15.06.1839: Op klacht van sommige ouders hadden op 11 juni politiecommissaris
Van Hoorebeke en metser Karel Heene zich als experten naar het huis van de
gebroeders Lammens in de Peperstraat begeven, waar door Jacobus Bernardus
Lammens "aen minderjarige kinderen onderwijs wordt gegeven, in eenen
bouwvalligen staet is en door instorting bedreigd wordt, dat de oostgevel met de
schoorsteen reeds op eenen zekeren afstand van de overige gedeelten van het huis
afgeweken zijn, die slechts eenen geheel geringen steun hebben op een daer
aenpalend houten stalleken, en dat bij den minsten toeval daer uit zware onheilen
te vreezen zijn...". Wegens het speciaal karakter van het huis trof
het College dan ook onmiddellijk maatregelen.
Lammens werd voor de keuze gesteld: het huis volledig herstellen tijdens de
vakantie van 30 juli tot 31 augustus, of bij verzuim zal het huis op kosten van
de eigenaar door de stad gesloopt worden.
22.06.1839: De kerkfabriek liet weten dat op 8 juli bisschop Delebecque naar Eeklo
kwam om aen de geloovigen het heilig sacrament des vormsels toe te reiken.
Onze kerkdienaars droomden reeds van een grootse intrede... Een luisterlijke
ontvangst die evenwel zonder de financiële medewerking van de stad niet realiseerbaar
bleek. Onmiddellijk kon 100 frank vrij gemaakt worden voor het feestgebeuren.
Nochtans waren Stroo en de zijnen anders zeer spaarzaam op volksvermaak !
Met inbegrip van deze toelage bedroeg het feestbudget slechts 312 frank, zijnde
0,78% van de totale stadsuitgaven.
26.06.1839: Pas was het vrede tractaet tussen Belgenland, Holland en de vijf
groote mogendheden ondertekend of van overheidswege drong men aan op een
soepeler houding tegenover onze noorderburen.
Voortaan moesten de hollandsche reizigers net als de Fransen hun buitenlands
identiteitsbewijs inruilen voor een provisoir binnenlands pas. Bij K.B.
van 18 juni was ons leger eveneens op vredesvoet gebracht.
29.06.1839: Dat inspanningen werden geleverd om de betrekkingen met Nederland zo
snel mogelijk te herstellen uitte zich op elk niveau. Op 3 juli zouden de
bestuurders van de diverse wateringen, namelijk van de Isabelle, Kapitalen Dam
en Zwarte Sluis te Eeklo op het stadhuis vergaderen om een commissielid aan te
wijzen die samen met zijn Nederlandse collega schikkingen zou treffen nopens de
afwatering van de Vlaamse wateren. Een akkoord dat in het finael tractaet
van 8 november 1785 tussen de Duitse Keizer en de Staten Generaal voor het eerst
vastgelegd was.
29.06.1839: Weigering aan Jan Baptist de Letter om in de Kerkstraat (heden nr. 4,
naast het oud-huis Cornand), een stijfselfabriek te openen. Het College was
van oordeel dat er te veel milieuhinder zou ontstaan voor de omwonenden. De
Letter was tenandere bezitter van diverse panden die voor een gelijkaardig
bedrijf beter in aanmerking kwamen.
09.07.1839: We zijn van mening dat we de miserabele toestanden van de 19de eeuw
niet beter kunnen illustreren dan door eigentijdse getuigenissen. Vijf brieven,
alle met een eigen problematiek, hebben we integraal opgenomen. Een faktor
hadden ze gemeen... de schrijnende armoede !
I.
Mijnheren
My bevindende ten ondergebragt in de allergrooste aermoede en verdriet door 't
verlies myner WOLLESPINNERIJ, waermede en waerin ik myne vrouwen 9 kinderen heb
opgebragt om den kost en kleederen gewonnen heb, met dag en nachten voor het
dagelijks brood te werken in het zweet myns aenschyns, en waertoe ik van Godswege
als eenen waeren vader des huysgezins gehouden en verpligt ben te moeten doen vind
ik mij ene eyndelyk verpligt en zeer gepraemt om mij te wenden tot myne wettige
overheden Mijnheeren Burgemeester, Schepenen en Leden te bidden en te smeeken ten
eynde van mij ter hulp te komen door een onderstandgeld wel te willen toereyken om
er wolle mede te koope en sayette van te spinnen om alzoo myne kinderen tenevens
inne vroeg en laet van te werken.
'k zal daer door mij van gebrek en aermoede bevrijden en dit werk van barmhertigheyd
en Liefde geweerdigende te doen, dit vraeg ik om Godswil, zal ik myn vrouw en kinderen,
Godt die den oppersten Aermmeester der aermmeesters is vueriglyk bidden op dat Mijnheer
voor hun werk van weldadigheyd toegereykt te hebben, hunnen Loon selve van den algemeynen
Vader des aerme zouden ontfangen.
blyf met de grootste eerbied,
van Myn Edel heeren,
den zeer oodmoedigen dienaer.
Eecloo den 9 july 1839
Ivo Kleppe
Het Weldadigheidsbureel wilde het gezin wel opnemen in de brooddistributie maar
kon geen gevolg geven aan de bede van Kleppe, waarop die liet weten "zich daer
niet te kunnen mede helpen".
II.
Mijn heeren
Vertoond, met Eerbied francies De Ruyter oud tweeën veertig jaren, wever,
woonende, sedert vyfentwintig jaren te Eecloo, vader des huysgezins van dry
minderjarige kinderen, sedert vier jaren geslagen met eene fistelane,
ongeneesbaer, daer en boven nog aengedaen van Eene inwendige Breuk, blijkens
certificat van den heer Doctor Waldack aen U.E.: reeds ingediendt: waerdoor hij
is gekomen in onvermogen
en onbekwaem tot zijn bedrijf mag beschouwt worden, dus in groote nood.
Mijnheeren ! neemt zijn toevlucht tot U.E. en vraegd. Een
jaerlykschen onderstand van honderd twintig francs; tien francs per maend.
Mijnheeren, ten Eynde het UE: behaege moge, ten dien beslissen en stae toe, enz.
Eecloo, 20 july 1800 negenendertig voor francies de ruyter
P.J. Lippens
III.
Mijn heeren
vertoond met nederige Eerbied, Jacobus Phlips, oud zeventig Jaren, inwooner
dezer stad, reeds vijf weeken ziekt te bedd, gelegen van ooggezicht verzwackt
tot de minste bezigheyd onbekwaem, welk den heer 'Doctor Taminiau tot dies
aenzocht zal verklaren zonder Eenig behulp van zijn kinderen en zyne huysvrouw
oud negenenzestig jaren bevind zich in seer noodlijdenden staet; bij zoo verre
en ten vollen uijtgeput, van zijn gering mobiliair, welk in laetste gemelde
ziekte verpand, en bij dringende nood verkocht.
vraegd Eene vermeerderinge van onderstand, van vier fancs per maend. Mijn
heeren ! zulkx doende in de gratie enz:
Eecloo 11ste september 1800 negendertig
voor Jacobus Phlips
P.J Lippens
IV.
Mijne heeren
vertoont met eerbied den ondergeteekenden Pieter Clement, oud 42 jaren wever van
beroep, woonende alhier, dat hij zich sedert 4 à 5 weken zonder werk bevindt
waerdoor hij in groote aermoede is gedompeld, zelfs is genoodzaekt geweest zijne
wooning te moeten verlaeten om reden hij zich in de onmogelijkheid bevond zijne
verachterde pachtsomme te betalen.
Den rekestant bevindt zich nu met zyne huisvrouw en twee minderjarige kinderen
zonder eenige middelen van bestaen, om die reden wendt hij zich tot UEd. ten
einde het UEd. behaege moge hem eenigen onderstand te verleenen of te voorzien
dat hij van wege het armbestuer eene wooning voor hun en zijn huisgezin zoude
verkrijgen.
In de hoop, Mijne heeren dat UEd. in zijnen ongelukkigen toestand wel zult
willen voorzien, heeft hij de eer zich te noemen,
Mijne heeren,
U E. onderdanige dienaer
Eecloo den 13 7bre 1839
Tmerk van Pieter Clement
V.
Aen de heeren Burgemeester en Schepenen der stad Eecloo.
Mijnheeren,
Vertoond met nederigen eerbied Petrus Vervynckt, daglooner te Eecloo
woonende;.Dat hy, tot heden nooijt eenigen onderstand zoo van
de stad als van het armbestuer heeft gevraegd; Dat hij altoos door zijnen
aerbeijd den nooddruft (hoe gering ook) aen zyne vrouw en talrijke kinderen
heeft verzorgt, maer dat hij thans genoodzaekt is, door den ellendigen
bedroefden en ongelukkigen ziekelijken toestand zijner dochter Clemence
Vervynck, die als eene ware maertelaresse mag beschouwt worden, zoo als het
nevens gevoegde certificat bewijst; zich tot UEd. te wenden UEd. smeekende hem
eenen geldelijken onderstand te verleenen, om zoo de middelen te konnen
gebruijken die tot hare erstelten is noodig geoordeeld worden, om zoo haer aen
eene gewisse dood te onttrekken, die zij zonder de zelve moet ondergaen, In
den bloeij haers levens; dewijl hij rekwestant ontbloot is van middelen om de
bekosting haerer genezing te bewerken. Zoo bid hij UEd. in den naem der
menschelijkheijd zijne bede niet te verwerpen, maer de zelve goed gunstig te
beantwoorden, In deze hoop heeft hij de eer; zich met waren eerbied te noemen
UEd. Dienaer
het merk X van Petrus Vervynckt
niet konnende naemzetten.
13.07.1839: Dat de visvangsttechniek een trage evolutie heeft gekend, bleek
doordat de desbetreffende wetgeving van 1669 nog steeds in voege was. Om
de vele geschillen rond het recht van de visserij in bevaar- en vlotbare rivieren
te minimaliseren werden de ordonnanties van 1669 in moderne versie opnieuw
gepubliceerd.
In de beknopte weergave hebben we de typische visserijterminologie behouden.
— Vistijd liep van zonne opgang tot zonne ondergang, tenzij aan de bruggen
en watermolens waar met vlouwen (deze bestonden uit 2 rijen staken dicht bij elkaar
geplaatst in de vorm van een trechter met de opening stroomopwaarts. Aan de
kant werden steek- of een ander soort netten geplaatst) dag en nacht mocht gevist
worden.
— Tijdens de rijdtijd (tijd wanneer de vissen kuit schieten) mocht niet
gevist worden. Uitzondering vormden bepaalde waters waar teveel forellen voorkwamen,
daar mocht vanaf 1 februari tot 15 maart gevist worden. Elders liep het visseizoen
van 1 april tot 1 juni. Overtreders werden beboet van 20 frank tot 1 maand
hechtenis.
— De vissers op zalm, elften (een zeevis, de grootste soort van de haringachtigen
die tijdens de paartijd in het voorjaar de rivieren opzwemt)" en lampryen
(lamprei, ook prik of negenoog genoemd) kregen doorlopend visverlof.
— Tijdens het vissen mocht men gebruik maken van balnetten, de viskaar (een
soort fuik) of metalen fuiken.
— Dat de loense praktijken toen ook in de visvangst reeds waren gekend, bewijzen de
vele verbodsbepalingen. Het was ten strengste verboden zich te bedienen van een zegen
(een groot werpnet); schaekelnet (een driewandig visnet waarmee smalle waterlopen over de
ganse breedte werden afgezet); een fret (werpnet); kordeel (groot net) en
een scheek-scheire (schepnet). Elke overtreding werd beboet met 100 frank.
Ook was het verboden van te polsen (het water te roeren) of een vuerback te
gebruiken.
Het gebruik van aas, hetzij levend of om het even welk ander, was niet alleen ongebruikelijk
maar zelfs verboden. Ook kalk, kraeijenoogen, oostersche schalen, lijkbalsem en
andere drogerijen of aenloksels, liet men best achterwege wou men een boete van 300
frank en 3 jaar visverbod ontlopen.
13.07.1839: Op vraag van het statistisch bureau maakte de stad enkele wetenswaardigheden
bekend. Eeklo telde 8.947 inwoners. De verdeling per wijk was de volgende:
de kom van de stad of het oude Eeklo-Binnen 5.831 of 65,17%. Het Aalstgoed 32 -
0,36%; Balgerhoeke 487 - 5,44%; Blakstraat 18 - 0,20%; Blommekens 376 - 4,20%; Boterhoek
50 - 0,56%; Broeken 53 - 0,59%; Bus 193 - 2,16%; Moerstraat 188 - 2,10%; Nieuwendorpe
142 - 1,59%; Oostveld 333 - 3,72%; Peperstraat 205 - 2,29%; Pokmoere 92 - 1,03%;
Raverschoot 234 2,62%; Schaperij 68 - 0,76%; St.-Jansgoed 38 - 0,42%; Vlote 28 0,31%;
Vromboutstraat 305 - 3,41%; Vrouwenstraat 116 - 1,30%; Waai 48 - 0,54%; en Zandvleuge
110 - 1,23%.
Eeklo herbergde een arrondissementscommissaris, de kantonnale militieraad, en een
vredegerecht. Een postkantoor en een postwagenkantoor dat de brief- en
stukverzending op zich nam. Voor het overige voelde de stad zich aangewezen op
Gent.
27.07.1839: Sedert enkele dagen heerste een ware angstpsychose onder de Eeklose
bevolking nadat bekend geraakt was dat onze bakkers blauwe vitriool
(kopersulfaat) gebruikten bij de bereiding van het wit brood. Dit goedje stond
bekend als bleekmiddel en had dus enkel betrek op de witte broodsoorten, een
spijs die bijna uitsluitend de tafel van de burgerij bereikte. Reden waarom het
politieapparaat zo vlug en kordaat in aktie trad ! Commissaris Van Hoorebeke
kreeg opdracht in elke bakkerij een menagiebrood, een gebuideld en een wit of
soupebrood op te vorderen en het onder kruisband voorzien van het handelsmerk
van de bakker en de stadszegel aan de procureur des Konings te Gent over te
maken.
De opvordering gebeurde reeds op 28 juli. Van Hoorebeke beperkte zich echter tot
zes bakkers. Wegens het dringend karakter, enerzijds voor de volksgezondheid,
maar niet min om de gemoederen te bedaren werden op 14 augustus de resultaten
bekendgemaakt.
Het analytisch onderzoek zuiverde alvast Hyppolite Gillis, Charles Spittael,
Anselme Steyaert, Antone de Maere, Francies Antone van de Genachte en Joannes
van Boven van elke blaam.
Nu bewezen was dat het zestal vrijuitging, togen ze gesterkt door het resultaat
naar het stadsbestuur. In niet mis te verstane taal uitten ze hun ongenoegen.
Door slechts in hun zaak brood in beslag te nemen, beschouwde het volk dit als
een beschuldiging wat niet alleen hun verkoop maar ook hun eer (sic) schaadde.
Daarom vroegen ze ook de 12 resterende bakkers aan een analoge behandeling te
onderwerpen en het resultaat publiek te verkondigen. Het College, dat wel inzag
dat ze ergens onbillijk waren geweest tegenover het zestal, beval op 27 augustus
een gelijkaardig onderzoek bij de twaalf overige bakkers.
Het gevaar kwam evenwel uit een andere hoek.
Op 9 september werd op bevel van de gouverneur een grootscheepse aktie op touw
gezet tegen een giftige graansoort Ergot of Wolvengraan genaamd, die door de
landbouwers reeds een poosje op de markt te koop werd aangeboden.
Terstond werd elk gebruik voor menselijke konsumptie verboden.
31.07.1839: Het College gaf een gunstig advies over de nieuwe postwagenlijn
Brugge-Eeklo-Brugge. Bij ministerieel besluit van 6 september was aan de Brugse
hostelier Napoleon Constantin Carette toelating verleend om vanaf 1 oktober de
paarden voor de wagen te spannen.
- Vertrek vanuit Brugge aan Hotel "du Cornet d'Or"
van 1 oktober tot 31 maart om 7 uur
van 1 april tot 30 september om 6 uur.
- Vertrek vanuit Eeklo aan Hotel De Gouden Leeuw om 15 uur.
De duur van het trajekt was voorzien op drie uren en de prijs der passagiers was
vastgesteld op 2,50 frank.
Wanneer we deze prijs stellen tegenover het dagloon van een arbeider (ca. 1
frank) is het onmiddellijk duidelijk wie met de diligence meereisde.
De meeste onzer voorouders gingen alvast te voet. Volgens wijlen mijn grootvader
een wandeling van om en bij de 4 en half uur !
03.08.1839: Door het herhaaldelijk wangedrag van ons politiekorps was hun
reputatie tot ver onder het nulpunt gedaald.
Op 3 augustus werd het duo Jan Baptist van Hecke en Ferdinand de Hulsters dan toch op
het matje geroepen. Blaam wegens plichtsverzuim luidde het verdict. Van
De Hulster kennen we de druppel die de beker liet overlopen. Op woensdag 31 juli
was hij om 7.30 uur met een dringende opdracht naar de Kruiskensstraat gestuurd.
Het was eerst om 19.30 uur, dus 12 uur later, dat Ferdinand zich bij commissaris Van
Hoorebeke aanmeldde. Agent De Hulsters was onderweg blijven plakken !
Op 16 november verscheen veldwachter Van Hecke voor een analoog verzuim opnieuw voor
het College. Voorlopig bleven strengere tuchtmaatregelen nog uit.
05.08.1839: In het jaar 1749 werd in deze stad een collegie opgerigt alwaer de Paters
recollecten van het destijds alhier bestaende klooster, de Latynsche tael onderwezen.
Dat Collegie is in de maend february 1797 met de suppressie van het gemelde klooster te
niet gegaen... Er werd door een groot aantal vooraanstaanden een verzoekschrift
ingediend om het oude College met ingang van 1 oktober opnieuw als school te openen.
De volledige magistraat stelde zich op achter de petitie, een eenparigheid die sinds lang
zoek was. Burgemeester Stroo en zijn college namen de taak op zich de heropening tegen
1 oktober bij bisschop Louis Joseph Belebecque te bepleiten. Dit resulteerde op 10
augustus in een open (in het Frans gestelde) brief aan het stadsbestuur.
In het gemeenteraadsverslag van 14 augustus is de brief integraal vertaald
opgenomen:
Mijnheer de Burgemeester,
Bij uwe Missive van den 7en courant beldt gij mij dat de communale raed der stad Eecloo,
het schepens Collegie gedelegueerd heeft om bij mij de noodige aenwending te doen voor
het daerstellen van een Collegie te uwent.
hoe zeer het in stand brengen van een Collegie te Eecloo van aerd is om myn klein
seminarie te Ste. Nicolaes te benadeeligen, neem ik echter met genoegen het voorstel
aen dat gy mij doet om dat ik verzekerd ben dat eene zoodanige oprigting van een groot
nut zal wezen voor de ingezetenen der stad en van het distict Eecloo;
Maer om dat doel te bereiken, zal het noodig zijn dat Collegie in te rigten op vaste
grondslagen, het gene niet meer in het loopend jaer kan plaets hebben ten
ware men toestemde te beginnen met eene of twee klassen b.v.: eene klasse voor
de eerste beginselen en de kleine figuer. In dat geval zoude men altijd voor den
1ste October moeten doen in schik brengen drie zalen.
eene voor elke classe en eene voor de studie in 't gemeen. die zalen moeten
voorzien zijn van de noodige meubelen als: lessenaers, stoelen voor de
hoogleeraren, banken, stove, tabellen voor de wiskunst, groote wereldkaert enz.
die zalen behooren gedurende den winter verwarmd te worden. de leerlingen zouden
ook moeten hebben eene buitenplaetse met eene overdekte gaenderij voor hunne
vermaken en uitspanningen. twee hoogleeraren en eenen opziener zouden er noodig
zijn voor de opening van het Collegie. Eene jaerwedde van 1.200 fr. zoude moeten
verzekerd zijn aen den hoogleeraer die het ambt van Principael zoude uitoefenen.
de overige zouden moeten hebben elk 1.000 francs, de stad zou nog de prijs
uitdeeling ten haren koste moeten nemen.
De kosten daer van kunnen verschillen van 200 tot 400 francs naergelang van het
getal klassen en leerlingen. Al die kosten vereenigd zouden genomen worden ten
eersten op de minervalia door de leerlingen betaald. De stad zoude het te kort
komende moeten aenvollen bij middel van eene jaerlijksche toelage. Zoo dan,
wanneer men de minervalia bepaeld op 48 francs te jare, zouden 50 leerlingen aen
de stad toebrengen 2.400 francs, deze zoude dan alleenlijk moeten bijvoegen 800
francs voor de hoogleeraers en 200 francs ten minstens voor de prijzen. De
onkosten van licht en vuer zoude ten laste van de leerlingen zijn. Ik verlang
echter dat de Principael, gratis moge aennemen eenen leerling op tien of eenen
op vijf voor de helft van den minerval.
Zie daer Mijnheer de Burgemeester, voor het materieel van het 1ste jaer, voor
het 2de jaer zou de stad moeten doen verveerdigen eene 4de zael en als boven in
het bestaen van eenen 3den hoogleeraar voorzien, zij zou gelijkelijk moeten doen
maken een gebouw om er eene kostschool in te rigten en om er de hoogleeraren te
huisvesten.
Dat gebouw zoude moeten inhouden:
1. Eene keuken
2. Eene eetplaets voor de leerlingen
3. Eene slaepplaets met de meubelen
4. Een kwartier voor den principael en de hoogleeraars
5. Eene kapel.
Die kostschool zoude moeten gehouden worden op risco en voordeel van den
principael. Wat aengaet het bestuer van het Collegie, de benoeming en de
afstelling of verandering van den principael en de hoogleeraren. Het aennemen en
het wegzenden der leerlingen, het beleid en de verordening van het huis, zoo als
de steden Geraardsbergen, Thielt, Cortryck, Yper, Veurne, enz. Nochtans zou het
Collegie de benaming hebben van Bisschoppelijk gemeente Collegie, en het
Collegie van Burgemeester en Schepenen gezamenlijk met een gedelegueerden van
den Bisschop zouden in de prijsuitdeeling de voorzitting hebben.
Indien gy vermeent Mijnheer de Burgemeester dat die grondvoorwaerden van aerd
zijn om door den gemeente raed te worden aengenomen zou zal ik gaerne op
Woensdag of vrijdag aenstaende van 10 tot 12 uren gehoor geven aen den persoon
die gy zult gelieven te delegueren teneinde bepaelde voorwaerden vast te stellen
voor de oprigting van het Collegie die gij verlangst tot stand te zien brengen.
Aenvaerd Mijnheer de Burgemeester, de uitdrukking mijner uitstekende achting
De Bisschop van Gent
(ondt.) Louis Joseph
Hierop delibereerde de Raad:
1. De opening van het college uitstellen tot Pasen eerstkomende
2. Een verbouwingsplan uitwerken (o.a. het wegwerken van de gevangenis).
3. Uitzien naar aangepast meubilair voor het pensionaat.
4. Laten weten dat binnen de raad de wil aanwezig is om het gebouw, nu eigendom
van de stad, integraal over te dragen aan het bisdom, mits deze de herstellingen
op zich neemt. De stad zou zich zelfs bereid tonen enkele jaren een
werkingstoelage te verzekeren.
Reeds enkele dagen later, op 21 augustus, reageerde het bisdom gunstig op de
voorgestelde overdracht. Ondertussen was de heropening via de krant reeds
bekendgemaakt. Op 13 augustus solliciteerde de 24-jarige A. Schneider reeds naar
een plaats van hoogleraar.
14.08.1839: Om 17 uur hebben commissaris Van Hoorebeke, vrederechter Ecrevisse
en dokter Maroy zich naar Raverschoot begeven waar de 48-jarige wever Jean
Francois de Baeds, door verhanging een einde had gesteld aan zijn ellendig
bestaan.
Bij dit alles waren we zelfs enigszins ontgoocheld. Pieter Ecrevisse, een
voorvechter van de Vlaamse gedachte, voerde zijn interne briefwisseling met de
stad... in het Frans !
21.08.1839: Met de heropening van het college in het vooruitzicht diende de stad
uit te zien naar een ander onderkomen voor het huis van passagie (gevangenis)
dat tot dan in de gebouwen van de oude Latijnse school was ondergebracht.
De wet had oog voor de gebouwen - oud jongenspatronaat in de Raamstraat - waarin
het gesticht van Liefdadigheid tijdelijk was ondergebracht.
Op 14 september werd de overeenkomst tussen de stad en de kerkfabriek
onderschreven. De pacht bedroeg jaarlijks 200 frank, vermeerderd met 5%; van de
verbouwingskosten door de kerkfabriek bekostigd.
Het onderhoud van de gevangenen zelf, veelal gedetineerden op transport,
gebeurde bij publieke aanbesteding.
De laatste semester van '39 was toegewezen aan de heer Smet Le Clercq uit Aalst.
Daar hij voor Eeklo geen schikkingen getroffen had om de dienst te verzekeren,
benoemde de stads secretaris Philippe Rodrigos om ten laste van de pachter de
gevangenen van het nodige te voorzien. Voor 1840 werd Jean Eeman, eveneens uit
Aalst, de nieuwe pachter. Tegen een dagvergoeding van 70 centiemen per man
voorzag hij de opgeslotenen, meestal bedelaars, van voedsel en verpleging.
24.08.1839: Deurwaarder Bruggeman liet weten dat hij op donderdag 29 augustus om
9 uur de volledige inboedel van Albert Honoré Sauvage ouden kleerverkooper zal
veilen, bevattende een volledige huishouding, 60 nieuwe broeken in zomerstof, 40
bovenvesten, 30 gilets, 70 meter mollevel, 30 m. zomerstof, 20 nieuwe
paraplu's...
29.08.1839: Bij K.B. werd de besturende commissie van het gesticht gemachtigd met
de bouwwerken van het nieuw tehuis in de huidige Koning Albertstraat van start te
gaan. Het eerste gebouw, waarvan de kosten gedragen werden door de stad, was
nog eerder bescheiden te noemen. De grondvesten, 22 meter gevelbreedte op 8
meter herbergde gelijkvloers, een weeskamer, 2 ziekenkamers, een werkplaats voor
de vrouwen en een voor de mannen, een keuken en een klein bureau. Op de
eerste verdieping was naast de slaapplaatsen van de wezen, vrouwen, mannen en
zusters eveneens een bidplaats of kapel voorzien.
04.09.1839: Verzoek van Francies Baute, herbergier in het Pannenhuis, voor het
plaatsen van een gaeipersie op de berg rechtover zijn slijterij om er met de bus
of carabyn te schieten. Na een onderzoek op de veiligheidsnormen door schepen
Bruno Martens volgde op 11 september de toelating.
21.09.1839: Bij testament van 1 juli 1839 liet Pieter van Royen geestelijke koster
der parochiale kerk een legaat na van 1.800 frank voor bet Weldadigheidsbureel.
De gift was belast met een eeuwigdurende jaargetijde en het uitdelen van 1 hektoliter
verwerkt roggebrood.
23.09.1839: Het feest van de septembersche omwenteling vond dit jaar plaats van 23 tot
26 september. Van stadswege werden volgende attrakties gefinancierd:
— | een bolspel voor de behoeftige oude mannen | 35 frank | |
— | een bolspel voor de behoeftige oude vrouwen | 35 frank | |
— | een gaaischieting met de handboog | 20 frank | |
— | een gaaischieting met de balpijp | 12 frank | |
— | bolspel voor alle ingezetenen | ||
in de meulestraete in de brugsche straete in den boelare op het Oosteindeken |
10 frank 10 frank 10 frank 15 frank |
25.09.1839: Valentin de Stappen benoemd tot lid van het armbestuur in vervanging
van Philippe van de Putte wiens vijfjarige dienstperiode verstreken was.
Ange van Han werd benoemd tot ontvanger van het Bureel in vervanging van de
aftredende Pieter Francies Ryffranck.
28.09.1839: Benedictus Goethals, Hyppolite van Damme, Pieter Commergo
winkeliers; Romain van Wassenhove koopman en Francies van Vlierberghe
industrieel pottenbakker waren op 31 augustus door de gouverneur benoemd tot
zetters van de direkte belastingen over 1840.
19.10.1839: Vroedvrouw Sophie den Haeze, praktizerend te Moerzeke gaf te kennen
zich eerstdaags hier te vestigen. Hoewel geen negatief advies werd gegeven om
hier haar beroep uit te oefenen bleef de vrouw toch uit Eeklo weg.
24.10.1839: De nationale collecte voor het rampenfonds van Stockheim, toegestaan
bij K.B. van 22 mei kende te Eeklo weinig sukses. In tegenstelling tot steden
van gelijke omvang kwam Eeklo met 25 frank als de vrekkigste aller steden voor !
Aalst stortte 400 fr.; Deinze 78; Lokeren 325,10 en Dendermonde 519 frank.
Uit het ommeland verzamelde Maldegem 122 frank; St.-Laureins 112,73; Assenede
45,50; Watervliet 16,75; Middelburg 12,87 en Adegem 7 frank.
29.10.1839: Gemeenteverkiezing voor een gedeeltelijke vernieuwing van de
magistraat die met ingang van 1840 in funktie zouden treden. Wegens het
verdwijnen, in 1838, van Ange van Han en Antone Vermast kwamen reeds twee
plaatsen vacant. Enkel Bernard Huysman werd niet herkozen. De nieuwkomers waren
Dr. Romain Eugene Maroy; Francois de Meulemeester en Piet er Huysman. Ange
Aernaut nam de schepensjerp over van Bruno Martens, die naar de Raad muteerde.
Zoals gebruikelijk kende ook deze verkiezing een onaangename nasleep. Op 29
oktober hadden een stel kiezers, waaronder woordvoerder Rynekinck, zich na 13
uur op het kiesbureau aangeboden. Tot hun grote verwondering was alles gesloten,
daar waar normaliter tot 15.30 uur mogelijkheid moest zijn om zijn stem uit te
brengen ! De klacht werd niet ontvankelijk verklaard... het resultaat bleef
gehandhaafd.
23.11.1839: In de gerechtelijke administratie werd de waarde van een dagloon
vastgesteld op 1 frank 10 centimen. Dit moet zowat het gemiddeld dagloon zijn
geweest van een arbeider. Deze strafwet die dateerde van 28 september 1791
diende uiteraard bij wijlen aangepast.
14.12.1839: Overwegend dat sedert eenigen tijd in de omliggende steden en
gemeenten des nachts verscheide diefstallen worden gepleegd en het hoogst
noodzakelijk is, maetregelen te nemen om de openbare veiligheid in de stad te
verzekeren is besloten: Dat acht nieuwe nachtwakers benoemd zouden worden voor
de duur van 16 december tot 1 maart, die in 2 ploegen van vier aan de bestaande
wacht zouden toegevoegd worden.
De soldij voor een nachtdienst van 21 uur tot 5 uur bedroeg 75 centiemen. De
aangeworvenen in tijdelijke dienst waren Joannes Jolie; Pieter van den Bulcke;
Joannes Vervynck; Pieter Lampaert; Pieter Verhoest; Joannes Wille; Joannes van
de Bruaene en Angelus Verstraete.
18.12.1839: Volgens K.B. van 3 december moest de kledij van politiecommissaris
in gemeenten vanaf 5.000 inwoners uniform zijn. Op 11 januari 1840 volgde een
kleine correctie, om budgetaire redenen werd ervan afgezien dat de knopen de
inscriptie commissaire de police d' Eecloo zouden dragen.
De plaatsnaam viel weg zodat op grotere oplage kon geproduceerd worden. Van
stadswege werd de commissaris tevens een kantoor op het stadhuis aangeboden.
18.12.1839: Louis de Clercq, bediende bij de griffie, vroeg de stad om een
vismijn te openen waarvan hij, de bezieler, mijnmeester zou worden ! Volgens
eigen zeggen had hij om te beletten dat de niet eetbare vis te koop werd
aangeboden reeds verschillende malen deze taak op zich genomen (vermoedelijk
tijdens de weekmarkt).
Nu verzocht hij de stad een mijnreglement te willen uitvaardigen waarbij De
Clercq het monopolie van mijnmeester opeiste.
Met zijn funktie bij de griffie intimideerde hij klaarblijkelijk de kooplui, een
handelswijze die in het College schijnbaar geen indruk maakte.
19.12.1839: Zoals jaarlijks gebruikelijk vond in de grote zaal van het stadhuis
de verpachting van de stadsrechten plaats.
Steeds duidelijker kwam het tot uiting dat dit gebruik zijn zwanezang had
ingezet. Er werden moeilijk pachters gevonden en indien wel, dan bleven de
prijzen veelal ondermaats.
— | Voor het plaats- en meetrecht,op marktprodukten en brandstoffen, benevens het kaairecht werden geen gegadigden gevonden. |
— | Het onderhoud van de straatlantarens bleef op Jan van Veerdegem, fruitverkoper, voor 980 frank. |
— | Het reinigen van de straten en waterlopen in het centrum van de stad werd aangenomen door landman Pieter de Bourdere. |
— | De twee tolhekkens, in de Peperstraat en op de Goochelaar zorgden elk voor de nodige problemen. Er was op 26 december zelfs een buitengewone vergadering nodig om het tolhek in de Peperstraat verpacht te krijgen aan Jan Robert voor 2.900 frank, het andere ging van de hand voor 1.010 frank. |
1839 In dat jaar zagen een vijftal nieuwe kroegen het levenslicht:
— | Pieter Ledeganck opende in de Boelare den spiegel (27.4.1839). |
— | Mandenmaker Ambrosius Braet ging zijn beroep cumuleren met dit van herbergier in de Fortuin, gelegen op de Markt (18.5.1839). |
— | Op de Zandvleuge opende Joannes Cortvriendt den Appelboom, (8.8.1839). |
— | Twee dagen later mocht de Zandvleuge nogmaals feestvieren, ditmaal voor de opening van de herberg In den Zandberg, uitgebaat door wever Karel Francies Coppens (10.8.1839). |
— | In het Krommewaelstraetjen (waartoe de huidige Raamstraat behoorde) zou Antone Roesbeke in de Drie Emmers achter de tapkast postvatten (23.10.1839). |
1839 Werd gekenmerkt door zijn hoge vlucht van het aantal nieuwe woningen. Het
uitleggen van de bedding van de Tieltsesteenweg had reeds heel wat bouwlustigen aangetrokken.
Karel van den Neste liet er meteen zes woonhuizen inplanten. Susanne Thérèse van Damme en Jan
Baptist Cornelis nestelden er zich eveneens.
Het was eveneens in 1839 dat de bouwaanvraag van het inmiddels bekende "witte huis" werd
ingediend (Zie O.M. 17 jg. - nr. 1 - 1984
pp. 44-48).
Seraphien Charles van Crombrugge, Ferdinand Euerard, Louis Veracx, Ferdinand van Hoorebeke en Antone
van den Hende waren de bouwheren van een of meer woningen in de stad.
Omdat de nieuwbouw veelal bestemd was als huurwoningen van arbeidersgezinnen diende de Wet uiteindelijk
op te treden tegen de steeds maar beperkter afmetingen die werden ingevoerd. Sommige eigenaars
bouwden zowaar konijnenhokken waarin ze kroostrijke gezinnen neerzetten.
Voortaan dienden minimummaten
gerespekteerd. Van de grond tot het dakwerk 3,45 meter. De hoogte van de Lichtkozijnen min.
2,10 m., de hoogte van de deur met inbegrip van de Waeyer min. 2,85 m.
1839 Het Schepencollege vergaderde 75 maal. Burgemeester Stroo was aanwezig op 71 zittingen.
De schepenen Bruno Martens 67 en Charles Bernard Temmerman 70 keer. Stadssekretaris Philippe Rodrigos
was telkens aanwezig.
De gemeenteraad kwam 23 maal rond de tafel zitten.
Joseph Dhuyvetter 17; Engelbert Dauwe 19; Jan Baptist Bovijn 18; Bernard van
Hoorebeke 16; Ange Aernout 21 en Bernard Huysman liet zich in de loop van het
jaar slechts éénmaal opmerken namelijk op 9 november.
(vervolgt)
Erik de Smet
Chronologie van Eeklose gebeurtenissen
1 -
2 -
3 -
4 -
5 -
6 -
7 -
8 -
9 -
10 -
11 -
12 -
13 -
14 -
15 -
16
Vorig artikel: De bierwaren der brouwerij Baele |
Inhoud van 1984, jaargang 17 |
Volgend: (foto) "De Bakker van Eelco" |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024