- 1836 -
06.01.1836: Nadat in juli 1835 de stad besloten had inlichtingen nopens Ange
(Engel) Vols of Wolfs in te winnen kwam op 6 januari uiteindelijk antwoord !
Na enig onderzoek in het militair archief kwam aan het licht dat Ange Wolfs,
geboren te Lembeke op 7 maart 1792 en zoon van Jan Baptist en Brigitte Kersse
(Keers) op 14 april 1813 bij het 1ste artillerie regiment werd ingelijfd.
Op 6 oktober van dit jaar was hij overgestapt naar het 19de linieregiment.
Op 7 januari 1814 verbleef hij in het militair hospitaal. Bij de kontrole
van 6 juni 1814 werd hij van de lijst afgevoerd. Het militair bureau
beschikte over geen enkel certificaat op naam van een Wolfs, ook geen
overlij densakte !
Is Ange na het verlaten van het leger in Frankrijk gehuwd ? Is hij
uit militaire dienst ontslagen en kort daarop overleden ? Vragen die
vooralsnog geen oplossing kregen !
"Ridder Stroo werd den 20 juny 1835 senator gekozen voor het distrikt van
Eecloo. Doch byzondere beweegredenen, welke hij verzweeg, maer die door gansch
het distrikt geraden en bewonderd werden, deden hem die eer weigeren, - de man was al
te zedig om dat verheven en tevens zoo vereerend mandaet aen te nemen...".
In tegenstelling tot de zoeterige 19de eeuwse regionale geschiedschrijving waar
beweerd wordt dat Karel Stroo vrijwillig afzag van zijn senatorschap uit
bescheidenheid en uit liefde voor zijn stad, komt de strikt administratieve toon
veel zakelijker, misschien iets harder, maar ook heel wat waarheidsgetrouwer
over.
Op 6 januari ontving Eeklo namelijk de bevestiging dat Stroo bij K.B. van 31
december als senator geweerd was, omdat hij te weinig belasting betaalde.
Weliswaar was Karel een rijk man, maar het gros van zijn bezittingen lagen in
Nederland waarvoor hij uiteraard hier geen belasting betaalde.
27.01.1836: Met het oog op het onderbrengen van twee "dekhengsten", uit de
nationale stoeterij, moest de stad een voor de dieren waardig onderkomen zoeken.
Bij de openbare aanbesteding op 10 februari boden zich slechts Louis van de Genachte
en Livin Goethals aan. Enkel het bod van Van de Genachte werd weerhouden.
Dit was evenwel niet naar de zin van de provinciale overheid, gezien deze op 17
februari lieten weten dat de gevraagde 2,75 frank daags voor de stal en de 1,25
frank voor de administratie (waarschijnlijk moesten ze ook bijhouden wie gebruik
wenste te maken van een hengst) te hoog was.
Indien Van de Genachte zijn prijs niet wou herzien moest de stad maar uitzien
naar een andere kandidaat.
10.02.1836: Pieter vanden Bossche, kapitein bij het 1ste bataljon burgerwacht
van het kanton Eeklo, werd bij K.B. van 25 januari benoemd tot kolonel van het
voornoemde legioen in vervanging van de ontslaggevende Ryffranck.
Na de eedaflegging zou zijn benoeming aan het publiek kenbaar gemaakt worden,
teneinde de ingezetenen hem de gepaste eer zouden betuigen !
De wijze waarop Van den Bossche eerst kapitein en vervolgens kolonel werd doet
ons vermoeden dat hij de "poulain" van de Eeklose magistraat was.
13.02.1836: Niettegenstaande de stad een goede kliënt was van de heer Gossez uit
Lessen, had het heerschap hier 32.000 kasseistenen afgeleverd die kwalitatief
beneden alles waren !
De gevraagde maten, 15.000 stuks van 8 bij 10 duim en 17.000 van 12 bij 15 duim,
noch de afwerkingsgraad waren volgens afspraak ! Reden genoeg, volgens
burgemeester Dhuyvetter, om het vrachtje te weigeren.
13.02.1836: Voor het opmaken van een provinciale landbouwstatistiek werd het
gemiddeld gewicht van een mudde tarwe (± 100 liter) geoogst op de Eeklose akkers
tijdens de jaren 1834 en 1835 gevraagd ! Voor de rode tarwe bedroeg dit
79 kg. en voor de witte 78 kg.
17.02.1836: Te Namen zat onze stadsgenoot Jan Baptist Demeyer opgescheept met een
nogal kiese zaak ! Demeyer die in het walenland gekazerneerd was bij het
2de regiment Jagers te Paard zou reeds eerder in onbepaald verlof geplaatst zijn
ware het niet dat hij in de militieadministratie "gehouden geweest is voor eenen
dooden".
Bij het stadsbestuur drong hij aan voor de nodige papieren, om hem opnieuw te
legaliseren.
Als referentie die hij gaf om ook de wet alhier te kunnen overtuigen, liet hij
weten te behoren tot de lichting 1830. Dat hij er ongelukkig met het nummer
89 ingeloot was en dat zijn oproeping dateerde van mei 1830.
Een dergelijke vergissing bleek, hoe verdragend de gevolgen ook reikten, geen
unicum te zijn. In zijn betoog citeerde Jan Baptist nog twee Eeklonaars, nl.
Seraphin Pope en een Vande Woestijne die het slachtoffer waren geweest van een
gelijkaardige fout.
20.02.1836: Dat de wekelijkse markt een grote aantrekkingskracht uitoefende op
onze handelaars getuigt de ijver bij het verwerven van een stadplaats.
Toen Antone Baudts zijn plaats vrijgaf, waren Angelus Goethals, winkelier en
Hyppolite Goethals fabrikant en winkelier er als de kippen bij om de vrijgekomen
plaats te bemachtigen.
Het kraam "op het zuideinde der reke rechtover het westgedeelte van het
stadhuis" werd toegewezen aan Angelus, wegens de volgorde van aanvraag.
12.03.1836: Het werk: van Pieter vande Putte, - een helaas te weinig gekende
Eeklonaar binnen zijn eigen stad, - is wereldvermaard. Dat deze kunstvorm de
familie wel degelijk in het bloed zat getuigen de
verschillende Vande Putte's die in het tweede kwart van de 19de eeuw in het vak
werkzaam waren.
Op 12 maart wou Jan vande Putte een koperslagerij vestigen in het Sterrestraatje
(een tweetal woningen voorbij de ingangspoort van het klinisch laboratorium van
dhr. De Jaegher).
Amper een maand later, op 9 april, uitte Antone vande Putte een gelijkaardig
verzoek. Hij vestigde zich op de Markt, west van de Sterrestraat, en
Constant vande Putte, koperslager en winkelier verzocht om een overdekt kraam
op de wekelijkse markt om zijn werk aan de man te brengen.
30.03.1836: Uit schrik voor de financieel zware druk op de stadskas die het
hospitaliseren van zieken en het opsluiten van krankzinnigen met zich bracht,
stelde het bestuur alles in het werk om de getroffenen toch binnen Eeklo te
houden.
Een van die tientallen gevallen was dit van Jan van Hecke ! De ongelukkige,
een wever van beroep was nog thuis bij zijn ouders. Burgemeester Dhuyvetter had
vernomen dat de jongeman krankzinnig geworden was en een gevaar zou betekenen voor de
maatschappij. Politiekommissaris Van Hoorebeke, dokter Waldack en heelmeester
Taminiau werden belast met het onderzoek. Vermoedelijk was het rapport positief,
want Van Hecke werd opgesloten ! Vooraleer hem evenwel door te sturen naar
een instelling besloot men Jan hier een 14-tal dagen achter de tralies te houden.
Of deze therapie nu werkelijk zo doeltreffend was of het financieel aspekt van
doorslaggevende aard was, blijft een open vraag. Op 2 april werd evenwel
besloten Jan bij zijn moeder te laten terugkeren.
02.04.1836: Op het verzoek van Engel (Ange) Steyaert, olieslager, broodbakker en
winkelier om op zijn erf in de Molenstraat, een zestal woningen westwaarts van
de hoek Molenstraat-Boelare, een olierosmolen op te richten, kwamen van de
omwonenden diverse klachten binnen. Grosso modo kwam het er op neer dat volgens
hen de molen in een te dicht bewoonde buurt zou werken, wat ongetwijfeld stank
en brandgevaar met zich zou brengen.
Niettegenstaande het stadsbestuur de klacht
trachtte te ontzenuwen, door te beweren dat er slechts gering brandgevaar bestond
doordat in een olieslagerij geen vuur gebruikt werd en dat desondanks toch maatregelen
waren uitgevaardigd om dit gevaar te minimaliseren, gaf de hogere overheid een negatief
advies.
Ange liet het niet aan zijn hart komen en diende onmiddellijk een nieuw verzoek in.
Ditmaal zou hij zijn "peerdenoliemeulen, blauwsel- en stijfselfabriek" in
het "peerdekerkhofstraetje" (huidige Pastoor De Nevestraat" installeren.
Reeds op 7 mei beschikte hij over alle toelatingen om met de bouw van start te gaan.
De rosmolen zou opgericht worden in de nabijheid van waar nu de werkplaatsen Van Tomme
gevestigd zijn.
06.04.1836: In verband met de militieadministratie vroeg men van provinciale zijde
inlichtingen nopens Albertus van Kersbilck of Keersbilck, zoon van wijlen Bernard en
van Coleta Singier, voorkomend op de militielijst te Wakken.
Na enig onderzoek bleek dat Albert hier reeds 6 jaar verbleef bij zijn oom Ivo van
Keirsbilck, koperslager en stovemaker, waar hij naast kost en inwoon een jaarloon van
180 frank opstreek.
Geld dat hij - naar eigen zeggen - grotendeels spendeerde aan
het onderhoud van zijn moeder.
13.04.1836: Seraphin Minne, uurwerkmaker in de stad, vroeg ingevolge de wet van
19 brumaire van het jaar 6 (= 9 november 1797) een beroepscertifikaat van goud-
en zilversmid. Seraphin genoegzaam bekend bij de stadsmagistraat ontving
onmiddellijk het gevraagde.
Om 9 uur 's morgens liet Bernaerd van de Putte
hostelier van "den Oyevaer"
politiekommissaris Vincent Charles van Hoorebeke bij zich thuis ontbieden.
Onmiddellijk begaf de kommissaris zich ter plaatse waar hij een zenuwachtige
Bernaerd aantrof. Oorzaak was het niet naar beneden komen van zijn inwonende
29-jarige nicht Julie van de Putte. Bernaerd had de jonge dame die bij hem
dienstmeid was reeds om 7 uur gewekt. Daar op zijn geklop en geroep geen
antwoord kwam, had hij eerst de hoefsmid Augustinus Dierickx ontboden om de
gesloten deur te openen. In de overtuiging dat hen daarbinnen iets vreselijks
te wachten stond had Dierickx geweigerd de deur te openen zonder de aanwezigheid
van de wet. Op bevel van kommissaris Van Hoorebeke mocht het slot verbroken
worden. Op het zolderkamertje, op de grond tegen het bed, vond het gezelschap
het dode lichaam van Julie.
Onmiddellijk werden vrederechter Franciscus Claeys en heelmeester Taminiau ter
plaatse gehaald. In aanwezigheid van barbier Francies de Pauw en herbergier
Charles Verstraete die als getuigen optraden onderzocht dokter Taminiau het lijk
om de doodsoorzaak vast te stellen.
Waarschijnlijk was het voor een deel van de aanwezigen geen volkomen verrassing toen
de dokter rapporteerde dat Julie die nacht een kind moest gebaard hebben.
Daar er evenwel nog geen boorling gevonden was wees Taminiau op "een
nagtvertrek" achter het dode lichaam. Tot grote ontsteltenis werd daarin,
een in bloed gestikt wichtje van het mannelijk geslacht aangetroffen !
Het hele drama vond zijn oorzaak in de vroeg 19de eeuwse, nog nergens staande
gezondheidszorg te Eeklo !
Een gezonde jonge, waarschijnlijk onvoorbereide, moeder bracht heel alleen een
kind ter wereld. De geringste verwikkelingen, hier "eenen vloed naer de
baeringe" had de dood van de moeder en kind tot gevolg.
Toen kommissaris Van Hoorebeke de bewoners van "den Oyevaer" ondervroeg
verklaarden allen niets van Julie's zwangerschap af te weten, ofschoon het bijna
allemaal bloedverwanten waren: Bernardine Bourgonjun weduwe van Joannes van de
Putte, oud 60 jaar "maeye" (grootmoeder) van de overledene, Bernard van
de Putte en diens vrouw Henderica Goethals uitbaters, Marie Judoca De Taeye 45 jaar,
weduwe van Francies Buyck, dienstmeid.
Naar hun zeggen was Julie omstreeks 8 uur
naar boven gegaan, wel zeggende dat ze zich ietwat misselijk voelde. Reeds
eerder had ze laten
verstaan eerstdaags het hotel te zullen verlaten, mogelijk in verband met haar komend
moederschap.
Gezien hier van geen misdaad sprake was, werd het lijk vrijgegeven voor
teraardebestelling.
18.04.1836: Reeds jaren stonden de bestratingswerken van het trajekt Eeklo-Watervliet
op de begroting. Naar gelang van de beschikbare fondsen in de stadskas en de
toegestane overheidssubsidie werkte men elk jaar een deel af.
Bij de vernieuwde aanvraag voor 1836 om 8.000 frank overheidssteun te ontvangen
drong de staat aan op rekeningen van de reeds uitgevoerde werken.
De stad bevestigt
dat reeds voor 91.194,07 frank geïnvesteerd was, waarmee 460 el (1 el = ± 69 cm) op een
breedte van 5 el en 5.498 el op een breedte van 3,30 el geplaveid waren. Het restant
tot aan de wijk de Linde, gemeente Watervliet, schijnbaar het eerste einddoel, bedroeg nog
2.518 el. De kosten werden geraamd op 42.967,30 frank. Indien de provincie
20.000 frank van de kosten wou dragen, toonde Eeklo zich bereid om gespreid over de volgende
jaren, de resterende uitgaven op zich te nemen.
Onmiddellijk gingen in de stedelijke raad stemmen op voor het plaatsen van tollen. De
geïnde gelden konden enerzijds aangewend worden voor het verder afwerken van het projekt en
anderzijds voor het instandhouden van het reeds bestaande wegdek.
In hun ijver plaatsten
de raadsleden twee tolhekkens. Eén in de Peperstraat aan de Bus en een tweede aan de
zuidoosthoek van de Goochelaarstraat.
Het tolrecht werd vastgesteld op 2/3 van dit op de grote wegen en diende
onderworpen aan de wetgeving dienaangaande van 18 maart 1833 en 12 maart 1834.
Ontwerp van lijnrichtingsplan voor de Buurtweg nr. 1, baan van Eeklo naar Watervliet 1935. N = Nieuw - O = Oud. |
De ontgoocheling was groot toen op 27 september een ongunstig advies in de bus
viel. Oorzaak was het nog niet volledig afwerken van 300 m. weg in de
Peperstraat op de geplande breedte van 3,30 meter. De raad opteerde om dit
stuk weg, waarvan de kostenraming ca. 4.000 frank beliep, eerst te laten in orde
brengen teneinde de gewenste tolhekkens zo vlug mogelijk te kunnen plaatsen.
20.04.1836: Louis Jacques Dryoel, Ferdinand van de Gejuchte, Pieter Francies
Hoogewijs en Joseph de Rijcke, vier Eeklose miliciens werden als deserteurs
opgespoord !
27.04.1836: Het samenstellen van de kiezerslijst ging steeds gepaard met de
nodige moeilijkheden. Heel wat ingezetenen voelden zich steeds verongelijkt dat
ze ofwel van de lijst werden geschrapt ofwel er niet waren aan toegevoegd.
Derhalve diende een ellenlange klachtenlijst behandeld te worden. In wezen was
het de belastingsontvanger die de selektie doorvoerde. Op basis van de betaalde
grond- en persoonlijke belasting en het betaalde patentgeld maakte hij de lijst
met geweerde en toegevoegde personen over aan het college. Zo werden zelfs
voorname ingezetenen, wegens het niet betalen van hun 30 fr. kiestol afgevoerd.
Door deze maatregel trof men politiekommissaris Charles van Hoorebeke,
distrikt-kommissaris Desiré Lejeune, Josef Benoit Ketele, Adrien Piens, veearts
Pieter Steyaert, veearts Jan Cremer, Jan Meire, Antone de Rijcke, Joseph
Vermeulen, Adrien van der Naillen, Piet er Rijckaert en Paulin Bauwens. Jean
Grahamme, Ferdinand en Constantin Wijffels en François Gamage werden niet in
aanmerking genomen om "zijnde niet als belg beschouwd".
Charles van Damme en Charles Blomme waren overleden. Daarentegen kwamen August
de Vos, Jan de Schrijver, Joannes Albert Cornand, Jacobus Francies Rijffranck en
Jean Lejeune de lijst aanvullen. Op 1 mei sloot men de lijst provisioneel af met
252 personen. Deze werd opgehangen aan de stadhuisdeur waarna elkeen tot 3 mei,
dus slechts drie dagen, de tijd had om klacht neer te leggen.
Op 16 mei werden na onderzoek, nog een 60-tal personen aan de kiezerslijst
toegevoegd. Merkwaardig was het groot aantal landbouwers.
Augustin de Clercq, raadslid, Frans van Autryve, zaakwaarnemer, Florentin
Vermeulen, boswachter, Benedictus Gimbercie, particulier, Pieter Euerard,
rentenier, Jan Antone Versijp, landbouwer, Pieter Huysman, landbouwer, Pieter
Gijselman, landbouwer, Pieter Jacob van Hijfte, landbouwer, Vincent Lippens,
landbouwer, Jan François Schollaert, landbouwer, Jan Bernard Matthijs,
landbouwer, Charles de Sutter, Antone Gijselman, landbouwer, Pieter Vereecke,
landbouwer, Pieter Frans Cockuyt, landbouwer, Pieter Jan Laureyns, landbouwer,
Jan Frans Haegeman, landbouwer, Jan Francies de Coster, landbouwer, Joannes
Bassier, landbouwer, Pieter van Quekelberge, landbouwer, Livin van de Velde,
landbouwer, Charles Hesters, landbouwer, Charles Huysman, landbouwer, Jan
Baptist de Zutter, landbouwer, Jacobus Leliaert, landbouwer, Jan Baptist Versyp,
landbouwer, Bernard Dhaenens, landbouwer, Pieter van Damme, landbouwer, Bernard
de Groote, landbouwer, Pieter Jan van (H)ootegem, landbouwer, Francies Matthijs,
landbouwer, Bernard van Overtveld, landbouwer, Joannes Slock,
landbouwer, Pieter Willems, landbouwer, Jan Baptist de Buck, landbouwer, Charles
de Craene, landbouwer, Bernard Lehoucq, wever, Pieter van den Bossche, kolonel
Burgerwacht, Celestin van Waesberghe, koopman, Bernard van de Walle, herbergier,
Engelbertus Dauwe, notaris, Karel van Poucque, wagenmaker, Louis de Vos,
blauwselfabrikant, Engelbert van Doosselaere, koopman, Philippe Lehoucq,
koopman, Pieter Karel Sandyck, wever, Francies van Brantegem, schoenmaker, Louis
van de Genachte, vleeshouwer, Francies Antone van de Genachte, bakker, Charles
van de Woestijne, schoenmaker, Charles Francies de Croocq, wever, Jacobus
Hermie, particulier, Joannes van Wassenhove, kleermaker, Leopold de Smet,
vleeshouwer, Charles Louis Goethals, mulder.
21.05.1836: Onderzoek van commodo et incommodo (hinderlijke inrichting) omtrent
de oprichting van een azijnfabriek door Albert Philips, kuiper, op de Spriet.
"Waar heden de sportzaak Nico Rijnders gevestigd is. Op 1 juni volgde de
toelating.
08.06.1836: In het college werd het probleem te berde gebracht nopens de mogelijks
illegale verkoop van garens op de donderdagse marktdag. Uit binnengekomen
klachten bleek dat in "bijzondere huizen" garens op die bewuste
dag werden verhandeld zonder het marktplaatsgeld te betalen !
De magistraat moest nu zijn houding bepalen, zodat ze enerzijds binnen de wet
bleven en anderzijds de pachters van het marktrecht beschermden.
Na onderzoek bleek dat volgens reglement het verboden was op marktdagen elders
goederen te verkopen dan op de markt zelf. Artikel 114 van de stedelijke
politieke ordonnanties van 14 maart 1769 hield immers in dat het "iedereen
verboden is de landlieden welke naer de merkt komen met eenig gevogelte, eyeren,
boter, vis, garen enz. tegen te gaen of met hun daer over eenen geheymen koop
te maken". Gezien tevens de markten duren tot de middag en bepaald
is dat alle goederen die voor dit uur Eeklo binnenkomen onderhevig zijn aan dit
recht, vallen naast het feit dat hier een overtreding op de algemene wetgeving
gemaakt wordt, de waren onder voornoemd artikel en moesten de desbetreffende
plaatsrechten betaald worden.
15.06.1836: Reeds eerder hebben we erop gewezen dat slechts in allerlaatste
instantie gebruik gemaakt werd van vreemde instellingen bij ziektegevallen.
Pas wanneer uitbesteding in Eeklose gezinnen onmogelijk bleek deed men een
beroep op wat men toen gespecialiseerde gezondheidszorg placht te noemen.
Aan "den directeur van het manszothuys" te Gent betaalde de stad
434,35 frank voor twee maand opname van Louis de Volder en ca. 14 maand verblijf
aldaar van Bonefacius Verhé. Op 27 juli diende de stad een rekening van
118,30 frank te vereffenen voor het verblijf van zes Eeklonaars in het
Bijlokehospitaal.
06.07.1836: Was het idee om een wegverbinding tussen Eeklo en Tielt tot stand te
brengen reeds een poos levendig onder de gemeenteraadsleden, nu pas kreeg het
projekt vastere vorm ! Op vraag van
overheidswege wat Eeklo zinnens was te besteden bij de uitbouw, werd
niettegenstaande de zware financiële lasten ingevolge de nog aan gang zijnde
werken aan de weg Eeklo-Watervliet, toch besloten de voorbereidende werken
binnen de stad op zich te nemen. Zo o.a. het aankopen van de noodzakelijke
grond, het uitgraven en aanleggen van het bed en het vervoer van de straatstenen
vanaf de Lieve of het kanaal tot het werk. In de strijd om de uiteindelijke
toelating te bekomen zou Eeklo zich meer en meer als pilootgemeente opstellen.
Om zijn aktie kracht bij te zetten had de raad een typeverzoek opgesteld dat aan
alle belanghebbende gemeentebesturen, — Poeke, Lotenhulle, Hansbeke,
Knesselare, Aalter, Bellem, Ursel, Oostwinkel, alsmede deze van het kanton
Kaprijke — werd overgemaakt met de bede het naar het ministerie door te
zenden.
20.07.1836: Als antwoord op een provinciaal schrijven van 6 juli omtrent alhier
bestaande instellingen (gestichten) voor het onderrichten van weeskinderen en
vondelingen liet het stadsbestuur weten dat tot heden binnen Eeklo dergelijke
tehuizen niet bestonden.
06.08.1836: Met het oog op militaire inkwartiering en eventuele opeising diende
Eeklo als "hoofdplaats van de militaire statie" enkele statistieke
gegevens kenbaar te maken.
Bevolking: 8.730.
Aantal woningen waar militairen
kunnen gehuisvest worden: 510. Aantal paarden alhier: 275.
Vermoedelijk aantal rijtuigen met een paard: 156. Item met twee paarden: 180.
Onder alle rijtuigen zijn er slechts 40 met triemen, de overige zijn
driewielkarren.
18.08.1836: C.P. Verplancke met zijn reizend toneelgezelschap richtte zich tot zijn
vriend F. Braed, waard in de herberg "Den Groenen Bogaert" alhier, teneinde
deze voor hem het nodige zou doen "om permissie te verkrijgen, dat ik geduerende
de aenstaende kermis van Eecloo, mijne vertooningen zoude mogen uytoeffenen, als
ook, om myne barakke op de merkt te mogen plaetzen".
24.08.1836: Het verzoek van de Maatschappij van Retorica om op 29 augustus over
de raadzaal te mogen beschikken voor het geven van toneelvoorstellingen werd
afgewimpeld. Nadat op 31 augustus het nieuw stadsbestuur onder burgemeester
Stroo was geïnstalleerd, richtte Retorica op 10 september een analoog verzoek,
waarschijnlijk in de hoop ditmaal meer begrip en kultuurliefde te vinden !
Helaas bleek de gestelde verwachting ook nu weer ijdel te zijn... nogmaals werd
hun verzoek geweigerd.
31.08.1836: Om 10 uur was de Eeklose magistraat samen in de grote raadzaal van
het stadhuis, om over te gaan tot de officiële samenstelling van het stadsbestuur
overeenkomstig de wet van 30 maart 1836.
Sekretaris Rodrigos gaf lezing dat:
- | bij K.B. de heer Charles François Stroo was benoemd tot burgemeester. De eedaflegging had reeds op 24 augustus plaatsgevonden, |
- | bij K.B. van 19 augustus Bruno Marten en Antoine Vermast, met de leden van de raad, waren aangenomen als schepenen, |
- | extrakt uit het proces-verbaal van de gemeenteraadsverkiezing van 14 juli, die de raadsleden weergeeft in volgorde van het aantal bekomen stemmen. |
1. Dhuyvetter Joseph. 2. Dauwe Ange 3. Huysman Bernard 4. Vande Poele Antone Francies 5. Bovyn Jan Baptist 6. Van Hoorebeke Bernard 7. Van Han Ange |
Charles de Beir die eveneens verkozen was, had om persoonlijke redenen van zijn
mandaat afgezien.
Vooraleer de raadsleden de eed uitspraken, werd het decreet afgelezen "van
uitsluiting ten eeuwigen dage der leden van de familie van Oranje Nassau, van
alle magt in Belgenland".
Waarna het volledig bestuur in funktie trad.
03.09.1836: Omdat de 39-jarige Pieter van de Woestijn, wever op 1 september de
7-jarige Eduard de Bie, zoon van Karel en Marie Thérèse Philips van de
verdrinkingsdood had gered in het bijzijn van Pieter Jan Dherckers 30 jaar en
Jan Frans van Hijfte 23 jaar, vroeg het college een provinciale beloning van 15
frank voor de redder.
Een maand later, op 8 oktober, kwam de lakonieke vraag of het levensgevaar dat
Van de Woestijne liep tijdens de redding wel voldoende groot was om de premie
toe te kennen ! In dezelfde geest antwoordde de wet, dat er weinig wezenlijk
gevaar geweest was aangezien het kanaal er ondiep was. Toch adviseerden ze de
premie toe te kennen. Het is voor de hand liggend, dat we op basis van voorgaand
advies later geen uitbetaling aantroffen !
14.09.1836: Vraag van diverse bewoners van het "oosteindeken" (Stationsstraat)
om ieder jaar op 16 oktober een gebuurtekermis onder de kenleuze "eendragt baert
vrede" te mogen organiseren. Op 17 september werd het verzoek van de hand
gewezen. Ongetwijfeld vormden politieke motieven de achtergrond van de
weigering. Zelfs tussen het bestuurlijk driemanschap, burgemeester Stroo en zijn
beide schepenen Antone Vermast en Bruno Martens kwam het tot diskussie. Bruno
"verklaert zijne stem niet te vereenigen met het aengenomen besluit".
Als bewoners van het Oosteindeken die het rekest ondertekenden noteerden we: Van
Damme, P. den Haese, kuiper, Diericx, Maes, Joseph Gimbercie, S. Rommel,
Droghenbroodt, Maroy, E. Van Hecke, A. de Vos, Jan de Poortere, Ledeganck,
notaris Van der Weenen, Louis van de Gejuchte, Jan Baptist vander Hulst-Cornand.
21.09.1836: Voor het feestprogramma van de Septemberviering dienen we enkel te
verwijzen naar voorgaande jaren.
De traditionele mastklimming, loopwedstrijd en bolspel bleef behouden. De enige
wijziging in het hele gebeuren waren de uitgaven en dan nog deels door de steeds
maar groter wordende dorst van de agenten.
Hun "taire" bedroeg 50% meer dan de prijzen voorzien voor de loopwedstrijd !
22.09.1836: Op het stadhuis vond de openbare aanbesteding plaats voor de
uitbreidingswerken van de loskaai aan het stadskanaal.
Na oproeping en kaarsbranding zijn de werken toegewezen aan Joannes Heysse voor
630 frank.
24.09.1836: Aanvragen voor de oprichting van een tabakfabriek door Ferdinand de
Neve in het beluik achter zijn huis, gelegen op het oude kerkhof en voor de
vestiging van een roetsmelterij door Jacobus de Nys in het gebouw waar zijn
kaarsengieterij reeds gevestigd was. (zie
chronologie 23 juli 1833)
Ofschoon tegen dit laatste enig verzet kwam van de omwonende verwierven beiden
op 29 oktober een officiële machtiging.
28.09.1836: De stad betaalde 24,07 frank aan de ontvanger van de Godshuizen te
Gent voor onderhoud van Eeklose verlaten kinderen die daar in de loop van 1835
verbleven.
Gelijktijdig kreeg Eeklo zijn onderrichtingen voor het plaatsen van postbussen
"voor den dienst der rurale posten en voor schrijvende aen het stadsbestuer".
De dienst der posterijen drong aan op een snelle uitvoering teneinde het land
tot een uniform net uit te bouwen.
01.10.1836: Het armenprobleem bleef vooralsnog de gesel van de gemeentebesturen.
In de loop van 1835 had het Bureel van Weldadigheid 617 posten waaraan bijstand
werd verleend. Een bijkomende subsidie moest worden toegestaan om in de
voedseldistributie te kunnen blijven voorzien.
De kosten voor het laten opnemen van zieken (1.258,38 frank) en de uitgaven aan
een heelmeester en vroedvrouw in vast verband (samen jaarlijks 709 frank)
verslonden geld. Meer en meer drong een eigen tehuis zich op !
03.10.1836: De vernieuwing van het stadsbestuur werd door nagenoeg het hele
stadspersoneel gretig aangegrepen om de sluimerende grieven van de jaarwedden
nog eens op tafel te werpen.
Hoe dan ook de weddeaanpassingen kwamen er !
Jaarwedde (1834) | Jaarwedde (1.01.1837) | |||
Ferdinand de Heuvel "lste commies" |
570 fr. | 700 fr. | ||
Disiré Vermeersch "2de commies" |
315 fr. | 500 fr. | ||
Pieter de Raedt "2de commies" |
315 fr. | 500 fr. | ||
Jan Baptist Pynaert veldwachter |
370,37 fr. | 420 fr. | ||
Jan Baptist van Hecke veldwachter |
370,37 fr. | 420 fr. | ||
Ferdinand de Hulsters agent van politie |
370,37 fr. | 420 fr. | ||
Karel Vincent van Hoorebeke politiekommissaris |
800 fr. |
800 fr. + 100 fr. premie |
Aan de drie bedienden werd een weddeverhoging toegekend op voorwaarde dat ze
indien nodig, bij de herstrukturering van het Bureel van Weldadigheid, het
schrijfwerk op zich zouden nemen zonder enige bijkomende vergoeding.
Het politiekorps kreeg de aanpassing naar analogie van andere gemeenten waar de
wedden ook tussen de 400 en 425 frank lagen. Politiekommissaris Karel Vincent
van Hoorebeke, spande de kroon. Met zijn toch niet onaardige wedde luidde hij
desondanks de noodklok: "waerbij hij te kennen geeft de onmogelijkheid waerin
hij is, om zijn bestaen te vinden in het tractement welke hem van stadswege wordt
toegestaen...". Vroeg net als zijn voorganger Vrombaut ooit deed een
extra toelage van 100 frank.
De jaarwedde van de stadsontvanger bleef gehandhaafd op basis van het K.B. van
26 augustus 1824, t.t.z. 4% op de eerste 10.000 gulden of 21.164 frank en 1% op
de resterende meerontvangst.
19.10.1836: Door het verminderde gevaar van een nieuw Noord-Zuid treffen werd de
paraatheid van de burgerwacht zienderogen aangetast.
Waarschijnlijk was dit verschijnsel ook opgemerkt door burgemeester Stroo die er
bij de opperleiding op aandrong vaker schouwing te houden !
19.10.1836: In de loop van het jaar zouden de bestratingswerken van het
"Krommewalstraetjen" verder gezet worden.
Een aktie die in 1831 reeds op touw was gezet om enerzijds de openbare
gezondheid te bevorderen en anderzijds om de stijgende werkloosheid tegen te
gaan.
De kosten werden geraamd op 408,16 frank.
02.11.1836: Voorstel van raadslid Dhuyvetter om stappen te ondernemen teneinde
te Eeklo weer een rechtbank van 1ste aanleg te krijgen door eventuele
uitbreiding met de kantons Zomergem en Waarschoot. Op 21 december werd besloten
een gelijkaardig verzoek over te maken aan de Minister van Justitie.
02.11.1836: De gemeenteraad diende het verzoek te behandelen om op stadskosten
de 14-jarige Marie Constenoble, dochter van Joannes en Isabelle Diericx te laten
verzorgen. Het kind scheen aangetast door een oogziekte die haar nu reeds deels
het gezicht ontnam. De heer "Medicina doctor Van Hecke" heeft zich bereid
verklaard de genezing te betrachten tegen een vergoeding van 1 frank daags.
De dokter kreeg een proefperiode van één maand, daarna zou de raad, naar gelang
van de kansen op genezing, een verdere behandeling aanbevelen.
Op 21 december betaalde men dr. Van Hecke 40 frank. Over de gezondheidstoestand
van het kind vernemen we verder niets.
02.11.1836: In het armbestuur diende Karel de Vlieger vervangen te worden na het
beëindigen van zijn vijfjarig mandaat. Na stemming bleek het uittredend lid weer
de volstrekte meerderheid te hebben waardoor hij een nieuwe ambtsperiode
aangeboden kreeg.
02.11.1836: Ingevolge de bestuurswisseling waren binnen de talrijke kommissies
plaatsen vacant geworden. Om de goede werking van de onderscheiden organen niet
te ontwrichten ging men vrij snel over tot nieuwe benoemingen.
- | In de Kantonale Raad, waar naast de burgemeester nog twee raadsleden dienden te zetelen, treffen we nu Ange Dauwe en Bernard Dominique van Hoorebeke aan. |
- | De brandweerkommissie bestond voortaan uit Charel Stroo, Bruno Martens, Joseph Dhuyvetter, Ange Dauwe, Bernard van Hoorebeke. |
02.11.1836: Sedert circa twee maand regende het klachten over nachtlawaai en
rustverstoring, mogelijks in verband met de aanstelling van Stroo als
burgemeester. De wantoestand moet bepaalde ingezetenen danig dwarsgezeten hebben
want weldra kwam via een Eeklose inspiratiebron van provinciale zijde kritiek op
de stadsveiligheid. Men vroeg een omslachtig rapport en of er reeds aan gedacht
was de plaatselijke burgerwacht in te zetten voor de bestrijding van deze plaag.
21.12.1836: De openbare aanbesteding voor het onderhoud van de straatlantarens
werd toegekend aan Jan van Veerdegem, dagloner, voor 1.070 frank. Als borg
tekende winkelier Benedictus Goethals.
21.12.1836: Schril aftekenend tegen onze huidige keiharde zakenwereld
illustreert volgend gebeuren het begrip, de goedhartigheid en het wederzijds
vertrouwen van de 19de eeuwse mens.
Bij de verpachting van de stadsrechten had Jan vande Genachte herbergier, voor
2.205 frank het recht van de boter, eieren, wild, kippen, en garenmarkt
verworven.
Kort daarop verklaarde Jan evenwel dat hij de voorwaarde verkeerd
geïnterpreteerd had. Aanvankelijk dacht hij dat het recht mocht geind worden op
elke pak garen dat hier verhandeld werd !
Nu bleek dat het niet per pak maar per koop gold. Een dergelijke fout betekende
voor Jan een regelrechte financiële strop.
De Raad die de vergissing van de man wel inzag was zelfs van mening dat hij nooit zijn
pachtsom zou rekupereren. Derhalve stelde men voor het recht op 29 december
opnieuw te verpachten. Ditmaal was het Bernard Cornelis Robert die het hoogste
bod stelde. Voor 1.810 frank werd hij de nieuwe pachter. Zeer zeker was
Vande Genachte die dag een gelukkig man... van begrip gesproken !
21.12.1836: In de raadsvergadering werd het nieuw huishoudelijk reglement voor
het Bureel van Weldadigheid in lezing genomen.
Bij eventuele goedkeuring zou het reeds vanaf 1 januari 1837 van toepassing
worden. Na enkele kleine wijzigingen kreeg het in diezelfde vergadering nog
de zegen mee.
Daar de inhoud ons niet alleen een beeld schetst van de werking van het Bureel van
Weldadigheid maar tevens de zorg, de bekommernis en de inzet van het arm- en
stadsbestuur illustreert tegenover de minstbedeelden, voor zover die ook in
praktijk werden omgezet, hebben we eraan gehouden, zelfs op gevaar een ietwat
langdradige opsomming
te geven, naast een korte samenvatting het reglement integraal weer te geven.
- | het bureel vergadert op woens- en zaterdag telkens vanaf 8 uur onder het voorzitterschap van de burgemeester of een vervangend schepen, |
- | elke beslissing dient genomen bij een meerderheid van aanwezige leden. In geval van staking is de stem van de voorzitter beslissend. Enkel zeer uitzonderlijk zal door een minderheid van leden een voorlopige beslissing kunnen getroffen worden, die nadien moet bekrachtigd of verworpen worden volgens de gangbare normen, |
- | uiteraard wordt van elke zitting een verslag gemaakt en door de leden ondertekend, |
- | volgens beurtrol vervullen alle leden gedurende een maand aktieve dienst. Ze moeten instaan voor een strikte uitvoering van de genomen beslissingen, distributie aan de armen en het inzamelen van giften, |
- | de zieken zal hij nauwgezet volgen en toezien of de heelmeester of vroedvrouw ze met de nodige zorg behandelt, |
- | elke behoeftige, van waar ook afkomstig, zal na het vervullen van de administratieve formaliteiten onderstand genieten. Nadien zal aan de gemeente van afkomst de rekening overgemaakt worden. |
- | alle verzoeken uitgaande van de behoeftigen zullen in vergadering plaatsvinden. In geen geval mogen de armmeesters thuisbezoek ontvangen, tenzij in zeer uitzonderlijke gevallen, |
- | de betalingen geschieden uitsluitend via de ontvanger op ordonnantie van het bestuur. Enkel het geld dat aan de armen thuisbezorgd wordt krijgen de armmeesters in handen, |
- | als algemene stelregel geldt dat de armmeesters "zullen de behoeftigen altijd met zachtheid bejegenen". |
REGLEMENT VAN HET INWENDIG BESTUUR VAN HET
BUREEL VAN WELDADIGHEID DER STAD EEKLO
1. De leden van het bureel van weldadigheid vergaderen bepaeldelijk
twee maal in iedere week, dat is: des Woensdags en des Zaterdags telkens van ten achte
uren des morgens.
Eene dier zitting is bijzonderlijk bestemd tot aenhoren van zoodanige verzoeken
als de armen of andere personen verlangen mogten te doen.
2. De Burgemeester of de hem vervangende Schepen, wanneer hij zulks raedzaem
oordeelt woont de vergaderingen bij en in dat geval zit hij in de zelve voor;
bij zijne afwezigheid wordt het voorzitterschap door den oudsten der in rang
zijnde leden waergenomen.
3. Het bestuer kan niet beraedslagen ten zij de meerderheid zijner leden
tegenwoordig is. Alle resolutien worden genomen bij meerderheid van stemmen,
en wanneer de vergadering den Burgemeester of een der Schepenen wordt voorgezeten,
zal hij, ingeval van staking, eene beslissende stem hebben.
4. Indien bij eene gewone vergadering de meerderheid der leden niet tegenwoordig
ware, zullen de presente leden, in dringende noodzakelijkheid provisioneel
kunnen besluiten, de resolutien in zoodanig geval genomen, zullen, wanneer de
zelve bij eene latere en talrijker vergadering niet mogten bekragtigd worden,
ophouden hare verdere uitvoering te ontvangen.
5. Van de verhandelingen in elke zitting wordt een proces verbael opgemaekt het
welk in eendaer toe bestemd Register ingeschreven en door al de present zijnde
leden zal
onderteekend worden. Des noods zal een der Commiesen der Secretary door
het Collegie van Burgemeester en Schepenen worden aengesteld om de vergadering
van het bureel van weldadigheid bij te wonen en de nodige schrifturen te houden.
6. Elk een der leden zal volgens toerbeurt, gedurende eene maend belast zijn met
de uitvoering van de genomen resolutien, het doen der noodige bedeelingen, en
andere werkzaamheden betrekkelijk het bestuer, zoo mede met het inzamelen van
aelmoesen en giften welker opbrengst in de kas vanden ontvanger zal moeten
overgestort worden.
7. De dienstdoende armmeester zal zich nauwkeuriglijk moeten gedragen in het
verleenen van onderstand naer het gene deswege door het bestuer zal bepaeld
wezen, en geene andere bedeelingen mogen doen dan volgens de lijsten welke te
dien einde in elke vergadering zullen vastgesteld worden. In buitengewone
gevallen van ziektes of andersints, zal hij echter op eigen gezag zoodanigen
onderstand mogen doen als de toestand der armen zal vorderen doch zal daer van
verslag moeten doen in de eerstkomende vergadering van het bestuer, het welk de
bedeeling als dan finael regelt of deswege al zulke beslissing neemt als het zal
gevonden worden noodzakelijk te zijn.
8. De dienstdoende armmeester zal een bijzonder toezigt houden omtrent de
behoeftige zieken en de hand houden op dat de zelve door den geneesheer of den
heelmeester met de noodige zorg behandeld worden.
9. Wanneer zich een behoeftige aenbiedt om in den publieken onderstand te deelen
zal het bestuer of de dienstdoende armmeester omtrent den toestand van
zoodanigen persoon een nauwkeurig onderzoek doen en alle mogelijke inlichtingen
inzamelen om zich wel te verzekeren in welke plaets hij zijn onderstands
domicilie heeft. Indien hij het te Eecloo niet mogt hebben zal daerom niet
te min aen dien behoeftigen den noodige hulp worden verstrekt ten laste van die
gemeente alwaer hij later zal gevonden worden te behooren.
In zulk geval zal er goede aenteekening van de uitgereikte bedeeling moeten
gehouden worden, en zal onverwijld daer van overeenkomstig de bepalingen van het
besluit van den 2 July 1826 n° 132, moeten kennis gegeven worden aen het bestuer
der gemeente welke men vermoedt het onderstands domicielie uit te maken.
10. De behoeftigen en al de leden van hun huisgezin welke tot de bedeeling van
den armen worden toegelaten zullen dadelijk ingeschreven worden in een daer toe
bestemd register het welk de nagemelde aenduidingen zal moeten bevatten, te
weten:
1. volgnommer 2. namen en voornamen 3. of zij gehuwd ongehuwd weduwnaar of weduwe zijn 4. geboorteplaets 5. datum van geboorte 6. woonplaats 7. datum op welke zij te Eecloo zijn komen wonen 8. vermoedelijke redenen hunner aermoede 9. datum op welke zij tot de bedeeling toegelaten zijn 10. datum op welke zij van de bedeelingslijst afgeschreven zijn 11. opgekomen veranderingen 12. aenmerkingen |
Al de opkomende veranderingen in het getal of den toestand
der bedeeld wordende armen, zullen op dat register, met zorg en nauwkeurigheid
moeten aengeteeckend worden, zoodanig dat het armbestuer altijd in staet zij
deswege alle voldoende inlichtingen te geven die door de regering of de hooge
administratie zouden kunnen gevraegd worden.
11. De behoeftigen welke verlangen eenige verzoeken te doen of eenige bezwaren
in te dienen hebben, zullen zich behooren te wenden tot het armbestuer in des
zelfs gewone vergaderingen; dien ten gevolge zullen geene der leden afzonderlijk
ten hunnen huize aen die behoeftigen altijd met zachtheid bejegenen en zich ook
onthouden de de zelve tot het indienen hunner bezwaren tot de regering te
verzenden. Wanneer de beslissing van het stadsbestuer noodzakelijk mogte
geoordeeld worden, zal het armbestuer of een zijner leden deswege rapport
doen.
12. Al de uitgaven voor den dienst der armen te doen zullen door den ontvanger
betaeld worden op ordonnantien door het bestuer af te leveren. De zelve zullen
moeten gestaefd zijn door de vereischte bijlagen en ten minstens door drij leden
van het bestuer moeten onderteekend worden.
13. Uit de fondsen op den begrootingstaete toegestaen voor uitdeelingen van geld
ten huize enz., zal aen den dienstdoenden aermeester ter beschikking gesteld
worden, het gene voor den dienst gedurende de maend vennoedelijk zal
noodzakelijk wezen; ten gevolge van dien zal hij geene goegenaemde bedeelingen
mogen betalen uit de opbrengst der aelmoesen maer zal het bedrag van de door hem
ingezamelde gelden geregeld twee malen in de maend aen den ontvanger moeten
overstorten en daer van in de naeste vergadering van het bestuer kennis geven.
14. De schikkingen van het tegenwoordig Reglement zullen met den 1en Janury 1837
ten uitvoer worden gelegd, en zullen in het vervolg zoodanige wijzigingen of
veranderingen kunnen ondergaen als door de ondervinding zal aengetoond worden
noodzakelijk of nuttig te zijn.
Aldus vastgesteld in zitting van den Stedelijken raed van den 21 December 1836.
Ter ordonnantie De Secretaris (ondt. Rodrigas P.) |
De Burgemeester President (ondt. Stroo) |
24.12.1836: Op het stadhuis ontving men de doodsakte van een zekere "Jonnies
Gabriel" fusilier van het 50e infanterie regiment, geboortig van "Escio"
(wat Eeklo zou moeten zijn !), gelegen in het Scheldedepartement. Gabriel
was overleden te Maagdenburg op 28 augustus 1813.
Besloten werd, een onderzoek in te stellen of de persoon in kwestie hier ooit wel heeft
gewoond ?
31.12.1836: Het armbestuur vroeg toelating om de beschikbare gelden van afgeloste renten,
zijnde 7.102,82 frank in afwachting van het gebruik voor het op te richten Gesticht van
Liefdadigheid te mogen beleggen. De stedelijke raad eveneens van mening "dat
de oprigting van een zoodanig gesticht niet zoo dadelijk kan geschieden uit hoofde vande
te vervullen administrative formaliteiten" pleitte ook om de beschikbare fondsen op
korte termijn te besteden. De "Spaerbank van de Algemeene Maetschappij ter
Begunstiging van de Volksvlyt" leek hen het best geschikt. Het verzoek zou aan
de Bestendige Deputatie van Oost-Vlaanderen overgemaakt worden.
1836: In de loop van 1836 openden 12 nieuwe herbergen hun deuren.
— | Pieter van Acker, brouwersknecht, "den Brouwersknegt" in de Korte Moeie. |
— | Adolph De Smet, winkelier werd tapper in de "Leopold", gelegen aan de oostzijde van de Boelare. |
— | Augustin Verhé, werkman opende "het goedkoop leven" in de Prinsenhofstraat. |
— | Jan Francien vande Wiele, wou zijn nieuwe herberg gelegen in de Zandstraat "de Draeibrugge" noemen. |
— | in de Kerkstraat ging Joannes Bultynck in "den Biekorf" achter de tapkast staan. |
— | de weduwe van Theodore Durieux opende op het Oude Kerkhof "het princenhof". |
— | in "De Buytenlust" op Blommekens tapte nu Charles Francies Bassier. |
— | café "Bacchus" in het Vrouwenstraatje werd uitgebaat door Joannes de Vroe. |
— | de herberg van de weduwe Ruremonde in de Paterstraat werd overgenomen door Hyppolite Beelaert en kreeg de naam van "Sinte Crispijn". |
— | in de Molenstraat opende Antone de Cock "de Beestenmerkt". |
— | terwijl in de Teirlinckstraat slager Carolus Reedkete "het verksken" en een weinig verder Francies Colombien "het haentje" opende. |
Ingevolge de gemeenteverkiezingen van 1836 kregen we een drastische wijziging in
de samenstelling van het schepencollege en de stedelijke raad.
Op 27 augustus zetelde het oud college voor de laatste maal. In de loop van het
eerste halfjaar vergaderden ze 70 maal. Dhuyvetter (67), Martens (70), Aernaut
(68) en secretaris Rodrigos (70).
Het vernieuwd team bestaande uit burgemeester Stroo en de twee schepenen Martens
en Vermast kwamen vanaf 31 augustus nog 38 keer samen. Het drietal was in
volgorde respektievelijk 38, 38 en 36 maal aanwezig.
Ook hier miste secretaris Rodrigos geen enkele zitting. De stedelijke raad zat
in 1836 slechts 22 maal rond de tafel. De oude raad zetelde 9 keer, waarvan
Dhuyvetter (8), Martens (9), Aernaut (9), Vermast (9), Sierens (8), De Clercq
(9), Van Daele (6), Roegiers (6), Remery (9), Van Wassenhove (8) en secretaris
Rodrigos (9). De vernieuwde gemeenteraad: Stroo (13), Martens (13), Vermast
(12), Dhuyvetter (12), Dauwe (12), Huysman (6), Van de Poele (5), Bovyn (11),
Van Hoorebeke (12), Van Han (10) en Rodrigos (13).
(vervolgt) | Erik de Smet. |
Chronologie van Eeklose gebeurtenissen
1 -
2 -
3 -
4 -
5 -
6 -
7 -
8 -
9 -
10 -
11 -
12 -
13 -
14 -
15 -
16
Vorig artikel: Fototentoonstelling, Heemschut Ons Meetjesland |
Inhoud van 1982, jaargang 15 |
Volgend, een foto: Kruis: Vrekkem, Ursel |
Inhoudstafels |
1968 -
1969 -
1970 -
1971 -
1972 -
1973 -
1974 -
1975 -
1976 -
1977 1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986 |
Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!
MijnPlatteLand.com
Meest recente bijwerking : 21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024