op een halve cents per vierkante el
of 2 cents per kubieke el.
25.11.1835
Overlijdt te Doornik in het militair hospitaal Jan Francies De Buyser, milicien
van de lichting 1832 en afkomstig van Eeklo.
02.12.1835
Ingevolge het plots wegvallen van twee kapiteins van de burgerwacht geraakt het
kommando van dit kanton enigszins ontwricht.
Onmiddellijk besloot het college alle manschappen van de twee alhier bestaande
compagnies van de 1ste ban op 14 december samen te brengen teneinde twee nieuwe
officieren te benoemen in vervanging van de overleden Charles Cornand en de van
woonplaats veranderde Fidele Lintelo. Vermoedelijk verliepen de benoemingen
minder vlot dan voorzien, gezien in het restant van '35 geen nieuwe namen meer
vermeld werden !
16.121835
Ter gelegenheid van de verjaardag van koning Leopold I werd in de kerk alhier
een Te Deum gezongen, waarbij uiteraard alle prominenten aanwezig waren.
19.12.1835
Gevraagd werd dat de stad de nodige publiciteit zou voeren rond de verpachting
van de provinciale bargies in dienst op het kanaal Gent-Brugge. Deze rechten
behoorden toe aan de provincie West-Vlaanderen.
23.12.1835
Ter bescherming van de geplaveide wegen binnen de kom van de stad was reeds op
23 januari 1823 (een andere bron citeerde 20 januari) een "dooireglement"
uitgevaardigd. Gezien de laatste jaren de wegenaanleg, zowel binnen als buiten
de stadskern drastische evoluties had ondergaan drong een aanpassing zich op.
Op 23 december verschenen nieuwe verordeningen dienaangaande: tijdens het
dooiweer was het verboden binnen de kom van de stad, de Boelare, Blommekens,
"den steenweg leidende van Eecloo door de Peperstraet en Moerstraet tot aen de
molen van het Wisken en van daer naer Bentille" te rijden met vrachten groter
dan 1.300 kg voor rijtuigen met brede wielranden; 900 kg voor rijtuigen met 2 of
3 wielen en voor de rijtuigen met smalle wielranden is de vracht teruggebracht
tot de helft.
Terwijl het, hoe dan ook verboden was twee of meer wagens aan elkaar te
koppelen.
23.12.1835
Besloten was de oude barak en de vier daarbij geplaatste "schilderhuizen"
(wachthuisjes), vroeger gebruikt door de militaire wacht en staande in de
omgeving van het Pannenhuis te verkopen.
1835
De kerkraad was samengesteld uit Jan Baptist Bovyn, die reeds zetelde sinds
1807. Francies Antoon De Heuvel, voorzitter; Judocus Lippens; Karel Van den
Bossche; Joannes Francies Van Waesberghe; Engelbert Dauwe, sekretaris; Ferdinand
Van Hoorebeke, penningmeester en Francies Misseghers, die in de loop van het
jaar overleed.
Pas in 1836 werd hij vervangen door Carel Misseghers.
Van rechtswege maakten pastoor Dhondt en burgemeester Dhuyvetter deel uit van de
raad.
1835
Traditiegetrouw vermelden we ook nu de herbergen die in de loop van 1835 het
levenslicht zagen of van uitbater en naam veranderden.
- | Karel De Hulsters-Verstraete die een slagerij openhield wou zijn beroep kumuleren met dit van herbergier. Op de oostzijde van de Sterre- en Vlamingstraat opende Karel "Den Ossekop". |
- | In de Stationsstraat, omtrent de huidige brouwerij Krüger, opende wever Charles Louis De Vos "Den Turk". |
- | In de Teirlinckstraat, op de oostzijde van de huidige "gank van 't schooleken" opende Joannes Van Acker "La Couronne Impériale". |
- | Naast de tabakswinkel Cornand ging Felix De Raedt achter de tapkast staan en noemde zijn zaak "den Curassier". |
- | De weduwe Ruremonde,— het is niet de eerste maal dat we deze vrouw ontmoeten— startte op het "oosteyndeken" een viertal huizen van de Markt haar drankhuis onder de naam "Batavia". |
- | "Den Olifant" van Ferdinand Van Hijfte stond in de Coquytstraat, nagenoeg schuin tegenover de Vlamingstraat. |
- | Op het Kerkplein opende Marie Thérèse Goethals, huisvrouw van Theodore Durieux "Het Princenhof". |
- | Bernard Martens vestigde zich op het eind van de Patersstraat en bedacht zijn herberg met de van weinig inspiratie blijkgevende naam "Bij Bernard Martens verkoopt men drank". |
- | Jan Baptist Claeys vroeg consent om in het huis door hem bewoond, in het Sterrestraatje, een herberg te openen met als uithangbord "Ste Sebastiaen". |
- | In hetzelfde straatje wou ook Ignace Van de Genachte een herberg
starten, onder de naam van "den Verloren Zoon". Waarschijnlijk had moeder Van de Genachte haar "verloren zoon" dan toch tijdig teruggevonden. De vrouw die nog steeds rechten bezat op dit huis weigerde de toelating en Ignace kon naar de oude stal terugkeren ! |
1835
Schepencollege noch stedelijke raad werden in de loop van het jaar gewijzigd.
Het college vergaderde 102 maal.
De onverwoestbare stadssekretaris Philippe Rodrigos miste weer geen enkele
zitting. Burgemeester Dhuyvetter was 98 maal present. Terwijl zijn beide
schepenen Bruno Martens, 1ste schepen er 100 en Ange Aernaut er 90 maal bij was.
Zoals het vorig jaar vergaderde de raad ook nu 14 maal.
De burgemeester, zijn 2 schepenen en sekretaris Rodrigos waren telkens aanwezig.
Als leden tekenden Vermast A. (11), Sierens C. (9), De Clercq A. (13), Van Daele
J.B. (11), Roegiers F. (13), Remery P. (13) en Van Wassenhove J. (13).
(Vervolgt) | Erik De Smet. |
Chronologie van Eeklose gebeurtenissen
1 -
2 -
3 -
4 -
5 -
6 -
7 -
8 -
9 -
10 -
11 -
12 -
13 -
14 -
15 -
16
Vorig artikel: Het Goed te Meerlare |
Inhoud van 1981, jaargang 14 |
Volgend artikel: Mededeling |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2025