18.07.1838: De gemeenteraad ontving klachten van een groot aantal handelaars
uit Adegem, Maldegem en St.-Laureins. Geneverstoker Ph. Potvliege, de bierbrouwers
L. Potvliege, A. vande Velde, Francies en Charles Louis Tijdgadt, J. van Mullem
en de kooplieden J. de Meulemeester, de wed. Vande Putte en Jan Baptist Verweire uitten
hun ongenoegen over de stadsrechten die geheven werden op de waren die per schip langs
de Lieve tot in de "kom" gebracht werden.
Gemeenschappelijk vroegen ze om vrijstelling van de stadstol op hun goederen die
langs de Lieve werden aangevoerd.
Het rekwest kreeg in de Raad geen schijn van kans !
Fragment van het zuid-westelijk deel van Eeklo met
de loop van de "gendtsche Lieve". Tussen Balgerhoeke en "de
blackstraete" bemerken we de "com", de losplaats voor de
scheepsvrachten naar Adegem, Maldegem en St.-Laureins. (R.A.G. - Kaarten en Plans 597. a° 1753). |
Vanouds werd een plaatsrecht geheven op granen, zaad, aardappelen..., een recht
dat bij resolutie van 17 augustus 1818 en bij K.B. van 21 februari 1819 nog vernieuwd
was. Nogmaals werd duidelijk gesteld dat "... 9 deniers vlaemsch, nu 3
cents of 6 centimen 35/100, voor elke zak graan, zaad, aardappelen of droge vruchten
die zullen verkocht of geleverd worden op het grondgebied van Eecloo..." zal
geheven worden. Analoog verging het met het recht op de brandstoffen.
Het K.B. van 16
december 1818 regelde dat: "er zal een municipael regt van 2 1/2 cents per 100 kg.
ontvangen worden op houille of steenkolen". Derhalve bleven alle handelaars
van rechtswege onderworpen aan dit recht, waarvan de tarieven laatst vastgelegd waren
bij wet van 19 april 1829.
18.08.1838: Lieven en August de Vlieger, vader en zoon, timmerman en huisschilder...
wilden een gemeenschappelijk uithangbord aan de ouderlijke woning in de Paterstraat
aanbrengen.
Het schepencollege vond de tekst niet welluidend genoeg en wou derhalve enkel
toestemming verlenen indien het bord volgende inscriptie kreeg:
22.08.1838: Rijksveearts Jan Jacobus Cremers rapporteerde dat hij bij landbouwer
Pieter Lippens op het Oosteindeken (huidige Stationsstraat) en bij de ongebrevetteerde
veearts Pieter Steyaert twee paarden in afzondering had geplaatst. De dieren
waren aangetast door "den kwaeden besmettelijken droes en ongeneesbaar".
Om een vee-epidemie te vermijden werd terstond opdracht gegeven de dieren af te maken.
12.09.1838: Tegen de prijs van 6 frank kon de stad de kadastrale kaart van
"Gerard" aankopen. Omdat Eeklo reeds over een eerste editie beschikte
werd op het aanbod niet ingegaan.
Langs deze weg richt ik een oproep tot onze leden. Het ons ontbreken van dit
uiterst belangrijk werkdocument schept een onoverkomelijke leemte tussen het
ancien regime en de hedendaagse geschiedenis. Voor een tip, waar we een afdruk
van deze kaart kunnen verwerven zijn we alvast zeer dankbaar.
19.09.1838: Ingevolge stijgend pauperisme in de stad kwam het Bureel van
Weldadigheid in financiële moeilijkheden.
De distributie dreigde volledig in een slop te geraken ! Voor de nog resterende
vijf maand was slechts 508,99 frank beschikbaar voor brood voorziening en 19 fr.
voor geldelijke steun.
De noodkreet om een bijkomend krediet van 800 fr. voor brood en 100 fr. voor
"gelduitdeling ten huize" vond gelukkig gehoor bij de Raad.
22.09.1838: Bij K.B. van 6 februari 1837 diende elke gemeente zich een zegel voor
het wettigen van de gemeentestukken aan te schaffen. De Gentse graveurs J.
Lanckrock en J. Moreels boden de stad een
gamma van geldige modellen aan, de een al duurder dan de andere, naar gelang van
de afwerkingsgraad. Lanckrock voorzag in drie uitvoeringen 15, 10 of 6 fr.
Moreels bood vier stempels, respektievelijk van 20, 15, 12 en 8 fr. te koop aan.
Omdat Eeklo vanouds over een eigen zegel beschikte werden, met goed gevolg,
stappen ondernomen om deze te blijven gebruiken. In elk geval bewaarde de stad
op deze wijze zijn eigen identiteit.
In gebruik zijnde stadszegel, die uiteindelijk mocht behouden blijven. | |||||
1 | 2 | ||||
Zegeltype Moreels: 1: 20 fr. 2: 15 fr. 3: 12 fr. 4: 8 fr. | |||||
|
3 |
4 |
| ||
Zegeltype Lanckroock: 1: 15 fr. 2: 10 fr. (ontbreekt) 3: 6 fr. |
|||||
1 | 3 |
26.09.1838: Als uitbreiding van het feestprogramma van de "Septemberse verjaring"
besloot het schepencollege een gaaischieting met de bolpijp toe te voegen. Het gebeuren
zou plaatsvinden ten huize van Hyppolite Beelaert. De bol of bolpijp was een houten
blaaspijp met een lengte van ongeveer 2,20 m., waarmee met een kleikogeltje naar gaaien
geschoten werd.
29.09.1838: Volgens artikel 54 van de nieuwe grondwet diende het stadsbestuur
tussentijds gedeeltelijk af te treden. Volgens het nieuw stelsel zouden een
schepen en vier raadsleden hun mandaat onderbreken. De resterenden bleven in
funktie tot de voorziene verkiezingen van 1839.
De ontslagnemers werden aangewezen bij lottrekking.
Schepen Bruno Martens en de raadsleden Bernard Huysman, Engel Dauwe alsmede de twee
vacante plaatsen van Ange van Han en Antone Vermast zouden weldra vrijkomen.
De uitvoering van de wet liet evenwel op zich wachten. Eind 1838 was het
voltallig bestuur nog steeds in funktie.
10.10.1838: De "proffessor en taelmeester" J. Smitsman, gaf te kennen te Eeklo
een school met "pensionnaat" te willen openen. Volgens het stadsbestuur
was daar geen principieel bezwaar tegen wanneer hij dit alles maar tot stand bracht
zonder de financiële tussenkomst van de stad.
Op 26 december ontving het College een tweede schrijven van Smitsman. Daarin
liet hij weten tegen de komende lente van start te gaan. Naar het eind van zijn
schrijven was evenwel vertwijfeling merkbaar ! Geruchten deden de ronde
"dat de Principaal van het college van Dendermonde op verzoek van de Bisschop en
de parochiepastoor van Eecloo een gelijkaardig etablissement van onderwijs" hier
zou openen. Klaarblijkelijk was hier de heropening van het college bedoeld.
Ofschoon de stad ontkende van een dergelijk projekt op de hoogte te zijn bleef de
professor wijselijk uit Eeklo weg. Zoals later zal blijken had zijn informant
het bij het rechte eind !
10.10.1838: Met enige vertraging kon de rekening van het "gesticht of werkhuis
van Liefdadigheid" over de eerste werkingsmaanden aan de commissie, bestaande
uit schepen Temmerman en de raadsleden Van Hoorebeke en Dauwe, voorgelegd
worden. Het nazicht verliep niet rimpelloos en de grieven van het trio brachten
de totaal verkeerde ingesteldheid van deze commissie aan het licht.
De doelstelling, "de bedelarij gedeeltelijk te doen verminderen en de
behoeftigen dezer stad een gelukkiger lot te verschaffen" was hun schijnbaar
ontgaan. Winstbejag bleek primordiaal te zijn !
Het nazicht was weliswaar bemoeilijkt door het ontbreken van de mandaten, het
gebruik van oude afgeschafte maten, gewichten en geldspeciën.
Nog steeds werd door de overste ponden vlaams courant i.p.v. de frank als
rekenmunt aangewend.
Ofschoon er op 31 december '37 een batig saldo van 917,75 fr. restte, drong de
magistraat aan op besparing !
De 10 werkende behoeftigen hadden van 7 augustus tot 31 december 117 dagen gearbeid en
slechts gemiddeld 103 gr. garen gesponnen ! De nobele heren Temmerman, Van
Hoorebeke en Dauwe die de stad vertegenwoordigden vonden dat de oudjes en wezen niet
voldoende arbeidsintensief waren. Dienaangaande zouden de "opzichters" (de
zusters) onderrichtingen ontvangen om "meerdere neerstigheid te doen betrachten".
Tevens vond men de onderhoudslast van circa 44 centimen per persoon per dag veel te
hoog. Om deze prijs te drukken wou de beperkte commissie de 600 fr. besteed
aan verwarming en verlichting reduceren tot 375 fr. Op de aankoop van voedsel en
spinloon moesten de zusters nog eens 200 fr. zien te bezuinigen. Voorstellen
die stuk voor stuk op verzet van de bestuurscommissie stuitten.
24.10.1838: Gevolg gevende aan het K.B. van 2 april 1829 vond het armbestuur het
een noodzaak om over een dokter te beschikken. Zonder de goedkeuring van de
magistraat af te wachten waren door de armmeesters reeds afspraken gemaakt met
Felix van Hoorebeke "medicine doctor" alhier.
Vanouds was het steeds een chirurgijn, een niet-universitair geschoold geneesheer
dus, die de verzorging van de armen op zich nam. Principieel stemde de Raad
in met dit voorstel, maar zat enigszins verveeld met de oude heel- en vroedmeester
Taminiau die de armen reeds jaren onder zijn hoede had en men zomaar niet buiten
spel wou zetten.
De Raad wou de beslissing op de lange baan schuiven, een struisvogelpolitiek die
bij het armbestuur niet in goede aarde viel ! Hun oordeel was streng:
Chirurgijn Taminiau was oud en bleek niet meer in staat zijn taak naar behoren uit
te voeren. Op 1 december werden twee moties ter stemming gelegd:
— | Een dokter voor de armen. |
— | Taminiau blijft behouden maar moet op eigen kosten een geneesheer inschakelen bij ingrepen waartoe hij bij de wet onbevoegd is. |
Het is duidelijk dat de tweede motie geen haalbare kaart was. Desondanks werd
het voor de chirurgijn een nipte nederlaag van 4 tegen 3. Men werd het dan toch
eens nog een weinig te wachten met de bekendmaking. Klaarblijkelijk vreesde de
Wet een konfrontatie met de vinnige oude chirurgijn. Het was immers niet de
eerste maal dat er een geschil gerezen was tussen de twee partijen, konflikten
die steeds op een weinig aangename wijze waren beslecht.
27.10.1838: Schepen Temmerman kwam met een plan om de steenweg Eeklo-Bentille in
de loop van '39 volledig af te werken. Een lening van 10.000 fr. bleek evenwel
onontbeerlijk. De oppositie in de persoon van oud-burgemeester Dhuyvetter had
berekend dat deze werkzaamheden konden plaatsvinden met eigen middelen, maar hij
opteerde voor de afwerking van de Tieltsesteenweg. Een lening van 15.000 fr. zou
volstaan om Eeklo's deel te beëindigen.
Een politiek vergelijk voorzag een lening van 20.000 fr. dienstig voor beide
projekten. Aanvankelijk werd gedacht aan het uitschrijven van een eigen lening
tegen 4 à 5% verdeeld over 49 coupures van 500 frank. De politieke tegenpolen
Stroo en Dhuyvetter stelden meer vertrouwen in de bankinstellingen, zij het dan
uiteraard van verschillende strekking !
27.10.1838: Op aandringen van Stroo zou de stad haar patrimonium tegen brand
laten verzekeren.
Na prijzij werden de stadseigendommen ter waarde van 37.000 fr. voor zeven jaar
verzekerd.
— | de kazerne der gendarmerie voor | 9.000 fr. |
— | de bijhorende stallingen | 1.000 fr. |
— | het stadhuis | 24.000 fr. |
— | het gebouwtje naast het stadhuis, gebruikt als wachthuis en de bovenverdieping als kantoor voor militair logement | 3.000 fr. |
31.10.1838: Herhaaldelijk hebben we Eeklonaars aangetroffen die wegens desertie
vervolgd werden. Slechts in weinig gevallen kwamen we te weten wat er met
onze jongens, die het onder Franstalig militair bevel niet meer zagen zitten en
huiswaarts keerden, gebeurde.
Onze stadsgenoot Charles Louis Heirbrandt, zoon van Jan Baptist en Caroline
Standaert, milicien bij het 5de linieregiment kon blijkbaar niet aarden zover
van zijn geboortestad en kwam tot tweemaal toe, zonder verlof, naar Eeklo
afgezakt. De krijgsraad nam hem deze "wandeling" niet in dank af
en veroordeelde Charel tot drie jaar "kruiwagen" of dwangarbeid.
03.11.1838: De reeds in 1837 geplande wijzigingen aan het stadsuurwerk waren tot
dan nog steeds niet uitgevoerd. Burgemeester Stroo trachtte het bestek in de
Raad goedgekeurd te krijgen, wat ingevolge onvoldoende kontanten niet lukte.
De werkzaamheden verdwenen nogmaals in de koelkast !
03.11.1838: De commissie van het Liefdadigheidswerkhuis vroeg toelating om 76
aren 70 centiaren land, gelegen in de huidige Kon. Albertstraat, eigendom van
jonkheer Joseph Kervijn de Lettenhove voor 3.000 fr. te mogen aankopen.
De aankoop en de bouw van een noodzakelijk nieuw "gesticht" (de kiem van
de huidige H. Hartkliniek) werd mogelijk gemaakt dank zij het legaat van
oud-armmeester Karel Louis Misseghers, die het jonge gesticht bij testament van
2 maart 1838 een som van 10.000 fr. had nagelaten. Op 7 november volgde reeds
de toelating.
06.11.1838: Door het wegvallen van een derde stadsbediende boden de twee resterende
"commiesen", Ferdinand de Heuvel en Pieter de Raedt spontaan hun diensten
aan om het werk onder hen beiden te verdelen... uiteraard mits een
weddeaanpassing.
De gemeenteraad ging graag op het voorstel in. De jaarwedde ging met 100 fr.
naar omhoog, evenwel onder de voorwaarde dat ook de werktijd, van 9 tot 16 uur,
zou gebracht worden van 8 tot 17 uur. Het verdelen van de beschikbare arbeid
was dus klaarblijkelijk geen probleem eigen aan onze eeuw !
07.11.1838: Bij K.B. van 15 oktober was bepaald dat Eeklo terug zijn douanekantoor
kreeg. Dit kantoor dat vanaf 7 november funktioneerde had tot doel uitvoerdocumenten
naar het "onvrije teritoir" af te leveren. De eerste stappen
werden dus gezet om de handel met Zeeuws-Vlaanderen nieuw leven in te blazen.
14.11.1838: Aan Bernard vande Putte werd provisioneel toelating verleend om een
postwagendienst tussen Gent en Eeklo in te leggen.
De uitbouw van deze dienst was te wijten aan de uitzonderlijke transporten voor de in
aanleg zijnde "ijzeren weg". Het rijtuig dat zou in gebruik genomen worden
bood plaats aan 12 passagiers. Rijschema en prijs waren strikt gereglementeerd:
Vertrek, elke dag vanuit Eeklo om 7 uur en vanuit Gent om 19 uur. De tarieven
waren vastgesteld op:
2 fr. per passagier 1 fr. voor elke 100 kg. bagage 1 fr. per 1000 fr. aan waardepapieren. |
01.12.1838: De tolhekkensaffaire in de Peperstraat was, zoals we reeds zagen,
voor het stadsbestuur op een financiële flop uitgelopen Om de schade enigszins
te beperken kreeg het schepencollege opdracht na te gaan of de provincie geneigd
was de steenweg Eeklo-Watervliet van de stad af te kopen !
Het lag dan ook in de lijn der verwachtingen dat de verpachting op 22 december
niet het verhoopte resultaat zou opleveren. Het tolhek in de Peperstraat bleef
aan Joannes Robert voor 1840 fr., het tweede aan de Goochelaar ging naar Pieter
de Smet voor 560 frank. De verpachting haalde nog slechts 1/3 van deze over '38.
Het "Feisstraetjen" (Feys-, Fey-) of dreefken verdween in 1860 bij de aanleg van de Eeklose vaart, Dit stadsdeel diende tengevolge van de werken aan het kanaal grondig gewijzigd. De Nieuwendorpstraat werd doorgetrokken tot de westelijke oever van het kanaal. Het zuidelijk deel van de Lange Moeie (de huidige Slachthuisstraat) en de volledige Feidreef werden afgeschaft. |
01.12.1838: Een van de klassieke bestrijdingsmiddelen tegen de werkloosheid, waarnaar
de stad reeds eerder teruggegrepen had, was het in eigen beheer laten uitvoeren van
bestratingswerken. Ingevolge de terugval van de lijnwaadnijverheid heerste
bittere armoede in de stad. De voorziene aanbesteding voor het aanleggen van het
bed van
de Tieltsesteenweg werd van de agenda geschrapt en ingezetenen zouden in dagloon
de ondergrond voorbereiden.
Het geplande trajekt liep van de "Brugsche straet" tot aan het "Feisstraetjen".
Het Feisstraatje, medio 19de eeuw ook "feydreefken" is te vereenzelvigen met het
westelijk deel van de Zeventien Bilken, gesupprimeerd door de aanleg van het
Eekloos kanaal.
01.12.1838: Geruchten deden de ronde dat Eeklo een militaire kazerne zou krijgen
om van hieruit manschappen naar de versterkingen te Boekhoute en Maldegem te
sturen. De handelaars die met de komst van vreemde manschappen hun omzet reeds
zagen stijgen, drongen er bij het stadsbestuur op aan alles in het werk te
stellen om het bolwerk binnen de stad te krijgen.
22.12.1838: De verpachting van de stadsrechten bleven over heel de lijn beneden de
verwachtingen ! Enkel het onderhoud van de straatlantaarn en de opkuis
van de binnenstad vond gegadigden. Jan van Veirdegem voor 1050 fr. en Jan
Spittael voor 100 fr. waren de respektieve pachters. De overige stadsrechten
en in het biezonder de marktrechten vonden vooralsnog geen afnemer. Het konflikt
rond de tollen in de Peperstraat waren daar zeker niet vreemd aan !
1838: De frequentie waarmee de nieuwe herbergen geopend werden was sterk
teruggevallen. In de loop van 1838 troffen we slechts drie aanvragen aan:
— | Klompmaker Antone Kindts opende op 1 mei in de Boelare "Het Meuleken". |
— | Lodewijk Buyck die zijn beroep niet wou verloochenen ging eveneens in de Boelare achter de tapkast staan en noemde zijn nieuweling "Den Wolle Kammer". |
— | In het Vlamingstraatje vonden we Marie Pijnaert die haar geluk wou beproeven in "Den Ouden Franschen Dragonder". |
1838: Het schepencollege zetelde dit jaar 80 maal. Het absenteïsme was zoals
steeds zeer laag. Burgemeester Karel Stroo en stadssecretaris Philippe Rodrigos
waren steeds aanwezig. De schepenen Bruno Martens 75 en Charles Bernard
Temmerman 78 maal.
De "Communalen"- of gemeenteraad vergaderde 28 keer. Het schepencollege
dat uit hoofde van zijn funktie ook hier zetelde was steeds voltallig aanwezig.
Onder de raadsleden heerste wel enige malaise !
Ange van Han en Antone Vermast lieten het ingevolge ziekte en overlijden van bij den
beginne afweten. Bernard Huysman "volgde" zeven zittingen, zorgde
blijkbaar voor weinig inbreng want geen enkele maal troffen we een tussenkomst van
hem aan. Jan Baptist Bovijn was 16 en Bernard van Hoorebeke in 20 zittingen
aanwezig. Al evenmin behoorde dit tweetal tot de vaandeldragers van een bepaalde
ideologie. Anders was het gesteld met oud-burgemeester Joseph Dhuyvetter, Ange
Aernaut en Engelbertus Dauwe, die respektievelijk in 26, 24 en 25 vergaderingen, elk
op een eigen geaarde wijze, hun aanwezigheid niet onopgemerkt lieten voorbijgaan.
(vervolgt)
Erik de Smet.
Chronologie van Eeklose gebeurtenissen
1 -
2 -
3 -
4 -
5 -
6 -
7 -
8 -
9 -
10 -
11 -
12 -
13 -
14 -
15 -
16
Vorig artikel: Wachtebekenaars, Buitenpoorters van Gent |
Inhoud van 1983, jaargang 16 |
Volgend: (foto) Raverschoot, Adegem |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024